Gemeenteblad van Wassenaar
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Wassenaar | Gemeenteblad 2016, 188602 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Wassenaar | Gemeenteblad 2016, 188602 | Verordeningen |
Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Wassenaar 2017
Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Wassenaar;
overwegende dat het de bevoegdheid heeft om regels te stellen omtrent de te verstrekken maatwerkvoorziening, het persoonsgebonden budget en financiële tegemoetkoming meerkosten, in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015);
gelet op de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, het Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning 2015 (Algemene Maatregel van Bestuur), de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 en de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Wassenaar 2015;
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen
In dit Besluit wordt verstaan onder:
de normen genoemd in hoofdstuk 3 van de Participatiewet met uitzondering van de kostendelersnorm als bedoeld in artikel 22a van die wet;
het bruto gezamenlijk inkomen als bedoeld in artikel 32 Participatiewet waarover de persoon en zijn eventuele echtgenoot beschikken of redelijkerwijs kunnen beschikken;
h. professionele zorgverlener:
een beroepskracht of aanbieder die is ingeschreven in het handelsregister als zijnde verlener van maatschappelijke ondersteuning en beschikt over een zogenaamde BIG-registratie voor zover dit voor het verlenen van de betreffende ondersteuning relevant is en géén persoon uit het sociale netwerk van de cliënt is;
Alle begrippen die in dit Besluit worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet, de Verordening, het Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning 2015, de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 en de Algemene Wet bestuursrecht (Awb).
HOOFDSTUK 2 PERSOONSGEBONDEN BUDGET
Artikel 2.2 Algemene bepalingen bij persoonsgebonden budget
Het persoonsgebonden budget wordt geacht in ieder geval toereikend te zijn voor zover van toepassing met de economische levensduur die geldt voor de met het persoonsgebonden budget aan te schaffen dan wel in te kopen maatwerkvoorziening en wordt gesteld op 7 jaar. De budgethouder wordt geacht gedurende deze periode te kunnen gebruikmaken van een maatwerkvoorziening. Is een hulpmiddel afgeschreven dan ontstaat niet automatisch het recht op een nieuw of gebruikt hulpmiddel. Zolang het verstrekte hulpmiddel of het via een persoonsgebonden budget aangeschafte hulpmiddel technisch nog voldoet, bestaat geen recht op vervanging van het hulpmiddel. Dit tenzij een medische noodzaak wordt aangetoond.
Artikel 2.3 Recht op persoonsgebonden budget
Onverminderd de voorwaarden en/of weigeringsgronden van artikel 2.3.6 van de wet bestaat er geen recht op een persoonsgebonden budget indien en zolang een risico bestaat dat executoriaal beslag kan worden gelegd op het persoonsgebonden budget.
De budgethouder dient het persoonsgebonden budget naar rato terug te betalen of de gemeente te verzoeken de voorziening over te nemen als het recht op een persoonsgebonden budget wordt ingetrokken of beëindigd. Als de gemeente met de overname instemt, gaat het eigendom over naar de gemeente. De budgethouder ontvangt hiervoor geen vergoeding.
Artikel 2.4 Persoonsgebonden budget woningaanpassing
In afwijking van artikel 5.2 derde lid onder d van de Verordening dient het persoonsgebonden budget voor woningaanpassingen binnen 15 maanden na toekenning te zijn aangewend voor de bekostiging van het resultaat waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.
De cliënt aan wie een persoonsgebonden budget is verstrekt voor het realiseren van een woningaanpassing aan de eigen woning is verplicht zorg te dragen voor een opstalverzekering die in voldoende mate de te verzekeren waarde van de woning dan wel de getroffen woningaanpassing dekt voor het risico van schade.
Artikel 2.8 Persoonsgebonden budget en kwaliteit
Bij de verstrekking van een persoonsgebonden budget voor een hulpmiddel, een woningaanpassing of diensten dient te worden voldaan aan de door het College gestelde voorwaarden voor wat betreft de kwaliteit als bedoeld in de wet. Daaronder wordt in ieder geval verstaan dat de maatwerkvoorziening:
Indien het college op basis van het gesprek en het daarbij behorend opgestelde verslag tot het oordeel komt dat de cliënt als een zeer kwetsbaar persoon moet worden gezien, kunnen in aanvulling op het vorige lid, nadere aanvullende voorwaarden, waaronder een verklaring omtrent het gedrag, worden gesteld.
Artikel 2.9 Uitwerking begrip bemiddelingsbureaus
Onder (administratieve) bemiddelingsbureaus als bedoeld in artikel 5.1, lid 3 onder b van de Verordening worden ook tussenpersonen/belangenbehartigers verstaan.
Artikel 2.10 Hoogte persoonsgebonden budget diensten
Artikel 2.11 Hoogte persoonsgebonden budget deelnemen aan het maatschappelijke verkeer
De hoogte van het persoonsgebonden budget voor de cliënt die gebruik kan maken van het collectief georganiseerd regiotaxivervoer én die gebruik wil maken van een persoonsgebonden budget, bedraagt maximaal € 672,00 op jaarbasis. (Dit zijn de waardes van 384 zones met de regiotaxi minus een eigen aandeel in de kosten ter hoogte van de kosten van het reguliere openbaar vervoer). Het budgetplan bepaalt de precieze hoogte van het persoonsgebonden budget op grond van het aantal zones dat iemand maximaal nodig heeft om hem of haar te compenseren in de vervoersbehoefte.
De hoogte van de tegemoetkoming wordt gebaseerd op de vastgestelde noodzakelijke verplaatsingen binnen de leefomgeving en wordt jaarlijks in gelijke termijnen betaalbaar gesteld aan de aanvrager op basis van declaratie.Voor cliënten die géén gebruik van het collectief vervoer (regiotaxi) kunnen maken en gebruik moeten maken van individueel taxivervoer bedraagt het persoonsgebonden budget maximaal € 5.000,- per jaar en wordt vastgesteld op basis van een budgetplan voor pgb;
Voor cliënten die géén gebruik kunnen maken van het collectief vervoer en aangewezen zijn op een eigen auto, kunnen in aanmerking komen voor een aanpassing van de eigen auto. Er wordt beoordeeld of de aanpassing nog verantwoord is met het oog op de technische staat en de verwachte levensduur van de auto. Uitbetaling vindt plaats aan de aanvrager op basis van een door het college akkoord bevonden offerte of factuur.
Artikel 3.2. Periode waarover eigen bijdrage is verschuldigd
1. De periode waarover voor een hulpmiddel, woningaanpassingen, de tegemoetkoming voor verhuis- en/of inrichtingskosten en aanpassingen aan de eigen auto een eigen bijdrage is verschuldigd, is de periode totdat de kostprijs is betaald;
2. De periode waarover voor een voorziening in de vorm van een geleverde dienst een eigen bijdrage is verschuldigd, is de periode van gebruiksduur;
3. Wanneer de cliënt gebruik maakt van een hulpmiddel via zorg in natura en dit hulpmiddel wordt door de gemeente gehuurd, dan geldt de eigen bijdrage per vier weken op basis van het maandbedrag dat de gemeente betaalt aan de leverancier van het hulpmiddel, bijvoorbeeld een scootmobiel.
4. Voor dure woningaanpassingen van meer dan € 6.000,00 wordt de eigen bijdrage gebaseerd op een afschrijvingstermijn van 20 jaar.
HOOFDSTUK 4 BIJZONDERE BEPALINGEN
Artikel 4.1 Afschrijvingsperioden en de hoogte van de vergoeding
Onverminderd de toepassing van artikel 9.3 vierde lid onder f van de Verordening worden voor woonvoorzieningen op basis van de economische levensduur afschrijvingsperioden gehanteerd voor vervanging van de keuken en badkamer.
HOOFDSTUK 5 FINANCIELE TEGEMOETKOMING MEERKOSTEN
Artikel 5.1 Aanvraag financiële tegemoetkoming
Het College kan aan de persoon als bedoeld in artikel 12.1 eerste lid van de Verordening een financiële tegemoetkoming in de meerkosten op aanvraag verlenen. Onverminderd artikel 12.1 tweede lid van de verordening heeft de hoogte van de tegemoetkoming als bedoeld in artikel 12.1 eerste lid onder d van de verordening betrekking op:
het verschuldigde volledig verplicht eigen risico op grond van de Zorgverzekeringswet;
verschuldigde eigen bijdrage(n) op grond van de Regeling zorgverzekering, Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 of Wet langdurige zorg;
Artikel 5.2 Hoogte financiële tegemoetkoming
De hoogte van de tegemoetkoming als bedoeld artikel 12.1 tweede lid van de verordening en artikel 5.1 tweede lid van dit Besluit bedraagt:
Als bewijs van het inkomen is een inkomensverklaring (voorheen IB60-verklaring) over 2015 nodig. Deze kan aangevraagd worden via de BelastingTelefoon: 0800 0543. Tenzij de aanvrager middels bewijsstukken kan aantonen dat het jaarinkomen in betreffend jaar is gedaald onder het bruto gezinskomen zoals vermeld in lid a en lid b van dit artikel.
Artikel 5.3 Hoogte financiële tegemoetkoming in de meerkosten bij verhuis- en herinrichtingskosten
De verhuis- en herinrichtingskosten die het gevolg zijn van een verhuizing als bedoeld in artikel 9.4 eerste lid van de Verordening.
De hoogte van persoonsgebonden budget bedraagt maximaal voor:
de tegemoetkoming voor woningsanering betreft uitsluitend de kosten die noodzakelijk zijn voor vervanging van vloerbedekking en/of gordijnen in verband met cara of allergische aandoeningen, of vervanging van tapijt dat niet geschikt is voor rolstoelgebruik. De maximale vergoedingen worden gebaseerd op de in lid e genoemde bedragen en de in lid f vermelde afschrijvingspercentages.
voor vloerbedekking en raambedekking gelden de volgende normbedragen per m2 inclusief bijkomende kosten als egaliseren, leggen, ophangen etc.
Gordijnen per m2 raamoppervlak * € 22,00
Bij verhuizing kan er geen aanspraak worden gemaakt op een tegemoetkoming in de kosten van woningsanering of rolstoelvloerbedekking omdat deze kosten onderdeel uitmaken van de normale verhuiskosten. Immers bij verhuizing zal de woning opnieuw moeten worden ingericht en daarbij zal rekening moeten worden gehouden met de ondervonden beperkingen.
Artikel 5.4 Hoogte financiële tegemoetkoming in de meerkosten bij aanschaf van een sportvoorziening.
De aanschaf van een sportvoorziening bedraagt maximaal € 2.887,00 voor een periode van minimaal drie jaar, hiervan wordt ook het onderhoud betaald. Uitbetaling vindt plaats aan de aanvrager op basis van een door het college akkoord bevonden offerte of factuur.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2016-188602.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.