Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Voorschoten 2017

Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Voorschoten;

 

overwegende dat het de bevoegdheid heeft om regels te stellen omtrent de te verstrekken maatwerkvoorziening, het persoonsgebonden budget en financiële tegemoetkoming meerkosten, in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015);

 

gelet op de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, het Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning 2015 (Algemene Maatregel van Bestuur), de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 en de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Voorschoten 2015;

 

besluit:

 

vast te stellen het navolgende.

 

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Voorschoten 2017.

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    In dit Besluit wordt verstaan onder:

    a. Besluit:

    het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Voorschoten 2017;

    b. Verordening:

    de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Voorschoten 2015;

    c. Uitvoeringsbesluit:

    het Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning 2015 (Stb 2014, 420);

    d. Uitvoeringsregeling Wmo 2015

    Regeling, houdende regels voor de uitvoering van de Wmo 2015 (kenmerk 986156-152677-WJZ)

    e. Instandhoudingskosten:

    een door het College te bepalen bedrag dat bestemd is voor onderhoud, reparatie en verzekering verband houdend met de te verstrekken maatwerkvoorziening, vergelijkbaar met het niveau van zorg-in-natura;

    f. Bijstandsnorm:

    de normen genoemd in hoofdstuk 3 van de Participatiewet met uitzondering van de kostendelersnorm als bedoeld in artikel 22a van die wet;

    g. Jaarinkomen:

    het bruto gezamenlijk inkomen als bedoeld in artikel 32 Participatiewet waarover de persoon en zijn eventuele echtgenoot beschikken of redelijkerwijs kunnen beschikken;

    h . professionele zorgverlener:

    een beroepskracht of aanbieder die is ingeschreven in het handelsregister als zijnde verlener van maatschappelijke ondersteuning en beschikt over een zogenaamde BIG-registratie voor zover dit voor het verlenen van de betreffende ondersteuning relevant is en géén persoon uit het sociale netwerk van de cliënt is;

    i . niet-professionele zorgverlener:

    • (i)

      een ondersteuner of aanbieder die niet is ingeschreven in het handelsregister als zijnde verlener van maartschappelijke ondersteuning of niet in het bezit is van een zogenaamde BIG-registratie, tenzij dit voor het verlenen van de desbetreffende ondersteuning relevant is;

    • (ii)

      de ouder of familielid, zelfs als die/dat gediplomeerd is voor de zorg die wordt geleverd.

    j. De Wet

    De Wet maatschappelijke ondersteuning 2015

  • 2.

    Alle begrippen die in dit Besluit worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet, de Verordening, het Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning 2015, de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 en de Algemene Wet bestuursrecht (Awb).

 

HOOFDSTUK 2 PERSOONSGEBONDEN BUDGET

Artikel 2.1 Verstrekking op verzoek

  • 1.

    Verstrekking van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de cliënt. De verstrekking geldt voor de duur van de indicatie, tenzij sprake is van gewijzigde omstandigheden of gewijzigde te bereiken resultaten.

  • 2.

    De cliënt is verplicht desgevraagd inlichtingen te verstrekken over de met het persoonsgebonden budget aan te schaffen dan wel in te kopen maatwerkvoorziening. Daaronder worden ook de instandhoudingskosten gerekend.

Artikel 2.2 Algemene bepalingen bij persoonsgebonden budget

  • 1.

    Het persoonsgebonden budget wordt geacht in ieder geval toereikend te zijn voor zover van toepassing met de economische levensduur die geldt voor de met het persoonsgebonden budget aan te schaffen dan wel in te kopen maatwerkvoorziening en wordt gesteld op 7 jaar. De budgethouder wordt geacht gedurende deze periode te kunnen gebruikmaken van een maatwerkvoorziening. Is een hulpmiddel afgeschreven dan ontstaat niet automatisch het recht op een nieuw of gebruikt hulpmiddel. Zolang het verstrekte hulpmiddel of het via een persoonsgebonden budget aangeschafte hulpmiddel technisch nog voldoet, bestaat geen recht op vervanging van het hulpmiddel. Dit tenzij een medische noodzaak wordt aangetoond.

  • 2.

    Indien een cliënt die een persoonsgebonden budget voorziening heeft en hij de voorziening niet meer gebruikt in de gemeente Voorschoten, dient de cliënt of de nabestaande(n) binnen een redelijke termijn de restwaarde van de voorziening aan de gemeente terug te betalen.

  • 3.

    De restwaarde van de nieuwwaarde van de voorziening wordt berekend volgens onderstaande methodiek;

    0 - < 1 jaar: 70 %

    1 - < 2 jaar: 60 %

    2 - < 3 jaar: 45 %

    3 - < 4 jaar: 35 %

    4 - < 5 jaar: 25 %

    5 - < 6 jaar: 15 %

    6 - < 7 jaar: 5 %

  • 4.

    Indien met het persoonsgebonden budget een maatwerkvoorziening tweedehands wordt aangeschaft, dan wordt de resterende afschrijvingstermijn gehanteerd.

Artikel 2.3 Recht op persoonsgebonden budget

  • 1.

    Onverminderd de voorwaarden en/of weigeringsgronden van artikel 2.3.6 van de wet bestaat er geen recht op een persoonsgebonden budget indien en zolang een risico bestaat dat executoriaal beslag kan worden gelegd op het persoonsgebonden budget.

  • 2.

    De budgethouder dient het persoonsgebonden budget naar rato terug te betalen of de gemeente te verzoeken de voorziening over te nemen als het recht op een persoonsgebonden budget wordt ingetrokken of beëindigd. Als de gemeente met de overname instemt, gaat het eigendom over naar de gemeente. De budgethouder ontvangt hiervoor geen vergoeding.

Artikel 2.4 Persoonsgebonden budget woningaanpassing

  • 1.

    Bij de verlening van een persoonsgebonden budget voor het realiseren van een woningaanpassing dient binnen 6 maanden na het toekenningsbesluit met de werkzaamheden te worden begonnen.

  • 2.

    In afwijking van artikel 5.2 derde lid onder d van de Verordening dient het persoonsgebonden budget voor woningaanpassingen binnen 15 maanden na toekenning te zijn aangewend voor de bekostiging van het resultaat waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 3.

    Voor de verstrekking van een persoonsgebonden budget voor een woningaanpassing gelden de volgende voorwaarden:

    • a.

      met de werkzaamheden waarop de maatwerkvoorziening betrekking heeft, mag geen aanvang worden gemaakt voordat het College positief heeft beslist op de aanvraag;

    • b.

      het College heeft desgevraagd op één of meer door het College te bepalen tijdstippen toegang tot de woning of het gedeelte van de woning waar de aanpassing wordt aangebracht;

    • c.

      de cliënt verstrekt desgevraagd inzage in de documenten en tekeningen die betrekking hebben op de woningaanpassing;

    • d.

      aan het College wordt desgevraagd de gelegenheid geboden tot het controleren van de woningaanpassing.

  • 4.

    Onmiddellijk na de voltooiing van de aanpassingswerkzaamheden, doch uiterlijk binnen 15 maanden na het besluit tot toekenning, verklaart de cliënt schriftelijk aan het College dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid.

  • 5.

    De gereedmelding, bedoeld in het vorige lid, is voorzien van een verklaring waaruit blijkt dat bij het treffen van de maatwerkvoorziening is voldaan aan de voorwaarden waaronder het persoonsgebonden budget is toegekend.

  • 6.

    De cliënt aan wie een persoonsgebonden budget is verstrekt voor het realiseren van een woningaanpassing aan de eigen woning is verplicht zorg te dragen voor een opstalverzekering die in voldoende mate de te verzekeren waarde van de woning dan wel de getroffen woningaanpassing dekt voor het risico van schade.

Artikel 2.5 Hoogte persoonsgebonden budget woningaanpassing

  • 1.

    De hoogte van het persoonsgebonden budget kan worden afgestemd op:

    • a.

      de aanneemsom (hierin begrepen de loon- en materiaalkosten) voor het treffen van de woningaanpassing, indien de woningaanpassing in zelfwerkzaamheid wordt getroffen vervallen de loonkosten;

    • b.

      het architectenhonorarium, indien dit noodzakelijk is, tot ten hoogste 10% van de aanneemsom met dien verstande dat dit niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald voor de leden van NLingenieurs en BNA in DNR 2011;

    • c.

      de kosten voor het toezicht op de uitvoering, indien dit noodzakelijk is, tot een maximum van 2% van de aanneemsom;

    • d.

      de leges voor de bouwvergunning, voor zover de bouwvergunning betrekking heeft op het treffen van de woningaanpassing;

    • e.

      de door College schriftelijk goedgekeurde kostenverhoging, die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet voorzien hadden kunnen zijn.

Artikel 2.6 Persoonsgebonden budget hulpmiddel

  • 1.

    Bij de verstrekking van een persoonsgebonden budget voor een hulpmiddel kunnen, voor zover van toepassing in de individuele situatie, de volgende voorwaarden worden opgelegd:

    • a.

      de cliënt dient een maatwerkvoorziening van goede kwaliteit aan te schaffen, volgens de door het College daaraan gesteld eisen;

    • b.

      de cliënt dient een onderhoudscontract af te sluiten met een leverancier, waarin tenminste zijn opgenomen de kosten van reparaties (inclusief onderdelen, voorrijkosten en arbeidsloon), 24-uur service, recht op gebruik van leenvoorziening, jaarlijks onderhoud en keuring en verplichte verzekeringen.

  • 2.

    De cliënt dient het College desgevraagd in de gelegenheid te stellen de met het persoonsgebonden budget aangeschafte maatwerkvoorziening te bezichtigen en te laten beoordelen

Artikel 2.7 Hoogte persoonsgebonden budget hulpmiddel

De hoogte van het persoonsgebonden budget wordt afgestemd op:

  • a.

    de tarieven die het college betaalt aan aanbieders waarmee een contract is gesloten voor de aanschaf hulpmiddelen;

  • b.

    indien het hulpmiddel duurder is dan de hoogte van het persoonsgebonden budget, dan betaalt de cliënt de meerkosten zelf;

  • c.

    het tarief is een all-in tarief waarin alle kostencomponenten zijn verdisconteerd.

Artikel 2.8 Persoonsgebonden budget en kwaliteit

  • 1.

    Bij de verstrekking van een persoonsgebonden budget voor een hulpmiddel, een woningaanpassing of diensten dient te worden voldaan aan de door het College gestelde voorwaarden voor wat betreft de kwaliteit als bedoeld in de wet. Daaronder wordt in ieder geval verstaan dat de maatwerkvoorziening:

    • a.

      als veilig, doeltreffend en cliëntgericht kan worden aangemerkt;

    • b.

      wordt afgestemd op de individuele situatie van de cliënt;

    • c.

      wordt verstrekt in overeenstemming met de professionele standaard;

    • d.

      wordt verstrekt met respect voor en met inachtneming van de rechten van de cliënt.

  • 2.

    Indien het college op basis van het gesprek en het daarbij behorend opgestelde verslag tot het oordeel komt dat de cliënt als een zeer kwetsbaar persoon moet worden gezien, kunnen in aanvulling op het vorige lid, nadere aanvullende voorwaarden, waaronder een verklaring omtrent het gedrag, worden gesteld.

Artikel 2.9 Uitwerking begrip bemiddelingsbureaus

Onder (administratieve) bemiddelingsbureaus als bedoeld in artikel 5.1, lid 3 onder b van de Verordening worden ook tussenpersonen/belangenbehartigers verstaan.

Artikel 2.10 Hoogte persoonsgebonden budget diensten

  • 1.

    De hoogte van het persoonsgebonden budget voor diensten is een afgeleide van het tarief dat het college betaalt aan aanbieders waarmee een contract is gesloten voor deze diensten en is verder afhankelijk van:

    • a.

      de mate van de beperkingen die de cliënt ondervindt in zijn zelfredzaamheid en participatie;

    • b.

      het te bereiken resultaat zoals de cliënt en de aanbieder zijn overeengekomen.

  • 2.

    Het tarief is een all-intarief waarin alle kostencomponenten zijn verdisconteerd.

  • 3.

    De hoogte van het persoonsgebonden budget voor diensten welke door de cliënt mag worden besteed aan een professional bedraagt voor:

    a.

    begeleiding individueel (basis of gespecialiseerd, inclusief aanvullende zelfzorg)

    € 35,--/uur;

    b.

    kortdurend verblijf inclusief ondersteuning

    € 96-/etmaal;

    c.

    begeleiding groep (specialistisch)

    € 43,-/dagdeel;

     

    begeleiding groep (basis)

    € 29,-/dagdeel;

    d.

    vervoer van en naar begeleiding groep per dag

    € 8,-- zonder rolstoel en € 17,- met rolstoel;

    e.

    huishoudelijke ondersteuning per periode van vier weken

    maximaal € 233,50.

  • 4.

    De hoogte van het persoonsgebonden budget voor diensten welke door de cliënt mag worden besteed aan een persoon die niet als professionele zorgverlener wordt aangemerkt bedraagt voor:

    a.

    begeleiding individueel (basis of gespecialiseerd, inclusief aanvullende zelfzorg)

    € 20,-/uur;

    b.

    kortdurend verblijf inclusief ondersteuning

    € 30,-/etmaal;

    c.

    begeleiding groep

    € 20,-/dagdeel;

    d.

    vervoer van en naar begeleiding groep per dag

    € 6,-- zonder rolstoel en € 11,- met rolstoel;

    e.

    huishoudelijke ondersteuning per periode van vier weken

    maximaal € 136,00.

  • 5.

    Indien de zorg in natura in klassen wordt toegekend dan wordt het persoonsgebonden budget gebaseerd op het gemiddeld aantal uren van deze klassen.

Artikel 2.11 Hoogte persoonsgebonden budget deelnemen aan het maatschappelijke verkeer

  • 1.

    De hoogte van het persoonsgebonden budget voor de cliënt die gebruik kan maken van het collectief georganiseerd regiotaxivervoer én die gebruik wil maken van een persoonsgebonden budget, bedraagt maximaal € 756,48 op jaarbasis voor een inwoner die jonger is dan 65 jaar en maximaal op jaarbasis € 852,48 voor een inwoner van 65 jaar en ouder. (Dit zijn de waardes van 384 zones met de regiotaxi minus een eigen aandeel in de kosten ter hoogte van de kosten van het reguliere openbaar vervoer). Het budgetplan bepaalt de precieze hoogte van het persoonsgebonden budget op grond van het aantal zones dat iemand maximaal nodig heeft om hem of haar te compenseren in de vervoersbehoefte.

  • 2.

    Uitzonderingen bij verstrekken van een persoonsgebonden budget voor collectief vervoer lid 1:

    • a.

      Cliënten die naast collectief vervoer ook een hulpmiddel ten behoeve van het verplaatsen in de nabije omgeving in gebruik hebben, ontvangen 50% van het in lid 1 genoemde bedrag.

    • b.

      Voor zover echtgenoten beiden in aanmerking komen voor het persoonsgebonden budget en de vervoersbehoefte vrijwel geheel samenvalt, wordt het persoonsgebonden budget als bedoeld in lid 1 beperkt tot ieder 750 km.

    • c.

      Voor zover echtgenoten beiden in aanmerking komen voor een persoonsgebonden budget en de vervoersbehoefte gedeeltelijk samenvalt, zal nader worden bepaald welk deel samenvalt en welk deel voor een persoonsgebonden budget ieder in aanmerking kan komen.

    • d.

      De hoogte van de tegemoetkoming wordt gebaseerd op de vastgestelde noodzakelijke verplaatsingen binnen de leefomgeving en wordt jaarlijks in gelijke termijnen betaalbaar gesteld aan de aanvrager op basis van declaratie.

  • 3.

    Voor cliënten die géén gebruik van het collectief vervoer (regiotaxi) kunnen maken en gebruik moeten maken van individueel taxivervoer bedraagt het persoonsgebonden budget maximaal € 5.000,- per jaar en wordt vastgesteld op basis van een budgetplan voor pgb;

  • 4.

    Voor cliënten die afhankelijk zijn van een individuele rolstoeltaxi bedraagt het persoonsgebonden budget maximaal € 6.000,00 per jaar en wordt vastgesteld op basis van een budgetplan voor pgb;

  • 5.

    Voor cliënten die géén gebruik kunnen maken van het collectief vervoer en aangewezen zijn op een eigen auto, kunnen in aanmerking komen voor een aanpassing van de eigen auto. Er wordt beoordeeld of de aanpassing nog verantwoord is met het oog op de technische staat en de verwachte levensduur van de auto. Uitbetaling vindt plaats aan de aanvrager op basis van een door het college akkoord bevonden offerte of factuur;

 

HOOFDSTUK 3 EIGEN BIJDRAGE

Artikel 3.1 Verschuldigde eigen bijdrage in de kosten van een maatwerkvoorziening

  • 1.

    De bijdrage in de kosten is verschuldigd met inachtneming van de regels waaronder het bijdrageplichtig inkomen als bedoeld in hoofdstuk 3 van het Uitvoeringsbesluit.

  • 2.

    De bijdrage in de kosten bedraagt niet meer dan de kostprijs van de maatwerkvoorziening.

  • 3.

    Onder de kostprijs van de maatwerkvoorziening is inbegrepen een door het College te bepalen bedrag voor instandhoudingskosten die aan de maatwerkvoorziening zijn verbonden.

  • 4.

    De bijdrage in de kosten is gelijk aan de maximale bedragen zoals opgenomen in het Uitvoeringsbesluit en volgen telkens de aanpassingen door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

  • 5.

    De cliënt is geen bijdrage in de kosten verschuldigd:

    • a.

      rolstoel;

    • b.

      financiële tegemoetkoming meerkosten.

    • c.

      wanneer de hulpmiddelen zijn bedoeld voor een persoon die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt, met als uitzondering hierop de woningaanpassingen;

    • d.

      een voorziening in gemeenschappelijke ruimtes van wooncomplexen.

Artikel 3.2. Periode waarover eigen bijdrage is verschuldigd

  • 1.

    De periode waarover voor een hulpmiddel, woningaanpassingen, de tegemoetkoming voor verhuis- en/of inrichtingskosten en aanpassingen aan de eigen auto een eigen bijdrage is verschuldigd, is de periode totdat de kostprijs is betaald.

  • 2.

    De periode waarover voor een voorziening in de vorm van een geleverde dienst een eigen bijdrage is verschuldigd, is de periode van gebruiksduur.

  • 3.

    Wanneer de cliënt gebruik maakt van een hulpmiddel via zorg in natura en dit hulpmiddel wordt door de gemeente gehuurd, dan geldt de eigen bijdrage per vier weken op basis van het maandbedrag dat de gemeente betaalt aan de leverancier van het hulpmiddel, bijvoorbeeld een scootmobiel.

  • 4.

    Voor dure woningaanpassingen van meer dan € 6.000,00 wordt de eigen bijdrage gebaseerd op een afschrijvingstermijn van 20 jaar.

Artikel 3.3 Verschuldigde bijdrage in de kosten algemene voorziening

  • 1.

    Het college int geen bijdrage voor algemene voorzieningen.

  • 2.

    De aanbieder van de algemene voorziening kan een bijdrage vragen in de kosten voor maaltijdvoorzieningen en de klussendienst. Deze mag niet hoger zijn de kostprijs.

 

HOOFDSTUK 4 BIJZONDERE BEPALINGEN

Artikel 4.1 Afschrijvingsperioden en de hoogte van de vergoeding

  • 1.

    Onverminderd de toepassing van artikel 9.3 vierde lid onder f van de Verordening worden voor woonvoorzieningen op basis van de economische levensduur afschrijvingsperioden gehanteerd voor vervanging van de keuken en badkamer.

  • 2.

    De hoogte van de vergoeding wordt volgens onderstaande methodiek berekend:

    0 - < 5 jaar: 100 %

    5 - < 10 jaar: 75 %

    10 - < 15 jaar: 50 %

    15 - < 20 jaar: 25 %

    >20 jaar: 0% (in verband met economische afschrijving)

Artikel 4.2 Nadere regels aanpassingskosten woonwagens en woonschepen

  • 1.

    Het College kan op aanvraag een persoonsgebonden budget toekennen voor de aanpassingskosten van een woonwagen of woonschip indien:

    • a.

      de technische levensduur van de woonwagen of het woonschip nog minimaal vijf jaar is;

    • b.

      de stand- en ligplaats niet binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt.

  • 2.

    Indien niet wordt voldaan aan de in het vorige lid onder a. of b. genoemde termijnen, kan het college toch besluiten een persoonsgebonden budget toe te kennen. De hoogte van het persoonsgebonden budget bedraagt niet meer dan € 6.000,00.

Artikel 4.3 Primaat verhuizen

Indien de kosten van de woningaanpassing meer dan € 6.000,00 bedragen, zal het college onderzoeken of het primaat van verhuizen kan worden toegepast

 

HOOFDSTUK 5 FINANCIELE TEGEMOETKOMING MEERKOSTEN

Artikel 5.1 Aanvraag financiële tegemoetkoming

  • 1.

    Het College kan aan de persoon als bedoeld in artikel 12.1 eerste lid van de Verordening een financiële tegemoetkoming in de meerkosten op aanvraag verlenen. Onverminderd artikel 12.1 tweede lid van de verordening heeft de hoogte van de tegemoetkoming als bedoeld in artikel 12.1 eerste lid onder d van de verordening betrekking op:

    • a.

      het verschuldigde volledig verplicht eigen risico op grond van de Zorgverzekeringswet;

    • b.

      verschuldigde eigen bijdrage(n) op grond van de Regeling zorgverzekering, Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 of Wet langdurige zorg;

  • 2.

    De aanvraag om een tegemoetkoming als bedoeld in het vorige lid kan worden ingediend in het laatste kwartaal van het kalenderjaar waarop de kosten betrekking hebben tot uiterlijk zes maanden na afloop van dat kalenderjaar.

Artikel 5.2 Hoogte financiële tegemoetkoming

  • 1.

    De hoogte van de tegemoetkoming als bedoeld artikel 12.1 tweede lid van de verordening en artikel 5.1 tweede lid van dit Besluit bedraagt:

    • a.

      (i) € 150,00 per kalenderjaar voor een alleenstaande met een bruto jaarinkomen tot € 24.000,00 als hij in dat jaar het volledig verplicht eigen risico heeft betaald voor de zorgkostenverzekering en de voor hem geldende maximale bijdrage voor een maatwerkvoorziening aan het CAK betaald;

    • b.

      (ii) € 150,00 per kalenderjaar per persoon van een meerpersoonshuishouden met een bruto gezinsinkomen tot € 34.000,00 als in dat jaar het volledige verplicht eigen risico is betaald voor de zorgverzekering en de voor hem geldende maximale bijdrage voor een maatwerkvoorziening aan het CAK betaald;

    • c.

      Als bewijs van het inkomen is een inkomensverklaring (voorheen IB60-verklaring) over 2015 nodig. Deze kan aangevraagd worden via de BelastingTelefoon: 0800 0543. Tenzij de aanvrager middels bewijsstukken kan aantonen dat het jaarinkomen in betreffend jaar is gedaald onder het bruto gezinskomen zoals vermeld in lid a en lid b van dit artikel.

Artikel 5.3 Hoogte financiële tegemoetkoming in de meerkosten bij verhuis- en herinrichtingskosten

  • 1.

    De verhuis- en herinrichtingskosten die het gevolg zijn van een verhuizing als bedoeld in artikel 9.4 eerste lid van de Verordening.

  • 2.

    De hoogte van persoonsgebonden budget bedraagt maximaal voor:

    • a.

      verhuizing en inrichting € 1.998,00 indien het een belanghebbende betreft die op advies van het college naar een geschikte woning verhuist;

    • b.

      tijdelijke huisvesting € 727,00 per maand indien het een zelfstandige woonruimte betreft of de te verlaten woonruimte langer moet worden aangehouden, en € 365,00 per maand indien het een niet zelfstandige woonruimte betreft. Maximaal gedurende zes maanden;

    • c.

      de kosten van verhuizing en inrichting bedragen € 4.096,00 indien een belanghebbende op verzoek van het college ten behoeve van een persoon met een beperking zijn woonruimte, bestemd voor permanente bewoning, heeft vrijgemaakt;

    • d.

      de tegemoetkoming voor woningsanering betreft uitsluitend de kosten die noodzakelijk zijn voor vervanging van vloerbedekking en/of gordijnen in verband met cara of allergische aandoeningen, of vervanging van tapijt dat niet geschikt is voor rolstoelgebruik. De maximale vergoedingen worden gebaseerd op de in lid e genoemde bedragen en de in lid f vermelde afschrijvingspercentages.

    • e.

      voor vloerbedekking en raambedekking gelden de volgende normbedragen per m2 inclusief bijkomende kosten als egaliseren, leggen, ophangen etc.

      i.

      Vinyl (PVC) vloerbedekking (rolstoelgeschikt) per strekkende meter van 4 meter breed

      € 73,00

      ii.

      Gordijnen per m2 raamoppervlak *)

      € 22,00

       

      *) naar eigen keuze kan worden gekozen voor rolgordijnen of lamellen.

       

       

    • f.

      op basis van de economische levensduur van stoffering wordt er rekening gehouden met afschrijving van de te vervangen stoffering, door toepassing van de volgende afschrijvingspercentages op de in lid e genoemde normbedragen;

      Gebruiksduur

      Tot 2 jaar

      Tot 4 jaar

      Tot 6jaar

      Tot 8 jaar

      Ouder dan 8 jaar

      vergoeding

      100%

      75%

      50%

      25%

      nihil

    • g.

      Bij verhuizing kan er geen aanspraak worden gemaakt op een tegemoetkoming in de kosten van woningsanering of rolstoelvloerbedekking omdat deze kosten onderdeel uitmaken van de normale verhuiskosten. Immers bij verhuizing zal de woning opnieuw moeten worden ingericht en daarbij zal rekening moeten worden gehouden met de ondervonden beperkingen.

Artikel 5.3 Hoogte financiële tegemoetkoming in de meerkosten bij aanschaf van een sportvoorziening.

De aanschaf van een sportvoorziening bedraagt maximaal € 2.887,00 voor een periode van minimaal drie jaar, hiervan wordt ook het onderhoud betaald. Uitbetaling vindt plaats aan de aanvrager op basis van een door het college akkoord bevonden offerte of factuur;

Artikel 5.4 Hoogte financiële tegemoetkoming in de meerkosten bij de aanschaf van een hulphond

De vergoeding van de kosten van een hulphond als hulpmiddel om deel te kunnen nemen aan het maatschappelijk verkeer bedraagt maximaal € 445,00.

 

HOOFDSTUK 6 SLOTBEPALINGEN

Artikel 6.1 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1.

    Dit Besluit wordt aangehaald als ‘Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Voorschoten 2017’.

  • 2.

    Dit Besluit treedt in werking op 1 januari 2017, onder gelijktijdige intrekking van ‘Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Voorschoten 2016’.

  • 3.

    Het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Voorschoten 2016 blijft van toepassing op alle aanvragen die voor 1 januari 2017 worden ingediend.

Artikel 6.2 Overgangsperiode

Voor cliënten die volgens het Besluit maatschappelijke ondersteuning Voorschoten 2016 een lopende indicatie hebben, geldt een overgangsperiode tot maximaal 1 januari 2018.

 

 

Aldus vastgesteld op 20 december 2016.

Burgemeester en wethouders van Voorschoten

M.H. van der Veer

gemeentesecretaris

P.J. Bouvy-Koene

burgemeester

Naar boven