Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Lopik 2017

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lopik,

gelet op de artikelen 1.d, 6.10, 12.4, 12.7, 13.2, 14.5, 16.7, 17.2, 19.1, 19.4, 20, 21 en 26.2 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Gemeente Lopik 2015;

 

besluit vast te stellen

 

het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Lopik 2017.

Artikel 1. Algemene bepalingen

  • 1.

    In dit Besluit wordt verstaan onder:

    • a.

      Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

    • b.

      Verordening: Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Lopik 2015;

    • c.

      Uitvoeringsbesluit: Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning 2017 (Algemene Maatregel van Bestuur).

  • 2.

    In dit Besluit wordt verstaan onder:

    • a.

      Zaak: woningaanpassingen, hulpmiddelen en vervoersmiddelen;

    • b.

      Diensten: Huishoudelijke hulp, Ondersteuning Zelfredzaamheid 1, 2, of 3, Ondersteuning Maatschappelijke Deelname 1, 2 of 3, Kortdurend Verblijf en Vervoer van en naar dagbesteding.

  • 3.

    Alle begrippen die in dit Besluit worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet, de Verordening, het Uitvoeringsbesluit en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Artikel 2 Eisen aan toekenning persoonsgebonden budget

  • 1.

    Een persoonsgebonden budget kan worden toegekend indien de maatwerkvoorziening die met het persoonsgebonden budget wordt aangeschaft of ingekocht, voldoet aan de daaraan te stellen kwaliteitseisen én het doel dat in het ondersteuningsplan staat beschreven.

  • 2.

    Uit het persoonsgebonden budget kunnen personen uit het sociale netwerk worden betaald, voor zover de zorg de gebruikelijke- en mantelzorg overstijgt en indien:

    • a.

      dit leidt tot een effectieve en doelmatige ondersteuning zoals beschreven in het ondersteuningsplan;

    • b.

      deze persoon heeft aangegeven dat de zorg aan de cliënt voor hem niet tot overbelasting leidt.

  • 3.

    De cliënt dient het persoonsgebonden budget binnen zes maanden na toekenning te besteden aan waar het persoonsgebonden budget voor is toegekend.

  • 4.

    Het is niet toegestaan het persoonsgebonden budget te besteden aan tussenpersonen, belangenbehartigers, vertegenwoordigers of bemiddelaars.

  • 5.

    In het geval van een PGB voor een woningaanpassing:

    • a.

      Is de cliënt aan wie de persoonsgebonden budget is verstrekt voor het realiseren van een woningaanpassing aan de eigen woning verplicht zorg te dragen voor een opstalverzekering die in voldoende mate de te verzekeren waarde van de woning dan wel de getroffen woningaanpassing dekt voor het risico van schade;

    • b.

      Onmiddellijk na de voltooiing van de aanpassingswerkzaamheden verklaart de cliënt schriftelijk aan het college dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid. Deze gereed melding is voorzien van een verklaring waaruit blijkt dat bij het treffen van de maatwerkvoorziening is voldaan aan de voorwaarden waaronder het persoonsgebonden budget is toegekend;

Artikel 3 Hoogte persoonsgebonden budget

  • 1.

    De hoogte van een persoonsgebonden budget voor een zaak:

    • a.

      wordt bepaald op ten hoogste de kostprijs van de zaak die de aanvrager op dat moment zou hebben ontvangen als de zaak in natura zou zijn verstrekt. Als de naturaverstrekking een tweedehands voorziening betreft, wordt de kostprijs daarop gebaseerd, met een looptijd gelijk aan de verkorte termijn waarop de zaak technisch is afgeschreven, rekening houdend met onderhoud, reparatie en verzekering zoals die door het college aan de aanbieder verschuldigd is. Als de naturaverstrekking een nieuwe voorziening betreft, wordt de kostprijs daarop gebaseerd, rekening houdend met een eventueel door de gemeente te ontvangen korting en rekening houdend met onderhoud en verzekering; of

    • b.

      kan het college vaststellen op basis van een offerte;

    • c.

      het persoonsgebonden budget wordt achteraf en per omgaande na ontvangst van de nota(’s), uitgekeerd aan cliënt. De cliënt is zo in de gelegenheid om de nota(‘s) binnen de betalingstermijn met het persoonsgebonden budget te voldoen.

  • 2.

    De hoogte van het persoonsgebonden budget voor diensten:

    • a.

      is gerelateerd aan de tarieven waarvoor het college deze diensten heeft ingekocht (bijlage 1);

    • b.

      wordt bepaald op ten hoogste de kostprijs van de diensten die de aanvrager op dat moment zou hebben ontvangen als de dienst in natura zou zijn verstrekt;

    • c.

      Het bedrag voor het persoonsgebonden budget dat ten behoeve van de inschakeling van een persoon die behoort tot het sociale netwerk van de cliënt en aan de persoon die niet als beroepskracht wordt aangemerkt, bedraagt maximaal 75% van de goedkoopst passende oplossing in natura (zie bijlage 3).

  • 3.

    Uit het PGB mogen de bemiddelingskosten en administratiekosten niet apart worden vergoed.

  • 4.

    Uit het PGB mogen geen feestdagenuitkering worden vergoed.

  • 5.

    Het is toegestaan het persoonsgebonden budget te besteden aan reiskosten van de zorgverlener, mits in verhouding en doelmatig.

  • 6.

    Indien binnen de afschrijvingstermijn (zie bijlage 4) blijkt dat geen recht meer bestaat op de maatwerkvoorziening waarvoor het persoonsgebonden budget is verstrekt, wordt het persoonsgebonden budget naar rato teruggevorderd dan wel de maatwerkvoorziening ingevorderd.

Artikel 5 Kostprijs van een voorziening

  • 1.

    De kostprijs van de maatwerkvoorziening is gelijk aan de prijs waarvoor de gemeente de

    • a.

      het toegekende en betaalde PGB;

    • b.

      de huurprijs die het college verschuldigd is aan de aanbieder;

    • c.

      de koopprijs die het college verschuldigd is aan de aanbieder;

    • d.

      voor diensten geldt het tarief welke het college verschuldigd is aan de aanbieder (zie bijlage 1);

Artikel 6 Financiële tegemoetkoming

  • 1.

    Indien de (voorzienbare) kosten voor een bouwkundige of woontechnische woon-voorziening hoger zijn dan € 7.500,- geldt als uitgangspunt dat verhuizing naar een aangepaste woning of naar een tegen lagere kosten aan te passen woning de goedkoopst compenserende voorziening is, tenzij er sprake is van individuele omstandigheden waardoor verhuizen geen adequate oplossing is.

  • 2.

    Het college kan een tegemoetkoming in de kosten verlenen voor de verhuiskosten die het gevolg zijn van een verhuizing als bedoeld in artikel 10.6 van de Verordening. Het college maximeert de tegemoetkoming voor de verhuiskosten als volgt:

    • a.

      Eenmalig een bedrag voor de kosten van verhuizing van € 1.000,-;

    • b.

      Eenmalig een bedrag voor de kosten van stoffering en verven/behangen van de nieuwe woning, afhankelijk van gezinsgrootte:

      • a.

        eenpersoonshuishouden € 934,-

      • b.

        meerpersoonshuishouden € 1.500,-.

  • 3.

    De tegemoetkoming als bedoeld in artikel 5, tweede lid van dit Besluit wordt uitbetaald nadat het college heeft vastgesteld dat de persoon aan wie de tegemoetkoming is toegekend is verhuisd naar de voor hem meest geschikte beschikbare woning.

  • 4.

    Bij bepaling van kosten voor de aanpassing van de woning of woningsanering wordt rekening gehouden met een lineaire afschrijvingstermijn zoals genoemd in bijlage 4.

  • 5.

    Het college kan een tegemoetkoming in de kosten verlenen voor de kosten in verband met de aanschaf van een geschikte sportvoorziening welke noodzakelijk is in verband met zelfredzaamheid en participatie. Het college maximeert de tegemoetkoming voor de sportvoorziening als volgt:

    • a.

      een sportvoorziening € 2.527,- eenmalig voor de duur van 3 jaar voor de aanschaf en onderhoud van een sportvoorziening;

    • b.

      indien de sportvoorziening na 3 jaar nog bruikbaar is, kan een vergoeding worden toegekend van maximaal € 557,- voor het onderhoud voor de duur van 3 jaar.

  • 6.

    Het college een tegemoetkoming in de kosten verlenen voor de kosten in verband met het zich verplaatsen in de leefomgeving met een eigen auto. Het college maximeert de tegemoetkoming voor de vervoerskosten op € 55,40 per maand.

  • 7.

    Geen tegemoetkoming wordt verstrekt indien de oorzaak van de te maken meerkosten voortkomen uit een voorzienbare situatie.

Artikel 7 Bijdrage in de kosten

  • 1.

    De cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor:

    • a.

      Huishoudelijke hulp;

    • b.

      Ondersteuning zelfredzaamheid 1, 2 en 3;

    • c.

      Ondersteuning maatschappelijke deelname 1, 2 en 3;

    • d.

      Kortdurend Verblijf en respijtzorg;

    • e.

      Vervoer van en naar dagbesteding;

    • f.

      Woningaanpassingen;

    • g.

      Vervoersmiddelen;

    • h.

      Hulpmiddelen.

  • 2.

    De bijdrage in de kosten is gelijk aan de maximale bijdrage zoals opgenomen in het Uitvoeringsbesluit en volgen telkens de aanpassingen door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

  • 3.

    De eigen bijdrage voor een zaak wordt berekend op basis van de kostprijs van de zaak; dit zijn de kosten die de gemeente voor de voorziening maakt, inclusief kosten voor onderhoud, service en reparatie.

  • 4.

    De bijdrage in de kosten voor een woningaanpassing wordt gedurende maximaal 39 perioden van 4 weken opgelegd aan belanghebbende.

  • 5.

    Bij een persoonsgebonden budget wordt de eigen bijdrage berekend over het bedrag dat de klant van de gemeente ontvangt. Uitzondering hierop zijn de persoonsgebonden budgetten voor Ondersteuning Zelfredzaamheid, Ondersteuning Maatschappelijke Deelname (incl. vervoer) en Kortdurend Verblijf. De eigen bijdrage over de PGB’s voor deze voorzieningen wordt berekend over 30% van het budget dat de klant van de gemeente ontvangt.

  • 6.

    De ritbijdrage voor gebruik van de Regiotaxi voor Wmo-vervoerpashouders bedraagt op 1 januari 2017 € 0,65 per zone. Dit bedrag kan jaarlijks worden geïndexeerd.

  • 7.

    De bijdrage in de kosten voor maatwerkvoorzieningen zoals genoemd in het eerste lid van dit artikel onder a, b, c en d, wordt berekend, opgelegd en geïnd over de daadwerkelijk geleverde uren over ene periode van vier weken voor het Centraal Administratiekantoor (CAK).

    • a.

      Bij de maatwerkvoorzieningen in lid 1 onder a, b, c, d en f wordt bij de berekening van de eigen bijdrage uitgegaan van de tarieven zoals genoemd in bijlage 2;

    • b.

      De bijdrage in de kosten over maatwerkvoorzieningen in lid 1 onder f, g en h van dit artikel worden berekend aan de hand van de daadwerkelijke kostprijs van de voorziening.

Artikel 8 Controle op besteding

  • 1.

    Het college kan ten aanzien van cliënten die een persoonsgebonden budget ontvangen:

    • a.

      tussentijds een rapportage over de besteding eisen;

    • b.

      steekproefsgewijs informatie van de besteding van het persoonsgebonden budget opvragen;

    • c.

      de besteding van het persoonsgebonden budget inhoudelijk laten beoordelen door een medewerker van het Breed Sociaal Loket of met een door het college in te schakelen derde.

  • 2.

    De cliënt is eraan gehouden volledige medewerking te verlenen aan verzoeken van het college genoemd in het eerste lid.

  • 3.

    In geval van weigering van medewerking kan het college op grond van artikel 14.3 lid d en 15.1 van de Verordening overgaan tot terugvordering.

Artikel 9 Inwerkingtreding en Citeertitel

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking op 1 januari 2017. De Wmo Beleidsregels 2015 worden ingetrokken op dezelfde datum.

  • 2.

    Deze beleidsregels worden aangehaald als: Besluit Wmo 2017 gemeente Lopik.

 

Aldus besloten in de collegevergadering van 20 december 2016.

 

Het college van burgemeester en wethouders van Lopik;

de secretaris,

(H. Capel)

de burgemeester,

(mw. Mr. R.G. Westerlaken-Loos)

Bijlage 1 Tarieven maatwerkvoorzieningen diensten 2017

De volgende tarieven gelden vanaf 1 januari 2017 voor zorg in natura voor de producten huishoudelijke hulp en begeleiding:

 

Tabel 1. Tarieven maatwerkvoorzieningen huishoudelijke hulp en begeleiding ZIN, 2017

Product

tarief

per

code

Huishoudelijke hulp 1

€ 22,89

uur

01A04

Huishoudelijke hulp 2

€ 25,44

uur

01A05

 

 

 

 

Ondersteuning Zelfredzaamheid 1

€ 40,00

uur

10A37

Ondersteuning Zelfredzaamheid 2

€ 52,00

uur

10A41

Ondersteuning Zelfredzaamheid 3

€ 65,00

uur

10A45

 

 

 

 

Ondersteuning Maatschappelijke Deelname 1

€ 29,00

dagdeel

10A46

Ondersteuning Maatschappelijke Deelname 2

€ 44,00

dagdeel

10A50

Ondersteuning Maatschappelijke Deelname 3

€ 57,00

dagdeel

10A54

 

 

 

 

Kortdurend Verblijf

€ 25,97

dag

04A01

Zorgcomponent 3,5 uur OZR1

€ 140,00

dag

 

 

 

 

 

Vervoer dagbesteding/dagbehandeling V&V

€ 7,02

dag

08A01

Vervoer dagbesteding GGZ

€ 6,84

dag

08A05

Vervoer dagbesteding GHZ extramuraal

€ 8,28

dag

08A06

Vervoer dagbesteding GHZ rolstoel extramuraal

€ 20,00

dag

08A02

Bijlage 2. Tarieven Eigen Bijdrage 2017

De eigen bijdrage wordt door het CAK berekend over de volgende tarieven:

 

Tabel 2. Tarieven waarover de eigen bijdrage wordt berekend, 2017

Product

tarief

per

 code

Huishoudelijke hulp 1

€ 20,00

uur

7

Huishoudelijke hulp 2

€ 22,00

uur

6

 

 

 

 

Ondersteuning Zelfredzaamheid 1

€ 15,00

uur

403

Ondersteuning Zelfredzaamheid 2

€ 15,00

uur

404

Ondersteuning Zelfredzaamheid 3

€ 15,00

uur

405

 

 

 

 

Ondersteuning Maatschappelijke Deelname 1

€ 15,00

dagdeel

411

Ondersteuning Maatschappelijke Deelname 2

€ 15,00

dagdeel

412

Ondersteuning Maatschappelijke Deelname 3

€ 15,00

dagdeel

416

 

 

 

 

Kortdurend Verblijf

€ 15,00

dag

447

Zorgcomponent 3,5 uur OZR1

 

dag

 

 

 

 

 

Vervoer dagbesteding/dagbehandeling V&V

€ 7,02

dag

441

Vervoer dagbesteding GGZ

€ 6,84

dag

438

Vervoer dagbesteding GHZ extramuraal

€ 8,28

dag

439

Vervoer dagbesteding GHZ rolstoel extramuraal

€ 20,00

dag

440

Bijlage 3. Tarieven PGB

Product

max. tarief inzet professionele organisatie

tarief inzet sociaal netwerk

per

Huishoudelijke hulp 1

€ 22,89

€ 15,-

uur

Huishoudelijke hulp 2

€ 25,44

n.v.t.

uur

 

 

 

 

Ondersteuning Zelfredzaamheid 1

€ 40,00

€ 30,00

uur

Ondersteuning Zelfredzaamheid 2

€ 52,00

€ 39,00

uur

Ondersteuning Zelfredzaamheid 3

€ 65,00

n.v.t.

uur

 

 

 

 

Ondersteuning Maatschappelijke Deelname 1

€ 29,00

€ 21,75

dagdeel

Ondersteuning Maatschappelijke Deelname 2

€ 44,00

€ 33,00

dagdeel

Ondersteuning Maatschappelijke Deelname 3

€ 57,00

n.v.t.

dagdeel

 

 

 

 

Kortdurend Verblijf

€ 25,97

€ 19,48

dag

Zorgcomponent 3,5 uur OZR1

€ 140,00

€ 105,00

dag

 

 

 

 

Vervoer dagbesteding/dagbehandeling V&V

€ 7,02

n.v.t.

dag

Vervoer dagbesteding GGZ

€ 6,84

n.v.t.

dag

Vervoer dagbesteding GHZ extramuraal

€ 8,28

n.v.t.

dag

Vervoer dagbesteding GHZ rolstoel extramuraal

€ 20,00

n.v.t.

dag

Bijlage 4. Afschrijvingstermijnen

  • Afschrijvingstermijn hulpmiddelen:

    • Voor volwassenen: 7 jaar;

    • Voor kind: 5 jaar.

  • De restwaarde van de nieuwwaarde van het hulpmiddel wordt berekend volgens onderstaande methodiek;

    • 0 - < 1 jaar: 70 %;

    • 1 - < 2 jaar: 60 %;

    • 2 - < 3 jaar: 45 %;

    • 3 - < 4 jaar: 35 %;

    • 4 - < 5 jaar: 25 %;

    • 5 - < 6 jaar: 15 %;

    • 6 - < 7 jaar: 5 %.

  • Afschrijvingstermijn badkamer: 20 jaar;

  • Afschrijvingstermijn keuken: 20 jaar;

  • Afschrijvingstermijn vloerbedekking en gordijnen: 7 jaar.

Naar boven