Gemeente Raalte Wijzigen Leidraad invordering gemeentelijke belastingen

Wijzigingen op de Leidraad Invordering van gemeentelijke belastingen naar aanleiding van gewijzigde regelgeving per 1 januari 2016 en per 1 juli 2016.

ARTIKEL 1

A

In de tekst van artikel 1.1 vervalt de eerste volzin, beginnend met ‘Voor u ligt’, alsmede de tekst beginnend met Ópzet van de Leidraad’ en eindigend met ‘het college als het bestuursorgaan dat de Leidraad vaststelt’.

 

B

In artikel 1.1.2 wordt na het vijfde gedachtestreepje van de opsomming een gedachtestreepje ingevoegd, luidende:

- Hoger beroep: hoger beroep bij een gerechtshof dan wel, als beroep in cassatie bij de Hoge Raad is ingesteld, cassatieberoep;.

 

C

In artikel 1.1.8 wordt in de eerste volzin ‘het bij of krachtens artikel 15’ vervangen door: het bepaalde bij of krachtens artikel 15.

 

D

Artikel 3.3.2 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In de eerste volzin wordt ‘gerechtelijke procedures’ vervangen door: gerechtelijke procedures voor de burgerlijke rechter.

  • 2.

    De zinsnede ‘Behalve voor in hoger beroep te voeren zaken geldt het voorgaande’ wordt vervangen door: Het voorgaande geldt.

 

E

In artikel 7.1 wordt in de tweede alinea na ‘Bij betaling’ de volgende zinsnede ingevoegd: bij een bank of betaaldienstverlener.

 

F

Artikel 7a.3 wordt als volgt gewijzigd:

In de eerste volzin van de tweede alinea wordt de zinsnede ‘Hernieuwde uitbetaling vindt direct plaats als’ vervangen door: In afwijking van de vorige volzin vindt hernieuwde uitbetaling direct plaats als.

 

G

Aan de opsomming van artikel 14.2.7 wordt na het eerste gedachtestreepje een gedachtestreepje ingevoegd, luidende:

- Eigendom zijn van een derde; en.

 

H

Aan artikel 19.3.5 wordt voor de bestaande tekst een alinea ingevoegd, luidende:

Als de belastingschuldige in het buitenland woont, stelt de ontvanger overeenkomstig artikel 475e Rv de beslagvrije voet vast op nihil. Na de vooraankondiging van de loonvordering kan de belastingschuldige door middel van het aanleveren van informatie aannemelijk maken dat hij uitsluitend of nagenoeg uitsluitend periodieke inkomsten uit Nederland geniet. Als de belastingschuldige kan aantonen dat hij buiten deze periodieke inkomsten onvoldoende middelen van bestaan heeft, stelt de ontvanger op basis van de verstrekte informatie de beslagvrije voet vast.

 

I

In artikel 22.3 wordt in de eerste alinea ‘in eigendom’ vervangen door ‘mogelijk in eigendom’ en wordt in de derde alinea ‘eigendom’ vervangen door: mogelijk eigendom.

 

J

Artikel 25.1.12 vervalt.

 

K

In artikel 25.1.14, tweede volzin, vervallen de woorden ‘in een dagblad’.

 

L

Aan artikel 25.5.2, eerste alinea, wordt toegevoegd:

De ontvanger kan echter op verzoek van de belastingschuldige toestaan dat nieuwe belastingaanslagen, waarvan het ontstaan of onbetaald laten niet aan de belastingschuldige kan worden toegerekend, in een bestaande betalingsregeling worden opgenomen. Voorwaarde is dat de belastingschuldige zijn gehele betalingscapaciteit al heeft ingezet in het kader van de bestaande betalingsregeling.

 

M

In artikel 25.5.6 vervalt de zin beginnend met ‘Uitgangspunt’ en eindigend met echtgenoot’.

 

N

Artikel 26.1.9 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    De puntkomma aan het eind van het twaalfde gedachtestreepje wordt vervangen door een punt.

  • 2.

    Het dertiende gedachtestreepje, luidende: ‘- de gemeentelijke sociale dienst de belastingaanslag vergoedt’. vervalt.

 

O

Aan artikel 26.2.3. na de derde alinea wordt toegevoegd:

Als het motorrijtuig is aangeschaft nadat het aanslagbiljet is verzonden en voordat de aanvraag kwijtschelding is ingediend dan wordt verwijtbaar gedrag ingeroepen. Dit resulteert erin dat de uitgaven voor de aanschaf van het motorrijtuig wordt opgeteld bij het banksaldo. De belastingschuldige kan de waarde van het motorrijtuig aantonen door overlegging van de aankoopbon. Kan de belastingschuldige geen aankoopbon overleggen dan wordt de werkelijke waarde onder verantwoordelijkheid van de belastingschuldige vastgesteld bij taxatie. De taxatie moet worden uitgevoerd door een erkend Bovag garagebedrijf. Wordt geen taxatierapport aangeleverd dan wordt minimaal het bedrag van de aanslag als vermogen in de berekening van de betalingscapaciteit meegenomen.

Als er meer dan één motorrijtuig in eigendom is dan wordt de vrijstelling toegepast op de waarde van de goedkoopste auto. Alle andere motorrijtuigen worden volledig als vermogensbestanddeel in aanmerking genomen. Alle motorrijtuigen worden onder verantwoordelijkheid van de belastingschuldige vastgesteld bij taxatie. De taxatie moet worden uitgevoerd door een erkend Bovag garagebedrijf. Wordt geen taxatierapport aangeleverd dan wordt minimaal het bedrag van de aanslag als vermogen in de berekening van de betalingscapaciteit meegenomen.

 

P

In artikel 26.2.10, vervalt de tweede volzin van de derde alinea, beginnend met ‘Ook wanneer’ en wordt in de vierde alinea ‘stammen uit’ vervangen door ‘betrekking hebben op’ en wordt ‘vóór’ de aanvang van’ vervangen door: buiten

 

Q

Artikel 26.2.12 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In de eerste volzin wordt ‘WSF 2000’ vervangen door: WSF.

  • 2.

    In de volzin, beginnend met ‘Daarbij wordt rekening gehouden met’, wordt voor ‘rekening gehouden’ ingevoegd ‘voor zover van toepassing’.

  • 3.

    In de vierde volzin vervallen de woorden ‘de partnertoeslag of.

  • 4.

    In onderdeel B wordt ‘€ 52, - vervangen door: € 54, -

 

R

In artikel 26.2.19 wordt ‘€ 84, - vervangen door: € 86, -.

 

S

Artikel 26.3.8 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Aan de opsomming wordt een gedachtestreepje toegevoegd, luidende:

    • -

      Dwangcrediteuren. Onder ‘dwangcrediteuren’ worden in dit verband verstaan leveranciers die niet bereid zijn aan een akkoord mee te werken terwijl de onderneming zonder hen niet verder kan werken. Hiermee vergelijkbaar is de adviseur/boekhouder die de stukken moet produceren die voor de beoordeling van het aanbod nodig zijn. Bij de beoordeling van het akkoord houdt de ontvanger rekening met de volledige betaling van de vordering van de adviseur/boekhouder.

  • 2.

    De tweede en derde alinea vervallen.

 

T

Aan de opsomming van artikel 49 wordt na het tweede gedachtestreepje een gedachtestreepje ingevoegd, luidende:

- Vooraankondiging aansprakelijkstelling;.

 

U

Na artikel 49.2 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

 

49.2a. Vooraankondiging aansprakelijkstelling

Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente.

 

V

De tekst van artikel 53 komt te luiden:

In aansluiting op artikel 53 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over:

  • -

    geen zelfstandige verjaring van de aansprakelijkheidsschuld;

  • -

    ontslag van betalingsverplichting aansprakelijk gestelde bestuurder en verwijtbaarheid.

 

W

Na artikel 53.1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

53.2. Ontslag van betalingsverplichting aansprakelijk gestelde bestuurder en verwijtbaarheid

De ontvanger verleent geen ontslag van betalingsverplichting als sprake is van verwijtbaarheid van de kant van de aansprakelijk gestelde. Dit volgt uit artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de regeling. De vraag of sprake is van verwijtbaarheid beoordeelt de ontvanger op basis van gedragingen van de aansprakelijk gestelde. Dit betekent dat als de aansprakelijkstelling van een bestuurder is gebaseerd op artikel 36, vierde lid, van de wet, het enkele feit dat het lichaam niet op de juiste wijze heeft gemeld niet in de weg hoeft te staan aan ontslag van betalingsverplichting.

 

X

Na artikel 67 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 67a

Er zijn in deze leidraad op artikel 67a van de wet geen beleidsregels gemaakt.

 

Y

Aan artikel 73.4.6 wordt een tweede volzin toegevoegd, luidende:

Het voorgaande geldt ook voor in hoger beroep te voeren zaken over een faillissementsaanvraag.

 

Z

In artikel 73.5.1, onderdeel a, wordt ‘Gedragscode Schuldregeling’ vervangen door: Gedragscode Schuldhulpverlening.

 

AA

Artikel 73.5.2 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In de derde en de laatste volzin wordt ‘120 dagen’ vervangen door: vier maanden.

  • 2.

    Na de volzin beginnend met ‘Vanaf de ontvangst van een afschrift van de stabilisatie-overeenkomst’ wordt een volzin ingevoegd, luidende: Deze periode komt niet in mindering op de in artikel 73.5.1 van deze leidraad genoemde periode van maximal 36 maanden.

  • 3.

    Na de volzin, beginnend met ‘Voorts vindt verrekening alleen plaats’ een alinea ingevoegd, luidende:

Dit terughoudende beleid geldt niet in de situaties waarin op voorhand duidelijk is dat de belastingschuldige niet in aanmerking komt voor uitstel van betaling op basis van artikel 73.5.1 van deze leidraad. De ontvanger informeert de schuldhulpverlener hierover.

 

AC

In artikel 73.5.4 wordt in de derde alinea ‘de betalingscapaciteit’ vervangen door: de in artikel 13 van de regeling bedoelde betalingscapaciteit, wordt ‘door de schuldhulpverlener wordt beheerd’ vervangen door ‘onder het financieel Beheer door de schuldhulpverlener valt’ en wordt ‘beheer’ vervangen door: financieel beheer.

 

AB

In artikel 75.3 wordt ‘Besluit beroep in belastingzaken 2005’ vervangen door: Besluit Beroep in Belastingzaken.

 

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na die van de bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2016.

 

 

TOELICHTING

De niet genoemde onderdelen betreffen wijzigingen van redactionele aard.

 

De wijziging in artikel 7.1 van de leidraad is bedoeld om duidelijk te maken dat contante betaling uitsluitend mogelijk is bij een bank of betaaldienstverlener en in beginsel niet bij de gemeente. Dit laatste is alleen mogelijk als de gemeente de optionele bepalingen over kasbetaling en betaling aan de belastingdeurwaarder in artikel 7.1 heeft overgenomen.

 

De in artikel I, onderdeel H, opgenomen wijziging heeft betrekking op de vaststelling van de beslagvrije voet van een belastingschuldige die in het buitenland woont. Overeenkomstig artikel 475e Wetboek van Burgerlijk rechtsvordering (Rv) stelt de ontvanger in dergelijke situaties de beslagvrije voet vast op nihil. Als de belastingschuldige aantoont dat hij over onvoldoende bestaansmiddelen beschikt, kan hij vervolgens naar de kantonrechter om een beslagvrije voet te laten vaststellen. De ratio achter deze regeling is dat de Nederlandse schuldeiser geen zicht heeft op inkomen in het buitenland. Als de belastingschuldige echter na ontvangst van de vooraankondiging van de loonvordering aannemelijk maakt dat hij nagenoeg al zijn inkomsten uit Nederland geniet, gaat dit argument niet meer op. De ontvanger heeft in zo’n geval het inkomen in beeld. Op basis van de ontvanger ter beschikking staande gegevens stelt deze vervolgens de beslagvrije voet vast. Voorwaarde is wel dat de belastingschuldige kan aantonen dat hij buiten deze periodieke inkomsten onvoldoende middelen van bestaan heeft. Een gang naar de kantonrechter wordt hiermee voorkomen. Dit is geregeld door middel van een aanvulling op artikel 19.3.5 van de leidraad.

 

Artikel 1, onderdeel I, bevat een verfijning van artikel 22.3 van de leidraad. De bedoeling is om te verduidelijken dat overbetekening op grond van artikel 435, derde lid, Rv geen erkenning van de juridische eigendom inhoudt.

 

Artikel 1, onderdeel L, bevat een verruiming van het beleid bij uitstel wegens betalingsproblemen. Uitgangspunt voor het toestaan van een betalingsregeling is dat de belastingschuldige nieuwe belastingaanslagen tijdig voldoet. Dit om te voorkomen dat een structurele situatie van betalingsachterstanden ontstaat. In de praktijk blijkt dat dit uitgangspunt rigide uitwerkt als belastingschuldigen hun gehele betalingscapaciteit inzetten in het kader van een afgesproken betalingsregeling. In zo’n situatie kan er aanleiding zijn voor de ontvanger om de betalingsregeling te heroverwegen als de belastingschuldige in staat is om de nieuwe en de oude belastingschuld binnen de kaders van wet- en regelgeving af te lossen. Dit is geregeld in artikel 25.5.2 van de leidraad.

 

Artikel 1, onderdeel M, bevat een verduidelijking van artikel 25.5.6 van de leidraad. Het in de leidraad opgenomen uitstelbeleid verwijst voor de duiding van vermogen en betalingscapaciteit naar het kwijtscheldingsbeleid (zie artikel 25.5.4). Het kwijtscheldingsbeleid bevat op het punt van de belastingschulden die zijn ontstaan voor de aanvang van de gezamenlijke huishouding een uitdrukkelijke bepaling in artikel 19 van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990. Die bepaling is dus van overeenkomstige toepassing op het uitstelbeleid. De tweede alinea van artikel 25.5.6 van de leidraad lijkt hier van af te wijken, hoewel dit niet de bedoeling is. Om misverstanden te voorkomen, komt deze alinea te vervallen. De wijziging van artikel 25.5.6 is dus een verduidelijking die verschillen van interpretatie uitsluit.

 

Artikel 1, onderdeel N, herstelt een onterechte leidraadwijziging van 2e halfjaar 2015. Ten onrechte was het dertiende gedachtestreepje in artikel 26.1.9 overgenomen. Deze bepaling is echter niet van toepassing voor de gemeente.

 

Artikel 1, onderdeel O, verduidelijkt de situatie van het bezit van een auto die aangeschaft is nadat het aanslagbiljet is verzonden en (vlak) voor de aanvraag om kwijtschelding. Daarnaast regelt het artikel de waarde bijtelling van de situatie waarin een belastingschuldige meerdere auto’s in bezit heeft.

 

Artikel 1, onderdeel P, bevat een verduidelijking van artikel 26.2.10 van de leidraad. In de derde alinea wordt de volzin over de aanwezigheid van huwelijkse voorwaarden of een samenlevingscontract geschrapt. Omdat artikel 26.2.10 spreekt over ‘echtgenoten’, is een dergelijke aanvulling niet nodig.

Het begrip ‘echtgenoot’ verwijst ingevolge artikel 1.1.2 van de leidraad namelijk naar artikel 3 van de Participatiewet. In de Participatiewet geldt voor echtgenoten en ongehuwd samenwonenden als bedoeld in genoemd artikel 3 van die wet geen voorbehoud voor een eventueel huwelijksgoederenregime. Daarom hoeft dit in de leidraad ook niet. Daarnaast wordt in de vierde alinea een tweetal tekstuele wijzigingen aangebracht.

 

In artikel 1, onderdeel Q, worden de forfaitaire bedragen voor boeken en leermiddelen in artikel 26.2.12 geactualiseerd. Daarnaast wordt de tekst aangepast aan het nieuwe stelsel voor studiefinanciering. Dit stelsel – aangeduid als studievoorschot – geldt voor studenten in het hoger onderwijs en is ingegaan vanaf het studiejaar 2015-2016. Voor de financiering van de normbudgetten voor levensonderhoud komt het onderscheid tussen een basisbeurs en een rentedragende lening te vervallen. Als gevolg hiervan is het onderscheid thuis- of uitwonend ook niet meer van belang. Voor studenten die onder het overgangsrecht voor het studievoorschot vallen, is de situatie ongewijzigd gebleven.

 

In artikel 1, onderdeel R, worden de bedragen van de normpremie in artikel 26.2.19 aangepast aan de voor 2016 geldende bedragen.

 

Artikel 1, onderdeel S, bevat een redactionele aanpassing die bedoeld is om het begrip ‘dwangcrediteuren’ in artikel 26.3.8 een plek te geven in de opsomming van speciale crediteuren die niet mee hoeven te werken aan een saneringsakkoord. In de huidige tekst is dat niet duidelijk. Een inhoudelijke wijziging is niet beoogd.

 

Artikel 1, onderdeel T, en in samenhang daarmee artikel 1, onderdeel Q, betreffen de toevoeging van een vooraankondiging aansprakelijkstelling. Omdat deze niet van toepassing is voor de gemeente, wordt dat bij het ingevoegde artikel 49.2a vermeld.

 

Artikel 1, onderdeel V en W, bevat een verduidelijking van het bestaande beleid ter zake van ontslag van betalingsverplichting bij bestuurdersaansprakelijkheid. Het gaat om situaties waarin sprake is van een wettelijk vermoeden van kennelijk onbehoorlijk bestuur wegens het niet melden van betalingsonmacht (artikel 36, vierde lid, van de Invorderingswet 1990). Verwijtbaar handelen staat op grond van artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 aan het verlenen van ontslag van betalingsverplichting in de weg. Dat zou betekenen dat een aansprakelijk gestelde bestuurder die de betalingsonmacht van het lichaam niet heeft gemeld, altijd geacht wordt verwijtbaar te hebben gehandeld. Voor ontslag van betalingsverplichting is dan geen ruimte meer. Dit specifieke gevolg van het niet melden van betalingsonmacht is onwenselijk. Daarom is in het nieuwe artikel 53.2 van de leidraad verduidelijkt dat de ontvanger de vraag of sprake is van verwijtbaarheid beoordeelt op basis van gedragingen van de aansprakelijke en niet op basis van het wettelijke vermoeden van kennelijk onbehoorlijk bestuur.

 

Artikel 1, onderdeel X, hangt samen met de introductie van artikel 67a in de wet met ingang van 1 januari 2016.

 

Artikel 1, onderdeel AA, bevat een verduidelijking van het terughoudende beleid na een verzoek om minnelijke schuldsanering. Artikel 73.5.2 van de leidraad regelt dat de ontvanger in de stabilisatiefase –de inventariserende fase voorafgaand aan de minnelijke schuldsanering- de lopende invorderingsmaatregelen opschort en geen nieuwe dwanginvorderingsmaatregelen neemt. Als bijvoorbeeld sprake is van belasting- en toeslagschulden die het gevolg zijn van (systeem)fraude komt de belastingschuldige niet in aanmerking voor de wettelijke schuldsaneringsregeling en dus ook niet voor een minnelijke schuldsaneringsregeling. Soms weet de ontvanger dit al op het moment dat de stabilisatiefase ingaat. Hij zou dan op grond van de huidige leidraadtekst de lopende invorderingsmaatregelen moeten opschorten. Dit is met name van belang als de ontvanger teruggaven over het lopende jaar terug gaat draaien, of bijvoorbeeld bij toeslagen waar voorschotten in december van het voorafgaande jaar al volledig worden verrekend. Deze termijnen moeten weer worden teruggehaald nadat de stabilisatiefase is afgerond en de minnelijke schuldsaneringsregeling is geweigerd. Dit is niet in overeenstemming met doel en strekking van artikel 73.5.2. De wijziging van artikel 73.5.2 is dus een verduidelijking die verschillen van interpretatie uitsluit.

 

Artikel 1, onderdeel AB, herstelt een verwijzingsfout in artikel 75.3. In dat artikel wordt abusievelijk verwezen naar het Besluit beroep in belastingzaken 2005. Dat besluit is met ingang van 1 januari 2012 vervangen door het Besluit Beroep in Belastingzaken. Dit wordt hersteld met deze wijziging.

Naar boven