Verordening tot wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening Zutphen 2011 (3e wijziging)

Griffienummer: 2016-0157

De raad van de gemeente Zutphen,

gelezen het voorstel van het college van burgemeester & wethouders van 30 november 2016 met nummer 89157;

gelet op artikel 149 Gemeentewet;

b e s l u i t :

vast te stellen de Verordening tot wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening Zutphen 2011 (3e wijziging)

Artikel I Wijziging verordening

De Algemene Plaatselijke Verordening Zutphen 2011 wordt als volgt gewijzigd:

  • A.

    Artikel 1:3 komt te vervallen.

  • B.

    Artikel 1:8 wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Artikel 1:8 Weigeringsgronden

De vergunning of ontheffing kan door het bevoegd gezag of het bevoegde bestuursorgaan worden geweigerd in het belang van:

a.de openbare orde;

b.de openbare veiligheid;

c.de volksgezondheid;

d.de bescherming van het milieu.

Artikel 1:8 Weigeringsgronden

1.Een vergunning of ontheffing kan in ieder geval worden geweigerd in het belang van:

a.de openbare orde;

b.de openbare veiligheid;

c.de volksgezondheid;

d.de bescherming van het milieu.

1.Een vergunning of ontheffing kan ook worden geweigerd als de aanvraag daarvoor minder dan 3 weken voor de beoogde datum van de beoogde activiteit is ingediend en daardoor een behoorlijke behandeling van de aanvraag niet mogelijk is.

2.Een vergunning voor een evenement als bedoeld in artikel 2:25 kan worden geweigerd als de aanvraag daarvoor minder dan 12 weken voor de beoogde datum is ingediend en daardoor een behoorlijke behandeling van de aanvraag niet mogelijk is.

C.Het opschrift van artikel 2:12 en het eerste lid worden gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:12 (Omgevings)vergunning voor het maken, veranderen van een uitweg

1.Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag:

a.een uitweg te maken naar de weg;

b.van de weg gebruik te maken voor het hebben van een uitweg;

c.verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg.

Artikel 2:12 Maken, veranderen van een uitweg

1.Het is verboden zonder omgevingsvergunning van het college:

a.een uitweg te maken naar de weg;

b.van de weg gebruik te maken voor het hebben van een uitweg;

c.verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg.

D.Artikel 2:24 wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:24 Begripsbepaling

1.In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:

a.bioscoop-, theater- of muziekvoorstellingen, voor zover deze worden gehouden in gebouwen die daarvoor zijn bestemd of overwegend worden gebruikt;

b.sportwedstrijden, voor zover deze worden gehouden in gebouwen die daarvoor zijn bestemd of overwegend worden gebruikt,

c.activiteiten in openbare inrichtingen die in de uitoefening van het bedrijf gebruikelijk zijn;

d.markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet  en artikel 5:22 van deze verordening;

e.kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;

f.betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;

g.activiteiten als bedoeld in artikel 2:9 en 2:39 van deze verordening.

2.Onder evenement wordt mede verstaan:

h.een herdenkingsplechtigheid;

i.een braderie;

j.een optocht, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2:3 van deze verordening, op een openbare plaats;

k.een feest, muziekvoorstelling of wedstrijd op een openbare plaats;

l.een vechtsportevenement op een terrein of in een gebouw dat voor sportwedstrijden is bestemd of overwegend wordt gebruikt.

3.Onder evenemententerrein wordt verstaan: de ruimte die in de evenementenvergunning is aangegeven om de activiteiten te laten plaatsvinden en het publiek in staat te stellen daarnaar te kijken of er aan deel te nemen.

Artikel 2:24 Begripsbepaling

1.In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:

a.bioscoop-, theater- of muziekvoorstellingen, voor zover deze worden gehouden in gebouwen die daarvoor zijn bestemd of overwegend worden gebruikt;

b.sportwedstrijden, voor zover deze worden gehouden op terreinen of in gebouwen die daarvoor zijn bestemd of overwegend worden gebruikt,

c.activiteiten in openbare inrichtingen die in de uitoefening van het bedrijf gebruikelijk zijn;

d.markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet  en artikel 5:22 van deze verordening;

e.kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;

f.betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;

g.activiteiten als bedoeld in artikel 2:9 en 2:39 van deze verordening.

1.Onder evenement wordt mede verstaan:

a.een herdenkingsplechtigheid;

b.een braderie;

c.een optocht, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2:3 van deze verordening, op een openbare plaats;

d.een feest, muziekvoorstelling of wedstrijd op een openbare plaats;

e.een vechtsportevenement op een terrein of in een gebouw dat voor sportwedstrijden is bestemd of overwegend wordt gebruikt.

f.een voetbalwedstrijd, waarbij ten minste één betaald voetbal organisatie is betrokken.

2.Onder evenemententerrein wordt verstaan: de ruimte die in de evenementenvergunning is aangegeven om de activiteiten te laten plaatsvinden en het publiek in staat te stellen daarnaar te kijken of er aan deel te nemen.

E.Artikel 2:28, derde lid wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

3.De burgemeester kan de vergunning als bedoeld in het eerste lid geheel of gedeeltelijk weigeren indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon en leefsituatie in de omgeving van de openbare inrichting of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van het horecabedrijf.

3.De burgemeester kan de vergunning als bedoeld in het eerste lid geheel of gedeeltelijk weigeren indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon en leefsituatie in de omgeving van de openbare inrichting of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van de openbare inrichting.

F.Artikel 2:34d wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:34d Verbod ‘happy hours’

Het is verboden bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende dranken aan te bieden voor gebruik elders dan ter plaatse tegen een prijs die voor een periode van een week of korter lager is dan 70% van de prijs die in het betreffende verkooppunt gewoonlijk wordt gevraagd.

Artikel 2:34d Verbod Happy Hours

Het is verboden in een horecalokaliteit of op een terras bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank te verstrekken voor gebruik ter plaatse tegen een prijs die voor een periode van 24 uur of korter lager is dan 60% van de prijs die daar gewoonlijk wordt gevraagd.

G.Artikel 2:38 wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:38 Verschaffing gegevens nachtregister

Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt of de kampeerder is verplicht de exploitant of feitelijk leidinggevende van die inrichting volledig en naar waarheid naam, adres, woonplaats, geboortedatum, geboorteplaats, betrekking, dag van aankomst en de dag van vertrek te verstrekken.

Artikel 2:38 Verschaffing gegevens nachtregister 

Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt of de kampeerder is verplicht de exploitant of feitelijk leidinggevende van die inrichting volledig en naar waarheid naam, adres, woonplaats, geboortedatum, geboorteplaats, dag van aankomst en de dag van vertrek te verstrekken.

H.Artikel 2:39 wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:39 Speelgelegenheden

1.Dit artikel verstaat onder speelgelegenheid: een voor het publiek toegankelijke gelegenheid waar bedrijfsmatig of in een omvang alsof deze bedrijfsmatig is de mogelijkheid wordt geboden enig spel te beoefenen, waarbij geld of in geld inwisselbare voorwerpen kunnen worden gewonnen of verloren.

1.Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelgelegenheid te exploiteren of te doen exploiteren. Het verbod is niet van toepassing op:

a.speelautomatenhallen waarvoor op grond van artikel 30c, eerste lid, onder b, van de Wet op de Kansspelen vergunning is verleend;

b.speelgelegenheden waarvoor de minister van Justitie of de Kamer van Koophandel bevoegd is vergunning te verlenen;

c.speelgelegenheden waar de mogelijkheid wordt geboden om het kleine kansspel als bedoeld in artikel 7c van de Wet op de kansspelen te beoefenen, of te spelen op speelautomaten als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen , of de handeling als bedoeld in artikel l, onder a, van de Wet op de kansspelen te verrichten.

2.De burgemeester weigert de vergunning:

a.indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de speelgelegenheid of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig worden beïnvloed door de exploitatie van de speelgelegenheid;

b.indien de exploitatie van de speelgelegenheid in strijd is met een geldend bestemmingsplan.

Artikel 2:39 Speelgelegenheden

1.In dit artikel wordt onder speelgelegenheid verstaan: een voor het publiek toegankelijke gelegenheid waar bedrijfsmatig of in een omvang alsof deze bedrijfsmatig is de mogelijkheid wordt geboden enig spel te beoefenen, waarbij geld of in geld inwisselbare voorwerpen kunnen worden gewonnen of verloren.

1.Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelgelegenheid te exploiteren of te doen exploiteren. Het verbod is niet van toepassing op:

a.speelautomatenhallen waarvoor op grond van artikel 30c, eerste lid, onder b, van de Wet op de Kansspelen vergunning is verleend;

b.speelgelegenheden waarvoor de raad van bestuur van de Kansspelautoriteit bevoegd is vergunning te verlenen; en

c.speelgelegenheden waar de mogelijkheid wordt geboden om het kleine kansspel als bedoeld in artikel 7c van de Wet op de kansspelen te beoefenen, of te spelen op speelautomaten als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen, of de handeling als in artikel 1, onder a, van de Wet op de kansspelen te verrichten.

2.De burgemeester weigert de vergunning:

a.indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de speelgelegenheid of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig worden beïnvloed door de exploitatie van de speelgelegenheid; of

b.indien de exploitatie van de speelgelegenheid in strijd is met een geldend bestemmingsplan.

I.Artikel 2:48 wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:48 Hinderlijk drankgebruik

1.Het is verboden op een openbare plaats alcoholhoudende drank te nuttigen of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben.

2.Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor:

a.een terras dat behoort bij een horecabedrijf, als bedoeld in artikel 1 van de Drank- en Horecawet;

b.de plaats, niet zijnde een horecabedrijf, als bedoeld onder a, waarvoor een ontheffing geldt krachtens artikel 35 van de Drank en Horecawet.

Artikel 2:48 Hinderlijk drankgebruik

1.Het is voor personen die de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt verboden op een openbare plaats alcoholhoudende drank te nuttigen of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben.

1.Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor:

a.een terras dat behoort bij een horecabedrijf, als bedoeld in artikel 1 van de Drank- en Horecawet;

b.de plaats, niet zijnde een horecabedrijf, als bedoeld onder a, waarvoor een ontheffing geldt krachtens artikel 35 van de Drank en Horecawet.

J.Artikel 2:58 wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:58 Verontreiniging door honden

1.Degene die zich met een hond op een openbare plaats begeeft is verplicht ervoor te zorgen dat die hond zich niet van uitwerpselen ontdoet op of aan de weg.

2.De strafbaarheid wegens overtreding van het in het eerste lid gestelde gebod wordt opgeheven indien degene die zich met een hond op een openbare plaats begeeft er zorg voor draagt dat de uitwerpselen onmiddellijk worden verwijderd.

3.Onverminderd het bepaalde in het eerste en tweede lid, is een ieder die zich met een hond op een openbare plaats bevindt, verplicht een schepje, zakje of ander doeltreffend hulpmiddel ter onmiddellijke verwijdering van eventuele hondenuitwerpselen bij zich te hebben.

4.Degene die zich met hond op een openbare plaats bevindt, is verplicht de schep, het zakje of ander doeltreffend hulpmiddel op verzoek te laten zien aan de toezichthoudend ambtenaar.

5.De geboden genoemd onder lid 1, 3 en 4 niet van toepassing op de eigenaar of houder van een hond

a.die zich vanwege zijn handicap door een geleidehond of sociale hulphond laat begeleiden; of

b.die deze hond aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot geleidehond of sociale hulphond.

Artikel 2:58 Verontreiniging door honden

1.Degene die zich met een hond op een openbare plaats begeeft is verplicht ervoor te zorgen dat die hond zich niet van uitwerpselen ontdoet op of aan de weg.

1.De strafbaarheid wegens overtreding van het in het eerste lid gestelde gebod wordt opgeheven indien degene die zich met een hond op een openbare plaats begeeft er zorg voor draagt dat de uitwerpselen onmiddellijk worden verwijderd.

2.Onverminderd het bepaalde in het eerste en tweede lid, is een ieder die zich met een hond op een openbare plaats bevindt, verplicht een schepje, zakje of ander doeltreffend hulpmiddel ter onmiddellijke verwijdering van eventuele hondenuitwerpselen bij zich te hebben.

3.Degene die zich met hond op een openbare plaats bevindt, is verplicht de schep, het zakje of ander doeltreffend hulpmiddel op verzoek te laten zien aan de toezichthoudend ambtenaar.

4.De geboden genoemd onder lid 1, 3 en 4 zijn niet van toepassing op de eigenaar of houder van een hond die zich vanwege zijn handicap door een geleidehond of sociale hulphond laat begeleiden.

K.Artikel 2:59 wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:59 Gevaarlijke honden

1.Indien het college een hond in verband met zijn gedrag gevaarlijk of hinderlijk acht, kan het de eigenaar of houder van die hond een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod opleggen voor zover die hond verblijft of loopt op een openbare plaats of op het terrein van een ander.

1.Een aanlijngebod houdt in dat de eigenaar of houder verplicht is de hond aangelijnd te houden met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, van ten hoogste 1,50 meter.

2.Een muilkorfgebod houdt in dat de eigenaar of houder verplicht is de hond voorzien te houden van een muilkorf die:

a.vervaardigd is van stevige kunststof, van stevig leer of van beide stoffen;

b.door middel van een stevige leren riem zodanig rond de hals is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is; en

c.zodanig is ingericht dat de hond niet kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn.

3.Onverminderd het bepaalde in artikel 2:57, eerste lid onder c, dient een hond als bedoeld in het eerste lid voorzien te zijn van een door de bevoegde minister op aanvraag verstrekt uniek identificatienummer door middel van een microchip die met een chipreader afleesbaar is.

Artikel 2:59 Gevaarlijke honden 

1.Indien de burgemeester een hond in verband met zijn gedrag gevaarlijk of hinderlijk acht, kan hij de eigenaar of houder van die hond een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod opleggen voor zover die hond verblijft of loopt op een openbare plaats of op het terrein van een ander.

1.Een aanlijngebod houdt in dat de eigenaar of houder verplicht is de hond aangelijnd te houden met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, van ten hoogste 1,50 meter.

2.Een muilkorfgebod houdt in dat de eigenaar of houder verplicht is de hond voorzien te houden van een muilkorf die:

a.vervaardigd is van stevige kunststof, van stevig leer of van beide stoffen;

b.door middel van een stevige leren riem zodanig rond de hals is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is; en

c.zodanig is ingericht dat de hond niet kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn.

3.Onverminderd artikel 2:57, eerste lid, aanhef onder b, dient een hond als bedoeld in het eerste lid voorzien te zijn van een door de bevoegde minister op aanvraag verstrekt uniek identificatienummer door middel van een microchip die met een chipreader afleesbaar is.

L.Na artikel 2:65 worden ingevoegd artikelen 2:66, 2:67 en 2:68:

Nieuwe tekst

Afdeling 12. Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen 

Artikel 2:66 Begripsbepaling 

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • a.

    handelaar: een handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht;

  • b.

    verkoopregister: het aantekening houden van het verkopen of op andere wijze overdragen van alle gebruikte en ongeregelde goederen door de handelaar.

Artikel 2:67 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister 

De handelaar is verplicht aantekening te houden van alle gebruikte of ongeregelde goederen die hij verkoopt of op andere wijze overdraagt, in een doorlopend en een door of namens de burgemeester gewaarmerkt register, en daarin onverwijld op te nemen:

  • a.

    het volgnummer van de aantekening met betrekking tot het goed;

  • b.

    de datum van verkoop of overdracht van het goed;

  • c.

    een omschrijving van het goed, daaronder begrepen - voor zover dat mogelijk is - soort, merk en nummer van het goed;

  • d.

    de verkoopprijs of andere voorwaarden voor overdracht van het goed; en

  • e.

    de naam en het adres van degene die het goed heeft verkregen.

Artikel 2:68 Voorschriften als bedoeld in artikel 437 van het Wetboek van Strafrecht 

De handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht:

  • a.

    de burgemeester binnen drie dagen schriftelijk in kennis te stellen:

    • 1.

      dat hij het beroep van handelaar uitoefent met vermelding van zijn woonadres en het adres van de bij zijn onderneming behorende vestiging;

    • 2.

      van een verandering van de onder a, sub 1, bedoelde adressen;

    • 3.

      dat hij het beroep van handelaar niet langer uitoefent;

    • 4.

      dat hij enig goed kan verkrijgen dat redelijkerwijs van een misdrijf afkomstig is of voor de rechthebbende verloren is gegaan;

  • b.

    de burgemeester op eerste aanvraag zijn administratie of register ter inzage te geven;

  • c.

    aan de hoofdingang van elke vestiging een kenteken te hebben waarop zijn naam en de aard van de onderneming duidelijk zichtbaar zijn;

  • d.

    een door opkoop verkregen goed gedurende de eerste vijf dagen in bewaring te houden in de staat waarin het goed verkregen is.

  • M.

    Artikel 4:1, onder a. wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

a.Besluit: het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer;

a.Besluit: het Activiteitenbesluit milieubeheer;

N.Artikel 4:3, derde lid, wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

3.Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal 2 incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 4.113 , eerste lid, van het Besluit niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.

1.Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal 2 incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 3.148 , eerste lid, van het Besluit niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.

O.Het opschrift van Artikel 5:31A wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Artikel 5:31A

Artikel 5:31A Begripsbepalingen

P.Na artikel 5:34 wordt ingevoegd een artikel 5:34a:

Nieuwe tekst

Artikel 5:34a Verbod op het gebruik van wensballonnen

  • 1.

    Het is verboden zogenoemde wensballonnen door middel van hete lucht afkomstig van vuur op te laten.

  • 2.

    Onder een wensballon wordt mede verstaan elk voorwerp dat door middel van open vuur opstijgt en zonder sturing wegdrijft.

  • Q.

    Artikel 6:1 wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Artikel 6:1 Strafbepaling

Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde en de op grond van artikel 1.4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 6:1 Strafbepaling

1.Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde en de op grond van artikel 1.4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

2.In afwijking van het eerste is artikel 1a van de Wet op de economische delicten van toepassing op overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2:10, vijfde lid, 2:11, tweede lid en 2:12, eerste lid.

R.Artikel wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Artikel 6:2 Toezichthouders

1.Met het toezicht op de naleving van deze verordening, met uitzondering van hoofdstuk 3, zijn belast:

a.de bijzondere opsporingsambtenaren, als bedoeld in artikel 142 Wetboek van Strafvordering, die zijn aangesteld bij team Openbare Ruimte van de afdeling Stadsbedrijven.

b.de algemene opsporingsambtenaren, als bedoeld in artikel 141 Wetboek van Strafvordering, die zijn aangesteld bij de Regiopolitie Noord- en Oost-Gelderland.

2.Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de bij besluit van het college dan wel de burgemeester aan te wijzen personen.

Artikel 6:2 Toezichthouders

1.Met het toezicht op de naleving van deze verordening zijn belast: ambtenaren van politie, als bedoeld in artikel 141 Wetboek van Strafvordering.

2.Met het toezicht op de naleving van deze verordening, behoudens hoofdstuk 3, zijn belast: de bijzondere opsporingsambtenaren, als bedoeld in artikel 142 Wetboek van Strafvordering en werkzaam onder verantwoordelijkheid van de gemeente Zutphen.

3.Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de bij besluit van het college dan wel de burgemeester aan te wijzen personen.

  • S.

    De toelichting op artikel 1:3 komt te vervallen.

  • T.

    Aan de toelichting op artikel 1:8 wordt, na de laatste zin, de volgende tekst ingevoegd.

Tweede lid

De wetgever heeft in de Awb een sluitend systeem neergelegd voor de afhandeling van aanvragen: die worden ingewilligd of geweigerd. In artikel 4:5 van de Awb is daarop één uitzondering gemaakt: een aanvraag die zo gebrekkig is dat die moet worden aangevuld voor ze kan worden afgehandeld kan buiten behandeling worden gelaten. Wel moet de aanvrager de kans krijgen om de aanvraag aan te vullen. Gemeenten kunnen bij verordening geen aanvullende gronden stellen waarmee een aanvraag buiten behandeling kan worden gelaten, zoals voorheen was gedaan in artikel 1:3 ten aanzien van aanvragen die werden ingediend minder dan drie weken vóór het tijdstip waarop de aanvrager de vergunning of ontheffing nodig had.

Het is echter weinig zinvol – voor zowel de gemeente als de aanvrager – om te beginnen met een inhoudelijk toetsing van een aanvraag als door het (late) tijdstip van indienen van de aanvraag een –volledige en – goede beoordeling hiervan niet redelijkerwijs mogelijk is vóór de beoogde datum van de activiteit waarvoor de aanvrager de vergunning of ontheffing nodig heeft. Een vergunning of ontheffing zal in dergelijke gevallen niet (tijdig) verleend kunnen worden. Zie in dit verband ook artikel 3:2 van de Awb. Een (snelle) weigering schept (snel) duidelijkheid voor de aanvrager en voorkomt een onnodige inspanning aan de kant van de gemeente. Het tweede lid biedt nu een weigeringsgrondslag voor dergelijke gevallen, voor zover de betreffende aanvraag is ingediend minder dan drie weken voor de beoogde datum van de beoogde activiteit en daardoor een behoorlijke behandeling van de aanvraag niet mogelijk is.

Derde lid

Voor evenementen is de termijn van drie weken doorgaans te kort om tot een goede behandeling van de aanvraag te komen. Met toevoeging van het derde lid wordt voor evenementenvergunningen een termijn van twaalf weken gesteld. Dit sluit aan bij de huidige regeling, zoals die in het evenementenbeleid is vastgesteld. Met deze regeling wordt bevorderd dat vergunningaanvragen tijdig worden ingediend.

A.Aan de toelichting op artikel 2:24, onder tweede lid, wordt na de zinsnede “…in afwijking van de uitzondering benoemd in het eerste lid onder b.” en voor de zinsnede “Feesten die gehouden worden in horecagelegenheden…” een tekst ingevoegd die luidt als volgt:

Tevens is de vergunningplicht van toepassing op voetbalwedstrijden, waarbij één betaald voetbal-organisatie is betrokken. In geval er een voetbalwedstrijd plaats vindt, waarbij een betaald voetbal-organisatie betrokken is, is van belang dat in het kader van de openbare orde de burgemeester de bevoegdheid heeft om te besluiten of de wedstrijd plaats kan vinden en hier zo nodig voorschriften aan te verbinden. Daarom wordt deze categorie activiteiten op sportterreinen in het tweede lid wel als vergunningplichtig aangemerkt (tweede lid, onder f.).

A.Aan de toelichting op artikel 2:48 wordt, na de laatste zin, een tekst ingevoegd die luidt als volgt:

Omdat het sinds de wijziging van de Drank- en Horecawet in 2013 voor jongeren onder de achttien jaar sowieso verboden is om alcoholhoudende drank te nuttigen of aangebroken flesjes en blikjes met dergelijke drank bij zich te hebben, is dit artikel aangepast en is het alleen nog van toepassing op personen die de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt.

A.De toelichting op artikel 2:59 komt te luiden:

Dit artikel schept voor de burgemeester de mogelijkheid om na een (bijt)incident met een hond dat naar zijn oordeel niet voldoende ernstig is om strafrechtelijk op te treden (wat er doorgaans op neer komt dat de hond in beslag wordt genomen en een gedragstest ondergaat om te bekijken of de hond geresocialiseerd kan worden of helaas moet inslapen), de eigenaar te verplichten de hond te muilkorven en/of kort aan te lijnen. Sinds de intrekking van de Regeling agressieve dieren is er in landelijke wetgeving geen definitie van muilkorf meer gegeven, vandaar dat er hier een definitie is opgenomen.

A.De toelichting op artikel 2:66 komt te luiden:

Handelaar

Voor de omschrijving van het begrip “handelaar” verwijst artikel 437, eerste lid, Wetboek van Strafrecht naar de Algemene Maatregel van Bestuur op grond van dit artikel (Uitvoeringsbesluit ex artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, KB 06-01-1992).

Artikel 1 van dit besluit noemt als handelaren: opkopers en handelaren in gebruikte en ongeregelde goederen, platina, goud, zilver, edelstenen, uurwerken, kunstvoorwerpen, auto’s, motorfietsen, bromfietsen, fietsen, foto-, film-, radio-, audio- en videoapparatuur en apparatuur voor automatische registratie. Onder “handelaren in gebruikte en ongeregelde goederen” worden tevens handelaren in antiek en curiosa verstaan. Daarom hoeven zij niet apart te worden vermeld.

A.De toelichting op artikel 2:67 komt te luiden:

Hier is een algemene verplichting opgenomen om een verkoopregister bij te houden (“alle” goederen).

De in dit artikel opgenomen verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister vinden hun basis in artikel 2 van de AMvB op grond van artikel 437 Wetboek van Strafrecht. Artikel 437, eerste lid, onder a, WvSr verplicht de handelaar tot het aantekening houden van het verwerven dan wel voor handen hebben van alle gebruikte en ongeregelde goederen. In de Memorie van Toelichting wordt gezegd dat de administratieplicht alleen zinvol is als het om dit soort goederen gaat, omdat dan de kans bestaat dat zij van misdrijf afkomstig zijn.

In artikel 2 van eerdergenoemde AMvB worden regels gegeven betreffende de wijze van aantekening houden. Zo is bepaald dat de registerplichtige handelaar een doorlopend en een door of namens de burgemeester gewaarmerkt register houdt en daarin onverwijld de vereiste gegevens vermeldt: het zogenaamde verkoopregister.

Bij het opstellen van regels met betrekking tot het verkoopregister is aansluiting gezocht bij de terminologie van de formulering van het inkoopregister, welke overigens is geregeld bij wet en AMvB. Net als bij het inkoopregister verdient het aanbeveling om de handelingen die leiden tot het opstellen van een verkoopregister algemeen te omschrijven.

Net als het inkoopregister moet het verkoopregister doorlopend zijn. Een doorlopend register is een register waarin de aantekeningen waarvoor het is bestemd achtereenvolgens naar tijdsorden worden ingeschreven, met uitsluiting van de mogelijkheid van latere inschrijvingen. Een register waarin een aantal bladzijden ontbreekt, is geen doorlopend register. Het register mag geen onregelmatigheden en hiaten vertonen en moet chronologisch zijn.

A.De toelichting op artikel 2:68 komt te luiden:

Deze bepaling, die gebaseerd is op artikel 437ter, eerste lid, Wetboek van Strafrecht (WvSr), bevat voorschriften die in het algemeen het gevaar voor heling beogen te voorkomen.

Onder a

Ten eerste

Artikel 437ter, tweede lid, van het WvSr legt de handelaar de verplichting op de burgemeester of door hem aangewezen ambtenaren tevoren schriftelijk in kennis te stellen als hij van het opkopen een beroep of gewoonte maakt. De wetgever heeft afgezien van een regeling om de uitoefening van het opkopersbedrijf aan een voorafgaande toelating door het gemeentebestuur te binden. De aanmeldingsplicht is in onderdeel a, sub 1e, nader uitgewerkt.

Ten tweede en derde

Als er zich wijzigingen in het adres of beroep van de handelaar voordoen, moet de burgemeester hiervan in kennis worden gesteld. De politie kan hierdoor de registratie van de handelaren up-to-date houden.

Ten vierde

Hier spelen onder meer de omstandigheden waaronder het goed aan de handelaar wordt aangeboden en diens wetenschap zelf een rol. De inhoud van deze bepaling ligt dicht tegen die van artikel 437bis, eerste lid, van het WvSr aan. Hier is het echter de ondernemer die het initiatief moet nemen. Deze bepaling kan niet in strijd worden geacht met artikel 160 en 161 WvSv.

Onder b

In artikel 437, eerste lid, onder c, van het WvSr wordt aan de daartoe aangewezen ambtenaar de bevoegdheid gegeven om inzage te hebben in het inkoopregister. De bevoegdheid tot inzage in het verkoopregister is niet aangegeven in het WvSr, zodat een regeling in de APV noodzakelijk is. Door de bevoegdheid tot inzage van het verkoopregister bij de daartoe aangewezen ambtenaar te leggen, kan deze ambtenaar zowel het inkoop als het verkoopregister inzien.

Onder d

Bij een regeling tot effectieve helingbestrijding mag een bepaling betreffende de vervreemding van door opkoop verkregen goederen niet ontbreken. Artikel 2:68, onder d, voorziet hierin.

De bepaling sluit nauw aan op hetgeen bepaald in artikel 437, eerste lid, onder d en f, WvSr.

Daar is de handelaar et cetera die in strijd met een schriftelijke last van de burgemeester (of een vanwege hem gegeven last) bepaalde goederen vervreemdt, of niet in bewaring geeft, of die niet voldoet aan de daarbij gegeven aanwijzingen, strafbaar gesteld. In onderdeel d is gekozen voor een termijn van vijf dagen, zodat kan worden voorkomen dat een gestolen goed aangeboden wordt bij en doorverkocht door een opkoper terwijl deze nog niet als gestolen is opgegeven. Tevens wordt met deze bewaartermijn de bedrijfsvoering van de handelaren niet al te zeer wordt belemmerd.

A.De toelichting op artikel 4:1 komt te luiden:

Besluit

Het Activiteitenbesluit milieubeheer, hierna aangeduid als Besluit, biedt de mogelijkheid om in de gemeentelijke verordening voorwaarden te stellen aan festiviteiten ter voorkoming of beperking van geluidhinder.

Inrichting

Op grond van de Wet milieubeheer moeten inrichtingen die nadelige gevolgen voor het milieu kunnen veroorzaken ofwel over een milieuvergunning beschikken, of voldoen aan een algemene maatregel van bestuur (AMvB), welke artikelen met betrekking tot de bescherming van het milieu bevat.

A.In de toelichting wordt na de tekst “artikel 5:34 Verbod vuur te stoken” ingevoegd de volgende tekst:

Artikel 5:34a

Wensballonnen zijn papieren ballonnen die brandstof bevatten. Door de brandstof aan te steken

stijgt de ballon ongecontroleerd op. Het gevaar van de wensballonnen schuilt in het feit dat open

vuur ongecontroleerd de lucht in gaat. Daarbij bestaat het risico dat brandende wensballonnen op rieten daken, in natuurgebieden of op andere onwenselijke plaatsen landen. Met het oog op de brandveiligheid is daarom een verbod om wensballonnen op te laten in de APV opgenomen.

A.In de toelichting op artikel 6:1 wordt na de laatste zin een tekst ingevoegd, die luidt:

Tweede lid

Overtredingen van bepalingen die voortvloeien uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (zoals handelingen zonder of in strijd met een omgevingsvergunning) zijn in de Wet op de economische delicten (Wed) aangeduid als economische delicten. Dat heeft gevolgen voor de strafmaat, die onder de Wed anders is dan onder de APV. Om dat onderscheid duidelijk te maken is het tweede lid toegevoegd.

Artikel II Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na de datum van bekendmaking.

Artikel III Overgangsrecht

Besluiten, door het college genomen op grond van artikel 2:59 van de Algemene Plaatselijke Verordening Zutphen 2011 voor inwerkingtreding van deze wijzigingsverordening, blijven van kracht.

Artikel IV Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening tot wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening Zutphen 2011 (3e wijziging).

Aldus besloten in de openbare vergadering van

de raad van de gemeente Zutphen,

gehouden op: 19 december 2016

De voorzitter, de griffier,

Naar boven