Gemeenschappelijke regeling werkbedrijven Kust-, Duin- en Bollenstreek (GR KDB)

De raden en de colleges van burgemeester en wethouders van Hillegom, Katwijk, Lisse, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen en Wassenaar;

overwegende, dat de bestaande gemeenschappelijke regeling “Werkvoorzieningschap Kust-, Duin- en Bollenstreek” moet worden gewijzigd als gevolg van de inwerkingtreding per 1 januari 2015 van de Participatiewet en de gewijzigde Wet sociale werkvoorziening;

dat ook de per 1 januari 2015 in werking getreden gewijzigde Wet gemeenschappelijke regelingen tot aanpassing van de vigerende gemeenschappelijke regeling noopt;

dat niet alle deelnemende gemeenten gelijke bevoegdheden zullen overdragen, zodat het wenselijk is de gemeenschappelijke regeling een modulair karakter te geven;

dat de raden op grond van artikel 23, eerste lid, van de thans vigerende gemeenschappelijke regeling Werkvoorzieningschap Kust-, Duin- en Bollenstreek de regeling kunnen wijzigen bij eensluidende besluiten van ten minste twee derde der gemeenten;

dat, op grond van artikel 23, tweede lid van die regeling, indien bij de wijziging bevoegdheden van de colleges van burgemeester en wethouders zijn betrokken, daarnaast ook door ten minste twee derde van het aantal colleges van burgemeester en wethouders besluiten tot wijziging dienen te worden genomen;

dat de vigerende gemeenschappelijke regeling een gemengde regeling is omdat bevoegdheden van zowel de raden als van de colleges van burgemeester en wethouders zijn overgedragen;

dat bij de onderhavige wijziging niet langer bevoegdheden van de raden zijn betrokken, zodat in de nieuwe situatie gesproken kan worden van een zogenaamde collegeregeling;

gelet op de bepalingen van de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Gemeentewet, de Participatiewet en de Wet sociale werkvoorziening;

besluiten:

de gemeenschappelijke regeling “Werkvoorzieningschap Kust-, Duin- en Bollenstreek” zodanig te wijzigen dat zij komt te luiden als volgt:

HOOFDSTUK 1: ALGEMENE BEPALINGEN.

Artikel 1: Begripsomschrijvingen.

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    het openbaar lichaam: het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 2 van deze regeling;

  • b.

    regeling: de onderhavige gemeenschappelijke regeling

  • c.

    wet: de Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • d.

    samenwerkingsmodule: een belang dat de gemeenschappelijke regeling behartigt en

waarvoor een deelnemende gemeente al dan niet taken en bevoegdheden overdraagt;

  • e.

    raad: een gemeenteraad van de deelnemende gemeenten;

  • f.

    college: een college van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten;

  • g.

    gedeputeerde staten: gedeputeerde staten van Zuid-Holland;

  • h.

    uitvoeringsregeling: de regeling die verandering kan aanbrengen in de overgedragen

bevoegheden.

Artikel 2: Openbaar lichaam.

1.Er is een openbaar lichaam, genaamd “Gemeenschappelijke regeling werkbedrijven

Kust-, Duin- en Bollenstreek (GR KDB)”

2.Het openbaar lichaam bezit rechtspersoonlijkheid en is gevestigd in de gemeente

Teylingen.

Artikel 3: Bestuursorganen.

De gemeenschappelijke regeling kent de volgende bestuursorganen:

  • a.

    het algemeen bestuur;

  • b.

    het dagelijks bestuur;

  • c.

    de voorzitter.

HOOFDSTUK 2: BELANGEN, TAKEN EN BEVOEGDHEDEN .

Artikel 4: Belangen.

De regeling behartigt de belangen van de deelnemende gemeenten op het gebied van het uitvoeren van de Wet sociale werkvoorziening, de participatievoorziening beschut werk als bedoeld in artikel 10b van de Participatiewet en het plaatsen van werkzoekenden, al dan niet met een arbeidsbeperking, bij werkgevers.

Artikel 5 : Taken.

1.A. Samenwerkingsmodule sociale werkvoorziening.

De regeling heeft binnen deze module tot taak de uitvoering van de Wet sociale

werkvoorziening.

B.Samenwerkingsmodule participatievoorziening beschut werken.

B. De regeling heeft binnen deze module tot taak de uitvoering van de participatie-

voorziening beschut werken, als bedoeld in artikel 10 b van de Participatiewet.

C.Samenwerkingsmodule servicepunt werk.

C. De regeling heeft binnen deze module tot taak het plaatsen van werkzoekenden, al

dan niet met een arbeidsbeperking, bij werkgevers.

2.De colleges besluiten, na toestemming van de raden, per samenwerkingsmodule of

zij hieraan deelnemen.

3.De colleges kunnen, na toestemming van de raden en met betrekking tot de belangen, bedoeld in artikel 4, besluiten voor andere taken, dan in het eerste lid genoemd, samenwerkingsmodules toe te voegen. De toevoeging van een samenwerkingsmodule geschiedt door middel van een wijziging van de regeling.

Artikel 6 : Bevoegdheden.

1.Teneinde de belangen, genoemd in artikel 4, te kunnen verwezenlijken, zijn de

bevoegdheden van de colleges, ieder voor zover zij deelnemen aan de

samenwerkingsmodules, uit de Wet sociale werkvoorziening, alsmede uit de

Participatiewet, voor zover deze betrekking hebben op de arbeidsinschakeling,

overgedragen aan het bestuur van de regeling.

2.Het algemeen bestuur kan in een uitvoeringsregeling verandering aanbrengen in

de bevoegdheden, bedoeld in het eerste lid.

H OOFDSTUK 3: HET ALGEMEEN BESTUUR .

Artikel 7 : Taken en bevoegdheden.

1.Aan het algemeen bestuur behoren de taken en bevoegdheden toe die in de wet aan het

algemeen bestuur zijn opgedragen, alsmede alle bevoegdheden die bij of krachtens deze

regeling aan dit orgaan worden opgedragen en die niet aan het dagelijks bestuur of de

voorzitter zijn opgedragen.

2.Het algemeen bestuur kan aan het dagelijks bestuur bevoegdheden overdragen, met

uitzondering van:

  • a.

    het vaststellen van de kadernota;

  • b.

    het vaststellen en wijzigen van de begroting;

  • c.

    het vaststellen van de rekening;

  • d.

    het vaststellen van de algemene financiële en beleidsmatige kaders;

  • e.

    het vaststellen van regelingen;

f. het oprichten van of deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen,

verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen;

3.Het algemeen bestuur kan besluiten tot het oprichten van en de deelneming in

stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge

waarborgmaatschappijen.

Het algemeen bestuur besluit slechts tot zodanige oprichting of deelneming indien dit in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen belang. Het besluit wordt niet genomen dan

nadat de raden van de deelnemende gemeenten een ontwerpbesluit is toegezonden

en gedurende twee maanden in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen

ter kennis te brengen van het algemeen bestuur.

Artikel 8 : Samenstelling en zittingsduur.

1.Ieder college wijst uit zijn midden één lid aan als lid van het algemeen bestuur.

Gelijktijdig wordt een plaatsvervanger aangewezen.

2.De leden van het algemeen bestuur hebben zitting gedurende dezelfde periode als de

zittingsduur van het college van burgemeester en wethouders van de deelnemende

gemeenten.

3.Het lidmaatschap eindigt zodra een lid ophoudt burgemeester of wethouder van de

desbetreffende gemeente te zijn.

4.De leden van het algemeen bestuur, die tussentijds ontslag nemen, stellen de voorzitter

hiervan op de hoogte. Het ontslag gaat in zodra onherroepelijk in hun opvolging is

voorzien.

5.De leden 2 tot en met 4 zijn van overeenkomstige toepassing op de plaatsvervangende

leden.

Artikel 9 : Werkwijze en vergaderorde.

  • 1.

    Besluiten van het algemeen bestuur worden genomen bij meerderheid van stemmen.

  • 2.

    Het algemeen bestuur vergadert tenminste driemaal per jaar en voorts zo dikwijls de

voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig oordeelt of tenminste één vijfde van het

aantal leden van het algemeen bestuur daarom verzoekt.

  • 3.

    De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar.

  • 4.

    Tot het sluiten van de deuren en het vergaderen in beslotenheid kan worden overgegaan

met inachtneming van artikel 23 der Gemeentewet en artikel 22 der wet.

  • 5.

    In een besloten vergadering kan niet worden beraadslaagd of besloten worden over:

    • a.

      de kadernota;

    • b.

      de begroting en de wijzigingen daarvan;

    • c.

      de rekening;

    • d.

      het aangaan van geldleningen, het uitlenen van gelden en het aangaan van

rekening-courantovereenkomsten;

a.het wijzigen of opheffen van deze regeling of het nemen van besluiten over uittreding

of toetreding van gemeenten;

  • a.

    het toevoegen, wijzigen of opheffen van samenwerkingsmodules;

  • b.

    het oprichten van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen,

verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen.

6.Het algemeen bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere

werkzaamheden vast.

HOOFDSTUK 4: HET DAGELIJKS BESTUUR .

Artikel 10 : Taken en bevoegdheden.

Aan het dagelijks bestuur is in elk geval opgedragen:

a.het dagelijks bestuur van de regeling te voeren, voor zover niet bij of krachtens de wet of

de regeling het algemeen bestuur hiermede is belast;

  • a.

    beslissingen van het algemeen bestuur voor te bereiden en uit te voeren;

  • b.

    regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van het openbaar lichaam;

  • c.

    ambtenaren te benoemen, te schorsen en te ontslaan;

  • d.

    tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van het openbaar lichaam te besluiten, met

uitzondering van die, bedoeld in artikel 31a der wet;

a.te besluiten namens het openbaar lichaam, het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur

rechtsgedingen, bezwaarprocedures of handelingen ter voorbereiding daarop te

verrichten, tenzij het algemeen bestuur, voor zover het het algemeen bestuur aangaat,

in voorkomende gevallen anders beslist. Het dagelijks bestuur neemt, ook alvorens is

besloten tot het voeren van een rechtsgeding, alle conservatoire maatregelen en doet

wat nodig is ter voorkoming van verjaring of verlies van recht of bezit.

Artikel 11 : Samenstelling en zittingsduur.

1.Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en twee andere leden, door het algemeen

bestuur uit zijn midden aan te wijzen en te ontslaan.

2.De leden van het dagelijks bestuur worden aangewezen in de eerste vergadering van het

algemeen bestuur in nieuwe samenstelling.

3.Zij treden, onverminderd het bepaalde in artikel 14, lid 4, af op de dag van aftreden van

de leden van het algemeen bestuur. Zij kunnen, indien zij opnieuw worden aangewezen

tot lid van het algemeen bestuur, terstond opnieuw worden benoemd.

Artikel 12 : Werkwijze en vergaderorde.

1.Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter dit nodig oordeelt of één lid

van het dagelijks bestuur zulks schriftelijk, onder opgave van de te behandelen

onderwerpen, verzoekt, in welk geval de vergadering binnen twee weken plaatsheeft.

2.Het dagelijks bestuur stelt een reglement van orde vast voor zijn vergaderingen en

overige werkzaamheden. Het reglement wordt ter kennis gebracht van het algemeen

bestuur.

HOOFDSTUK 5: DE VOORZITTER .

Artikel 13 .

  • 1.

    De voorzitter wordt door het algemeen bestuur uit zijn midden aangewezen.

  • 2.

    Bij afwezigheid van de voorzitter wordt hij vervangen door een lid van het dagelijks

bestuur, door dat bestuur uit zijn midden aangewezen.

3.De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en

het dagelijks bestuur.

4.Hij tekent de stukken, die van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur uitgaan.

Deze stukken worden mede-ondertekend door de secretaris.

5.Het dagelijks bestuur kan besluiten de ondertekening van stukken, die van dit bestuur

uitgaan, op te dragen aan een ander lid van dit bestuur of aan de secretaris.

6.De voorzitter vertegenwoordigt het openbaar lichaam in en buiten rechte. Hij kan de

vertegenwoordiging opdragen aan een door hem aan te wijzen gemachtigde.

HOOFDSTUK 6 : INLICHTINGEN, VERANTWOORDING EN ONTSLAG .

Artikel 14 : Het dagelijks bestuur en de voorzitter ten opzichte van het algemeen bestuur.

1.De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen

bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hen gevoerde bestuur.

Zij geven gevraagd en ongevraagd aan het algemeen bestuur alle informatie, die voor een

juiste beoordeling van het door het dagelijks bestuur te voeren en gevoerde bestuur nodig

is.

2.Zij geven, tezamen dan wel afzonderlijk, aan het algemeen bestuur, wanneer dit bestuur

of één of meer leden daarvan hierom verzoekt, alle gevraagde inlichtingen.

3.Een lid van het dagelijks bestuur kan door het algemeen bestuur worden ontslagen

indien dit lid het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit. Op het

ontslagbesluit is artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.

4.Het bepaalde in de voorgaande leden is van overeenkomstige toepassing op de voorzitter

voor het door hem gevoerde bestuur.

Artikel 15 : Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter ten opzichte van

de raden.

1.Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter geven aan de raden van de

deelnemende gemeenten gevraagd en ongevraagd alle informatie die voor een juiste

beoordeling van het door deze besturen gevoerde bestuur nodig is.

2.Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter verstrekken aan de raden

van de deelnemende gemeenten alle inlichtingen die door één of meer leden van die

raden worden verlangd.

Artikel 16 : De leden van het algemeen bestuur ten opzichte van de colleges van

burgemeester en wethouders.

1.Een lid van het algemeen bestuur verschaft het college dat dit lid heeft aangewezen alle

inlichtingen, die door het college worden verlangd.

2.Een lid van het algemeen bestuur is het college dat dit lid heeft aangewezen

verantwoording verschuldigd voor het door het algemeen bestuur gevoerde beleid.

3.Een lid van het algemeen bestuur kan, onverminderd het bepaalde in artikel 7, door het

college dat hem heeft aangewezen worden ontslagen, indien dit lid het vertrouwen van

het college niet meer bezit

4.Met inachtneming van artikel 19, eerste lid, der wet is het bepaalde in het eerste en tweede lid van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de raden van de

deelnemende gemeenten.

HOOFDSTUK 7: HET PERSONEEL .

Artikel 17 : Personeel.

Het openbaar lichaam kan personeel aanstellen.

Artikel 18 : De secretaris.

  • 1.

    Tot het personeel van het openbaar lichaam behoort de secretaris.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur beslist over zijn benoeming, schorsing en ontslag.

  • 3.

    De secretaris wordt bij verhindering of ontstentenis vervangen door een plaatsvervanger,

die eveneens door het dagelijks bestuur wordt benoemd, geschorst en ontslagen.

4.De secretaris staat het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter bij de

oefening van hun taak terzijde.

Artikel 19 . Rechtspositie.

1.Voor het personeel, in dienst op basis van de Wet sociale werkvoorziening, is de

Collectieve Arbeidsovereenkomst voor de sociale werkvoorziening van toepassing.

2.Voor het overige personeel van het openbaar lichaam gelden de rechtspositieregelingen,

zoals deze door de gemeente van vestiging voor haar personeel zijn vastgesteld.

HOOFDSTUK 8: FINANCIËN .

Artikel 20 : De kadernota.

Het dagelijks bestuur zendt vóór 15 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient en na raadpleging van het algemeen bestuur de algemene financiële en beleidsmatige kaders en de voorlopige jaarrekening aan de raden van de deelnemende gemeenten.

Artikel 21 : De begroting.

1.De begroting bestaat uit een algemeen deel en uit deelbegrotingen voor de

samenwerkingsmodules.

2.Het dagelijks bestuur zendt de ontwerpbegroting acht weken voordat zij aan het

algemeen bestuur wordt aangeboden toe aan de raden van de deelnemende gemeenten.

3.De raden kunnen bij het dagelijks bestuur gedurende de in lid 2 bedoelde periode hun

zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de

commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan

het algemeen bestuur wordt aangeboden.

4.Het algemeen bestuur stelt de begroting vast in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor

zij dient.

5.Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na vaststelling, doch in ieder

geval vóór 1 augustus van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan

gedeputeerde staten.

6.Nadat deze is vastgesteld zendt het algemeen bestuur de begroting aan de raden van de

deelnemende gemeenten, die ter zake bij gedeputeerde staten hun zienswijze naar voren

kunnen brengen.

7.Het bepaalde in de leden 2, 3, 5 en 6, is van overeenkomstige toepassing op besluiten

tot wijziging van de begroting, met uitzondering van de in lid 5 genoemde datum.

Artikel 22 : De rekening.

1.De rekening bestaat uit een algemeen deel en uit deelrekeningen voor de

samenwerkingsmodules.

2.Het algemeen bestuur stelt de jaarrekening vast in het jaar, volgend op het jaar waarop

deze betrekking heeft.

3.Het dagelijks bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken na vaststelling, doch in

elk geval vóór 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking

heeft, ter kennisneming aan de raden en aan gedeputeerde staten.

Artikel 23 : Administratie en kostentoerekening.

1.Ten aanzien van de in artikel 5 genoemde samenwerkingsmodules worden afzonderlijke

administraties aangehouden.

2.Kosten die betrekking hebben op alle modules worden op basis van evenredigheid

toegedeeld aan de samenwerkingsmodules.

Artikel 24 : Bijdragen van de gemeenten.

1.De kosten van samenwerkingsmodule A worden over de deelnemende gemeenten

verdeeld op basis van het aantal uit die gemeenten afkomstige personen, die een

dienstbetrekking vervullen voor het verrichten van arbeid onder aangepaste

omstandigheden.

2.De kosten van samenwerkingsmodule B worden over de deelnemende gemeenten

verdeeld op basis van het aantal uit die gemeenten afkomstige personen, die in een

beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden arbeid verrichten.

3.De kosten van samenwerkingsmodule C worden over de deelnemende gemeenten

verdeeld op basis van de verdeelsleutel die door het algemeen bestuur telkenjare bij

de behandeling van de begroting wordt vastgesteld.

4.De deelnemende gemeenten betalen bij wijze van voorschot op 1 januari, 1 april, 1 juli

en 1 oktober van elk kalenderjaar telkens een kwart van de in de begroting opgenomen

bijdrage.

HOOFDSTUK 9: ARCHIEF.

Artikel 25 .

1.Het dagelijks bestuur is belast met de zorg voor de archiefbescheiden van de organen

van het openbaar lichaam, overeenkomstig een door het algemeen bestuur, met inacht-

neming van artikel 40 van de Archiefwet 1995 vast te stellen Archiefverordening.

2.Het dagelijks bestuur is tevens belast met de zorg voor de archiefbescheiden die worden

gevormd krachtens de aan het openbaar lichaam gedelegeerde taken.

3.Bij opheffing van de regeling worden de archiefbescheiden overgebracht naar de

archiefbewaarplaats van de gemeente van vestiging.

4.De secretaris is belast met het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden.

Hoo fdstuk 10: WIJZIGING, TOETREDING, UITTREDI NG EN OPHEFFING.

Artikel 26: Wijziging van de regeling.

De regeling kan worden gewijzigd krachtens een daartoe strekkend eensluidend besluit van de colleges en na verkregen toestemming van de raden van alle deelnemende gemeenten.

Artikel 27: Toevoeging en wijziging van een samenwerkingsmodule.

Een module kan worden toegevoegd of gewijzigd krachtens een daartoe strekkend eensluidend besluit van de colleges en na verkregen toestemming van de raden van alle deelnemende gemeenten.

Artikel 28: Toetreding tot de regeling.

1.Een gemeente kan tot de regeling toetreden krachtens een daartoe strekkend besluit

van het college en na verkregen toestemming van de raad.

2.Toetreding tot de regeling kan slechts plaatshebben wanneer alle colleges, na verkregen

toestemming van de raden van alle deelnemende gemeenten, daarmede instemmen bij

eensluidend besluit.

3.Het algemeen bestuur regelt de gevolgen van toetreding van een nieuwe deelnemer en

kan aan die toetreding voorwaarden verbinden.

Artikel 29: Toetreding tot een samenwerkingsmodule.

1.Een gemeente kan krachtens een daartoe strekkend besluit van het college van die

gemeente en na verkregen toestemming van de raad besluiten tot deelname aan een

reeds bestaande samenwerkingsmodule.

2.Het algemeen bestuur regelt de gevolgen van toetreding van een nieuwe deelnemer en

kan aan die toetreding voorwaarden verbinden.

Artikel 30: Uittreding uit de regeling.

1.Een gemeente kan uit de regeling treden krachtens een daartoe strekkend besluit van het

college van die gemeente en na verkregen toestemming van de raad. Daarbij wordt een

opzegtermijn van één jaar, ingaande 1 januari van het eerstvolgend kalenderjaar, in acht

genomen.

2.Het voornemen tot uittreding wordt bij aangetekende brief bekend gemaakt aan het

dagelijks bestuur van het openbaar lichaam.

3.Een gemeente kan uit de regeling treden, mits alle kosten, die direct of indirect

samenhangen met die uittreding, worden vergoed.

4.Na ontvangst van de in lid 2 bedoelde brief wordt in overleg met de uittredende

gemeente aan een onafhankelijke registeraccountant opdracht gegeven een plan op te

stellen dat ten minste inzicht geeft in alle kosten, die direct of indirect samenhangen

met de uittreding. Het plan wordt uiterlijk binnen zes maanden na ontvangst van het

in lid 2 bedoeld verzoek door het algemeen bestuur vastgesteld. De daaruit

voortvloeiende financiële verplichtingen zijn voor de uittredende gemeente bindend.

5.Nadat het plan is vastgesteld is de uittredende gemeente gehouden binnen zes maanden

aan de daarin omschreven financiële verplichtingen te voldoen.

Artikel 31: Uittreding uit een samenwerkingsmodule.

1.Een gemeente kan uit een samenwerkingsmodule treden krachtens een daartoe

strekkend besluit van het college van die gemeente en na verkregen toestemming van de

raad. Daarbij wordt een opzeggingstermijn van één jaar, ingaande 1 januari van het

eerstvolgend jaar, in acht genomen.

2.De bepalingen van artikel 30, tweede tot en met vijfde lid, zijn van overeenkomstige

toepassing.

3.Indien een gemeente besluit uit een samenwerkingsmodule te treden en als

gevolg daarvan eveneens uit de regeling treedt, is het bepaalde in artikel 30 van

overeenkomstige toepassing.

Artikel 32: Opheffing en liquidatie van de regeling.

1.De regeling kan worden opgeheven krachtens een daartoe strekkend besluit van de

colleges en na verkregen toestemming van de raden van alle deelnemende gemeenten.

2.In geval van opheffing van de regeling besluit het algemeen bestuur tot liquidatie en

regelt het de financiële, personele en andere gevolgen van de opheffing in een

liquidatieplan.

3.Het liquidatieplan wordt door het algemeen bestuur, de colleges en de raden van alle

deelnemende gemeenten gehoord, vastgesteld.

4.Het liquidatieplan geeft regels voor de wijze waarop de deelnemende gemeenten,

voor zover het saldo ontoereikend is, zorg dragen voor de nakoming van de

verplichtingen van het openbaar lichaam, uitgaande van de financiële lasten en risico’s

van de deelnemende gemeente per samenwerkingsmodule.

  • 5.

    Het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van de liquidatie.

  • 6.

    Zo nodig blijven de organen van het openbaar lichaam, ook na de opheffing in functie

totdat de liquidatie is voltooid.

Artikel 33: Opheffing van een samenwerkingsmodule.

1.Een samenwerkingsmodule kan worden opgeheven krachtens een daartoe strekkend

besluit van de colleges en na verkregen toestemming van alle raden van de deelnemende

gemeenten.

2.Het algemeen bestuur regelt de gevolgen van deze opheffing.

HOOFDSTUK 11: SLOTBEPALINGEN.

Artikel 3 4 : Geschillen.

Geschillen omtrent de toepassing, in de ruimste zin, van deze regeling worden ingevolge artikel 28 van de wet beslist door gedeputeerde staten.

Artikel 3 5 : Duur van de regeling.

De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

Artikel 3 6 : Inwerkingtreding.

De regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag van de maand, volgend op die

van de bekendmaking, als bedoeld in artikel 26, tweede lid, van de wet.

Artikel 3 7 : Evaluatie.

De werking van deze regeling wordt na vijf jaar geëvalueerd.

Artikel 3 8 : Citeertitel.

Deze regeling wordt aangehaald als: “Gemeenschappelijke regeling werkbedrijven

Kust-, Duin en Bollenstreek (GR KDB)”.

Artikel 35 : Toezending regeling aan gedeputeerde staten.

De in artikel 26, eerste lid, der wet voorgeschreven toezending van de regeling aan gedeputeerde staten geschiedt door de gemeente van vestiging.

Aldus vastgesteld door de raad der gemeente Hillegom in zijn openbare vergadering

d.d. 13 oktober 2016.

griffier voorzitter

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van Hillegom

d.d. 12 september 2016.

secretaris burgemeester

Aldus vastgesteld door de raad der gemeente Katwijk in zijn openbare vergadering

d.d. 1 december 2016.

griffier voorzitter

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van Katwijk

d.d. 1 december 2016.

secretaris burgemeester

Aldus vastgesteld door de raad der gemeente Lisse in zijn openbare vergadering

d.d. 27 oktober 2016.

griffier voorzitter

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van Lisse

d.d. 28 november 2016.

secretaris burgemeester

Aldus vastgesteld door de raad der gemeente Noordwijk in zijn openbare vergadering

d.d. 3 november 2016.

griffier voorzitter

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van Noordwijk

d.d. 11 oktober 2016.

secretaris burgemeester

Aldus vastgesteld door de raad der gemeente Noordwijkerhout in zijn openbare vergadering

d.d. 1 december 2016.

griffier voorzitter

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van Noordwijkerhout

d.d.

secretaris burgemeester

Aldus vastgesteld door de raad der gemeente Oegstgeest in zijn openbare vergadering

d.d. 23 juni 2016.

griffier voorzitter

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van Oegstgeest

d.d. 17 mei 2016.

secretaris burgemeester

Aldus vastgesteld door de raad der gemeente Teylingen in zijn openbare vergadering

d.d. 27 oktober 2016.

griffier voorzitter

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van Teylingen

d.d. 12 september 2016.

secretaris burgemeester

Aldus vastgesteld door de raad der gemeente Wassenaar in zijn openbare vergadering

d.d.

griffier voorzitter

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van Wassenaar

d.d. 28 november 2016.

secretaris burgemeester

Naar boven