Gemeenteblad van Teylingen
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Teylingen | Gemeenteblad 2016, 186303 | Overige besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Teylingen | Gemeenteblad 2016, 186303 | Overige besluiten van algemene strekking |
Gemeenschappelijke regeling werkbedrijven Kust-, Duin- en Bollenstreek (GR KDB)
De raden en de colleges van burgemeester en wethouders van Hillegom, Katwijk, Lisse, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen en Wassenaar;
overwegende, dat de bestaande gemeenschappelijke regeling “Werkvoorzieningschap Kust-, Duin- en Bollenstreek” moet worden gewijzigd als gevolg van de inwerkingtreding per 1 januari 2015 van de Participatiewet en de gewijzigde Wet sociale werkvoorziening;
dat ook de per 1 januari 2015 in werking getreden gewijzigde Wet gemeenschappelijke regelingen tot aanpassing van de vigerende gemeenschappelijke regeling noopt;
dat niet alle deelnemende gemeenten gelijke bevoegdheden zullen overdragen, zodat het wenselijk is de gemeenschappelijke regeling een modulair karakter te geven;
dat de raden op grond van artikel 23, eerste lid, van de thans vigerende gemeenschappelijke regeling Werkvoorzieningschap Kust-, Duin- en Bollenstreek de regeling kunnen wijzigen bij eensluidende besluiten van ten minste twee derde der gemeenten;
dat, op grond van artikel 23, tweede lid van die regeling, indien bij de wijziging bevoegdheden van de colleges van burgemeester en wethouders zijn betrokken, daarnaast ook door ten minste twee derde van het aantal colleges van burgemeester en wethouders besluiten tot wijziging dienen te worden genomen;
dat de vigerende gemeenschappelijke regeling een gemengde regeling is omdat bevoegdheden van zowel de raden als van de colleges van burgemeester en wethouders zijn overgedragen;
dat bij de onderhavige wijziging niet langer bevoegdheden van de raden zijn betrokken, zodat in de nieuwe situatie gesproken kan worden van een zogenaamde collegeregeling;
gelet op de bepalingen van de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Gemeentewet, de Participatiewet en de Wet sociale werkvoorziening;
de gemeenschappelijke regeling “Werkvoorzieningschap Kust-, Duin- en Bollenstreek” zodanig te wijzigen dat zij komt te luiden als volgt:
HOOFDSTUK 1: ALGEMENE BEPALINGEN.
Artikel 1: Begripsomschrijvingen.
In deze regeling wordt verstaan onder:
waarvoor een deelnemende gemeente al dan niet taken en bevoegdheden overdraagt;
1.Er is een openbaar lichaam, genaamd “Gemeenschappelijke regeling werkbedrijven
Kust-, Duin- en Bollenstreek (GR KDB)”
2.Het openbaar lichaam bezit rechtspersoonlijkheid en is gevestigd in de gemeente
De gemeenschappelijke regeling kent de volgende bestuursorganen:
HOOFDSTUK 2: BELANGEN, TAKEN EN BEVOEGDHEDEN .
De regeling behartigt de belangen van de deelnemende gemeenten op het gebied van het uitvoeren van de Wet sociale werkvoorziening, de participatievoorziening beschut werk als bedoeld in artikel 10b van de Participatiewet en het plaatsen van werkzoekenden, al dan niet met een arbeidsbeperking, bij werkgevers.
1.A. Samenwerkingsmodule sociale werkvoorziening.
De regeling heeft binnen deze module tot taak de uitvoering van de Wet sociale
B.Samenwerkingsmodule participatievoorziening beschut werken.
B. De regeling heeft binnen deze module tot taak de uitvoering van de participatie-
voorziening beschut werken, als bedoeld in artikel 10 b van de Participatiewet.
C.Samenwerkingsmodule servicepunt werk.
C. De regeling heeft binnen deze module tot taak het plaatsen van werkzoekenden, al
dan niet met een arbeidsbeperking, bij werkgevers.
2.De colleges besluiten, na toestemming van de raden, per samenwerkingsmodule of
3.De colleges kunnen, na toestemming van de raden en met betrekking tot de belangen, bedoeld in artikel 4, besluiten voor andere taken, dan in het eerste lid genoemd, samenwerkingsmodules toe te voegen. De toevoeging van een samenwerkingsmodule geschiedt door middel van een wijziging van de regeling.
1.Teneinde de belangen, genoemd in artikel 4, te kunnen verwezenlijken, zijn de
bevoegdheden van de colleges, ieder voor zover zij deelnemen aan de
samenwerkingsmodules, uit de Wet sociale werkvoorziening, alsmede uit de
Participatiewet, voor zover deze betrekking hebben op de arbeidsinschakeling,
overgedragen aan het bestuur van de regeling.
2.Het algemeen bestuur kan in een uitvoeringsregeling verandering aanbrengen in
de bevoegdheden, bedoeld in het eerste lid.
H OOFDSTUK 3: HET ALGEMEEN BESTUUR .
Artikel 7 : Taken en bevoegdheden.
1.Aan het algemeen bestuur behoren de taken en bevoegdheden toe die in de wet aan het
algemeen bestuur zijn opgedragen, alsmede alle bevoegdheden die bij of krachtens deze
regeling aan dit orgaan worden opgedragen en die niet aan het dagelijks bestuur of de
2.Het algemeen bestuur kan aan het dagelijks bestuur bevoegdheden overdragen, met
f. het oprichten van of deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen,
verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen;
3.Het algemeen bestuur kan besluiten tot het oprichten van en de deelneming in
stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge
Het algemeen bestuur besluit slechts tot zodanige oprichting of deelneming indien dit in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen belang. Het besluit wordt niet genomen dan
nadat de raden van de deelnemende gemeenten een ontwerpbesluit is toegezonden
en gedurende twee maanden in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen
ter kennis te brengen van het algemeen bestuur.
Artikel 8 : Samenstelling en zittingsduur.
1.Ieder college wijst uit zijn midden één lid aan als lid van het algemeen bestuur.
Gelijktijdig wordt een plaatsvervanger aangewezen.
2.De leden van het algemeen bestuur hebben zitting gedurende dezelfde periode als de
zittingsduur van het college van burgemeester en wethouders van de deelnemende
3.Het lidmaatschap eindigt zodra een lid ophoudt burgemeester of wethouder van de
desbetreffende gemeente te zijn.
4.De leden van het algemeen bestuur, die tussentijds ontslag nemen, stellen de voorzitter
hiervan op de hoogte. Het ontslag gaat in zodra onherroepelijk in hun opvolging is
5.De leden 2 tot en met 4 zijn van overeenkomstige toepassing op de plaatsvervangende
Artikel 9 : Werkwijze en vergaderorde.
voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig oordeelt of tenminste één vijfde van het
aantal leden van het algemeen bestuur daarom verzoekt.
met inachtneming van artikel 23 der Gemeentewet en artikel 22 der wet.
rekening-courantovereenkomsten;
a.het wijzigen of opheffen van deze regeling of het nemen van besluiten over uittreding
verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen.
6.Het algemeen bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere
HOOFDSTUK 4: HET DAGELIJKS BESTUUR .
Artikel 10 : Taken en bevoegdheden.
Aan het dagelijks bestuur is in elk geval opgedragen:
a.het dagelijks bestuur van de regeling te voeren, voor zover niet bij of krachtens de wet of
de regeling het algemeen bestuur hiermede is belast;
uitzondering van die, bedoeld in artikel 31a der wet;
a.te besluiten namens het openbaar lichaam, het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur
rechtsgedingen, bezwaarprocedures of handelingen ter voorbereiding daarop te
verrichten, tenzij het algemeen bestuur, voor zover het het algemeen bestuur aangaat,
in voorkomende gevallen anders beslist. Het dagelijks bestuur neemt, ook alvorens is
besloten tot het voeren van een rechtsgeding, alle conservatoire maatregelen en doet
wat nodig is ter voorkoming van verjaring of verlies van recht of bezit.
Artikel 11 : Samenstelling en zittingsduur.
1.Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en twee andere leden, door het algemeen
bestuur uit zijn midden aan te wijzen en te ontslaan.
2.De leden van het dagelijks bestuur worden aangewezen in de eerste vergadering van het
algemeen bestuur in nieuwe samenstelling.
3.Zij treden, onverminderd het bepaalde in artikel 14, lid 4, af op de dag van aftreden van
de leden van het algemeen bestuur. Zij kunnen, indien zij opnieuw worden aangewezen
tot lid van het algemeen bestuur, terstond opnieuw worden benoemd.
Artikel 12 : Werkwijze en vergaderorde.
1.Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter dit nodig oordeelt of één lid
van het dagelijks bestuur zulks schriftelijk, onder opgave van de te behandelen
onderwerpen, verzoekt, in welk geval de vergadering binnen twee weken plaatsheeft.
2.Het dagelijks bestuur stelt een reglement van orde vast voor zijn vergaderingen en
overige werkzaamheden. Het reglement wordt ter kennis gebracht van het algemeen
bestuur, door dat bestuur uit zijn midden aangewezen.
3.De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en
4.Hij tekent de stukken, die van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur uitgaan.
Deze stukken worden mede-ondertekend door de secretaris.
5.Het dagelijks bestuur kan besluiten de ondertekening van stukken, die van dit bestuur
uitgaan, op te dragen aan een ander lid van dit bestuur of aan de secretaris.
6.De voorzitter vertegenwoordigt het openbaar lichaam in en buiten rechte. Hij kan de
vertegenwoordiging opdragen aan een door hem aan te wijzen gemachtigde.
HOOFDSTUK 6 : INLICHTINGEN, VERANTWOORDING EN ONTSLAG .
Artikel 14 : Het dagelijks bestuur en de voorzitter ten opzichte van het algemeen bestuur.
1.De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen
bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hen gevoerde bestuur.
Zij geven gevraagd en ongevraagd aan het algemeen bestuur alle informatie, die voor een
juiste beoordeling van het door het dagelijks bestuur te voeren en gevoerde bestuur nodig
2.Zij geven, tezamen dan wel afzonderlijk, aan het algemeen bestuur, wanneer dit bestuur
of één of meer leden daarvan hierom verzoekt, alle gevraagde inlichtingen.
3.Een lid van het dagelijks bestuur kan door het algemeen bestuur worden ontslagen
indien dit lid het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit. Op het
ontslagbesluit is artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.
4.Het bepaalde in de voorgaande leden is van overeenkomstige toepassing op de voorzitter
voor het door hem gevoerde bestuur.
Artikel 15 : Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter ten opzichte van
1.Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter geven aan de raden van de
deelnemende gemeenten gevraagd en ongevraagd alle informatie die voor een juiste
beoordeling van het door deze besturen gevoerde bestuur nodig is.
2.Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter verstrekken aan de raden
van de deelnemende gemeenten alle inlichtingen die door één of meer leden van die
Artikel 16 : De leden van het algemeen bestuur ten opzichte van de colleges van
1.Een lid van het algemeen bestuur verschaft het college dat dit lid heeft aangewezen alle
inlichtingen, die door het college worden verlangd.
2.Een lid van het algemeen bestuur is het college dat dit lid heeft aangewezen
verantwoording verschuldigd voor het door het algemeen bestuur gevoerde beleid.
3.Een lid van het algemeen bestuur kan, onverminderd het bepaalde in artikel 7, door het
college dat hem heeft aangewezen worden ontslagen, indien dit lid het vertrouwen van
4.Met inachtneming van artikel 19, eerste lid, der wet is het bepaalde in het eerste en tweede lid van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de raden van de
Het openbaar lichaam kan personeel aanstellen.
die eveneens door het dagelijks bestuur wordt benoemd, geschorst en ontslagen.
4.De secretaris staat het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter bij de
oefening van hun taak terzijde.
1.Voor het personeel, in dienst op basis van de Wet sociale werkvoorziening, is de
Collectieve Arbeidsovereenkomst voor de sociale werkvoorziening van toepassing.
2.Voor het overige personeel van het openbaar lichaam gelden de rechtspositieregelingen,
zoals deze door de gemeente van vestiging voor haar personeel zijn vastgesteld.
Het dagelijks bestuur zendt vóór 15 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient en na raadpleging van het algemeen bestuur de algemene financiële en beleidsmatige kaders en de voorlopige jaarrekening aan de raden van de deelnemende gemeenten.
1.De begroting bestaat uit een algemeen deel en uit deelbegrotingen voor de
2.Het dagelijks bestuur zendt de ontwerpbegroting acht weken voordat zij aan het
algemeen bestuur wordt aangeboden toe aan de raden van de deelnemende gemeenten.
3.De raden kunnen bij het dagelijks bestuur gedurende de in lid 2 bedoelde periode hun
zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de
commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan
het algemeen bestuur wordt aangeboden.
4.Het algemeen bestuur stelt de begroting vast in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor
5.Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na vaststelling, doch in ieder
geval vóór 1 augustus van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan
6.Nadat deze is vastgesteld zendt het algemeen bestuur de begroting aan de raden van de
deelnemende gemeenten, die ter zake bij gedeputeerde staten hun zienswijze naar voren
7.Het bepaalde in de leden 2, 3, 5 en 6, is van overeenkomstige toepassing op besluiten
tot wijziging van de begroting, met uitzondering van de in lid 5 genoemde datum.
1.De rekening bestaat uit een algemeen deel en uit deelrekeningen voor de
2.Het algemeen bestuur stelt de jaarrekening vast in het jaar, volgend op het jaar waarop
3.Het dagelijks bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken na vaststelling, doch in
elk geval vóór 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking
heeft, ter kennisneming aan de raden en aan gedeputeerde staten.
Artikel 23 : Administratie en kostentoerekening.
1.Ten aanzien van de in artikel 5 genoemde samenwerkingsmodules worden afzonderlijke
2.Kosten die betrekking hebben op alle modules worden op basis van evenredigheid
toegedeeld aan de samenwerkingsmodules.
Artikel 24 : Bijdragen van de gemeenten.
1.De kosten van samenwerkingsmodule A worden over de deelnemende gemeenten
verdeeld op basis van het aantal uit die gemeenten afkomstige personen, die een
dienstbetrekking vervullen voor het verrichten van arbeid onder aangepaste
2.De kosten van samenwerkingsmodule B worden over de deelnemende gemeenten
verdeeld op basis van het aantal uit die gemeenten afkomstige personen, die in een
beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden arbeid verrichten.
3.De kosten van samenwerkingsmodule C worden over de deelnemende gemeenten
verdeeld op basis van de verdeelsleutel die door het algemeen bestuur telkenjare bij
de behandeling van de begroting wordt vastgesteld.
4.De deelnemende gemeenten betalen bij wijze van voorschot op 1 januari, 1 april, 1 juli
en 1 oktober van elk kalenderjaar telkens een kwart van de in de begroting opgenomen
1.Het dagelijks bestuur is belast met de zorg voor de archiefbescheiden van de organen
van het openbaar lichaam, overeenkomstig een door het algemeen bestuur, met inacht-
neming van artikel 40 van de Archiefwet 1995 vast te stellen Archiefverordening.
2.Het dagelijks bestuur is tevens belast met de zorg voor de archiefbescheiden die worden
gevormd krachtens de aan het openbaar lichaam gedelegeerde taken.
3.Bij opheffing van de regeling worden de archiefbescheiden overgebracht naar de
archiefbewaarplaats van de gemeente van vestiging.
4.De secretaris is belast met het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden.
Hoo fdstuk 10: WIJZIGING, TOETREDING, UITTREDI NG EN OPHEFFING.
Artikel 26: Wijziging van de regeling.
De regeling kan worden gewijzigd krachtens een daartoe strekkend eensluidend besluit van de colleges en na verkregen toestemming van de raden van alle deelnemende gemeenten.
Artikel 27: Toevoeging en wijziging van een samenwerkingsmodule.
Een module kan worden toegevoegd of gewijzigd krachtens een daartoe strekkend eensluidend besluit van de colleges en na verkregen toestemming van de raden van alle deelnemende gemeenten.
Artikel 28: Toetreding tot de regeling.
1.Een gemeente kan tot de regeling toetreden krachtens een daartoe strekkend besluit
van het college en na verkregen toestemming van de raad.
2.Toetreding tot de regeling kan slechts plaatshebben wanneer alle colleges, na verkregen
toestemming van de raden van alle deelnemende gemeenten, daarmede instemmen bij
3.Het algemeen bestuur regelt de gevolgen van toetreding van een nieuwe deelnemer en
kan aan die toetreding voorwaarden verbinden.
Artikel 29: Toetreding tot een samenwerkingsmodule.
1.Een gemeente kan krachtens een daartoe strekkend besluit van het college van die
gemeente en na verkregen toestemming van de raad besluiten tot deelname aan een
reeds bestaande samenwerkingsmodule.
2.Het algemeen bestuur regelt de gevolgen van toetreding van een nieuwe deelnemer en
kan aan die toetreding voorwaarden verbinden.
Artikel 30: Uittreding uit de regeling.
1.Een gemeente kan uit de regeling treden krachtens een daartoe strekkend besluit van het
college van die gemeente en na verkregen toestemming van de raad. Daarbij wordt een
opzegtermijn van één jaar, ingaande 1 januari van het eerstvolgend kalenderjaar, in acht
2.Het voornemen tot uittreding wordt bij aangetekende brief bekend gemaakt aan het
dagelijks bestuur van het openbaar lichaam.
3.Een gemeente kan uit de regeling treden, mits alle kosten, die direct of indirect
samenhangen met die uittreding, worden vergoed.
4.Na ontvangst van de in lid 2 bedoelde brief wordt in overleg met de uittredende
gemeente aan een onafhankelijke registeraccountant opdracht gegeven een plan op te
stellen dat ten minste inzicht geeft in alle kosten, die direct of indirect samenhangen
met de uittreding. Het plan wordt uiterlijk binnen zes maanden na ontvangst van het
in lid 2 bedoeld verzoek door het algemeen bestuur vastgesteld. De daaruit
voortvloeiende financiële verplichtingen zijn voor de uittredende gemeente bindend.
5.Nadat het plan is vastgesteld is de uittredende gemeente gehouden binnen zes maanden
aan de daarin omschreven financiële verplichtingen te voldoen.
Artikel 31: Uittreding uit een samenwerkingsmodule.
1.Een gemeente kan uit een samenwerkingsmodule treden krachtens een daartoe
strekkend besluit van het college van die gemeente en na verkregen toestemming van de
raad. Daarbij wordt een opzeggingstermijn van één jaar, ingaande 1 januari van het
eerstvolgend jaar, in acht genomen.
2.De bepalingen van artikel 30, tweede tot en met vijfde lid, zijn van overeenkomstige
3.Indien een gemeente besluit uit een samenwerkingsmodule te treden en als
gevolg daarvan eveneens uit de regeling treedt, is het bepaalde in artikel 30 van
Artikel 32: Opheffing en liquidatie van de regeling.
1.De regeling kan worden opgeheven krachtens een daartoe strekkend besluit van de
colleges en na verkregen toestemming van de raden van alle deelnemende gemeenten.
2.In geval van opheffing van de regeling besluit het algemeen bestuur tot liquidatie en
regelt het de financiële, personele en andere gevolgen van de opheffing in een
3.Het liquidatieplan wordt door het algemeen bestuur, de colleges en de raden van alle
deelnemende gemeenten gehoord, vastgesteld.
4.Het liquidatieplan geeft regels voor de wijze waarop de deelnemende gemeenten,
voor zover het saldo ontoereikend is, zorg dragen voor de nakoming van de
verplichtingen van het openbaar lichaam, uitgaande van de financiële lasten en risico’s
van de deelnemende gemeente per samenwerkingsmodule.
totdat de liquidatie is voltooid.
Artikel 33: Opheffing van een samenwerkingsmodule.
1.Een samenwerkingsmodule kan worden opgeheven krachtens een daartoe strekkend
besluit van de colleges en na verkregen toestemming van alle raden van de deelnemende
2.Het algemeen bestuur regelt de gevolgen van deze opheffing.
Geschillen omtrent de toepassing, in de ruimste zin, van deze regeling worden ingevolge artikel 28 van de wet beslist door gedeputeerde staten.
Artikel 3 5 : Duur van de regeling.
De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.
Artikel 3 6 : Inwerkingtreding.
De regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag van de maand, volgend op die
van de bekendmaking, als bedoeld in artikel 26, tweede lid, van de wet.
De werking van deze regeling wordt na vijf jaar geëvalueerd.
Deze regeling wordt aangehaald als: “Gemeenschappelijke regeling werkbedrijven
Kust-, Duin en Bollenstreek (GR KDB)”.
Artikel 35 : Toezending regeling aan gedeputeerde staten.
De in artikel 26, eerste lid, der wet voorgeschreven toezending van de regeling aan gedeputeerde staten geschiedt door de gemeente van vestiging.
Aldus vastgesteld door de raad der gemeente Hillegom in zijn openbare vergadering
Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van Hillegom
Aldus vastgesteld door de raad der gemeente Katwijk in zijn openbare vergadering
Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van Katwijk
Aldus vastgesteld door de raad der gemeente Lisse in zijn openbare vergadering
Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van Lisse
Aldus vastgesteld door de raad der gemeente Noordwijk in zijn openbare vergadering
Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van Noordwijk
Aldus vastgesteld door de raad der gemeente Noordwijkerhout in zijn openbare vergadering
Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van Noordwijkerhout
Aldus vastgesteld door de raad der gemeente Oegstgeest in zijn openbare vergadering
Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van Oegstgeest
Aldus vastgesteld door de raad der gemeente Teylingen in zijn openbare vergadering
Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van Teylingen
Aldus vastgesteld door de raad der gemeente Wassenaar in zijn openbare vergadering
Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van Wassenaar
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2016-186303.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.