Algemene subsidieverordening Schiedam 2017 (ASV 2017)

De raad van de gemeente Schiedam,

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 15 november 2016 met briefnummer 16VR079;

 

gelet op artikel 149 en 156 van de Gemeentewet en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

 

overwegende dat de huidige algemene subsidieverordening aan vernieuwing toe is, dat vanuit het oogpunt van deregulering, vereenvoudiging en de wens om maatwerk in subsidiëring mogelijk te maken een herziening van de subsidieverordening gewenst is;

 

besluit vast te stellen, de:

 

ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING SCHIEDAM 2017 (ASV 2017)

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    assurance-rapport: accountantsrapport betreffende de inhoudelijke subsidieverantwoording;

  • b.

    beoordelingsverklaring: accountantsverklaring betreffende de financiële verantwoording met een beperkte mate van zekerheid;

  • c.

    college: het college van burgemeester en wethouders van gemeente Schiedam;

  • d.

    controleverklaring: accountantsverklaring betreffende de financiële verantwoording met een redelijke mate van zekerheid (95%);

  • e.

    egalisatiereserve Schiedam: is de reserve zoals bedoeld in artikel 4:72 Algemene wet bestuursrecht, die is ontstaan uit overschotten en tekorten van door de gemeente Schiedam verstrekte subsidies;

  • f.

    (meer)jaarlijkse subsidie: subsidie die wordt verstrekt per kalenderjaar of ander boekjaar;

  • g.

    overige subsidies: subsidies niet zijnde (meer)jaarlijkse subsidie.

Artikel 2 Reikwijdte verordening

  • 1.

    Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen en subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht

  • 2.

    Ten aanzien van subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is, kan het college bepalen dat deze verordening geheel of gedeeltelijk van toepassing is.

Artikel 3 Bevoegdheid college

  • 1.

    Het college besluit over het verstrekken van subsidies.

  • 2.

    Het college kan bij nadere regeling (hierna te noemen: subsidieregeling) vast stellen welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voor subsidie.

Artikel 4 Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1.

    Het college kan subsidieplafonds vaststellen. In dat geval bepalen zij bij of krachtens subsidieregeling de wijze van verdeling van de betrokken subsidie.

  • 2.

    Het college kan een subsidieplafond verlagen:

    • a.

      als het wordt vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd; en

    • b.

      als de subsidieaanvragen, waarop het subsidieplafond betrekking heeft, moeten worden ingediend voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd.

  • 3.

    Bij de bekendmaking van een subsidieplafond wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging.

  • 4.

    Een subsidie ten laste van de begroting, die nog niet is vastgesteld, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen in de begroting beschikbaar zullen worden gesteld.

Artikel 5 Bij de aanvraag in te dienen gegevens

  • 1.

    Een subsidieaanvraag wordt ingediend bij het college. De aanvraag wordt ingediend met een door of namens het college vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2.

    Het college is bevoegd ook andere dan de in het aanvraagformulier genoemde gegevens op te vragen, indien die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag noodzakelijk zijn.

Artikel 6 Aanvraagtermijn

  • 1.

    Een aanvraag om een (meer)jaarlijkse subsidie, wordt ingediend uiterlijk 4 maanden voorafgaand aan het subsidietijdvak waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2.

    Andere aanvragen om subsidie worden ingediend tussen 13 en 8 weken voordat de aanvrager voornemens is te beginnen met de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

  • 3.

    Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

Artikel 7 Beslistermijn

  • 1.

    Het college beslist op een aanvraag van een (meer)jaarlijkse subsidie uiterlijk 1 dag voor de aanvang van het subsidietijdvak. Deze termijn kan eenmaal voor ten hoogste acht weken worden verdaagd.

  • 2.

    Het college beslist op een aanvraag voor een overige subsidie, binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag. Deze termijn kan met ten hoogste vijf weken worden verdaagd.

  • 3.

    Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

Artikel 8 Weigeringsgronden

  • 1.

    Het college kan naast de in de Algemene wet bestuursrecht genoemde gevallen, een subsidieaanvraag geheel of gedeeltelijk weigeren indien naar zijn oordeel:

    • a.

      de activiteiten niet bijdragen aan het beleid van de gemeente zoals vastgesteld in de programmabegroting;

    • b.

      geen of onvoldoende gemeentelijke financiële middelen beschikbaar zijn;

    • c.

      in het beoogde doel of de voorgenomen activiteit al op een andere wijze in voldoende mate is voorzien;

    • d.

      de aanvrager ook zonder subsidie over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen hetzij uit middelen van derden kan beschikken om de activiteiten te realiseren;

    • e.

      de verlening de mededinging vervalst of dreigt te vervalsen door begunstiging van bepaalde ondernemingen of producties als bedoeld in artikel 107, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;

  • 2.

    Onverminderd het vorige lid kan het college de subsidie weigeren in de bij de betrokken subsidieregelingen bepaalde gevallen.

Artikel 9 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1.

    Een subsidieontvanger doet onverwijld melding aan het college, zodra aannemelijk is dat activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet of niet geheel zullen worden gerealiseerd of dat niet of niet geheel aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden verplichtingen zal worden voldaan.

  • 2.

    De subsidieontvanger informeert het college zo spoedig mogelijk schriftelijk over:

    • a.

      besluiten of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten, waarvoor subsidie is verleend, dan wel ontbinding van de rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de rechtspersoon, de persoon van de bestuurder(s) en het doel van de rechtspersoon;

    • d.

      (voorgenomen) handelingen als vermeld in artikel 4:71 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 3.

    Bij subsidies vanaf € 100.000 kan het college de verplichting opleggen tot het overleggen van tussentijdse rapportages omtrent de reeds verrichte activiteiten en de daaraan verbonden lasten en baten.

  • 4.

    Het college kan in een subsidieregeling andere dan de hiervoor genoemde verplichtingen opnemen.

Artikel 10 Verantwoording en vaststelling subsidies tot € 25.000

  • 1.

    Subsidies tot € 25.000 kunnen door het college:

    • a.

      direct, zonder voorafgaande subsidieverlening worden vastgesteld of

    • b.

      vastgesteld worden nadat de aanvraag tot vaststelling is ingediend.

  • 2.

    Een aanvraag tot vaststelling als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b dient de subsidieontvanger, uiterlijk 13 weken na afloop van het subsidietijdvak, een aanvraag tot vaststelling bij het college in.

  • 3.

    De aanvraag tot vaststelling als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b wordt ingediend met een door of namens het college vastgesteld aanvraagformulier en bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan;

    • b.

      een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening)

Artikel 11 Verantwoording en controle subsidies vanaf € 25.000 tot € 100.000

  • 1.

    Bij subsidies vanaf € 25.000 tot € 100.000, dient de subsidieontvanger, uiterlijk 13 weken na afloop van het subsidietijdvak, een aanvraag tot vaststelling bij het college in:

  • 2.

    De aanvraag tot subsidievaststelling wordt ingediend met een door of namens het college vastgesteld aanvraagformulier en bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan;

    • b.

      een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening).

    • c.

      een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop;

  • 3.

    Het college kan bepalen dat bij de aanvraag tot vaststelling een beoordelings- of een controleverklaring van een onafhankelijk accountant dient te worden overgelegd waarin is opgenomen dat de subsidie is besteed overeenkomstig de ASV 2017, de daarop gebaseerde subsidieregeling en het bepaalde in de verleningsbeschikking.

  • 4.

    Het college kan bepalen dat bij de aanvraag een verantwoording van al dan niet ingehuurde medewerkers en bestuurders overeenkomstig de Wet Normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (Wnt) wordt overgelegd.

Artikel 12 Verantwoording en controle subsidies vanaf € 100.000

  • 1.

    Bij subsidies vanaf € 100.000, dient de subsidieontvanger, uiterlijk 13 weken na afloop van het subsidietijdvak, een aanvraag tot vaststelling bij het college in.

  • 2.

    De aanvraag tot subsidievaststelling wordt ingediend met behulp van een door of namens het college vastgesteld aanvraagformulier en bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan;

    • b.

      een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening).

    • c.

      een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop;

    • d.

      een controleverklaring van een onafhankelijk accountant waarin is opgenomen dat de subsidie is besteed overeenkomstig de ASV 2017, de daarop gebaseerde subsidieregeling en het bepaalde in de verleningsbeschikking.

  • 3.

    Het college kan bepalen dat bij de aanvraag tot vaststelling een assurancerapport wordt overgelegd.

  • 4.

    Het college kan bepalen dat bij de aanvraag tot vaststelling een verantwoording van al dan niet ingehuurde medewerkers en bestuurders overeenkomstig de Wet Normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (Wnt) wordt overgelegd.

Artikel 13 Reservevorming bij (meer)jaarlijkse subsidies

  • 1.

    Het college kan de subsidieontvanger van een (meer)jaarlijkse subsidie opleggen een egalisatiereserve Schiedam te vormen als bedoeld in artikel 4:72 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    De toevoeging aan de egalisatiereserve Schiedam bedraagt niet meer dan 25% van het totaal van de in dat jaar verleende subsidie(s).

Artikel 14 Vaststelling subsidies

  • 1.

    Het college stelt binnen acht weken na ontvangst van een aanvraag tot subsidievaststelling de subsidie vast.

  • 2.

    Het college kan deze termijn voor ten hoogste vijf weken verdagen.

  • 3.

    Indien de aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het tijdstip, genoemd in artikelen 10, 11 en 12 is ontvangen, gaat het college zes weken na een eenmalig rappel over tot ambtshalve vaststelling.

Artikel 15 Hardheidsclausule

Het college kan deze verordening met uitzondering van de artikelen 2 en 3, in individuele gevallen buiten toepassing laten, of daarvan afwijken voor zover de toepassing van die bepalingen, zulks naar het oordeel van het college, voor de subsidieaanvrager of –ontvanger gevolgen zou hebben die onevenredig zijn in verhouding tot de met betrokken bepalingen te dienen doelen.

Artikel 16 Overgangs- en slotbepalingen

  • 1.

    De Algemene Subsidieverordening Schiedam 2012 wordt ingetrokken.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2017.

  • 3.

    Op aanvragen om subsidie, die zijn ingediend vóór de in het tweede lid genoemde datum, zijn de bepalingen van de Algemene Subsidieverordening Schiedam 2012 en de daarop gebaseerde door het college vastgestelde regelingen van toepassing.

  • 4.

    In afwijking van het derde lid is deze verordening wel van toepassing op aanvragen om subsidie, die zijn ingediend vóór de in het tweede lid genoemde datum, ingevolge de Subsidieregeling gesubsidieerd Brede school/sociale stijging gemeente Schiedam 2013.

  • 5.

    Deze verordening treedt als grondslag in de plaats van de Algemene Subsidieverordening Schiedam 2012 voor de daarop gebaseerde door het college vastgestelde regelingen.

     

Deze verordening wordt aangehaald als: ASV 2017

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 20 december 2016.

 

De griffier,

J.W. Scherpenzeel

De voorzitter,

C.H.J. Lamers

Toelichting bij de Algemene Subsidieverordening Schiedm 2017

 

Algemeen

De samenleving kantelt, daarmee verschuift de visie op sturing. Van een strakke relatie als opdrachtgever - opdrachtnemer, schuift de gemeente op naar strategisch partnerschap. Samen met organisaties en instellingen in de stad wordt gestreefd naar het behalen van maatschappelijke effecten. Middels het verstrekken van subsidie stelt de gemeente, de partners in de stad in staat om de gezamenlijke doelen te bereiken.

De gemeenteraad heeft in de kadernota financieel beleid aangegeven sturing op maatschappelijke effecten en prestaties belangrijk te vinden. Van output naar outcome. Dit vraagt andere regels waarbij meer verantwoordelijkheid bij de partners voorop staat. Een gevolg van het uitgaan van de eigen verantwoordelijkheid is het omlaag brengen van administratieve lasten. Deze omslag vraagt wél om een actieve informatieplicht van de subsidieontvanger, vormgegeven in een professionele relatie met de gemeente.

 

De ASV 2017 is tot stand gekomen vanuit deze visie. Tevens is de ASV 2017 vereenvoudigd door zaken die al in de Awb geregeld zijn, niet ook nog op te nemen in deze verordening.

 

Artikelgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsbepalingen

Sub b

De (meer)jaarlijkse subsidie (voorheen de budget subsidie): subsidie die per kalenderjaar of ander boekjaar wordt verleend.

 

De (meer) jaarlijkse subsidie heeft veelal op voortdurende activiteiten van een instelling betrekking. Hierbij kan worden gedacht aan een bijdrage in de jaarlijkse exploitatie van een instelling of een school.

Voor bepaalde instellingen, zoals theaters en scholen, wijkt het boekjaar af van het kalenderjaar.

 

De gemeenteraad heeft zich in de kadernota financieel beleid op het uitgangspunt gesteld, meerjaarlijkse subsidies voor een periode van maximaal vijf jaar te kunnen verstrekken. Het begrotingsvoorbehoud genoemd in artikel 4, lid 4 blijft van toepassing.

Als deze subsidie voor langer dan drie jaar aan een instelling wordt verstrekt voor de uitvoering van dezelfde activiteit(en), ontstaat er een subsidierelatie zoals beschreven in artikel 4:51 van de Awb en dient bij weigering van de subsidie voor een nieuw tijdvak een redelijke termijn in acht te worden genomen.

 

Sub c

Overige subsidies zijn subsidies voor activiteiten waarvoor het college slechts voor een van tevoren bepaalde tijd subsidie wil verlenen. Te denken valt aan subsidies die worden gegeven voor bijzondere projecten, zoals bijvoorbeeld een buurtactiviteit, een dansvoorstelling of een kunstmanifestatie. Overige subsidies hebben een looptijd die afhankelijk is van de duur van het project en kunnen dus een looptijd hebben van langer dan een jaar.

Het onderscheid tussen de verschillende categorieën subsidies wordt alleen gebruikt voor het bepalen van de indieningstermijnen van de subsidieaanvraag en de eventuele subsidieverantwoording achteraf.

 

Artikel 2 Reikwijdte verordening

Eerste lid

In dit artikel wordt aangegeven dat de ASV 2017 in beginsel alle subsidies betreft, met uitzondering van subsidies waarvoor bij een afzonderlijke verordening is getroffen en subsidies waar overeenkomstig artikel 4:23, derde lid van de Algemene wet bestuursrecht geen wettelijke grondslag nodig is.

 

Het wettelijk voorschrift waarin bepaald is welke activiteiten voor subsidie in aanmerking komen, is opgenomen in nadere regelingen (subsidieregelingen). Krachtens artikel 3 van de ASV 2017 is het college bevoegd deze subsidieregelingen vast te stellen.

 

Tweede lid

Ten aanzien van subsidies waarvoor overeenkomstig artikel 4:23, derde lid, van de Awb geen wettelijke grondslag nodig is (zoals bijvoorbeeld incidentele subsidies) is de ASV in beginsel niet van toepassing. Dit lid geeft het college de bevoegdheid om de ASV (deels) van toepassing te verklaren als daartoe aanleiding bestaat.

 

Artikel 3 Bevoegdheid college

 

Eerste lid

Met het eerste lid krijgt het college de bevoegdheid om te besluiten over het verstrekken van subsidies waarop de ASV Schiedam 2017 van toepassing is.

 

Tweede lid

Met dit artikel krijgt het college de bevoegdheid om in nadere regels, hier en verder subsidieregeling genoemd, de te subsidiëren activiteiten te bepalen. In de subsidieregeling kan het college verder bepalen welke doelgroepen voor subsidie in aanmerking komen, de berekening van de subsidie en de wijze van uitbetalen.

 

In andere artikelen van de ASV worden andere bevoegdheden gedelegeerd die betrekking hebben op de inhoud van de subsidieregeling: het afwijken van termijnen, het verbinden van bepaalde verplichtingen aan de subsidie, de wijze van verdelen van het subsidieplafond.

 

De wetgever schrijft voor dat subsidieverlening plaatsvindt op grond van een wettelijk voorschrift dat regelt voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt (artikel 4:23 lid 1 Awb). De ASV biedt die grondslag per definitie niet, aangezien daarin de activiteiten onvoldoende concreet kunnen worden omschreven. Dat is ook niet wenselijk gelet op he beoogde maatwerk dat één van de uitgangspunten vormt van het gemeentelijke subsidiebeleid. Het college heeft daarom de bevoegdheid om in nadere regels (subsidieregelingen) het subsidiebeleid vorm te geven.

 

Voor zover het college geen gebruik maakt van deze bevoegdheid is het slechts in beperkte mate mogelijk om subsidies te verstrekken. De hoofdregel van de Awb is namelijk dat subsidieverstrekking gebaseerd moet zijn op een wettelijk voorschrift, zoals een subsidieregeling, waarin de te subsidiëren activiteiten staan vermeld. Op grond van artikel 4:23, derde lid, van de Awb, bestaan hierop maar vier uitzonderingen:

  • a.

    de spoedeisende subsidieverstrekking (tijdelijk, vooruitlopend op de vaststelling van een wettelijk voorschrift);

  • b.

    de subsidieverstrekking op grond van een begrotingspost (de begroting dient de subsidie-ontvanger en het bedrag dat ten hoogste kan worden vastgesteld te vermelden);

  • c.

    de incidentele subsidieverstrekking (voor uitzonderlijke gevallen, als er in beginsel slechts eenmalig subsidie zal worden toegekend);

  • d.

    de Europese subsidies (is voor gemeenten nauwelijks van belang).

 

Door het college vastgestelde subsidieregelingen zijn (evenals verordeningen van de raad) algemeen verbindende voorschriften en dienen dan ook overeenkomstig art. 139 van de Gemeentewet bekend gemaakt te worden in het elektronisch gemeenteblad.

 

Artikel 4 Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud 

 

Eerste lid

Het college stelt de subsidieplafonds vast; bij de bekendmaking daarvan wordt tevens de door hen bepaalde wijze van verdelen vermeld (eerste lid in combinatie met artikel 4:26, tweede lid, van de Awb). De wijze van verdelen wordt in de subsidieregeling vastgelegd. In dat laatste geval zal verwezen moeten worden naar een reeds geldende subsidieregeling. Van belang hierbij is dat óf de subsidieregeling en het subsidieplafond gelijktijdig in werking treden óf dat de subsidieregeling weliswaar voor het vaststellen van het subsidieplafond in werking treedt maar dat aanvragen pas ná het vaststellen van het subsidieplafond kunnen worden ingediend. Als dit niet (juist) geregeld is kan het subsidieplafond niet worden tegengeworpen aan aanvragers die hun aanvraag in hebben gediend voor bekendmaking van het subsidieplafond (artikel 4:27, tweede lid, van de Awb).

 

Tweede en derde lid

Daarnaast wordt er, indien van toepassing, gewezen op de mogelijkheid het subsidieplafond te verlagen (tweede en derde lid, zie verder hieronder). De raad stelt de financiële kaders vast op programmaniveau (in de begroting). Het is binnen die kaders dat het college vervolgens de subsidieplafonds kan vaststellen.

 

Verlaging subsidieplafond.

De verlaging van een subsidieplafond heeft in beginsel geen gevolgen voor aanvragen die vóór bekendmaking van de verlaging zijn ingediend (artikel 4:27, tweede lid, van de Awb). Dat is anders als aan de drie voorwaarden genoemd in artikel 4:28 van de Awb is voldaan:

  • 1)

    aanvragen voor de desbetreffende subsidie moeten worden ingediend voordat de begroting is vastgesteld of goedgekeurd,

  • 2)

    de verlaging vloeit voort uit vaststelling van de begroting, en

  • 3)

    de mogelijkheid van verlaging is aangekondigd bij de vaststelling van het oorspronkelijke subsidieplafond.

Om te waarborgen dat het college alleen overgaat tot verlaging van subsidieplafonds als die verlaging ook daadwerkelijk kan worden gebruikt zijn het tweede en derde lid opgenomen. Het komt er op neer dat een subsidieplafond alleen kan worden verlaagd als het oorspronkelijke subsidieplafond is vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld én de aanvragen voor de vaststelling van de begroting moesten zijn ingediend én er bovendien op de mogelijke verlaging wordt gewezen bij de bekendmaking van het plafond.

 

Vierde lid

Het college, dat via artikel 2 de bevoegdheid gedelegeerd heeft gekregen om te besluiten over het verstrekken van subsidies, is verder verplicht – in lijn met de mogelijkheid van artikel 4:34, eerste lid, van de Awb – (in bepaalde gevallen) om bij het gebruik maken van deze gedelegeerde bevoegdheid een begrotingsvoorbehoud te maken (vierde lid).

 

Artikel 5 Bij de aanvraag in te dienen gegevens

Ingevolge artikel 4:29 Awb begint het subsidieproces met een aanvraag. Wat een aanvraag is en aan welke eisen deze moet voldoen staat in afdeling 4.1.1 van de Awb. Het college bepaalt welke gegevens de aanvrager moet aanleveren en neemt daarbij de proportionaliteit in acht. Er is voor gekozen om in dit artikel geen opsomming te geven van de in te dienen gegevens, maar te verwijzen naar het door of namens het college vastgestelde subsidieaanvraagformulier. Dit formulier kan per subsidie soort of branche verschillen. Hierdoor kan maatwerk worden geleverd, waardoor de aard en hoeveelheid van de gevraagde gegevens in redelijke verhouding staan tot de omvang van de gevraagde subsidie. Zo zal aan een buurt­vereniging, die subsidie vraagt voor een buurtfeest, een formulier kunnen worden uitgereikt, waarop bij ‘te verstrekken gegevens’ slechts een kostenopgave wordt genoemd.

De aanvraag voor subsidie dient schriftelijk te worden gedaan. Met ‘schriftelijk’ is meer bedoeld dan ‘op papier geschreven’. Het uitgangspunt is dat de aanvrager zijn aanvraag digitaal indient bij de gemeente.

Daarnaast zijn de aanvraagformulieren digitaal beschikbaar gesteld op de website van de gemeente. Dit is mogelijk met behulp van DigiD.

Organisaties die in het Handelsregister geregistreerd staan, kunnen een toegangscode opvragen voor DigiD voor bedrijven bij de Kamer Van Koophandel (www.kvk.nl). Organisaties, die niet in het Handelsregister staan geregistreerd, kunnen het digitale formulier met hun DigiD voor burgers versturen. De gemeente controleert dan vervolgens de gegevens van de aanvrager via het Handelsregister Online.

Wanneer het noodzakelijk is voor een juiste beoordeling van de subsidie kan het college ten allen tijde daarnaast nog andere gegevens opvragen bij de aanvrager van de subsidie.

 

Artikel 6 Aanvraagtermijn

Allereerst wordt uitdrukkelijk opgemerkt dat het college, ingevolge de Awb, aanvragen die te laat worden ontvangen niet in behandeling hoeft te nemen. In dit artikel worden de termijnen genoemd, waarbinnen subsidieaanvragen dienen te zijn ingediend bij het college.

 

Voor (meer)jaarlijkse subsidies is de aanvraagtermijn gesteld op 4 maanden voor aanvang van het subsidietijdvak. Bij een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt is de datum van aanvraag uiterlijk 1 september voorafgaand aan het subsidietijdvak dat op 1 januari aanvangt.

 

Voor overige subsidies is de termijn gesteld tussen de 13 en 8 weken voor aanvang van de activiteiten.

 

Bij specifieke regelingen kan maatwerk worden geleverd door andere (kortere) termijnen te stellen. Dit kan door het opstellen van nadere regels.

 

Artikel 7 Beslistermijn subsidieverlening

In dit artikel worden de termijnen gegeven, waarbinnen het college gehouden is te beslissen op een aanvraag voor subsidie. In de Awb staan geen strikte beslistermijnen op een subsidieaanvraag.

 

Artikel 8 Weigeringsgronden

De algemeen geldende weigeringsgronden, opgenomen in artikel 4:25 tweede lid en 4:35 Awb, worden in dit artikel met  andere  op de praktijk toegesneden gronden aangevuld.

 Art 4:35 geeft o.a. andere de mogelijkheid om te weigeren, indien er gegronde redenen zijn om te twijfelen aan de werkwijze of capaciteiten van de aanvrager zelf.

In deze verordening is er voor gekozen om niet de eis te stellen dat subsidies uitsluitend aan rechtspersonen worden verleend. Het kan echter het geval zijn dat door het ontbreken van rechtspersoonlijkheid of vanwege de rechtsvorm van de organisatie een doeltreffende verwezenlijking van de activiteiten waarvoor subsidie is aangevraagd in het gevaar komt. Te denken valt aan het aanvragen van grote subsidiebedragen door particulieren.

Ook aanvragen die activiteiten betreffen of doelen nastreven die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde kunnen geweigerd worden zonder dat dit in de ASV apart genoemd wordt. Onder het ontplooien van activiteiten wordt tevens verstaan het nalaten van bepaalde gedragingen waardoor strijdigheid met de wet, het algemeen belang of de openbare orde ontstaat.

 

Sub a

Een subsidie worden geweigerd wanneer subsidie wordt aangevraagd voor een prestatie/activiteit, die niet of onvoldoende bijdraagt aan de gemeentelijke (beleids)doelen blijkende uit de programmabegroting. Bijvoorbeeld omdat het geen taak is van de gemeente of omdat er gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de te verlenen subsidie niet of in onvoldoende mate zal worden besteed (of bijdragen) aan de gemeente of haar ingezetenen.

 

Sub b

Er moet voor de subsidie voldoende geld op de begroting worden gereserveerd (subsidieplafond).

 

Sub c

Als de activiteit waar subsidie voor wordt aangevraagd al langs een andere weg plaatsvindt/kan plaatsvinden.

 

Sub d

Spreekt voor zich

 

Sub e

Een subsidieaanvraag kan geweigerd worden als een verlening concurrentievervalsing veroorzaakt of dreigt te veroorzaken.

 

Wet Bibob

De Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (hierna: Wet Bibob) is in 2007 geëvalueerd. Uit de evaluatie kwam naar voren dat het goed zou zijn als de wet zou worden uitgebreid en als het gebruik ervan makkelijker zou worden gemaakt. In 2011 is een wetsvoorstel met wijzigingen van de Wet Bibob aangeboden aan de Tweede Kamer en per 1 juli 2013 is de gewijzigde wet in werking getreden. Het is thans niet meer nodig om de toepassing van de Wet Bibob in de verordening op te nemen; artikel 6 van de Wet Bibob biedt thans een algemeen geldende weigerings- en intrekkingsgrondslag.

 

Artikel 9 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Eerste lid

De meldingsplicht in het eerste lid is bedoeld als tegenhanger van het geven van meer vertrouwen. Zo is de subsidieontvanger verplicht tijdig (zonder nodeloos tijdsverloop) te melden bij de gemeente als het aannemelijk is dat de gesubsidieerde activiteit niet, niet tijdig, niet geheel of niet volgens alle daaraan verbonden voorwaarden/verplichtingen zal worden verricht. Het gaat daarbij om afwijkingen van meer dan 10% in aard, aantal of bedrag. In dat geval kan de subsidieverlening worden gewijzigd of worden ingetrokken dan wel de subsidie lager of op nihil worden vastgesteld of zullen nadere afspraken worden gemaakt over het aanpassen van de voorwaarden/verplichtingen, bijvoorbeeld het geven van meer tijd voor de uitvoering van de activiteiten. Bij het niet voldoen aan deze meldingsplicht kan met toepassing van artikel 4:49 Awb ook alsnog de subsidievaststelling worden ingetrokken, omdat de ontvanger wist en behoorde te weten dat de vaststelling onjuist was. Terugvordering van de subsidie, inclusief wettelijke rente van het hele subsidiebedrag, kan in zo'n geval proportioneel worden geacht, omdat de ontvanger dan misbruik maakte van het gegeven vertrouwen, dat ten grondslag ligt aan de onderhavige subsidieverordening.

 

Tweede lid

Het tweede lid regelt dat de subsidieontvanger het college zo spoedig mogelijk op de hoogte brengt van de (voorgenomen) rechtshandelingen die van invloed kunnen zijn op de aanwending van subsidiegelden.

 

Derde lid

In het derde lid is in het kader van het terugdringen van de administratieve lasten is ervoor gekozen om slechts aan subsidies van meer dan € 100.000 de mogelijkheid te verbinden om tussentijdse rapportages te vragen. Het college moet vooraf bepalen welke vereisten worden gesteld aan de tussentijdse, inhoudelijke en financiële verantwoording, bij voorkeur door middel van standaardformulieren. Een middel om administratieve lasten terug te dringen is het aantal rapportages te beperken. De VNG stelt voor om voor subsidies vanaf € 500.000 maximaal twee maal per jaar een rapportage te vragen. Hier kan van worden afgeweken als er zwaarwichtige redenen zijn om de voortgang frequenter te monitoren. Dit kan bijvoorbeeld zijn bij een subsidieontvanger die in financieel zwaar weer zit of waar hele grote veranderingen tot stand gebracht moeten worden, die de continuïteit van de dienstverlening bedreigen. We kiezen ervoor om in deze ASV geen maximum aan het aantal rapportages te stellen, maar dit van geval tot geval te bekijken.

 

Artikel 10 Verantwoording en vaststelling subsidies tot € 25.000

Het subsidiekader gaat uit van proportionaliteit tussen het subsidiebedrag en de administratieve lasten.

Voor subsidiebedragen tot € 25.000, kan de subsidie worden verstrekt op basis van vertrouwen Hierdoor kunnen de administratieve lasten voor zowel de subsidieaanvrager als de subsidieverstrekker worden beperkt; Subsidies kunnen direct worden vastgesteld (afd. 4.2.5. Awb) of worden vastgesteld nadat een verleningsbeschikking is gegeven waarbij een inhoudelijke en financiële verantwoording aangeleverd dient te worden.

 

Er geldt voor alle subsidies een actieve meldingsplicht voor de subsidieontvanger bij het mogelijk niet kunnen nakomen van de subsidievoorwaarden/verplichtingen. Ook kan na directe vaststelling van een subsidie een risico­georiënteerde controle (steekproef) achteraf plaatsvinden bij de ontvanger. In bepaalde gevallen, bijv. als de subsidievaststelling onjuist was, kan naar aanleiding van de uitkomst van de controle besloten worden tot intrekking van de subsidie (artikel 4:49 Awb). De verantwoordingsfocus bij subsidies tot € 25.000 ligt op het leveren van de activiteit en de waardering van een initiatief in plaats van op de kosten hiervan. Hierdoor kan het ook voorkomen, dat de werkelijke kosten uiteindelijk lager zijn dan het verstrekte van subsidiebedrag.

 

In het geval van directe vaststelling (eerste lid, onderdeel a) worden de bewijsstukken van de activiteit direct met de aanvraag meegestuurd. Ook indien de activiteit nog niet heeft plaatsgevonden, kan onderdeel a worden toegepast. De toepassing is dan onder meer afhankelijk van de aard van de subsidie (bijvoorbeeld een ‘waardering voor het genomen initiatief’) en de door de subsidieverstrekker gemaakte risicoafweging van de subsidieontvanger. Steekproefsgewijze controle na de vaststelling is mogelijk, maar kan alleen in bijzondere gevallen, zoals fraude, tot intrekking van de subsidievaststelling en terugvordering leiden.

 

In het geval van verlening, gevolgd door vaststelling (eerste lid, onderdeel b), wordt de verantwoordingswijze in de verleningsbeschikking vermeld. Dat kan zijn een volledige (financiële en/of inhoudelijke) verantwoording van de activiteiten, maar ook maatwerk is mogelijk, waarbij te denken valt aan een foto of krantenartikel van de activiteit, een factuur of een ander bewijsstuk waaruit blijkt dat aan de voorwaarden/verplichtingen zijn voldaan.

 

Artikel 11 Verantwoording en controle subsidies vanaf € 25.000 tot € 100.000 

Eerste lid

De subsidieontvanger dient uiterlijk 13 weken na afloop van het subsidietijdvak een aanvraag tot vaststelling in bij het college. Wanneer het boekjaar gelijk is aan het kalenderjaar is dit altijd uiterlijk 1 april van het jaar volgend op het jaar waarop de subsidieverlening betrekking had.

 

Tweede lid

Er dient, samen met het aanvraagformulier, een inhoudelijk- en financieel verslag en een balans met toelichting overgelegd te worden.

 

Derde lid

Het derde lid bepaalt dat het college kan bepalen of er bij een subsidie vanaf € 25.000 tot € 100.000 een verklaring van een accountant moet worden overgelegd waaruit blijkt dat de subsidie is besteed overeenkomstig de ASV 2017, voor zover van toepassing de subsidieregeling, en het bepaalde in de verleningsbeschikking. Hierbij kan ook de afweging gemaakt worden of er een beoordelingsverklaring of een controleverklaring gevraagd wordt. Een beoordelingsverklaring is lichter van aard en zal vooral ingezet worden bij kleine organisaties waarbij er sprake is van te weinig personeel hebben voor de noodzakelijke functiescheidingen tussen bevoegdheden.

 

Vierde lid

Het vierde lid geeft het college de mogelijkheid om een verklaring op grond van de Wet Normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (Wnt) te verplichten. Dit zal vooral van toepassing zijn bij grotere instellingen, maar niet of nauwelijks bij kleinere organisaties. Het is dus een maatwerk mogelijkheid, waarbij we voorkomen dat kleinere organisaties met extra administratieve lasten opgezadeld worden.

 

Artikel 12 Verantwoording en controle subsidies vanaf € 100.000

Eerste lid

De subsidieontvanger dient uiterlijk 13 weken na afloop van het subsidietijdvak een aanvraag tot vaststelling in bij het college. Wanneer het boekjaar gelijk is aan het kalenderjaar is dit altijd uiterlijk 1 april van het jaar volgend op het jaar waarop de subsidieverlening betrekking had.

 

Tweede lid

Er dient, samen met het aanvraagformulier, een inhoudelijk- en financieel verslag en een balans met toelichting overgelegd te worden.

 

Derde li d

Het derde lid bepaalt dat er bij elke subsidie vanaf € 100.000 een controleverklaring van een accountant moet worden overgelegd waaruit blijkt dat de subsidie is besteed overeenkomstig de ASV2017, voor zover van toepassing de subsidieregeling, en het bepaalde in de verleningsbeschikking. Een controleverklaring is een verklaring waarbij de subsidieaccountant met een redelijke mate van zekerheid (lees: een zekerheid van 95%) verklaart dat aan deze eisen is voldaan.

 

Vierde lid

Het vierde lid, geeft het college de mogelijkheid om te bepalen dat er assurancerapport overgelegd moet worden. Een assurancerapport is een verklaring van de accountant over het inhoudelijke verslag van de subsidieontvanger. Dit is een kan-bepaling, omdat een dergelijke verklaring echt een meerwaarde moet hebben. Op dit moment is dat nog niet voor alle branches waarin de gemeente subsidieert het geval.

 

Vijfde lid

Het vijfde lid, geeft het college de mogelijkheid om een verklaring op grond van de Wet Normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (Wnt) te verplichten.

 Artikel 13 Reservevorming bij jaarlijkse subsidiesEen subsidieontvanger is kan verplicht worden om een aparte egalisatiereserve voor subsidiegelden van de gemeente Schiedam aan te maken; de “egalisatiereserve Schiedam”. Hiermee wordt voorkomen dat Schiedams subsidiegeld voor andere doeleinden kan worden ingezet. De egalisatiereserve is een buffer, waarmee tekorten in het ene jaar kunnen worden opgevangen met overschotten in het andere jaar. Er wordt geen maximum gesteld aan de egalisatiereserve, wel een maximum van 25% aan de jaarlijkse toevoeging van de egalisatiereserve. Bij een hoge egalisatiereserve kan de afweging gemaakt worden in een volgend jaar minder subsidie te verstrekken, omdat het mindere bedrag ruimschoots uit de egalisatiereserve gefinancierd kan worden. Het uitgangspunt is dat organisaties financieel gezond moeten zijn, zodat de continuïteit van de dienstverlening geen gevaar loopt. Om deze reden wordt er geen maximum aan de egalisatiereserve gesteld. Op grond van artikel 8 eerste lid sub d, kan een subsidieontvanger aangesproken worden op het inzetten van een surplus aan egalisatiereserve voor de dienstverlening.  

 

Artikel 14 Vaststelling subsidies

Eerste lid

In dit artikel is geregeld binnen welke termijn het college na ontvangst van een aanvraag tot subsidievaststelling de subsidie vaststelt.

 

Tweede lid

In het tweede lid is bepaald dat het college deze termijn met ten hoogste vijf weken kan verlengen.

 

D erde lid

Het derde lid bepaalt dat indien de hier bedoelde aanvraag niet voor het in de artikelen 10, 11 en 12 genoemde tijdstip is ontvangen, het college de subsidie binnen zes weken na een eenmalig rappel ambtshalve vaststelt.

De subsidievaststelling vindt plaats op de wijze zoals die in de verleningsbeschikking is bepaald. Dat kan zijn op basis van: de werkelijke realisatie van de subsidiabele meetbare activiteiten, de werkelijke subsidiabele lasten (en de daarmee gerelateerde baten) van de subsidiabele activiteiten, of beide.

 

Artikel 15 Hardheidsclausule

In de hardheidsclausule is aangegeven op welke onderdelen van de regeling deze clausule van toepassing is. De te treffen voorziening, die niet in de verordening is voorzien, dient altijd binnen de doelstellingen van de subsidie te blijven.    

 

Naar boven