Algemene subsidieverordening gemeente Zandvoort 2016

De raad van de gemeente Zandvoort:

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 15 november 2016, Z2016-004187, nr. 2016/11/000307;

 

gelet op de overwegingen van de commissie van …  2016;

 

gelet op artikel 149 Gemeentewet respectievelijk Titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

 

besluit de volgende verordening vast te stellen:

 

ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING GEMEENTE ZANDVOORT 2016

 

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zandvoort;

  • b.

    raad: gemeenteraad van de gemeente Zandvoort.

  • c.

    eenmalige subsidie: subsidie ten behoeve van bijzondere incidentele projecten of activiteiten die niet behoren tot de reguliere bezigheden van de aanvrager en waarvoor het college slechts voor een van tevoren bepaalde tijd van maximaal vier jaar subsidie wil verstrekken;

  • d.

    jaarlijkse subsidie: subsidie die per (boek)jaar wordt verstrekt;

  • e.

    meerjarige subsidie: subsidie als bedoeld onder d, die voor de duur van maximaal vier (boek)jaren wordt verleend en per jaar wordt vastgesteld;

  • f.

    de-minimisverordening: verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU L 352), verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector (PbEU L 352/9) en verordening (EU) nr. 717/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de visserij- en aquacultuursector (PbEU L 190/45), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;

  • g.

    Europees steunkader: een mededeling, richtsnoer, kaderregeling, besluit of vrijstellingsverordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie of de Raad van de Europese Unie, gelet op de artikelen 106, derde lid , 107, 108 of 109 van het Verdrag heeft vastgesteld

  • h.

    onderneming: iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent

  • i.

    Verdrag: Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

  • j.

    Accountant: een accountant als bedoeld in het Burgerlijk Wetboek 2, artikel 393.

Artikel 2. Reikwijdte verordening

  • 1.

    Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college op de volgende beleidsterreinen, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen:

    • a.

      algemeen bestuur;

    • b.

      openbare orde en veiligheid;

    • c.

      verkeer, vervoer en waterstaat;

    • d.

      economische zaken;

    • e.

      onderwijs;

    • f.

      cultuur en recreatie;

    • g.

      sociale voorzieningen en maatschappelijke dienstverlening;

    • h.

      volksgezondheid;

    • i.

      milieu;

    • j.

      ruimtelijke ordening en volkshuisvesting.

  • 2.

    Ten aanzien van subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid van de Algemene wet bestuursrecht (subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is) kan het college bepalen dat deze verordening geheel of gedeeltelijk buiten toepassing blijft.

  • 3.

    Subsidie wordt niet verstrekt ten behoeve van:

    • a.

      prestaties gericht op het uitdragen van overtuigingen en denkbeelden van religieuze, levensbeschouwelijke of politieke aard;

    • b.

      prestaties die in strijd zijn met de wet;

    • c.

      prestaties waarbij wordt gediscrimineerd wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, hetero- of homoseksuele geaardheid of op welke grond dan ook;

    • d.

      activiteiten in strijd met het algemeen belang en/of de openbare orde.

  • 4.

    Het bepaalde in het derde lid aanhef en onder c. laat onverlet de mogelijkheid subsidie te verstrekken ten behoeve van prestaties gericht op specifieke doelgroepen ter opheffing van hun maatschappelijke achterstand.

  • 5.

    Indien het college subsidie verstrekt voor activiteiten, die mede door andere bestuursorganen worden gesubsidieerd, kan het college afwijken van de bij of krachtens deze verordening aan de subsidie te verbinden verplichtingen, voor zover dit wenselijk is met het oog op een goede afstemming met de door die andere bestuursorganen opgelegde of op te leggen verplichtingen, en daardoor het belang met het oog waarop die verplichtingen zouden moeten worden opgelegd, niet onevenredig wordt geschaad.

  • 6.

    Indien het college subsidie verstrekt waarbij uitsluitend gebruik wordt gemaakt van extern door de gemeente ontvangen subsidiegelden, is deze verordening niet van toepassing maar de regelgeving van de externe subsidieverstrekker. In gevallen waarin de regelgeving van de externe subsidieverstrekker niet voorziet, is deze verordening van toepassing.

Artikel 3. Subsidie uitvoeringsregelingen

Het college kan voor specifieke (categorieën) subsidies uitvoeringsregelingen vaststellen waarin de te subsidiëren activiteiten, de doelgroepen, de verdeling van de subsidie per beleidsterrein als bedoeld in artikel 2, eerste lid, de criteria voor toekenning, volumebeperkingen, maximale subsidiebedragen en overige bijzondere voorwaarden nader worden omschreven en geregeld.

Artikel 3a. Europees steunkader

  • 1.

    Voor zover dat ten behoeve van het voldoen aan een Europees steunkader noodzakelijk is, kunnen burgemeester en wethouders bij subsidieregeling afwijken van deze verordening en deze aanvullen.

  • 2.

    Bij subsidieregelingen waarbij is bepaald dat toepassing kan worden gegeven aan een Europees steunkader, verwijst de subsidieregeling naar het desbetreffende steunkader.

  • 3.

    Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, verwijst de verleningsbeschikking naar de toepasselijke bepalingen van het steunkader.

  • 4.

    Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor vergoeding in aanmerking die voldoen aan de eisen van het desbetreffende steunkader.

  • 5.

    Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen ondernemingen alleen in aanmerking voor zover de subsidieverstrekking voldoet aan de voorwaarden van het desbetreffende steunkader.

HOOFDSTUK 2. SUBSIDIEPLAFOND EN BEGROTINGSVOORBEHOUD

Artikel 4. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1.

    De raad kan jaarlijks bij de vaststelling van de begroting besluiten tot het instellen van subsidieplafond(s). Tevens kan hij daarbij aangeven op welke wijze het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

  • 2.

    Ingeval de raad niet heeft aangegeven hoe het beschikbare bedrag moet worden verdeeld als bedoeld in het eerste lid, bepaalt het college de wijze van verdeling.

  • 3.

    Het college kan - met inachtneming van de beleidsterreinen als bedoeld in artikel 2, eerste lid en de eventueel door de raad ingevolge het eerste lid bepaalde verdelingsregels - nadere regels stellen omtrent de verdeling van het beschikbare bedrag.

  • 4.

    Bij de bekendmaking van de subsidieplafonds wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

  • 5.

    Het college is bevoegd te besluiten over het verstrekken van subsidies met inachtneming van de in de gemeentebegroting voor die subsidies opgenomen financiële middelen en/of het subsidieplafond en - indien de begroting nog niet is vastgesteld, dan wel goedgekeurd - onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld. Bij de verleningsbeschikking wordt daarop gewezen.

HOOFDSTUK 3. AANVRAAG VAN DE SUBSIDIE

Artikel 5. Bij aanvraag in te dienen gegevens

  • 1.

    De aanvraag voor een subsidie wordt schriftelijk ingediend bij het college met behulp van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2.

    Bij een aanvraag om subsidie overlegt de aanvrager de volgende gegevens:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waar subsidie voor wordt aangevraagd;

    • b.

      de doelstellingen en resultaten, die daarmee worden nagestreefd, en hoe de activiteiten aan dat doel bijdragen, in het bijzonder in welke mate de activiteiten gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen en op door de gemeente vastgestelde doelen of beleidsterreinen;

    • c.

      een begroting en dekkingsplan van de kosten van de activiteiten, waar de subsidie voor wordt aangevraagd. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij andere bestuursorganen of private organisaties of personen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

    • d.

      als de aanvrager een onderneming is:

      • -

        a. een opgave van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die al zijn of zullen worden ontvangen voor de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

      • -

        b. een verklaring als bedoeld in de de-minimisverordening (de-minimisverklaring);

    • e.

      indien van toepassing bij een jaarlijkse of een meerjarige subsidie, de stand van de egalisatiereserve op het moment van de aanvraag.

  • 3.

    Indien een rechtspersoon voor de eerste maal een jaarlijkse of een meerjarige subsidie aanvraagt voegt hij een exemplaar van de oprichtingsakte of de statuten, het jaarverslag, de jaarrekening, en een kopie van een afschrift van de bankrekening als bijlagen toe aan het aanvraagformulier.

  • 4.

    Het college is bevoegd ook andere dan, of slechts enkele van, de in dit artikel genoemde gegevens te verlangen, indien die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag noodzakelijk, respectievelijk voldoende zijn.

Artikel 6 Aanvraagtermijn

  • 1.

    Een aanvraag voor een jaarlijkse of een meerjarige subsidie wordt gedaan uiterlijk 1 september in het jaar voorafgaand aan het jaar, of de jaren waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.

  • 2.

    Het college kan in een uitvoeringsregeling als bedoeld in artikel 3 andere termijnen stellen voor het indienen van een aanvraag voor daarbij aan te wijzen subsidies.

Artikel 7. Beslistermijn

  • 1.

    Het college beslist op een aanvraag om een eenmalige subsidie binnen 13 weken na ontvangst van de volledige aanvraag, dan wel, indien het college hiertoe regels heeft opgesteld, 13 weken gerekend vanaf de uiterste indieningtermijn voor het aanvragen van de subsidie.

  • 2.

    Het college kan de termijn voor ten hoogste 13 weken verdagen.

  • 3.

    Het college beslist op een aanvraag voor een jaarlijkse of een meerjarige subsidie uiterlijk vóór 31 december van het jaar waarin de aanvraag is ingediend.

  • 4.

    Het college kan in een uitvoeringsregeling als bedoeld in artikel 3 andere termijnen stellen voor het beslissen op een aanvraag om subsidie.

  • 5.

    Bij aanvragen om een subsidie die overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag worden aangemeld bij de Europese Commissie wordt de termijn verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen.

HOOFDSTUK 4. WEIGERING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 8. Weigering en terugvordering

  • 1.

    Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht weigeren burgemeester en wethouders de subsidie in ieder geval:

    • a.

      als de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie onverenigbaar is met de interne markt.

    • b.

      als het betreft een aanvrager tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard.

  • 2.

    Onverminderd het vorige lid weigeren burgemeester en wethouders de subsidie in ieder geval als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een Europees steunkader omdat:

    • a.

      subsidie verstrekt zou worden aan een aanvrager die een onderneming drijft die in moeilijkheden verkeert als bedoeld in het desbetreffende steunkader, of

    • b.

      de subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld in het desbetreffende steunkader.

  • 3.

    Onverminderd de vorige leden kunnen burgemeester en wethouders de subsidie verder in ieder geval weigeren:

    • a.

      als de activiteiten van de aanvrager niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen;

    • b.

      als de activiteiten niet of nauwelijks ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen;

    • c.

      als niet is aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is voor het verrichten van de activiteiten waarvoor deze wordt gevraagd;

    • d.

      als de aanvraag niet voldoet aan de regels die zijn gesteld om voor subsidie in aanmerking te komen;

    • e.

      als een door het college beoogd volume aan soortgelijke te subsidiëren activiteiten wordt overschreden;

    • f.

      als er op een toereikende wijze reeds anders in de activiteiten wordt voorzien;

    • g.

      de subsidieverstrekking zou leiden tot ontoelaatbare staatssteun of anderszins in strijd zou zijn met een wettelijk voorschrift;

    • h.

      in de bij de betrokken uitvoeringsregeling bepaalde gevallen; of

    • i.

      als de subsidieverstrekking anderszins niet past binnen het beleid van de gemeente;

    • j.

      als de subsidieverstrekking niet is toegestaan totdat de Europese Commissie met toepassing van artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie verenigbaar is met de interne markt.

  • 4.

    Het college vordert een subsidie met rente terug als dit nodig is ter uitvoering van een terugvorderingsbesluit van de Europese Commissie of een onherroepelijke rechterlijke uitspraak.

HOOFDSTUK 5. VERLENING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 9. Verlening subsidie

  • 1.

    Voor zover dit niet anders is bepaald bij een subsidie uitvoeringsregeling, wordt bij het besluit tot verlenen van de subsidie vermeld op welke wijze de subsidieontvanger de besteding van de subsidie dient te verantwoorden.

  • 2.

    Het college is bevoegd om voorwaarden aan de beschikking tot subsidieverlening te verbinden waaronder de toestemming voor het vormen van een egalisatiereserve als bedoeld in artikel 4:72 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 3.

    Het college is tevens bevoegd om verplichtingen aan de beschikking tot subsidieverlening te verbinden met betrekking tot het beheer en gebruik van de subsidie.

  • 4.

    Het college is bevoegd tussentijds controle uit te oefenen bij de subsidieontvangers op de naleving van de subsidievoorwaarden.

  • 5.

    Indien een subsidieaanvrager voor één en hetzelfde subsidietijdvak meerdere subsidies heeft aangevraagd, kunnen deze subsidieaanvragen worden samengevoegd en afgehandeld als ware het één subsidieaanvraag voor een bedrag gelijk aan de optelsom van de subsidieaanvragen afzonderlijk.

Artikel 9a. Meerjarige subsidies

  • 1.

    Door het college kunnen meerjarige subsidies met een duur van ten hoogste vier jaar worden verleend binnen het door de raad vastgestelde kader van de programmabegroting en binnen het kader van de door de raad vastgestelde beleidsnota’s.

  • 2.

    Het college bepaalt op welke wijze en op welk moment door de ontvanger van een meerjarige subsidie financiële verantwoording wordt afgelegd en tussentijdse rapportages ingediend moeten worden.

Artikel 10. Betaling en bevoorschotting

  • 1.

    Indien een beschikking tot subsidievaststelling als bedoeld in artikel 14, eerste lid wordt gegeven, vindt de betaling van de gehele subsidie in één bedrag plaats.

  • 2.

    Indien besloten wordt tot bevoorschotting van de subsidie, wordt in het besluit tot subsidieverlening, de hoogte en de termijnen van de voorschotten bepaald.

  • 3.

    Indien daarvoor dringende redenen zijn kan het college nog vóórdat hij het besluit tot subsidieverlening heeft genomen, op basis van een separaat besluit tot voorschotverlening voorschotten uitbetalen mits:

    • a.

      in de begroting zowel subsidieaanvrager als het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld staan vermeld;

    • b.

      de subsidieaanvrager een volledige subsidieaanvraag heeft ingediend;

    • c.

      de aanvraag een jaarlijkse subsidie betreft;

    • d.

      aan het bepaalde bij of krachtens deze verordening is voldaan.

HOOFDSTUK 6. VERPLICHTINGEN VAN DE SUBSIDIEONTVANGER

Artikel 11. Tussentijdse rapportage

  • 1.

    Bij subsidies, hoger dan 50.000 euro en lager dan 500.000 euro legt het college de verplichting op tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten. Een dergelijke tussentijdse verantwoording wordt niet vaker dan één keer per jaar gevraagd en dient uiterlijk 1 september te worden ingediend.

  • 2.

    Bij het niet (tijdig) nakomen van de verplichting als bedoeld in het eerste lid kan het college besluiten de bevoorschotting op te schorten voor de duur van maximaal 13 weken. Binnen deze termijn kan het college besluiten de subsidie in te trekken of te wijzigen.

Artikel 12. Meldingsplicht

  • 1.

    De subsidieontvanger doet onverwijld melding aan het college, zodra aannemelijk is dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, niet of geheel niet zullen worden verricht of dat niet of geheel niet aan de aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden verplichtingen zal worden voldaan.

  • 2.

    Indien het ernstig vermoeden bestaat dat de subsidieontvanger onterecht dan wel teveel subsidie verkrijgt of geniet door het bewust niet, niet juist of niet volledig verstrekken van gegevens en inlichtingen, kan de subsidie worden ingetrokken.

  • 3.

    Het college is bevoegd nadere regels te stellen ter voorkoming en bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik bij subsidies.

Artikel 13. Overige verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1.

    De subsidieontvanger verricht de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2.

    De subsidieontvanger informeert het college zo spoedig mogelijk schriftelijk over:

    • a.

      besluiten of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten, waarvoor subsidie is verleend, dan wel ontbinding van de rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      ontwikkelingen die er toe kunnen leiden dat aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden voorwaarden geheel of gedeeltelijk niet kunnen worden nagekomen;

    • d.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de rechtspersoon, de persoon van de bestuurder(s) en het doel van de rechtspersoon.

  • 3.

    De subsidieontvanger behoeft de toestemming van het college voor handelingen als vermeld in artikel 4:71 Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 13a. Inrichting administratie

  • 1.

    De administratie dient zodanig te zijn ingericht, dat aan de gemeente op elk moment inzicht kan worden geboden in de mate waarin de subsidieontvanger voldoet aan de aan de subsidieverstrekking verbonden verplichtingen.

  • 2.

    De subsidieontvanger houdt de administratieve gegevens gedurende ten minste vijf jaren na afloop van het boekjaar beschikbaar, tenzij het college hiervoor een langere termijn stelt.

Artikel 13b. Niet doelgebonden verplichtingen ex artikel 4:39 Awb

Het college kan verplichtingen opleggen met betrekking tot de wijze waarop de activiteit wordt verricht. De verplichtingen kunnen betrekking hebben op:

  • a.

    social return on investment;

  • b.

    gelijke behandeling;

  • c.

    duurzaamheid; en

  • d.

    toegankelijkheid van de activiteiten voor mensen met een beperking.

HOOFDSTUK 7. VERANTWOORDING EN VASTSTELLING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 14. Verantwoording subsidies tot en met 10.000 euro per jaar

  • 1.

    Subsidies tot en met 10.000 euro worden door het college direct vastgesteld.

  • 2.

    Het college kan voor specifieke (categorieën) subsidies bepalen dat de ontvanger van een subsidie tot en met 10.000 euro per jaar, in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, een aanvraag tot vaststelling moet indienen bij het college.

  • 3.

    De ontvanger van een subsidie welke direct wordt vastgesteld als bedoeld in het eerste lid is verplicht de administratie gedurende 5 jaar te bewaren ten behoeve van de steekproef die het college periodiek ter controle uitvoert.

Artikel 15. Verantwoording subsidies vanaf 10.001 tot en met 50.000 euro per jaar

  • 1.

    Indien de subsidieverlening meer bedraagt dan 10.000 euro, maar minder dan 50.001 euro, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het college:

    • a.

      bij een eenmalige subsidie, uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten;

    • b.

      bij een jaarlijks verstrekte subsidie, uiterlijk vóór 1 mei in het jaar na afloop van het kalenderjaar, respectievelijk 4 maanden na het subsidietijdvak, waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2.

    De aanvraag tot vaststelling bevat een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht.

  • 3.

    Het college kan bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

  • 4.

    De ontvanger van een subsidie welke wordt vastgesteld op basis van een inhoudelijk verslag als bedoeld in het tweede lid is verplicht de administratie gedurende 5 jaar te bewaren ten behoeve van de steekproef die het college periodiek ter controle uitvoert.

Artikel 16. Verantwoording subsidies vanaf 50.001 euro tot en met 500.000 per jaar

  • 1.

    Indien de subsidieverlening meer bedraagt dan 50.000 euro, doch minder dan 500.001 euro, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het college:

    • a.

      bij een eenmalige subsidie, uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten;

    • b.

      bij een jaarlijks verstrekte subsidie, uiterlijk vóór 1 mei in het jaar na afloop van het kalenderjaar, respectievelijk 4 maanden na het subsidietijdvak, waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2.

    De aanvraag tot vaststelling bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht;

    • b.

      een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

    • c.

      een controleverklaring. Blijkens deze door een accountant afgegeven controleverklaring is door de accountant gecontroleerd op de rechtmatigheid bedoeld in artikel 213 van de Gemeentewet, hetgeen inhoudt dat de subsidie is besteed voor het doel en de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend en dat de algemene subsidievoorwaarden en de voorwaarden genoemd in de verleningsbeschikking zijn nageleefd.

  • 3.

    Het college kan bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overlegd.

  • 4.

    Indien de subsidieverlening meerdere subsidies betreft kan worden volstaan met één controleverklaring zoals bedoeld in het tweede lid, aanhef onder c.

Artikel 17. Verantwoording subsidies vanaf 500.001 euro per jaar

  • 1.

    Indien de subsidieverlening meer bedraagt dan 500.000 euro kan voor de subsidieontvanger een verscherpt ambtelijk en bestuurlijk toezicht gelden en kan de verplichting gelden niet alleen na afloop van het subsidietijdvak, maar ook tussentijds rapportages aan het college te overleggen overeenkomstig de voorschriften vermeld in het besluit tot verlenen van de subsidie. Het aantal te overleggen tussentijdse rapportages is maximaal drie, afhankelijk van de vooraf door het college bepaalde risicoclassificatie van de subsidieontvanger. De subsidieontvanger is verplicht alle informatie aan het college te verstrekken die van belang is voor de vaststelling van een betrouwbare risicoclassificatie.

  • 2.

    De subsidieontvanger dient een aanvraag tot vaststelling in bij het college:

    • a.

      bij een eenmalige subsidie, uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten;

    • b.

      bij een jaarlijks verstrekte subsidie, uiterlijk vóór 1 mei in het jaar na afloop van het kalenderjaar, respectievelijk 4 maanden na het subsidietijdvak, waarvoor de subsidie is verleend.

  • 3.

    De aanvraag tot vaststelling bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht;

    • b.

      een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

    • c.

      een controleverklaring. Blijkens deze door een accountant afgegeven controleverklaring is door de accountant gecontroleerd op de rechtmatigheid bedoeld in artikel 213 van de Gemeentewet, hetgeen inhoudt dat de subsidie is besteed voor het doel en de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend en dat de algemene subsidievoorwaarden en de voorwaarden genoemd in de verleningsbeschikking zijn nageleefd.

  • 4.

    Het college kan bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overlegd.

  • 5.

    Indien de subsidieverlening meerdere subsidies betreft kan worden volstaan met één controleverklaring zoals bedoeld in het derde lid onder c.

Artikel 18. Termijn vaststelling subsidie

  • 1.

    Het college stelt binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling de subsidie vast.

  • 2.

    Deze termijn kan voor ten hoogste 13 weken worden verdaagd.

  • 3.

    Indien de aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het in het eerste lid genoemd tijdstip is ontvangen, gaat het college zes weken na een eenmalige rappel over tot ambtshalve vaststelling.

Artikel 18a Overschotten en tekorten in verband met de uitvoering van activiteiten

  • 1.

    Bij subsidies kunnen, ook bij volledige uitvoering van het activiteitenplan, aan de subsidie gerelateerde voordelige of nadelige verschillen ontstaan.

  • 2.

    De nadelige verschillen komen voor rekening van de subsidieontvanger.

  • 3.

    De subsidieontvanger vormt met de overschotten een egalisatiereserve voor daarop volgende jaren, mits het college hiervoor toestemming heeft verleend bij de beschikking tot subsidieverlening als bedoeld in artikel 9, tweede lid, alsmede in overeenstemming met de voorwaarden die het college op dit punt aan de beschikking tot subsidievaststelling heeft verbonden.

HOOFDSTUK 8. OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 19. Standaardberekeningswijzen van uurtarieven en uniforme kostenbegrippen

  • 1.

    Indien bij de bepaling van de subsidiabele kosten gebruik wordt gemaakt van uurtarieven, dienen deze tarieven door de subsidieaanvrager te worden berekend met gebruikmaking van een door het college voor te schrijven standaardberekeningswijze.

  • 2.

    Bij het hanteren van kostenbegrippen bij de berekening van uurtarieven wordt uitgegaan van door het college bepaalde definities.

Artikel 20. Recht op subsidie na afloop van de subsidieperiode

  • 1.

    Met inachtneming van de bepalingen over intrekking en wijziging van subsidie vermeld in de Algemene wet bestuursrecht kunnen aan de subsidieverstrekking geen rechten worden ontleend door de subsidieontvanger voor de tijd na afloop van de periode waarop de subsidieverstrekking betrekking heeft.

  • 2.

    Indien aan de subsidieontvanger bij de verlening van een jaarlijkse subsidie als voorwaarde is opgelegd een egalisatiereserve te vormen, kan de hoogte van de egalisatiereserve invloed hebben op de hoogte van de te verstrekken subsidie voor een volgend jaar.

Artikel 21 Vergoeding vermogensvorming

  • 1.

    In de gevallen bedoeld in artikel 4:41 van de Algemene wet bestuursrecht, is de subsidieontvanger aan het college een vergoeding van de vermogenswaarden verschuldigd.

  • 2.

    De vergoeding bedraagt maximaal het bedrag waarmee subsidiëring door de gemeente heeft bijgedragen aan de vermogensvorming in verhouding tot de andere middelen die daaraan hebben bijgedragen.

  • 3.

    Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van de eigendommen en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat bij verlies of beschadiging van eigendommen wordt uitgegaan van het bedrag, dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger is ontvangen. Indien het onroerend goed betreft, geschiedt de waardebepaling door één of drie onafhankelijke deskundigen.

  • 4.

    Indien de activiteiten van de subsidieontvanger met toestemming van het college door een andere rechtspersoon worden voortgezet en de activa en passiva tegen boekwaarde aan die ander in eigendom worden overgedragen, is de subsidieontvanger ter zake in afwijking van het eerste lid geen vergoeding verschuldigd.

Artikel 22. Hardheidsclausule

  • 1.

    Het college kan, in bijzondere gevallen, een artikel of artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, met uitzondering van de artikelen 1, 2, 3a, 4, vijfde lid, 5, tweede lid, aanhef en onder d, 8, eerste, tweede lid en vierde lid, 9, tweede en vierde lid en voor zover toepassing gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.

  • 2.

    Het van toepassing verklaren van dit artikel wordt gemotiveerd in het besluit en hiervan wordt periodiek verslag gedaan aan de raad.

Artikel 23. Overgangsbepalingen

  • 1.

    Aanvragen tot verstrekking van subsidies die zijn ingediend voor het jaar 2017 worden afgedaan volgens de bepalingen van deze verordening.

  • 2.

    Aanvragen tot vaststelling van subsidies die zijn verleend voor 29 december 2016 worden afgedaan volgens de bepalingen van de Algemene subsidieverordening gemeente Zandvoort 2012.

  • 3.

    Bezwaarschriften gericht tegen een beschikking op een aanvraag krachtens de Algemene subsidieverordening gemeente Zandvoort 2012 worden afgedaan met toepassing van de Algemene subsidieverordening gemeente Zandvoort 2012.

Artikel 24. Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1.

    De “Algemene subsidieverordening gemeente Zandvoort 2012” vastgesteld bij raadsbesluit van 4 april 2012 wordt ingetrokken met ingang van de in het tweede lid genoemde datum.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking op 29 december 2016.

  • 3.

    Deze verordening wordt aangehaald als “Algemene subsidieverordening gemeente Zandvoort 2016”.

     

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 20 december 2016.

De griffier,

De voorzitter,

Naar boven