2e wijziging van de Verordening Jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning Venlo 2015

De raad van de gemeente Venlo

gelezen het voorstel van het college van 22 november 2016, registratienummer 1058582;

gelet op de Gemeentewet, de Jeugdwet en de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

overwegende dat in het kader van de Evaluatie beleid eigen bijdrage en evaluatie van beleidsplan decentralisaties sociaal domein dd. november 2016 het nodig is om de noodzakelijke wijzigingen door te voeren aan de Verordening jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning Venlo 2015;

besluit:

I.vast te stellen de navolgende 2e wijziging van de Verordening jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning Venlo 2015.

A

Artikel 9, lid 1, vanaf b wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    bedraagt de hoogte van de vaste bijdrage maximaal de kostprijs per dag voor deelname aan deze algemene voorziening;

  • b.

    draagt het college zorg voor de kenbaarheid van de actuele kostprijs van de algemene voorziening.

B

Artikel 9, lid 2, eerste zin wordt als volgt gewijzigd:

Voor het gebruik van een maatwerkvoorziening:

C

Artikel 9, lid 2 onder b wordt als volgt gewijzigd:

b. wordt de eigen bijdrage gebaseerd op het inkomen en vermogen van de cliënt en zijn echtgenoot, met inachtneming van het maximum dat is toegestaan op grond van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 en het Besluit maatschappelijke ondersteuning;

D

Van artikel 9, lid 2 worden (de oude) sub c en d beide ingetrokken.

E

Artikel 9, lid 2 wordt na sub b nieuw ingevoerd als sub c t/m sub i:

  • c.

    wordt de eigen bijdrage voor een maatwerkvoorziening gebaseerd op de kostprijs, op basis van het laagste tarief per productgroep, in overeenstemming met de door het college met aanbieders afgesloten contracten;

  • d.

    wordt de eigen bijdrage voor de maatwerkvoorzieningen hulp bij het huishouden en begeleiding gebaseerd op de kostprijs, op basis van het laagste tarief van alle diensten, in overeenstemming met de door het college met aanbieders afgesloten contracten, en voor zover deze aanbieder voor 1 december van het voorgaande kalenderjaar ondersteuning leverde aan ingezetenen van de gemeente;

  • e.

    wordt de eigen bijdrage voor een maatwerkvoorziening in de vorm van een woningaanpassing en traplift gebaseerd op het totale bedrag dat aan de cliënt ter beschikking wordt gesteld;

  • f.

    wordt de eigen bijdrage voor een hulpmiddel gebaseerd op een gemiddeld tarief voor nieuwwaarde en restwaarde per product, inclusief de kosten voor onderhoud en verzekering zoals deze gelden op het moment van toekenning van de voorziening voor het eerste jaar en rekening houdende met de afschrijvingstermijn voor het betreffende product;

  • g.

    wordt de eigen bijdrage voor beschermd wonen extramuraal gebaseerd op de kostprijs per etmaal op basis van het laagste tarief, in overeenstemming met de door het college met aanbieders afgesloten contracten;

  • h.

    wordt de eigen bijdrage voor maatschappelijke opvang en vrouwenopvang gebaseerd op het verschil tussen de bijstandsnorm die voor de client geldt en de norm persoonlijke uitgaven zoals bepaald in artikel 23 van de Participatiewet’

  • i.

    wordt de eigen bijdrage voor een pgb gebaseerd op het totale bedrag dat aan de cliënt ter beschikking wordt gesteld, tot een maximum zoals bedoeld onder lid c tot en met h van dit artikel.

F

Artikel 9, lid 3 onder a wordt ingetrokken. Het nieuwe lid 3 luidt daarmee als volgt:

Het college bepaalt bij nadere regeling door welke andere instantie dan het CAK in de gevallen bedoeld in artikel 2.1.4, lid 7 Wmo 2015, de bijdragen voor een maatwerkvoorziening of pgb worden vastgesteld en geïnd.

G

De toelichting op artikel 9 is als gevolg van bovenstaande wijzigingen herschreven, de nieuwe toelichting op artikel 9 luidt als volgt:

Deze bepaling geeft uitvoering aan de bepalingen over de eigen bijdrage in de artikelen 2.1.4, eerste tot en met derde en zevende lid, en 2.1.5, eerste lid van de Wmo 2015. De Jeugdwet kent geen eigen bijdrage.

De Wmo 2015 maakt een onderscheid tussen de bijdragen in de kosten van algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen. De bijdragen in de kosten van algemene voorzieningen mag de gemeente bepalen en dit mag maximaal kostendekkend zijn. In de nota naar aanleiding van het verslag (Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 34, blz. 95) staat hierover dat de regering gemeenten beleidsruimte geeft door hen de mogelijkheid te bieden om in de verordening te bepalen welke eigen bijdrage een betrokkene verschuldigd is voor een algemene voorziening. Bij het bieden van deze beleidsruimte gaat de regering ervan uit dat gemeenten hier verstandig mee omgaan en voorzieningen zoals een laagdrempelige informatievoorziening uit zal sluiten van (eigen) bijdragen. Wanneer een algemene voorziening (financieel) laagdrempelig wordt gemaakt, is de kans groot dat de druk op vaak duurdere maatwerkvoorzieningen wordt beperkt.

In artikel 9 is een uitsplitsing gemaakt naar een vaste bijdrage voor van gemeentewege georganiseerde algemene voorzieningen (eerste lid) en een eigen bijdrage voor maatwerkvoorzieningen (tweede lid). De vaste bijdrage wordt niet door het CAK geïnd. Deze kan bijvoorbeeld per activiteit of op abonnementsbasis in rekening worden gebracht. De vaste bijdrage bedraagt, zoals beschreven in lid 1, maximaal de kostprijs voor deelname aan de betreffende algemene voorziening. De vaste bijdrage kan per type algemene voorziening apart worden vastgesteld in overleg tussen de gemeente en bij de voorziening betrokken organisaties.

De open inloop in het Huis van de Wijk is in de gemeente Venlo is vooralsnog de enige geheel door de van gemeentewege georganiseerde algemene voorziening. De kostprijs voor deelname is gelijk aan de consumptie, zoals in geval van open inloop het gebruik van koffie/thee en voor keuze van de deelnemer een warme maaltijd. Op die manier vormt de hoogte van de vaste bijdrage geen belemmering voor het gebruik. Eveneens bij de open inloop zijn er in wijken voorzieningen waar gedeeltelijk met vrijwilligers wordt gewerkt. In dergelijke situaties kan de vaste bijdrage, binnen het gestelde maximum, door het college naar beneden worden bijgesteld.

De bijdragen in de kosten van maatwerkvoorzieningen zijn gelimiteerd tot een bedrag gelijk aan de maximale kostprijs van de voorziening (artikel 2.1.4, derde lid, eerste zin, van de Wmo 2015). In het landelijke Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning 2015 (een Algemene Maatregel van Bestuur) worden regels vastgesteld met betrekking tot deze bijdragen (artikel 2.1.4, vierde lid, van de Wmo 2015). De bijdrageregels in de verordening moeten passen binnen de kaders die het Uitvoeringsbesluit stelt.

Ten aanzien van maatwerkvoorzieningen zijn in het tweede lid de voorwaarden benoemd waar de eigen bijdrage aan moet voldoen. In nadere regeling kan het college dit uitwerken op grond van de delegatiebepalingen in het derde lid en in artikel 18. Voor de berekening van de eigen bijdrage wordt aangehaakt bij de tarieven zoals vastgelegd in de inkoop van maatwerkvoorzieningen bij gecontracteerde aanbieders, en bij de landelijke richtlijnen voor het meetellen van inkomen en vermogen. De eigen bijdrage wordt door het CAK berekend waarbij zij tegelijkertijd het stapelingseffect van eigen bijdragen bewaken.

Voor begeleiding en hulp bij het huishouden geldt het goedkoopste tarief (gemeentetarief) van alle diensten op basis van de inkoop bij aanbieders. Om een reëel tarief te bepalen is opgenomen dat jaarlijks op peildatum 1 december wordt gekeken naar de kostprijs van aanbieders die op dat moment ondersteuning leveren aan ingezetenen van de gemeente. Onder diensten worden in deze context verstaan de niet-materiële maatwerkvoorzieningen zoals hulp bij het huishouden, individuele begeleiding en dagbesteding.

Voor hulpmiddelen en vervoersvoorzieningen geldt een vast tarief per product. Deze wordt berekend op basis van nieuwwaarde, restwaarde bij herverstrekking en kosten voor onderhoud en eventueel verzekering. Bij de berekening van dit vaste tarief wordt rekening gehouden met een afschrijvingstermijn van zeven jaar. Een hulpmiddel voor een volwassene wordt binnen de economische levensduur van zeven jaar gemiddeld 2,5 keer herverstrekt zo blijkt uit ervaringscijfers in de branche.

Er zal nader beoordeeld moeten worden wanneer een vaste bijdrage of een eigen bijdrage een belemmering is voor deelname aan een van gemeentewege georganiseerde voorziening zoals bedoeld in lid 3. Op voorhand zijn er, met uitzondering van de GGZ-doelgroep, geen groepen die categoriaal voor korting in aanmerking komen. Als een vaste bijdrage of een eigen bijdrage wel een belemmering zijn, kan het college afwegen of de bijdrage moet worden aangepast of dat een groep deelnemers op een andere manier kan deelnemen aan de activiteiten of gebruik kan maken van een voorziening.

De delegatiebepaling in het derde lid onder sub b heeft tot doel om de instantie(s) te bepalen die de bijdrage voor een maatwerkvoorziening voor maatschappelijke opvang innen. Op deze manier wordt voldaan aan de verplichting in artikel 2.1.4, zevende lid Wmo 2015. Hierop is voorts de ‘Verordening eigen bijdrage maatschappelijke opvang en vrouwenopvang’ van toepassing.

Het vierde lid is in overeenstemming met het beleidskader, in januari 2014 door de raad van Venlo vastgesteld, opgenomen in de verordening.

II. te bepalen dat deze wijziging in werking treedt per 1 januari 2017.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 21 december 2016.

De griffier, De voorzitter

Geert van Soest, Antoin Scholten

Naar boven