Verordening tot wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening Groningen 2009

De raad van de gemeente Groningen;

 

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet:

 

gezien het advies van <raadscommissie / adviesorgaan>

 

(overwegende dat de aanpak van de reclame wordt aangepast)

 

BESLUIT:

vast te stellen de 34e Verordening tot wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening Groningen 2009.

Artikel A Artikel 2:6 wordt vervangen door een nieuw artikel 2:6:

Artikel 2:6 vergunning voor het plaatsen van voorwerpen op, aan of boven de weg in strijd met de publieke functie van de weg

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van het college de weg of een weggedeelte anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan.

  • 2.

    Het college kan categorieën van voorwerpen aanwijzen waarvoor:

    • a.

      het verbod in het eerste lid niet geldt;

    • b.

      een melding volstaat.

  • 3.

    Een vergunning kan worden geweigerd of een melding kan niet worden geaccepteerd:

    • a.

      indien het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, de toegankelijkheid belemmert, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg;

    • b.

      indien het beoogde gebruik hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand;

    • c.

      in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van de in de nabijheid gelegen onroerende zaak.

  • 4.

    Het verbod in het eerste lid van het vorige artikel geldt niet voor:

    • a.

      evenementen als bedoeld in artikel 2:18 APVG;

    • b.

      terrassen als bedoeld in artikel 2:27 APVG;

    • c.

      standplaatsen als bedoeld in artikel 5:18 APVG.

    • d.

      voorwerpen of stoffen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard.

    • e.

      situaties waarin wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of het Provinciaal wegenreglement.

    • f.

      vlaggen, wimpels en vlaggenstokken, indien zij geen gevaar of hinder kunnen opleveren voor personen of goederen en niet voor commerciële doeleinden worden gebruikt;

    • g.

      zonneschermen, mits deze zijn aangebracht boven het voor voetgangers bestemde gedeelte van de weg en mits:

      • geen onderdeel zich minder dan 2,2 meter boven dat gedeelte bevindt;

      • geen onderdeel van het scherm, in welke stand dat ook staat, zich op minder dan 0,5 meter van het voor het rijverkeer bestemde gedeelte van de weg bevindt;

      • geen onderdeel verder dan 1,5 meter buiten de opgaande gevel reikt;

    • h.

      de voorwerpen of stoffen, die noodzakelijkerwijze kortstondig op de weg gebracht worden in verband met laden of lossen ervan en mits degene die de werkzaamheden verricht of doet verrichten ervoor zorgt, dat onmiddellijk na het beëindigen daarvan, in elk geval voor zonsondergang, de voorwerpen of stoffen van de weg verwijderd zijn en de weg daarvan gereinigd is. Onder weg wordt hier verstaan hetgeen artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994 daaronder verstaat;

    • i.

      voertuigen

  • 5.

    De weigeringsgrond van het derde lid onder a is niet van toepassing indien in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet.

  • 6.

    De weigeringsgrond van het derde lid onder c is niet van toepassing indien in het geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer.

  • 7.

    In afwijking van het in het eerste lid bepaalde bestaat een meldingsplicht voor de bij besluit van het college aangewezen objecten, onder voorwaarde dat deze niet langer dan één week worden geplaatst, het gezamenlijke oppervlak ervan niet groter is dan 6m² en het geen terrasmeubilair betreft.

  • 8.

    Het college kan nadere regels stellen ter uitvoering van het in de leden 1, 2 en 3 gestelde.

Artikel B Artikel 4:24 wordt gewijzigd als volgt:

Artikel 4:24 Vergunningsplicht handelsreclame aan onroerende zaken

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag op of aan een onroerende zaak handelsreclame te maken of te voeren met behulp van een opschrift, aankondiging, kleur of afbeelding in welke vorm dan ook, die vanaf de weg zichtbaar is.

  • 2.

    Het college kan categorieën van voorwerpen aanwijzen waarvoor:

    • a.

      het verbod in het eerste lid niet geldt;

    • b.

      een melding volstaat.

  • 3.

    Een vergunning kan worden geweigerd of een melding kan niet worden geaccepteerd:

    • a.

      indien het beoogde gebruik hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand;

    • b.

      in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van de in de nabijheid gelegen onroerende zaak;

    • c.

      indien het de veiligheid van het verkeer in gevaar te brengen;

    • d.

      indien het ernstig hinder voor de omgeving veroorzaakt.

  • 4.

    Het verbod in het eerste lid geldt niet voor:

    • a.

      opschriften en aankondigingen op of aan onroerende zaken, daartoe aangewezen door de overheid

    • b.

      opschriften en aankondigingen op of aan onroerende zaken dienstbaar aan het openbaar vervoer, indien deze zijn aangebracht ten dienste van dat vervoer.

    • c.

      opschriften die betrekking hebben op de naam of aard van in uitvoering zijnde bouwwerken of op de namen van degenen die bij het ontwerp of de uitvoering van het bouwwerk betrokken zijn, mits deze opschriften zijn aangebracht op borden bij of op de in uitvoering zijnde bouwwerken zelf, zulks voor zolang zij feitelijke betekenis hebben;

    • d.

      voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Provinciale landschapsverordening;

    • e.

      De weigeringsgrond van het derde lid, onder b en c, geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer.

  • 5.

    Het college kan nadere regels stellen ter uitvoering van het in de leden 1, 2 en 3 gestelde.

Artikel C Afdeling 11 Reclameobjecten, Artikel 5:44 Reclameobjecten rond lichtmasten komt te vervallen.

 

Artikel D Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na haar bekendmaking.

 

Aldus besloten in de raadsvergadering van 30 november 2016.

De voorzitter,

Peter den Oudsten.

De griffier,

Toon Dashorst.

Toelichting

Artikelsgewijze toelichting

Toelichting Artikel 2:6 lid 3 en Artikel 4:24 lid 3

Voor een melding wordt de term ‘geaccepteerd’ gebruikt. Daarmee wordt bedoeld dat het college de tijd kan nemen om meldingen te beoordelen. Het college kan dan beoordelen of het terecht is dat wordt volstaan met een melding.

Bijvoorbeeld als een object wordt geplaatst maar deze de verkeersveiligheid teveel hindert is er geen sprake van een object dat na een melding mag worden geplaatst.

Het college kan in de nadere regels een termijn bepalen waarbinnen zij een melder over de strijdigheid met de voorwaarden voor een melding kan informeren.

In het geval er na deze termijn wordt geconstateerd dat het object strijdig is met bijvoorbeeld de verkeersveiligheid kan het college nog wel optreden. De gemeente is dan wel verplicht om tevens schadevergoeding aan te beiden aan de melder/eigenaar van het geplaatste object.

Naar boven