Uitvoeringsregels Beschermd Wonen Zeeland 2016

 

 

1.Inleiding

1.1 Achtergrond

Deze uitvoeringsregels beschrijven op welke punten voorzieningen voor beschermd wonen (hierna: BW) afwijken of kunnen afwijken van de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015. De uitvoeringsregels BW zijn daarom onlosmakelijk verbonden aan de beleidsregels en verordeningen Wmo 2015 van de Zeeuwse gemeenten.

Het college van de lokale gemeente stelt deze uitvoeringsregels vast.

1.2. Begripsbepaling

In deze uitvoeringsregels wordt verstaan onder:

Beschermd wonen:

wonen in een accommodatie als bedoeld in artikel 1.1.1 van de wet.

Besluit:

besluit tot toewijzing van een maatwerkvoorziening beschermd wonen, vastgelegd in een beschikking, waarop de algemene wet bestuursrecht van toepassing is

Cliënt beschermd wonen samenleving:

natuurlijke personen van 18 jaar en ouder met psychische of psychosociale problemen, die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

Eigen bijdrage:

bijdrage als bedoeld in artikel 2.1.4, eerste lid, van de wet.

Instelling:

een rechtspersoon die beschermd wonen of trajecten voor beschermd wonen uitvoert met subsidie van gemeenten.

Maatwerkvoorziening beschermd wonen:

maatwerkvoorziening als bedoeld in artikel 1.1.1 van de wet.

Overbruggingszorg beschermd wonen:

zorg in de vorm van een maatwerkvoorziening ten behoeve van zelfredzaamheid die kan worden toegewezen – in afwachting van een plek - indien een cliënt beschermd wonen is toegewezen, bijvoorbeeld respijtzorg ter ontlasting van de mantelzorg of een persoonsgebonden budget voor de begeleiding thuis.

Pgb :

persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 1.1.1 van de wet.

Toelichting:

Aangezien de maatwerkvoorziening beschermd wonen bestemd is voor mensen die niet in staat zijn zich op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk te handhaven in de samenleving, wordt terughoudend omgegaan met de toekenning van een persoonsgebonden budget ten behoeve van de maatwerkvoorziening beschermd wonen en zal een maatwerkvoorziening gericht op zelfredzaamheid en participatie als regel voorliggend zijn.

1.3. Reikwijdte en toepasselijkheid

De voorliggende uitvoeringsregels zijn van toepassing vanaf 1 januari 2016 voor nieuwe cliënten en voor bestaande cliënten, waaronder pgb-houders, van wie de eerder verstrekte AWBZ-indicatie (ZZP GGZ-C) afloopt in of vanaf 2015.

De uitvoeringsregels zijn vanaf deze datum eveneens van toepassing op de instellingen die in Zeeland een voorziening voor beschermd wonen exploiteren of daartoe trajecten uitvoeren.

De uitvoeringsregels worden aangevuld met een toelichting en twee bijlagen:

  • A.

    cliënt- en behandelprofielen BW (nog vast te stellen);

  • B.

    ‘routekaart klantproces’ met toelichting en ‘beslisboom’ met toelichting, versie 22 september 2015 of versies die hierop volgen, uitgegeven door en opvraagbaar bij het CZW-bureau.

  • C.

    tarievenlijst pgb-tarieven 2015\

  •  

    • 2.

      Toegang: melding, verwijzing, aanvraag BW, onderzoek

2.1 Melding

Een cliënt of zijn gemachtigde of vertegenwoordiger kan een aanvraag om een maatwerkvoorziening beschermd wonen schriftelijk indienen bij de Zeeuwse gemeente tot welke hij zich wendt, ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving van de cliënt met psychische of psychosociale problemen, gericht op

  • -

    het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie,

  • -

    het psychisch en psychosociaal functioneren,

  • -

    stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld,

  • -

    het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast of het afwenden van gevaar voor de cliënt of anderen.

De Zeeuwse gemeente tot welke de cliënt zich wendt, is verantwoordelijk voor de intake en registratie van de melding. Het onderzoek kan ertoe leiden dat voor de hulpvraag of problematiek van betreffende cliënt BW aangewezen kan zijn. Voor de aanvraag hiervan geldt het toegangsmodel dat is beschreven in de ‘routekaart klantproces’ (met toelichting) dat op 22 september 2015 is uitgegeven door het CZW-bureau (bijlage B), of de versie die daarvoor in de plaats komt (zie ook slotbepalingen, art. 4.1). Zie verder art. 2.3.

2.2 Cliëntondersteuning

De gemeente wijst de cliënt die een melding doet en zijn mantelzorger(s) en/of vertegenwoordiger(s) op de mogelijkheid zich gedurende de procedure te laten bijstaan door een onafhankelijke cliëntondersteuner. Tevens wijst de lokale gemeente op de mogelijkheid om een persoonlijk plan voor ondersteuning in te dienen.

2.3. Aanvraag maatwerkvoorziening BW

Alleen wanneer er sprake is van een langdurige situatie waarbij de begeleiding de gebruikelijke hulp substantieel overschrijdt of wanneer sprake is van psychiatrische kwetsbaarheid of verstandelijke beperking, zodanig dat de cliënt onvoldoende in staat is zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving, is Beschermd Wonen als maatwerkvoorziening aangewezen. De zorgaanbieder, hiertoe gemandateerd door de centrumgemeente Vlissingen, stelt dit vast aan de hand van de criteria in de door zorgaanbieders vastgestelde ‘beslisboom’ Zeeland (bijlage B). Zie voorts de toelichting bij dit artikel.

De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de cliënt aan beschermd wonen en aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zo zich snel en zoveel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

Indien de lokale gemeente in het onderzoek vaststelt dat voor de cliënt een maatwerkvoorziening BW kan zijn aangewezen, geleidt de lokale gemeente de aanvraag maatwerkvoorziening BW door naar een hiervoor binnen Zeeland werkzame zorgaanbieder. Conform het besluit van de centrumgemeente zijn in Zeeland gevestigde aanbieders die vanwege de centrumgemeente gesubsidieerd c.q. gecontracteerd worden voor het uitvoeren van BW, gemandateerd om een onderzoek toegang tot BW uit te voeren. Het CZW-bureau stelt jaarlijks een lijst van deze zorgaanbieders beschikbaar aan de Zeeuwse gemeenten.

2.4 Eigen bijdrage BW

Overwegende dat gemeenten bij verordening kunnen bepalen dat een cliënt een inkomens- en vermogensafhankelijke bijdrage verschuldigd is voor een maatwerkvoorziening dan wel een persoonsgebonden budget (WMO 2015, art 2.1.4), die kan verschillen per voorziening (lid 2), maar de kostprijs niet te boven gaat (lid 3), en binnen de landelijke kaders vastgelegd in het uitvoeringsbesluit WMO 2015 blijven, leggen Zeeuwse gemeenten voor de navolgende vormen van beschermd wonen een eigen bijdrage op.

2.5. Verstrekkingsvorm

  • -

    BW is beschikbaar als maatwerkvoorziening in de WMO en kent bij voorkeur de verstrekkingsvorm Zorg (ondersteuning) in Natura (hierna: ZiN).

  • -

    BW kan tevens – onder voorwaarden, bepaald bij wet en te bepalen door de lokale gemeente – worden verstrekt in de vorm van een pgb. Zie verder artikel 3.

2.5.1. Verstrekkingsvormen BW op basis van overgangsrecht AWBZ naar WMO 2015

Beschermd wonen (zorg in natura, overgangsrecht tot 1-1-2021):

  • -

    cliënt heeft een AWBZ indicatie voor beschermd wonen

  • -

    cliënt woont in de accommodatie van een instelling

  • -

    cliënt betaalt geen huur

  • -

    zorg betreft begeleiding inclusief wonen en voeding etc.

  • -

    hoge eigen bijdrage

Beschermd wonen ( pgb , overgangsrecht tot 1-1-2016):

  • -

    cliënt heeft een beschikking van de gemeente of een AWBZ indicatie voor beschermd wonen (overgangsrecht)

  • -

    cliënt woont in een woning die de instelling huurt of in eigendom heeft.

  • -

    cliënt betaalt geen huur

  • -

    zorg betreft begeleiding, persoonlijke verzorging of verpleging

  • -

    maximale eigen bijdrage per periode van 4 weken

Beschermd wonen (VPT overgangsrecht):

  • -

    cliënt heeft een AWBZ indicatie voor beschermd wonen.

  • -

    cliënt woont in een eigen woning = betaalt eigen woonlasten

  • -

    zorg betreft begeleiding, persoonlijke verzorging, voeding enz (VPT)

  • -

    lage eigen bijdrage

2.5.2. Verstrekkingsvormen BW op basis van WMO 2015

Beschermd wonen (zorg in natura):

  • -

    cliënt heeft een beschikking van de gemeente voor beschermd wonen

  • -

    cliënt woont in de accommodatie van een instelling

  • -

    cliënt betaalt geen huur

  • -

    zorg (all inclusive) betreft begeleiding inclusief wonen en voeding etc.

  • -

    varianten nabijheid zorg: 24 uur bereikbaarheid, 24 uur oproepbaarheid, 12-24 uur aanwezigheid

  • -

    hoge eigen bijdrage

Beschermd wonen ( pgb ):

  • -

    cliënt heeft een beschikking van de gemeente voor beschermd wonen

  • -

    cliënt woont in een woning die de instelling huurt of in eigendom heeft.

  • -

    cliënt betaalt geen huur

  • -

    zorg betreft begeleiding inclusief wonen en voeding etc,

  • -

    varianten nabijheid zorg: 24 uur bereikbaarheid, 24 uur oproepbaarheid, 12-24 uur aanwezigheid

  • -

    maximale eigen bijdrage per periode van 4 weken

Beschermd wonen, scheiden wonen & zorg:

  • -

    cliënt heeft een beschikking van de gemeente voor beschermd wonen

  • -

    cliënt woont in een woning die de instelling huurt of in eigendom heeft.

  • -

    cliënt betaalt huur aan de instelling

  • -

    zorg betreft begeleiding en voeding etc

  • -

    varianten nabijheid zorg: 24 uur bereikbaarheid, 12-24 uur oproepbaarheid, 12-24 uur aanwezigheid

  • -

    lage eigen bijdrage

Beschermd wonen, scheiden wonen & zorg:

  • -

    cliënt heeft een beschikking van de gemeente voor beschermd wonen

  • -

    cliënt woont in een woning waarvoor hij zelf de huur betaalt aan de corporatie / eigenaar anders dan de instelling

  • -

    zorg betreft begeleiding en voeding etc

  • -

    varianten nabijheid zorg: 24 uur bereikbaarheid, 12-24 uur oproepbaarheid, 12-24 uur aanwezigheid

  • -

    lage eigen bijdrage

2.6. Landelijke toegang

Bij de beoordeling van de verhuiswens van de BW-cliënt kunnen één of meer van de volgende zaken een belangrijke rol spelen.

  • -

    De wens van de BW-cliënt ten aanzien van een specifieke voorziening of woonplaats.

  • -

    De woonplaats van familie of andere personen waarmee de BW-cliënt een positieve sociale relatie onderhoudt.

  • -

    De plaats waar de BW-cliënt eerder gebruik heeft gemaakt van een voorziening voor beschermd wonen.

  • -

    De geschiedenis van de BW-cliënt voorafgaand aan opname in een behandelsetting of voorafgaand aan detentie (dit bijvoorbeeld aan de hand van de geschiedenis in de basisregistratie personen (BRP)).

  • -

    De noodzaak voor een specifieke begeleiding gericht op specifieke problematiek gezien de zorgvraag van de BW-cliënt

Voor BW-cliënten met overgangsrecht geldt dat de nieuwe beschikking in de gemeente waar de cliënt naartoe verhuist in overeenstemming is met de nog geldige AWBZ-indicatiebesluit. Er wordt geen nieuw uitgebreid intake-onderzoek gedaan en na afloop van het overgangsrecht of bij verandering in zelfredzaamheid of problematiek wordt gekeken op welke wijze het beschermd wonen vervolgd gaat worden.

Indien er geen sprake is van overgangsrecht doet het toegangsorgaan van de ontvangende centrumgemeente nader onderzoek en geeft een beschikking af conform de eigen regelgeving.

2.7. Zorgtoewijzing , beschikking en geldigheidsduur

De toewijzing van zorg binnen de WMO 2015 vindt niet eerder plaats dan nadat onderzoek is gedaan naar aanleiding van een melding door de cliënt. De regiogemeenten in Zeeland hebben dit gemandateerd aan de centrumgemeente Vlissingen als houder van het budget voor beschermd wonen. De centrumgemeente heeft de aanbieders op zijn beurt gemandateerd namens het college de zorgtoewijzing te toetsen en waar nodig een toelatingsbeschikking af te geven op grond waarvan een cliënt gebruik kan maken van een maatwerkvoorziening beschermd wonen.

De lokale gemeente beoordeelt door heronderzoek na maximaal twee jaar de voortzetting van de beschikking.

Tegen de afgegeven beschikking kan de cliënt bezwaar maken. In de beschikking wordt vermeld op welke wijze dit kan geschieden.

2.8. Overbruggingszorg

Indien voor de cliënt geen, of niet binnen een redelijke termijn, plaats is in de instelling van zijn keuze (voorkeursaanbieder), is de cliënt gehouden een passende plaatsing bij een andere aanbieder in of buiten de regio te aanvaarden. Indien ook hier geen plaats is, is de zorgaanbieder verantwoordelijk voor het bieden van extramurale overbruggingszorg als een passend alternatief in afwachting van de beschikbaarheid van een passende plek Beschermd Wonen in een accommodatie van een instelling. Overbruggingszorg kan ook via een PGB worden ingezet. In dit geval meldt de cliënt zich bij de lokale gemeente in afwachting van het beschikbaar komen van een plaats. Overbruggingszorg kan worden verleend in een persoonsgebonden budget voor de begeleiding thuis. De overbruggingszorg wordt verleend in de vorm van een maatwerkvoorziening ten behoeve van zelfredzaamheid.

3. Verstrekking BW in pgb (persoonsgebonden budget)

3.1. Algemeen

Binnen de vernieuwing in het sociale domein past dat de cliënt zelf zoveel mogelijk regie voert over de zorg die aan hem/haar verleend wordt. Daarom kan op verzoek van betrokkene ook in de vorm van een pgb worden geleverd, mits wordt voldaan aan de voorwaarden die de wet en de lokale gemeente hieraan stelt. De Zeeuwse gemeenten hebben onderling afgesproken om, gelet op de kwetsbaarheid van de doelgroep, de uitgifte van het pgb-BW aan nieuwe cliënten zeer kritisch te beoordelen. Zie hiervoor tevens de toelichting bij dit artikel.

3.2. criteria toekenning persoonsgebonden budget BW

3.2.1. De toekenning van een persoonsgebonden budget voor BW (pgb-BW) is voorbehouden aan de lokale gemeente.

3.2.2. De toekenning van een pgb-BW door de lokale gemeente is mogelijk indien een in Zeeland gevestigde, en hiertoe gemandateerde zorgaanbieder heeft vastgesteld dat voor de cliënt een maatwerkvoorziening BW is aangewezen, of dat dit blijkt uit een medisch advies.

3.2.3. Op verzoek van de cliënt wordt een pgb-BW verstrekt als:

  • a.

    de cliënt op eigen kracht voldoende in staat is tot een redelijke inschatting van zijn belangen en als hij zelf of met hulp van zijn sociale netwerk in staat is de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;

  • b.

    de cliënt zich gemotiveerd op het standpunt stelt dat hij de maatwerkvoorziening als persoonsgebonden budget wil ontvangen;

  • c.

    de cliënt dit formuleert in een door hem zelf opgesteld persoonlijk plan;

  • d.

    het persoonlijk plan onderdeel uitmaakt van de zorgovereenkomst tussen cliënt en zorgaanbieder/dienstverlener;

  • e.

    de zorgovereenkomst aantoonbaar bijdraagt aan het versterken van de eigen kracht. De zorgovereenkomst omvat een motivering voor de aard en omvang van de gewenste begeleiding en formuleert hiervoor doelstellingen en resultaten;

  • f.

    gewaarborgd is dat de maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren veilig, doeltreffend en cliëntgericht worden verstrekt.

3.2.4. Het pgb-BW kan in principe verzilverd worden bij een niet door de centrumgemeente gesubsidieerde c.q. gecontracteerde zorgaanbieder. De cliënt dient afdoende te motiveren waarom hij de zorg niet in natura wilt ontvangen. Zie hiervoor artikel 3.2.2. lid b t/m e.

De kosten van het pgb kunnen niet hoger zijn dan de kosten van de maatwerkvoorziening zoals deze wordt geleverd door een gesubsidieerde c.q. gecontracteerde zorgaanbieder. Indien het door de cliënt gewenste aanbod duurder is dan het aanbod van de gecontracteerde zorgaanbieder, dient de cliënt het meerdere zelf bij betalen.

3.2.5. Als een cliënt meerdere ondersteuningsvormen nodig heeft, is het mogelijk dat hij de ene

vorm van ondersteuning in natura ontvangt en de andere met een pgb zelf regelt. Het is niet mogelijk om één vorm van ondersteuning deels in natura en deels als pgb te ontvangen.

3.2.6.Inzake BW wordt de wooncomponent niet in pgb verstrekt. De cliënt die het pgb ontvangt, dient zelf te huren, ofwel bij de zorgaanbieder of het wooninitiatief waarbij cliënt is aangesloten, ofwel bij een woningcorporatie of een andere, bij de lokale gemeente bekende, verhuurder of instantie.

3.2.7. De lokale gemeente kan, onverminderd het bepaalde in de artikelen 3.2.2 en 3.2.3., besluiten om aan de cliënt een persoonsgebonden budget toe te kennen voor besteding bij een persoon die behoort tot zijn sociale netwerk, of bij een niet-professionele en/of niet door het college goedgekeurde aanbieder. De beloning van het sociale netwerk dient in elk geval beperkt te worden tot die gevallen waarin het de ondersteuning de gebruikelijke hulp overstijgt, dit aantoonbaar leidt tot betere en effectievere ondersteuning, en aantoonbaar doelmatiger is.

3.2.8. De besteding van het persoonsgebonden budget aan tussenpersonen, belangenbehartigers en aan ondersteunings- of administratiekosten in verband met het persoonsgebonden budget is niet toegestaan.

3.2.9. De lokale gemeente onderzoekt uit het oogpunt van kwaliteit van maatwerkvoorzieningen, al dan niet steekproefsgewijs, de besteding van het persoonsgebonden budget.

Artikel 3.3. Tariefstelling

3.3.1. Het tarief voor het pgb-BW wordt vastgesteld door de lokale gemeente. Het tarief is afgeleid van de door NZa bepaalde natura-tarieven voor de verschillende productcategorieën en wordt gemaximeerd.

3.3.2. voor het tarief geldt als richtlijn het overzicht zoals opgenomen in bijlage C.

Artikel 3.4 Eigen bijdrage

3.4.1. De cliënt betaalt een inkomensafhankelijke eigen bijdrage.

3.4.2. Het CAK berekent en int de eigen bijdrage. Het CAK stelt de bijdrage vast op maximaal het toegestane bedrag in het (landelijk) Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

3.4.3. Het college kan nadere regels stellen inzake de inhoud en hoogte van de eigen bijdrage.

3.4.4. Met ingang van 1 januari 2016 worden alle noodzakelijke gegevens voor de administratie en inning van de eigen bijdrage door de lokale gemeente overgedragen aan de centrumgemeente Vlissingen.

Slotbepalingen

4.1. Evaluatie en indexering

De uitvoeringsregels worden door de lokale gemeente jaarlijks voor 1 november geëvalueerd en geïndexeerd.

Indien deze evaluatie en indexatie daartoe aanleiding geven, worden de uitvoeringsregels aangepast.

4.2. Inwerkingtreding

De uitvoeringsregels treden in werking met ingang van 1 januari 2016.

4.3. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als “Uitvoeringsregels Beschermd Wonen Zeeland 2016.”

Naar boven