Gemeenteblad van Sliedrecht
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Sliedrecht | Gemeenteblad 2016, 182786 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Sliedrecht | Gemeenteblad 2016, 182786 | Verordeningen |
Algemene subsidieverordening Sliedrecht 2017
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
algemene groepsvrijstellingsverordening: verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 127), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;
de-minimisverordening: verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU L 352), verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector (PbEU L 352/9) en verordening (EU) nr. 717/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de visserij- en aquacultuursector (PbEU L 190/45), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;
Een natuurlijke persoon of rechtspersoon kan subsidie aanvragen, met dien verstande dat subsidies vanaf € 5.000,- slechts door een rechtspersoon kunnen worden aangevraagd. Burgemeester en wethouders kunnen bij subsidieregeling hiervan afwijken.
Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door burgemeester en wethouders op de volgende beleidsterreinen, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen en subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de Awb (subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is):
Burgemeester en wethouders kunnen bij nadere regeling (hierna te noemen: subsidieregeling) vaststellen welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voor subsidie. Voor zover van toepassing, wordt hierin tevens bepaald op welke doelgroepen deze activiteiten zijn gericht, hoe de subsidie wordt berekend en hoe de subsidiebedragen worden uitbetaald.
Artikel 8 Subsidiëring mede door andere bestuursorganen
Indien burgemeester en wethouders subsidie verstrekken voor activiteiten, die mede door andere bestuursorganen worden gesubsidieerd, kunnen zij afwijken van de bij of krachtens deze subsidieverordening aan de subsidie te verbinden verplichtingen, met het oog op een goede afstemming met de door die andere bestuursorganen opgelegde of op te leggen verplichtingen en het gemeentelijke belang waarvoor de subsidie wordt verstrekt.
Artikel 11 Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden
Artikel 13 Algemene verplichtingen van subsidieontvanger
Als aannemelijk is dat een of meer van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet of niet geheel zullen worden verricht of dat niet of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan, meldt de subsidieontvanger dat onverwijld schriftelijk aan burgemeester en wethouders.
Indien het verstrekken van subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, is de subsidieontvanger in de gevallen zoals genoemd in artikel 4:41, lid 2 Awb, daarvoor een vergoeding verschuldigd aan burgemeester en wethouders. De vergoeding wordt bepaald naar evenredigheid van de mate waarin de subsidie aan de vermogensvorming heeft bijgedragen. Burgemeester en wethouders kunnen een lagere vergoeding vaststellen.
Artikel 14 Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen
Artikel 15 Betaling en bevoorschotting
Bij subsidieregeling of in de subsidiebeschikking wordt besloten of de subsidie wordt bevoorschot of uitbetaald en de hoogte en de termijnen van de voorschotten of betalingen bepaald.
Artikel 16 Eindverantwoording subsidies tot € 5.000
Bij een ambtshalve vaststelling als bedoeld in het vorige lid kan de aanvrager worden verplicht om op de daarbij aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen. In dat geval vindt de vaststelling plaats binnen 13 weken nadat de gevraagde inlichtingen zijn verstrekt.
Artikel 19 Eindverantwoording bij meerdere subsidies
Als een aanvrager in hetzelfde kalenderjaar meerdere subsidies verstrekt krijgt, kunnen burgemeester en wethouders bepalen dat deze voor de eindverantwoording bij elkaar moeten worden opgeteld en samen verantwoord. Hierdoor kan een hoger verantwoordingsregime van toepassing worden (conform artikel 16, 17 of 18).
Artikel 20 Subsidievaststelling
Als een aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het tijdstip of de termijn, bedoeld in de artikelen 16, 17 en 18 eerste lid, is ingediend, kunnen burgemeester en wethouders de subsidieontvanger schriftelijk een nieuwe termijn stellen. Wordt de aanvraag niet binnen deze termijn ingediend dan gaan zij over tot ambtshalve vaststelling.
Burgemeester en wethouders kunnen deze verordening, met uitzondering van de artikelen 3, 4, 5 en 11 lid 1 in individuele gevallen buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover de toepassing van die bepalingen voor de subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die onevenredig zijn in verhouding tot de met de betrokken bepalingen te dienen doelen.
Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Sliedrecht
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
De reserve wordt gevormd om tot een gelijkmatige verdeling van lasten te komen. De egalisatiereserve wordt gevormd uit exploitatieoverschotten om eventuele toekomstige tekorten op te vangen en mag niet negatief zijn. Ook kan de aanvrager een subsidieaanvraag indienen voor bijvoorbeeld het ontwikkelen van nieuwe activiteiten waarbij wordt gevraagd (een deel van) de egalisatiereserve te mogen inzetten.
De aanvrager is hier breed omschreven om in de ASV geen ongewenste uitzonderingen te creëren. De raad heeft wel als kader meegegeven dat subsidies vanaf € 10.000,- alleen aangevraagd kunnen worden door rechtspersonen. Er is hiervoor gekozen, omdat de verantwoording van subsidies vanaf € 10.000,- bij rechtspersonen "in de boeken" dient te gebeuren, die een wat stringenter regime kennen dan de boekhouding van natuurlijke personen. Verenigingen, coöperaties, onderlinge waarborgmaatschappijen, naamloze vennootschappen, besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid en stichtingen bezitten rechtspersoonlijkheid.
Met het eerste lid krijgen burgemeester en wethouders de bevoegdheid toegewezen om te besluiten over het verstrekken van subsidies waarop de Algemene subsidieverordening (hierna: ASV) van toepassing is.
Dit betreft in beginsel alle subsidies op de genoemde beleidsterreinen, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen en subsidies waar overeenkomstig artikel 4:23, derde lid, van de Awb geen wettelijke grondslag nodig is.
Ten aanzien van subsidies waarvoor overeenkomstig artikel 4:23, derde lid, van de Awb geen wettelijke grondslag nodig is (zoals bijvoorbeeld incidentele subsidies) is de ASV in beginsel niet van toepassing.
Dit lid geeft het college de bevoegdheid om de ASV (deels) van toepassing te verklaren als daartoe aanleiding bestaat.
Dit artikel maakt het mogelijk dat burgemeester en wethouders nadere regels vaststellen voor subsidies die op grond van een wettelijk voorschrift (artikel 3 ASV), hierna subsidieregeling genoemd. Voor zover burgemeester en wethouders iets nader wensen te regelen, bijvoorbeeld welke activiteiten in aanmerking komen voor subsidie en hoe de subsidie wordt berekend dient dit in een subsidieregeling te gebeuren.
In andere artikelen van de ASV worden andere bevoegdheden gedelegeerd die betrekking op de inhoud van de subsidieregeling kunnen hebben: het afwijken van termijnen, het verbinden van bepaalde verplichtingen aan de subsidie, de wijze van verdelen van het subsidieplafond.
Voor zover burgemeester en wethouders geen gebruik maken van de zojuist vermelde bevoegdheid is het slechts in beperkte mate mogelijk om subsidies te verstrekken. De hoofdregel van de Awb is namelijk dat subsidieverstrekking gebaseerd moet zijn op een wettelijk voorschrift, zoals een subsidieregeling, waarin de te subsidiëren activiteiten staan vermeld. Op grond van artikel 4:23, derde lid, van de Awb, bestaan hierop maar vier uitzonderingen:
Artikel 5. Europees steunkader
Hoofdregel is dat Europees recht altijd voor Nederlands recht gaat. Om subsidies onder een Europees steunkader te brengen moet de subsidie op het toepasselijke steunkader worden toegesneden. Daarbij kan het nodig zijn dat er afgeweken wordt van de ASV, of dat deze aangevuld wordt. Het eerste lid maakt het college daartoe bevoegd.
Het tweede en derde lid zijn een uitvloeisel van de eis van de Europese Commissie dat in subsidieregelingen en -beschikkingen die gebruik maken van het Europees steunkader, het toepasselijke kader expliciet wordt vermeld.
Als sprake is van steun aan een onderneming die valt onder een Europees steunkader, kunnen uiteraard alleen de activiteiten, doelen, resultaten en kosten voor subsidie in aanmerking komen mits die voldoen aan de eisen en voorwaarden van het betreffende steunkader (lid 4). Net zo goed als dat bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, ondernemingen alleen in aanmerking komen als de subsidieverstrekking voldoet aan de voorwaarden van het desbetreffende steunkader (lid 5).
Artikel 6. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud
In de Awb zijn in de artikel 4:25 tot en met 4:28 de belangrijkste bepalingen rondom het werken met een "subsidieplafond" gegeven. Ingevolge het eerste lid van artikel 6 kunnen burgemeester en wethouders subsidieplafonds vaststellen. Zij maken daarbij de wijze van verdeling van de beschikbare middelen bekend.
Met het oog op de rechtszekerheid verlangt de Awb, dat het subsidieplafond bekend wordt gemaakt, vóórdat de periode waarop het betrekking heeft, ingaat. Zo kunnen potentiële aanvragers tijdig weten hoeveel geld beschikbaar is. Maar vooral van belang is, dat subsidieaanvragen - op het moment dat het subsidieplafond bereikt is – worden geweigerd met als motivering dat het subsidieplafond is bereikt. Indien het voor subsidie beschikbare bedrag enkel op de begroting vermeld staat en de gemeente deze bedragen niet als zijnde subsidieplafonds heeft gepubliceerd, kan de gemeente subsidieaanvragen niet ongemotiveerd weigeren wegens het bereiken van het plafond.
Burgemeester en wethouders kunnen bij subsidieregeling een andere wijze van verdeling van de beschikbare middelen opnemen, dan die de raad in het tweede lid van dit artikel heeft aangegeven. Als het dat niet doet geldt de wijze van verdeling als genoemd in het tweede lid. Er zijn meerdere mogelijkheden qua verdeling van de middelen, waarvan de belangrijkste:
Een andere vorm is een tendersysteem, waarbij het beschikbare budget wordt verdeeld over de complete aanvragen door middel van een onderlinge vergelijking van de aanvragen en dat de beste aanvragen voor subsidie in aanmerking komen. Van belang bij dit systeem is dat helder is voor de aanvrager op basis van welke criteria de aanvragen worden getoetst en in rangorde worden gezet. Zoals eerder aangegeven kunnen burgemeester en wethouders hiertoe besluiten op grond van artikel 5 tweede lid. De criteria, waaraan een aanvraag wordt getoetst, dienen zoveel mogelijk eenduidig te zijn.
Indien van toepassing, wordt gewezen op de mogelijkheid het subsidieplafond te verlagen. De raad stelt uiteraard nog steeds de financiële kaders vast (in de begroting). Het is binnen die kaders dat burgemeester en wethouders vervolgens de subsidieplafonds kunnen vaststellen.
Burgemeester en wethouders, die via artikel 3 de bevoegdheid gedelegeerd hebben gekregen om te besluiten over het verstrekken van subsidies, zijn verder verplicht – in lijn met de mogelijkheid van artikel 4:34, eerste lid, van de Awb – (in bepaalde gevallen) om bij het gebruik maken van deze gedelegeerde bevoegdheid een begrotingsvoorbehoud te maken.
In het eerste lid is bepaald dat een aanvraag voor subsidie schriftelijk dient te worden gedaan via het daarvoor beschikbare formulier. Met ‘schriftelijk’ is meer bedoeld dan ‘op papier geschreven’. Zo kan een aanvraag ook digitaal worden gedaan, mits de digitale weg open is gesteld. Aanvragen die per e-mail worden ingediend zijn niet rechtsgeldig, omdat die geen juridisch geldige ondertekening bevatten.
In het tweede lid is bepaald welke stukken en gegevens bij de aanvraag overlegd dienen te worden.
Bij sub b wordt gevraagd om de doelen en resultaten welke met die activiteiten worden nagestreefd, en hoe de activiteiten daaraan bijdragen aan te leveren. Een doel is een gewenste situatie, iets dat je wilt bereiken.
Natuurlijke personen hoeven bij een eerste aanvraag alleen een kopie van een recent bankafschrift aan te leveren, aangezien zij de andere stukken niet hebben.
Bij subsidieregeling kunnen burgemeester en wethouders ook besluiten van de voorgaande leden af te wijken.
In het vijfde lid wordt aangegeven dat burgemeester en wethouders meer maar ook minder informatie kunnen verlangen indien dat noodzakelijk of voldoende is. Bij een subsidie aan een onderneming moet voorkomen worden dat subsidie wordt verleend die niet in overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (hierna VWEU). Daarom kunnen in het kader van dit vierde lid een tweetal aanvullende aanvraagvereisten worden gesteld die specifiek voor ondernemingen gelden. Ten eerste, om ontoelaatbare cumulatie te voorkomen wordt een overzicht gevraagd van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd die al zijn of zullen worden ontvangen voor de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd). Het gaat naast subsidie bijvoorbeeld om garanties, leningen, korting op de grondprijs, etc. Ten tweede, om subsidie onder de de-minimisverordening te kunnen verlenen moet de onderneming een de-minimisverklaring gevraagd worden. Op basis van een ingeleverde de-minimisverklaring dienen burgemeester en wethouders te controleren of verlenen van de subsidie in overeenstemming is met de de-minimisverordening.
Artikel 8. Subsidiëring mede door andere bestuursorganen
Dit artikel spreekt voor zich. Het komt voort uit de behoefte van de gemeente om zijn eigen subsidiemiddelen zo efficiënt mogelijk in te zetten en het voor aanvragers gemakkelijker te maken om bij meerdere bestuursorganen een subsidie aan te vragen en te verantwoorden.
De aanvraagtermijnen zijn afhankelijk van de soort subsidie. Er wordt onderscheid gemaakt tussen subsidies die per kalenderjaar worden verstrekt en andere subsidies.
Bij subsidieregeling kunnen burgemeester en wethouders besluiten af te wijken van de aanvraagtermijnen die vastgesteld zijn in het eerste tot en met derde lid.
Bij het vijfde lid is de strekking dat wanneer de subsidieaanvraag te laat wordt ingediend, de aanvrager dan de reden hiervoor moet vermelden. In de praktijk komt het voor dat een aanvraag te laat wordt ingediend. Burgemeester en wethouders willen de reden hiervoor weten. Aan de hand van deze reden kunnen zij dan bepalen de aanvraag wel of niet in behandeling te nemen.
Hier worden de termijnen gegeven waarbinnen burgemeester en wethouders gehouden zijn te beslissen op een aanvraag voor subsidie. In de Awb staan geen strikte beslistermijnen op een aanvraag om subsidie. Ook hierbij is onderscheid gemaakt tussen subsidies per kalenderjaar of een andere.
Bij subsidieregeling kunnen burgemeester en wethouders besluiten af te wijken van de beslistermijnen die vastgesteld zijn in het eerste lid.
De beslistermijn bij aanvragen om een subsidie die bij de Europese Commissie aangemeld worden, wordt verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen. Dit om te voorkomen dat subsidie wordt verleend die niet in overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en vervolgens teruggevorderd dient te worden.
Burgemeester en wethouders dienen een subsidieaanvraag te toetsen. Zij toetsen in ieder geval aan:
a. de Europese regels inzake staatssteun;
c. de bepalingen van deze verordening;
d. de bepalingen van subsidieregelingen of vastgesteld beleid.
In dit artikellid worden de gronden opgesomd waarop burgemeester en wethouders een aanvraag moeten weigeren. Dit is een aanvulling op het in artikel 4:25 lid 2 Awb bepaalde. In laatstgenoemd artikellid is aangegeven dat een subsidie wordt geweigerd voor zover door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond wordt overschreden (mits er uiteraard een subsidieplafond is vastgesteld en bekendgemaakt).
Ondanks dat er sprake is van staatssteun is het soms mogelijk om steun te verstrekken op basis van een vrijstellingsverordening, waardoor burgemeester en wethouders kunnen volstaan met een lichte kennisgevingsprocedure. Als dat niet mogelijk is, kan goedkeuring van de Europese Commissie gevraagd worden via een formele aanmelding. Als de Europese Commissie de steun echter niet goedkeurt, dan moet het college overgaan tot weigering (vandaar de verplichte weigeringsgrond onder a).
Wat betreft de verplichte weigeringsgrond opgenomen onder b dient het volgende opgemerkt te worden. Bepaalde Europese steunkaders verbieden – als er een bevel tot terugvordering uitstaat – alleen het verlenen van staatsteun onder de betreffende verordening; niet het verlenen van subsidies in het algemeen. Door de in het eerste lid, onder b, gekozen formulering van de weigeringsgrond in combinatie met het verplichtende karakter komt het in de ASV echter neer op een – op zichzelf verdedigbare – verbreding van de weigeringsgrond tot het verlenen van subsidies in het algemeen (als er een bevel tot terugvordering uitstaat).
In artikel 10 lid 1 sub c is ‑ voor de wetstechnische duidelijkheid ‑ opgenomen, dat een aanvraag wordt geweigerd indien deze niet past in het gemeentelijke beleid. De reikwijdte vermeld in artikel 3 en de subsidieregelingen, als bedoeld in artikel 4, bestrijken dit gemeentelijke beleid.
Veelal zal de activiteit die binnen de in de gemeentelijke begroting op genomen thema’s en programma’s valt, ook aanwijsbaar ten goede komen aan de ingezetenen van Sliedrecht. Het is voorstelbaar dat dit laatste niet het geval is, daarom is dit als weigeringsgrond opgenomen.
In het tweede lid zijn nog enkele facultatieve weigeringsgronden opgenomen. Burgemeester en wethouders kunnen in deze gevallen weigeren, maar zijn daartoe niet verplicht.
In artikel 4:35 lid 1 Awb is aangegeven dat in ieder geval in de volgende gevallen een subsidieverlening kan worden geweigerd indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:
Lid 2, sub a, d, e en g spreken voor zichzelf. Sub b geeft de mogelijkheid de subsidie te weigeren als de aanvrager over voldoende eigen middelen beschikt.
Sub c betreft het geval dat de aanvrager van een subsidie de toets van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (hierna: Wet Bibob) niet kan doorstaan. Bij deze weigeringsgrond is niet van belang of de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd op zichzelf beoordeeld subsidiabel zijn. Het gaat hierbij louter om de integriteit van de persoon dan wel rechtspersoon van de aanvrager aan wie burgemeester en wethouders op grond van de Wet Bibob geen subsidie wensen te verlenen. Naast subsidie weigeren, kunnen burgemeester en wethouders in dergelijke gevallen ook reeds verleende en vastgestelde subsidies intrekken (derde lid).
Onder sub f is een weigeringsgrond opgenomen waarmee burgemeester en wethouders een aanvraag kunnen weigeren als subsidieverstrekking niet is toegestaan dan nadat deze overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het VWEU (de meldingsprocedure) is goedgekeurd door de Europese Commissie. Het gaat hier om subsidieverstrekking die in beginsel niet ongeoorloofd is vanwege strijdigheid met de toepasselijke cumulatieregels of overschrijding van het toegestane bedrag aan de-minimissteun. Alleen in deze gevallen kunnen burgemeester en wethouders óf weigeren de subsidie te verstrekken
óf de subsidie melden bij de Europese Commissie om langs deze weg goedkeuring te verkrijgen. Als burgemeester en wethouders besluiten over te gaan tot melding, dan wordt in verband met de standstill-verplichting de beslistermijn verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen (zie artikel 9, vierde lid). Als de Europese Commissie besluit de voorgenomen subsidieverstrekking niet goed te keuren, dan zullen burgemeester en wethouders de aanvraag alsnog weigeren (zie het eerste lid, onder a). Een subsidie die is of kan worden goedgekeurd kan uiteraard ook op een andere grond worden geweigerd.
Sub h is opgenomen om te voorkomen dat er te grote reserves bij gesubsidieerde instellingen ontstaan. De subsidie is bedoeld om bepaalde doelen en activiteiten te realiseren en niet om op te potten. De egalisatiereserve is er om geringe schommelingen in de exploitatie op te vangen, maar niet om bij voorbaat bijvoorbeeld (reorganisatie)kosten of risico’s in te calculeren/op te vangen. Een redelijke omvang is 10% tot maximaal 25% van de laatst vastgestelde (boekjaar- of kalenderjaar) subsidie. Er wordt wel altijd naar de omstandigheden gekeken welke per instelling/subsidierelatie kunnen verschillen.
Als de Europese Commissie tot het oordeel is gekomen dat een subsidie niet in overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie, dan moet de verleende subsidie ingetrokken en teruggevorderd worden (inclusief rente).
Het vierde lid geeft burgemeester en wethouders de bevoegdheid om hier uitvoering aan te geven.
Lid 5 ten slotte, geeft burgemeester en wethouders de bevoegdheid in een subsidieregeling nog andere weigeringsgronden op te nemen, bijvoorbeeld weigeringsgronden die specifiek met de te subsidiëren activiteiten samenhangen.
Ingevolge dit artikel geven burgemeester en wethouders al in het besluit tot verlening van de subsidie aan op welke wijze de verantwoording van de ontvangen subsidies dient plaats te vinden. Hiermee wordt bereikt dat degene, aan wie de subsidie is toegekend, van meet af aan duidelijk is aan welke verplichtingen en administratieve eisen hij dient te voldoen.
Bij veel, veelal kleinere subsidies zal het stellen van verplichtingen bij de toekenning niet noodzakelijk zijn. In die gevallen kunnen burgemeester en wethouders daarvan eenvoudig afzien. In gevallen, dat burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat redelijkerwijs nadere verplichtingen dienen te worden gesteld, zal dit veelal op de subsidieontvanger en de door hem te ondernemen activiteiten toegesneden verplichtingen zijn. Een uitputtende opsomming in de verordening van alle mogelijke aan een subsidiënt op te leggen verplichtingen komt de overzichtelijkheid, noch de doelmatigheid van de verordening ten goede.
In artikel 4:37 Awb staan de standaardverplichtingen vermeld welke burgemeester en wethouders bij de beschikking tot subsidieverlening aan de subsidieontvanger kunnen opleggen. Er kan maatwerk worden gerealiseerd door een differentiatie te maken tussen verplichtingen, die worden gesteld aan eenmalige subsidies en jaarlijkse subsidies. Voor een selectie uit de verplichtingen, die te stellen zijn bij het verlenen van de jaarlijkse subsidies; zie ook titel 4.2.8 Awb.
Bij de in artikel 13 te stellen verplichtingen kan worden gedacht aan bijvoorbeeld het verzekeren van de zaken, die voor de uitvoering van de gesubsidieerde activiteit noodzakelijk zijn, de arbeidsvoorwaarden voor het personeel van de subsidieontvanger, reservevorming, het bestuur, het aanstellen van toezichthouders, de inrichting van de administratie en de benodigde toestemming van burgemeester en wethouders voor het aangaan van rechtshandelingen als bedoeld in artikel 4:71 Awb. Ook kan gedacht worden aan een klanttevredenheidsonderzoek (KTO), een visitatie of een benchmark.
Artikel 13. Algemene verplichtingen van subsidieontvanger
Bevat een verwijzing naar het bepaalde in artikel 4:37 Awb:
Deze leden bevat een meldingsplicht (tweede lid) en informatieplicht (derde lid) die voor alle subsidieontvangers geldt.
De subsidieontvanger is verplicht tijdig (zonder nodeloos tijdsverloop) te melden bij de gemeente als het aannemelijk is dat de gesubsidieerde activiteit niet, niet geheel of niet volgens alle daaraan verbonden verplichtingen zal worden verricht. In dat geval zal de subsidie lager of op nihil worden vastgesteld of zullen nadere afspraken worden gemaakt over het aanpassen van de verplichtingen, bijvoorbeeld het geven van meer tijd voor de uitvoering van de activiteiten. Bij het niet voldoen aan deze meldingsplicht kan, indien dat achteraf mocht blijken, met toepassing van artikel 4:49 Awb alsnog de subsidievaststelling worden ingetrokken, omdat de ontvanger wist en behoorde te weten dat de vaststelling onjuist was. Terugvordering van de subsidie, inclusief wettelijke rente van het hele subsidiebedrag, kan in zo'n geval proportioneel worden geacht, omdat de ontvanger dan misbruik maakte van het gegeven vertrouwen, dat ten grondslag ligt aan de onderhavige subsidieverordening.
Tekst van artikel 4:49 Awb (Intrekking NADAT de subsidie is vastgesteld):
De subsidievaststelling kan niet meer worden ingetrokken of ten nadele van de ontvanger worden gewijzigd indien vijf jaren zijn verstreken sedert de dag waarop zij is bekendgemaakt dan wel, in het geval, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, sedert de dag waarop de handeling in strijd met de verplichting is verricht of de dag waarop aan de verplichting had moeten zijn voldaan.
Het is ook mogelijk – voordat de subsidie is vastgesteld – om – indien daartoe aanleiding bestaat – de subsidie in te trekken. Daarvoor is artikel 4:48 Awb geredigeerd.
Tekst van artikel 4:48 Awb (Intrekking NADAT de subsidie is verleend, maar VOORDAT deze is vastgesteld):
Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat de meldingsplicht niet geldt na vaststelling van de subsidie of als (op verzoek van de belanghebbende) burgemeester en wethouders van te voren hebben aangegeven dat de prestatie of verplichting niet conform de subsidietoekenning hoeft te worden uitgevoerd.
Met het vierde lid kunnen burgemeester en wethouders de verplichting opleggen om mee te werken aan de steekproefsgewijze controle van subsidies die direct worden vastgesteld. Dit om te kunnen controleren of er niet met de subsidies wordt gefraudeerd.
In het vijfde lid in dit artikel is een verplichting tot het vormen van een egalisatiereserve opgenomen bij subsidiëring vanaf € 20.000, indien er een verschil is tussen de subsidie en de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend. Dit op voorwaarde dat de activiteiten volledig zijn uitgevoerd. Indien de activiteiten niet of niet geheel zijn uitgevoerd zal de subsidie lager worden vastgesteld (teruggevorderd), tenzij er zwaarwegende redenen zijn om dit niet te doen. Deze egalisatiereserve mag niet negatief zijn.
Naast een door burgemeester en wethouders opgelegde verplichting kan op grond van het zesde lid elke subsidieontvanger burgemeester en wethouders verzoeken een egalisatiereserve te mogen vormen. Vooral voor evenementen, waarbij het al dan niet doorgaan van het evenement sterk afhankelijk is van de weersomstandigheden, kan dit van belang zijn. Ook hier mag de egalisatiereserve niet negatief zijn.
In het zevende lid van dit artikel komt de verplichting tot vermogensvergoeding conform artikel 4:41, lid 2 Awb terug. Vermogensvergoeding houdt in dat de subsidieontvanger een vergoeding aan burgemeester en wethouders betaald voor zaken (dit kunnen zowel roerende en onroerende zaken als vermogensbestanddelen zijn) die (mede) door de subsidieverstrekking tot vermogensvorming bij de subsidieontvanger hebben geleid.
De tekst van artikel 4:41 lid 2 Awb:
De vergoeding is slechts verschuldigd indien:
Artikel 14. Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen
Dit artikel bevat een bevoegdheidsgrondslag voor burgemeester en wethouders om aan de subsidie bepaalde 'bijzondere' verplichtingen te verbinden, in aanvulling op wat reeds mogelijk is op grond van de Awb (zie artikel 4:37 van de Awb).
Het tweede lid maakt het mogelijk om verplichtingen op te leggen die niet strekken tot verwezenlijking van het eigenlijke doel van de gesubsidieerde activiteit.
Hiermee hebben burgemeester en wethouders de mogelijkheid om bij subsidies vanaf € 20.000,- een tussentijdse verantwoording op te vragen. Zij bepalen welke eisen worden gesteld aan de tussentijdse, inhoudelijke en financiële verantwoording. In het kader van administratieve lastenverlichting wordt dit zoveel mogelijk beperkt.
Artikel 15. Betaling en bevoorschotting
Voorschotten worden verstrekt volgens het in de subsidieregeling en/of verleningsbeschikking opgenomen bevoorschottingsritme en maken onderdeel uit van de beschikking. Dit houdt in dat ook tegen een bevoorschottingsritme een bezwaar- en beroepsmogelijkheid openstaat.
De bevoorschottingsbeschikking wordt ambtshalve gegeven op het moment van de verleningsbeschikking. De subsidieaanvrager hoeft geen aanvra(a)g(en) voor bevoorschotting in te dienen. Dit leidt tot lastenbesparingen bij zowel de subsidieontvanger als de gemeente.
Omdat de bevoorschotting mede afhankelijk is van de aard van de te subsidiëren activiteit is er voor gekozen om de termijnen, waarop de bevoorschotting plaatsvindt, niet in de verordening te noemen. Het bevoorschottingsritme en de hoogte van de voorschotten worden in de subsidieregeling en/of verleningsbeschikking vermeld.
De subsidieontvanger is volgens artikel 13 verplicht te melden, als er omstandigheden zijn die van invloed zijn op de hoogte van het verleende bedrag. De subsidieverstrekker kan vervolgens, indien nodig, door een wijziging van de verleningsbeschikking het bevoorschottingsritme en de hoogte van de voorschotten aanpassen. Na vaststelling van de subsidie wordt het resterende bedrag (het vastgestelde bedrag verminderd met de verleende voorschotten) uitgekeerd aan de subsidieontvanger.
Met de algemene formulering van dit artikel is de mogelijkheid open gelaten om, zonder dat daartoe wijziging van de verordening noodzakelijk is, recht te doen aan de wijziging van de voorschotregeling, die beslag heeft gekregen met de invoering van de vierde tranche Awb.
Als in de beschikking niet anders is bepaald, vindt betaling van het voorschot of de subsidie binnen zes weken na verzending van de verleningsbeschikking plaats. De tekst van artikel 4:87, lid 1, Awb:
Artikel 16. Eindverantwoording subsidies tot € 20.000
Kenmerkend voor subsidies tot € 5.000 is dat deze op basis van vertrouwen worden verstrekt; er wordt niet meer standaard om verantwoording gevraagd. In plaats daarvan geldt een actieve meldingsplicht voor de subsidieontvanger bij niet nakoming van de voorwaarden (zie artikel 13). Achteraf kan een steekproefsgewijze controle plaatsvinden bij de subsidieontvanger.
In het geval van verlening, gevolgd door ambtshalve vaststelling, wordt in de subsidiebeschikking vermeld wanneer de gesubsidieerde activiteiten moeten zijn verricht. De subsidie wordt vervolgens, binnen een nader bepaalde termijn ambtshalve vastgesteld door de subsidieverstrekker.
In het tweede lid is een afwijkende termijn opgenomen voor situaties waarin speciale rapportageverplichtingen worden opgelegd.
In het derde lid is de mogelijkheid opgenomen om in een subsidieregeling van de standaardregeling in deze verordening af te wijken, omdat dit bij sommige subsidies nodig kan zijn.
Artikel 17. Eindverantwoording subsidies vanaf € 20.000 tot € 100.000
In dit artikel is bepaald op welke wijze subsidieontvangers subsidie vanaf € 20.000 tot € 100.000 aan burgemeester en wethouders dienen te verantwoorden.
Met betrekking tot het inhoudelijk verslag kan vooraf bij de subsidieverlening al zijn aangegeven op welke manieren het aantonen kan plaatsvinden. Er kunnen daarbij verschillende instrumenten worden gebruikt, zoals bestuurs- en activiteitenverslagen, een managementverklaring, een deskundigenverklaring of andere bewijsstukken (bijvoorbeeld een publicatie), enz. Het verslag kan ook bestaan uit een algemeen jaarverslag van een rechtspersoon. Het gaat er om dat duidelijk is dat de verkregen subsidie is aangewend voor het doel waarvoor de subsidie werd verstrekt. Om een goede vergelijking mogelijk te maken dient het verslag op dezelfde wijze te zijn ingericht als het destijds ingediende activiteitenplan.
Het financiële verslag of de jaarrekening moet inzicht bieden in de uitgaven en inkomsten die verbonden zijn aan de gesubsidieerde activiteiten. Dit moet duidelijk voor de gemeente apart te herleiden zijn (bijvoorbeeld bij activiteiten die door meerdere gemeenten worden gesubsidieerd). Voor de vergelijkbaarheid dient de financiële verantwoording op dezelfde wijze te zijn ingericht als de destijds ingediende begroting.
Bij subsidies vanaf € 50.000,- wordt een beoordelingsverklaring van een onafhankelijk accountant gevraagd om meer zekerheid te verkrijgen of er correct is omgegaan met de aan de subsidie verbonden uitgaven en inkomsten. Een beoordelingsverklaring is één van de drie typen accountantsverklaringen, lichter dan de controleverklaring en zwaarder dan de samenstellingsverklaring.
De accountant kan na de werkzaamheden van de beoordelingsopdracht tot de volgende typen verklaringen komen:
1. Een goedkeurende beoordelingsverklaring;
2. Een goedkeurende beoordelingsverklaring met beperking;
3. Een afkeurende beoordelingsverklaring.
Als er sprake is van een verklaring zoals bedoeld bij punt 2 of 3 dient de subsidieaanvrager ook het accountantsrapport te overleggen.
Verder kunnen burgemeester en wethouders, overeenkomstig het derde lid, in een subsidieregeling afwijken van dit artikel. Dit om het mogelijk te maken in een subsidieregeling afwijkende verantwoordingsmogelijkheden op te nemen die passen bij de betreffende subsidie.
Ingevolge het vierde lid kunnen burgemeester en wethouders bepalen dat het voor de verantwoording van de subsidie andere informatie en bewijzen vraagt dan gebruikelijk en uit hoofde van de gewone bedrijfsvoering van de subsidieontvanger al worden opgesteld. Bijvoorbeeld verslagen, die rechtspersonen uit hoofde van de wet al dienen op te stellen en die naar gelang van de hoedanigheid van de betreffende rechtspersoon verschillen.
Artikel 18. Eindverantwoording subsidies vanaf € 100.000
Bij subsidies van € 100.000,-- of meer wordt verantwoording gedaan op basis van de doeltreffendheid van de subsidie. Daarvoor is van belang of en in hoeverre de activiteiten zijn gerealiseerd en wat de gerealiseerde kosten en baten van de activiteiten zijn.
Met betrekking tot het inhoudelijk verslag kan vooraf bij de subsidieverlening al zijn aangegeven op welke manieren het aantonen kan plaatsvinden. Er kunnen daarbij verschillende instrumenten worden gebruikt, zoals bestuurs- en activiteitenverslagen, een managementverklaring, een deskundigenverklaring of andere bewijsstukken (bijvoorbeeld een publicatie), enz. Het verslag kan ook bestaan uit een algemeen jaarverslag van een rechtspersoon. Het gaat er om dat duidelijk is dat de verkregen subsidie is aangewend voor het doel waarvoor de subsidie werd verstrekt. Om een goede vergelijking mogelijk te maken dient het verslag op dezelfde wijze te zijn ingericht als het destijds ingediende activiteitenplan.
Het financiële verslag of de jaarrekening moet inzicht bieden in de uitgaven en inkomsten die verbonden zijn aan de gesubsidieerde activiteiten. Dit moet duidelijk voor de gemeente apart te herleiden zijn (bijvoorbeeld bij activiteiten die door meerdere gemeenten worden gesubsidieerd). Voor de vergelijkbaarheid dient de financiële verantwoording op dezelfde wijze te zijn ingericht als de destijds ingediende begroting.
Bij de financiële verantwoording vragen burgemeester en wethouders een door een accountant opgestelde controleverklaring. Een controleverklaring is één van de drie typen accountantsverklaringen, te weten de zwaarste variant. De strekking van de controleverklaring (voor algemeen maatschappelijk verkeer of beperkte groep gebruikers) zegt veel over de getrouwheid van de verantwoording.
Er zijn verschillende controleverklaringen mogelijk:
Als er sprake is van een verklaring zoals bedoeld bij punt 2, 3 of 4 dient de subsidieaanvrager ook het accountantsrapport te overleggen.
Het derde lid biedt de basis om in een subsidieregeling af te wijken van dit artikel. Dit om het mogelijk te maken in een nadere regeling voor bepaalde subsidies afwijkende verantwoordingsmogelijkheden op te nemen die passen bij de betreffende subsidie.
Ingevolge het vierde lid kunnen burgemeester en wethouders bepalen dat het voor de verantwoording van de subsidie andere informatie en bewijzen vraagt dan gebruikelijk en uit hoofde van de gewone bedrijfsvoering van de subsidieontvanger al worden opgesteld. Bijvoorbeeld verslagen, die rechtspersonen uit hoofde van de wet al dienen op te stellen en die naar gelang van de hoedanigheid van de betreffende rechtspersoon verschillen.
Artikel 19. Eindverantwoording bij meerdere subsidies
Als een subsidieontvanger meerdere subsidies, bijvoorbeeld tot de grensbedragen, aanvraagt in hetzelfde kalenderjaar of reeds een kalender heeft ontvangen boven een bepaald grensbedrag kunnen burgemeester en wethouders besluiten hetzelfde of een hoger verantwoordingsregime te laten gelden voor al die subsidies. De subsidies worden dan gecumuleerd waardoor andere verantwoordingseisen van toepassing zijn. Burgemeester en wethouders nemen in de beschikking op dat mocht er nog een subsidie worden aangevraagd en verstrekt er een ander verantwoordingsregime kan gelden als dit de grensbedragen van artikel 16, 17 of 18 overschrijdt.
Artikel 20. Subsidievaststelling
Het eerste lid bevat – overeenkomstig artikel 4:13 van de Awb – de termijn waarbinnen de beschikking gegeven dient te worden. Het merendeel van de aanvragen zal binnen deze beslistermijn kunnen worden afgehandeld. Meer ingewikkelde aanvragen vergen soms meer tijd. De verdaging van de beslistermijn biedt dan uitkomst. Een besluit tot verdaging is appellabel.
Dit tweede lid geeft burgemeester en wethouders de bevoegdheid om subsidieontvangers, als zij hun aanvraag tot subsidievaststelling niet tijdig (kunnen) indienen, in de gelegenheid te stellen alsnog binnen een hersteltermijn in te dienen. Mocht de subsidieontvanger alsnog niet binnen de herstelstermijn de aanvraag tot subsidievaststelling indienen dan gaan burgemeester en wethouders over tot ambtshalve vaststelling van de subsidie. Dit houdt in dat de subsidie wordt vastgesteld met de informatie die bekend is. Dit kan leiden tot lagere vaststelling van de subsidie (zelfs op € 0,00).
Burgemeester en wethouders zijn op basis van artikel 4:24 Awb verplicht ten minste eenmaal in de vijf jaar een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidies in de praktijk te publiceren. Burgemeester en wethouders kiezen er met dit lid voor om een evaluatie naar de doeltreffendheid van subsidies te doen. Dit wordt zoveel mogelijk tegelijk gedaan bij het opstellen van nieuw beleid en niet door middel van aparte verslaglegging. Onderzoek naar de (maatschappelijke) effecten van individuele subsidies blijkt in de praktijk op dit moment nauwelijks mogelijk te zijn.
Daarnaast is in lid 2 opgenomen dat indien burgemeester en wethouders van mening zijn dat de kosten van de in lid 1 genoemde evaluatie onevenredig zijn in verhouding tot de verstrekte subsidies van evaluatie kan worden afgezien. De gemeenteraad wordt daar dan over geïnformeerd.
In de hardheidsclausule is aangegeven op welke onderdelen van de regeling deze clausule van toepassing is. De te treffen voorziening, die niet in de verordening is voorzien, dient altijd binnen de doelstellingen van de subsidie te passen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2016-182786.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.