Gemeenteblad van Goirle
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Goirle | Gemeenteblad 2016, 182211 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Goirle | Gemeenteblad 2016, 182211 | Verordeningen |
Verordening jeugdhulp Goirle 2017
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
ondersteuning, hulp en zorg, met uitzondering van preventie, aan jeugdigen en hun ouders bij het verminderen, stabiliseren, behandelen en opheffen van of omgaan met de gevolgen van psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de jeugdige, opvoedingsproblemen van de ouders of adoptie gerelateerde problemen;
het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijk verkeer en van het zelfstandig functioneren van jeugdigen met een somatische, verstandelijke, lichamelijke en/of zintuiglijke beperking, een chronisch psychisch probleem en/of een psychosociaal probleem, die de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt, en het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van de persoonlijke verzorging gericht op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid bij jeugdigen met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking of een somatische of psychiatrische aandoening danwel beperking, die de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt, met dien verstande dat de leeftijdgrens van achttien jaar niet geldt voor jeugdhulp in het kader van het jeugdstrafrecht.
Hoofdstuk 2 Vormen van jeugdhulp
Artikel 2.1 Overige voorzieningen
De volgende overige voorzieningen zijn algemeen toegankelijk:
Artikel 2.3 Voorwaarden individuele voorziening jeugdhulp
Het college kan besluiten het vervoer van een jeugdige van en naar de locatie waar de jeugdhulp wordt geboden toe te kennen als jeugdhulp voorziening als dit noodzakelijk is in verband met een medische noodzaak of beperkingen in de zelfredzaamheid waarbij is aangetoond dat ouder(s) of het sociale netwerk niet in staat is de jeugdige te vervoeren.
Artikel 3.3 Toegang jeugdhulp via justitieel kader
Het college zorgt voor inzet van de jeugdhulp die de rechter of de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel die de rechter, het openbaar ministerie, de selectiefunctionaris, de inrichtingsarts of de directeur van de justitiële inrichting nodig acht bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing, of die de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van de jeugdreclassering. Hiervoor is geen beschikking van het college nodig.
Hoofdstuk 4 Procedure toegang jeugdhulp via de gemeente
Artikel 4.2 Melding en vooronderzoek
Het college maakt zo spoedig mogelijk (binnen 2 weken) met de jeugdige en/of zijn ouders een afspraak voor een gesprek. Hierbij brengt het college de jeugdige en/of zijn ouders op de hoogte van de mogelijkheid om zelf een familiegroepsplan op te stellen. Als de jeugdige en/of zijn ouders daarom verzoeken, draagt het college zorg voor ondersteuning bij het opstellen van het familiegroepsplan. Het college verzamelt alle voor het onderzoek van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie.
Voor het gesprek verschaffen de jeugdige en/of zijn ouders aan het college alle overige gegevens en bescheiden die naar oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige en/of zijn ouders verstrekken in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de wet op de identificatieplicht ter inzage.
Artikel 4.3 Gesprek en aanvraag
Het college informeert de jeugdige en/of zijn ouders over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt hen toestemming om hun persoonsgegevens te verwerken en de noodzakelijke informatie te delen met professionals zoals in de toestemmingsverklaring is geformuleerd.
Vastgesteld is dat ouders, al dan niet met hulp uit hun sociale netwerk dan wel van een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde, in staat zijn tot een redelijke waardering van hun belangen, en in staat zijn om de rechten en plichten die zijn verbonden aan het pgb op een verantwoorde manier uit te voeren.
daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de hoogte van het pgb voor de inzet van formele zorgverleners (inclusief professioneel gekwalificeerde ZZP'ers) enerzijds en informele zorgverleners uit het eigen sociale netwerk en overige niet-gekwalificeerde zorgverleners anderzijds, waarbij de hoogte van het pgb een door het college vast te stellen percentage betreft van kosten van de goedkoopste individuele voorziening in natura.
Hoofdstuk 6 Toezicht en handhaving
Artikel 6.1 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering
Onverminderd artikel 8.1.2 van de wet doen een jeugdige en/of zijn ouders op verzoek of uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing over een individuele voorziening.
Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van degene die opzettelijk onjuiste of onvolledige gegevens heeft verschaft geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten individuele voorziening of het ten onrechte genoten pgb.
Artikel 6.2 Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering
Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met:
Artikel 8.1 Betrekken van inwoners bij het beleid
Het college betrekt inwoners van de gemeente, waaronder in ieder geval cliënten en/of hun vertegenwoordigers, bij de voorbereiding van het beleid betreffende jeugdhulp, overeenkomstig in de Gemeentewet gestelde regels over de wijze waarop inspraak wordt verleend. Dit is vastgelegd in de Verordening participatieraad gemeente Goirle 2015.
Artikel 10.1 Hardheidsclausule
Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening als toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Artikel 10.2 Voorwaarden voorziening
Het college kan aan het verstrekken van een voorziening voorwaarden verbinden, die verband houden met de aard en het doel van een bepaalde voorziening.
Artikel 10.3 Besluit en beleidsregels
Het college stelt in een besluit en beleidsregels nadere regels op over de uitvoering van deze verordening en over de omvang van de (financiële) verstrekkingen.
Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende besluit geldende bedragen indexeren.
Toelichting op de verordening jeugdhulp
Wijze van totstandkoming verordening
De voorzieningen die onder deze wet vallen, worden vanaf 2017 ingekocht door de regio Hart van Brabant. Dit heeft ertoe geleidt dat daar waar mogelijk, de inhoud van de verordening is afgestemd met de regio. Waar Goirle van mening is lokaal een andere afweging te moeten maken, is dat gebeurd.
Jeugdigen en ouders krijgen waar nodig tijdig bij hun situatie passende hulp, met als beoogd doel ervoor te zorgen de eigen kracht van de jongere en het zorgend en probleemoplossend vermogen van het gezin te versterken. De Jeugdwet schrijft in de artikelen 2.9, 2.10 en 2.12 voor dat de gemeenteraad per verordening in ieder geval regels opstelt:
over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige (jeugdhulp)voorzieningen;
met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning, de wijze van beoordeling van en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening;
over de wijze waarop de toegang tot en de toekenning van een individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, werk en inkomen;
over de wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld;
voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening of persoonsgebonden budget, alsmede van misbruik of oneigenlijke gebruik van de Jeugdwet;
over de wijze waarop ingezetenen worden betrokken bij de uitvoering van de Jeugdwet; en
ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit van jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, waar het college ten aanzien daarvan de uitvoering van de Jeugdwet door derden laat verrichten. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de deskundigheid van de beroepskrachten en de toepasselijke arbeidsvoorwaarden.
Artikel 2.9 van de Jeugdwet biedt verder ruimte om met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Jeugdwet andere regels te stellen. Deze verordening maakt hier spaarzaam gebruik van om een meer compleet beeld te geven van de rechten en plichten van burgers en de gemeente. Dit geldt bijvoorbeeld voor de bepalingen omtrent het familiegroepsplan, de vertrouwenspersoon en het klachtrecht. Daarnaast kan op grond van artikel 4.2 artikel 1, lid c, bij verordening bepaald worden onder welke voorwaarden de persoon aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot zijn sociale netwerk.
Deze verordening kan niet los worden gezien van het beleidsplan, dat de raad op grond van artikel 2.2 van de Jeugdwet eveneens dient vast te stellen. In dit beleidsplan wordt het door het gemeentebestuur te voeren beleid vastgelegd met betrekking tot preventie en jeugdhulp, de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering.
Opdrachten Jeugdwet aan de gemeente
De Jeugdwet draagt gemeenten via een beleidsplicht op het opvoedkundig klimaat in gezinnen en wijken, buurten, scholen, kinderopvang en peuterspeelzalen te versterken. Ook vraagt de wet gemeenten beleid te maken gericht op vroege signalering van en vroegtijdige interventie bij opvoed- en opgroeiproblemen, psychische problemen en stoornissen (preventie). De wet stelt geen nadere eisen aan deze beleidsopdrachten.
Wel moet het aanbod van jeugdhulp kwalitatief en kwantitatief toereikend zijn. Daarnaast regelt de Jeugdwet de jeugdhulp. Hieronder vallen de volgende functies, gedefinieerd in art. 1.1:
ondersteuning van en hulp en zorg aan jeugdigen en/of hun ouders bij het verminderen, stabiliseren, behandelen en opheffen van of omgaan met de gevolgen van psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de jeugdige of opvoedingsproblemen van ouders;
het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijk verkeer en van het zelfstandig functioneren van jeugdigen met een verstandelijke, lichamelijk of zintuiglijke beperking, een chronisch psychisch of een psychosociaal probleem;
het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van de persoonlijke verzorging gericht op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid bij jeugdigen met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking of een somatische of psychiatrische aandoening of beperking.
Niet onder de werking van de Jeugdwet vallen:
Het basistakenpakket jeugdgezondheidszorg, zoals onder verantwoordelijkheid van gemeenten aan ouders en kinderen aangeboden op grond van de Wet publieke gezondheid.
Onderwijsgebonden leerlingenzorg in school.
Huisartsenzorg aan jeugdigen, praktijkondersteuning huisartsen aan jeugdigen en extramurale psychofarmaca verstrekt aan jeugdigen (minderjarigen), vallende onder de basisverzekering in het kader van de Zorgverzekeringswet.
Zorg verleend op basis van ‘romp-AWBZ’, d.w.z. de AWBZ-zorg die overblijft na decentralisatie taken naar gemeenten, te weten de intramurale zorg voor gehandicapten en ouderen met een zware zorgvraag. Dit is geregeld in de nieuwe Wet langdurige zorg (Wlz).
Bovendien is artikel 1.2 van de wet van belang, waarin ingegaan wordt op samenloop met andere wetten die een recht op een voorziening regelen. Dit artikel luidt als volgt:
1. Het college is niet gehouden een voorziening op grond van deze wet te treffen:
indien er met betrekking tot de problematiek een aanspraak bestaat op zorg als bedoeld bij of krachtens de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen of een recht op zorg als bedoeld bij of krachtens de Zorgverzekeringswet; of
indien naar het oordeel van het college met betrekking tot de problematiek een aanspraak bestaat. Op een voorziening op grond van een andere wettelijke bepaling, met uitzondering van een voorziening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning die de jeugdige in staat stelt dagelijkse levensverrichtingen uit te voeren en het persoonlijk leven te structureren en daarover regie te voeren.
2. Indien er meerdere oorzaken ten grondslag liggen aan de betreffendeproblematiek en daardoor zowel een vorm van zorg, op grond van een aanspraak op zorg als bedoeld bij of krachtens de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of een recht op zorg als bedoeld bij of krachtens de Zorgverzekeringswet, als een soortgelijke voorziening op grond van deze wet kan worden verkregen, is het college gehouden deze voorziening op grond van deze wet te treffen.
3. In afwijking van het eerste lid is het college gehouden een voorziening op grond van deze wet te treffen, indien jeugdhulp voortvloeit uit een strafrechtelijke beslissing.
De voorzieningen die worden geregeld in deze verordening zijn toegankelijk voor:
jeugdigen en hun ouders die hun woonplaats in de gemeente Goirle hebben of voor wie op basis van het woonplaatsbeginsel is vastgesteld dat de gemeente Goirle verantwoordelijk is voor de jeugdhulp ;
jeugdige vreemdelingen en hun ouders die rechtmatig in Nederland verblijven in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet en die hun woonplaats hebben in de gemeente Goirle, met inachtneming van artikel 1.2 vierde lid van het Besluit Jeugdwet;
jeugdige vreemdelingen die geen rechtmatig verblijf hebben in Nederland maar verblijven in de gemeente Goirle met inachtneming van artikel 1.2 tweede en derde lid van het Besluit Jeugdwet.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
1.1.c. Met het familiegroepsplan krijgen ouders, gezinnen en hun netwerk de mogelijkheid om de regie te voeren over hulp die zij nodig hebben. De jeugdwet beoogt dat gezinnen zoveel mogelijk zelf en met steun van hun netwerk problemen voorkomen en aanpakken en hierbij is het familiegroepsplan een belangrijk hulpmiddel.
1.1.e. Het gesprek is het mondeling contact bij het onderzoek naar de hulpvraag waarin het college, in de praktijk is dit belegd bij deskundigen van de toegang, met degene die jeugdhulp vraagt zijn gehele situatie bespreekt ten aanzien van de ondervonden problemen en de gevolgen daarvan en de gewenste resultaten van de in te zetten jeugdhulp.
1.1.j. In de verordening gebruiken we de begrippen jeugdige en ouder overeenkomstig de Jeugdwet. Met de aanduiding ‘de jeugdige en/of zijn ouders’ wordt bedoeld:
de jeugdige (van bijvoorbeeld 16 jaar of ouder) zelfstandig;
de jeugdige met een of beide ouders (in de definitie van artikel 1 van de wet: de gezaghebbend ouder, adoptiefouder, stiefouder of een ander die een jeugdige als behorend tot zijn gezin verzorgt en opvoedt, niet zijnde een pleegouder) (bij een jeugdige tussen de 12 en de 16 jaar); of
de ouders namens de jeugdige (bij een jeugdige jonger dan 12 jaar).
Hoofdstuk 2 Vormen van jeugdhulp
Artikel 2.1 Overige voorzieningen
Dit artikel geeft een nadere uitwerking van de verplichte delegatiebepaling van artikel 2.9, onder a, van de wet, waarin is bepaald dat de gemeente bij verordening regels stelt over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige (jeugdhulp)voorzieningen. Voor een deel van de hulpvragen kan volstaan worden met een vrij toegankelijke voorziening. Hier kunnen de
jeugdige en zijn ouders gebruik van maken zonder dat zij daarvoor een verwijzing of een beschikking van de gemeente nodig hebben. De jeugdige en zijn ouders kunnen zich voor deze jeugdhulp dus rechtstreeks tot de jeugdhulpaanbieder wenden.
Artikel 2.2 Individuele voorzieningen
Dit artikel geeft een nadere uitwerking van de verplichte delegatiebepaling van artikel 2.9, onder a, van de wet, waarin is bepaald dat de gemeente bij verordening regels stelt over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige (jeugdhulp)voorzieningen.
Artikel 2.3 Voorwaarden individuele voorziening jeugdhulp
Voordat wordt overgegaan tot het verstrekken van een voorziening wordt eerst bekeken in hoeverre de oplossing van de hulpvraag voorliggend kan worden opgelost. De mate van zelfredzaamheid en ook de beoordeling of de ondersteuning tot de gebruikelijke zorg gerekend kan worden wordt hierin afgewogen. Het college kan in beleidsregels nadere kaders stellen met betrekking tot beoordeling gebruikelijke en bovengebruikelijke zorg.
In lid 3 is opgenomen dat er extra aandacht is voor een goede overgang van ondersteuning vanuit de Jeugdwet naar de juiste ondersteuning vanaf de leeftijd van 18 jaar. Vanzelfsprekend geldt dit voor alle soorten ondersteuning die na de leeftijd van 18 jaar doorlopen. De intramurale jeugdhulp is hier expliciet genoemd. Dit omdat juist bij dit soort zorg problemen ontstaan bij de overgangsperiode.
Artikel 3.1 Toegang jeugdhulp via de gemeente
Voor het verkrijgen van een individuele, niet overige voorziening, geldt de in hoofdstuk 3 beschreven procedure. Bij het onderzoek ter beoordeling van een aangemelde hulpvraag zal, in een gesprek met de jeugdige en zijn ouders de gehele situatie worden bekeken en kan bijvoorbeeld alsnog worden verwezen naar een overige jeugdhulpvoorziening in plaats van, of naast, mogelijke toekenning van een individuele voorziening.
Artikel 3.2 Toegang jeugdhulp via het medisch domein
In artikel 2.6, eerste lid, onderdeel g, van de Jeugdwet is geregeld dat, naast de gemeentelijk georganiseerde toegang tot jeugdhulp, ook de directe verwijzingsmogelijkheid door de huisarts, medisch specialist en jeugdarts naar de jeugdhulp blijft bestaan. Dit laatste geldt zowel voor de vrij-toegankelijke (overige) voorzieningen als de niet vrij-toegankelijke (individuele) voorzieningen. Met een dergelijke verwijzing kan de jeugdige rechtstreeks aankloppen bij de jeugdhulpaanbieder. In de praktijk is het de jeugdhulpaanbieder (bijvoorbeeld de jeugdpsychiater, de gezinswerker of orthopedagoog) die na de verwijzing beoordeelt welke jeugdhulp precies nodig is. Deze bepaalt in overleg met de jeugdige of ouder de concrete inhoud, vorm, omvang en duur van de benodigde jeugdhulp. Deze aanbieder stelt dus feitelijk vast wat naar zijn oordeel de inhoud van de benodigde voorziening is waarbij hij zijn oordeel mede baseert op de protocollen en richtlijnen die voor een professional de basis van zijn handelen vormen.
Het college legt de te verlenen individuele voorziening of het afwijzen daarvan, in alle gevallen vast in een beschikking. Als de ondersteuning al is afgerond, kan het college ervoor kiezen geen beschikking meer af te geven.
Artikel 3.3 Toegang jeugdhulp via justitieel kader
Een verzoek ten aanzien van een machtiging gesloten jeugdzorg wordt, conform artikel 6.1.8 eerste lid Jeugdwet, door het college van de gemeente waar de jongere woont ingediend.
De uitzondering op deze regel wordt verwoord in het tweede lid van dat artikel. Als er sprake is van een kinderbeschermingsmaatregel, dan is het de Gecertificeerde Instelling (GI) die het genoemde verzoek indient en niet het college. In de Memorie van Toelichting bij de Veegwet VWS 2015 (Kamerstukken II, 2014/15, 34 191, nr. 3) geeft de wetgever eveneens aan dat artikel 2.11 er toe strekt “de kwaliteit van de voorzieningen op grond van de Jeugdwet te waarborgen alsmede de goede verhouding tussen de prijs en de kwaliteit ervan”. Er wordt vervolgens duidelijk aangegeven dat er in “de parlementaire behandeling diverse malen is aangegeven dat het college de mogelijkheid heeft om jeugdhulpaanbieders te mandateren om namens het college te besluiten welke jeugdhulp jeugdigen of ouders nodig hebben.”
Door deze voorgenomen wijziging in de Jeugdwet is daarmee artikel 2.11 eerste lid Jeugdwet verduidelijkt; het college heeft, na inwerkingtreding van de Veegwet VWS 2015, de mogelijkheid om de vaststelling van rechten en plichten, als bedoeld in een verleningsbeschikking, te mandateren.
Hoofdstuk 4 Procedure toegang jeugdhulp via gemeente
In dit artikel zijn verschillende procedureafspraken opgenomen die gelden bij de toegang van jeugdhulp via de gemeente. Deze hebben te maken met de beschikking en de startzorg van een zorgaanbieder bij een afgegeven beschikking.
Voor de geldigheidsduur geldt het uitgangspunt dat het advies van de toegangsmedewerker of de medisch verwijzer gevolgd wordt. Op het moment dat langdurige ondersteuning nodig is, wordt in de meeste gevallen gekozen voor de duur van 1 jaar. Dit heeft te maken met tijdige evaluatie en zo nodig de bijsturing van de ondersteuning, vooral omdat het jeugdigen betreft waarbij in korte tijd een grote ontwikkeling plaats kan vinden.
Artikel 4.2 Melding en vooronderzoek
Het eerste lid geeft weer hoe men zich kan melden bij het college met een hulpvraag. Het tweede lid dient ter voorbereiding van het gesprek waarbij voor het onderzoek naar aanleiding van de melding relevante bekende gegevens in kaart worden gebracht, zodat de jeugdige en/of zijn ouders niet worden belast met vragen over zaken die bij de gemeente al bekend zijn en een goede afstemming mogelijk is met eventuele andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen. De regels met betrekking tot de privacy van betrokkenen en gegevensuitwisseling die gelden op grond van de Jeugdwet en de Wet bescherming persoonsgegevens zijn hierop van toepassing. Als gegevens nodig zijn waartoe het college geen toegang heeft in verband met de privacyregels, kan het college de jeugdige of zijn ouders vragen om toestemming om deze op te vragen of in te zien. Het vooronderzoek kan afhankelijk van de inhoud van de melding meer of minder uitgebreid zijn en omvat ook de uitnodiging voor het gesprek.
Ook kunnen bij de vaststelling van de datum, het tijdstip en de locatie voor het gesprek ook al wat concrete vragen worden gesteld of aan de jeugdige of zijn ouders worden verzocht om nog een aantal stukken te overleggen.
In het kader van de rechtmatigheid wordt in ieder geval in het gesprek de identiteit van de jeugdige of ouders vastgesteld aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht. Als betrokkene genoegzaam bekend is, kan hiervan worden afgeweken. Ook wordt beoordeeld of er sprake is van een voorliggende voorziening en of het college op grond van artikel 1.2 van de wet al dan niet is gehouden om een voorziening op basis van deze wet te treffen.
In het vierde lid is een bepaling opgenomen ter voorkoming van onnodige bureaucratie. Als de gemeente al een dossier heeft van de jeugdige of zijn ouders, en de jeugdige of zijn ouders geven toestemming om dit dossier te gebruiken, dan kan een vooronderzoek achterwege blijven. Een gesprek over de acute hulpvraag is dan in de regel nog wel nodig. Indien de hulpvraag ook al bekend is, en het bijvoorbeeld over een vervolgvraag gaat, dan kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders ook van het gesprek worden afgezien.
Artikel 4.3 Gesprek en aanvraag
Voor een zorgvuldig te nemen besluit is het van belang dat alle feiten en omstandigheden van de specifieke hulpvraag worden onderzocht en er een integrale vraaganalyse plaatsvindt. Daarbij is het van belang dat het onderzoek in samenspraak met de jeugdige en zijn ouders wordt verricht. Voor een zorgvuldig onderzoek is veelal persoonlijk contact nodig om een totaalbeeld van de jeugdige en zijn ouders te krijgen. Het ligt daarom ook voor de hand dat tijdens een gesprek met de jeugdige en/of zijn ouders meerdere onderwerpen worden besproken. Dit gesprek vindt in de regel plaats bij de jeugdige of zijn ouders thuis, maar kan in overleg ook op een gemeentelocatie, op school, of bij een andere deskundige plaatsvinden. Indien nodig voor het onderzoek, kan ook sprake zijn van meerdere (opeenvolgende) gesprekken.
In het eerste lid is opgenomen dat het gesprek zo spoedig mogelijk moet plaatsvinden. Het hangt af van de situatie hoe snel dat kan of moet zijn.
In de onderdelen a tot en met i zijn de onderwerpen van het gesprek weergegeven. Het betreft uiteraard altijd maatwerk. In onderdeel c wordt de eigen kracht van jeugdigen en ouders voorop gesteld overeenkomstig het in de considerans van de wet vermelde uitgangspunt dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt. Een te verstrekken voorziening kan ook juist nodig zijn om de mate van probleemoplossend vermogen van de jeugdige en zijn ouders en die van de naaste omgeving te versterken.
Het tweede lid bevestigt de regeling van het familiegroepsplan. De wet vraagt niet om hierover bij verordening een regeling op te stellen. De bepaling is toch in de verordening opgenomen vanwege het belang om in de verordening een compleet overzicht van rechten en plichten van jeugdigen en ouders te geven.
Het komt voor dat er uit het keukentafelgesprek geen aanvraag voor een voorziening Jeugdwet volgt. Mogelijk omdat er voorliggend oplossingen zijn voor de hulpvraag, zoals oplossingen in het eigen netwerk of bij de voorliggende voorzieningen zoals Maatschappelijk werk. Dit gebeurt in samenspraak met de belanghebbende.
Het verslag is het IvA/PvA. In sommige gevallen volstaat een ingevulde en ondertekende Quickscan. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij de noodzaak tot enkelvoudige lichte ondersteuning.
Er is gekozen voor deze werkwijze in het belang van een zorgvuldige dossiervorming en procedure. Het college verstrekt de jeugdige en/ of zijn ouders een weergave van de uitkomsten van het onderzoek zodat hij in staat is een aanvraag voor een individuele voorziening in te dienen. Dat moet in beginsel schriftelijk. Een goede weergave maakt het voor de gemeente inzichtelijk om een juiste beslissing te nemen op een aanvraag en draagt bij aan een transparante communicatie met de jeugdige en/of zijn ouders. De schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek wordt ook gebruikt als een met de jeugdige en/of zijn ouders overeengekomen plan waarin de gemaakte afspraken en de verplichtingen die daaruit voortvloeien, zijn vastgelegd. Het is in dat geval passend dat de toegangsmedewerker en de jeugdige en/of zijn ouders dit plan ondertekenen.
Het later toevoegen van opmerkingen of het aanbrengen van wijzigingen of het herstellen van feitelijke onjuistheden is vormvrij (tweede lid).
In de Jeugdwet zelf zijn geen termijnen opgenomen voor de periode van onderzoek of het nemen van een besluit. Dit betekent dat de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is, daarbij geldt een redelijke termijn (dat wil zeggen: acht weken) voor het nemen van een besluit. De datum van het eerste gesprek is dus de datum van de aanvraag. In lid 4 is een streeftermijn benoemd voor de periode van het eerste gesprek tot aan het ondertekende plan van aanpak. Dit is gelijk aan de termijn die de Wet maatschappelijke ondersteuning voorschrijft voor het onderzoek. De ervaring leert dat het onderzoek bij jeugd vaak meer tijd vraagt, zeker bij multiproblematiek. Dit wil overigens niet zeggen dat er in die periode geen ondersteuning kan worden geboden aan de jeugdige en/of ouders. Als er meer tijd nodig is voor het onderzoek, zal dit in goed overleg met de jeugdige en ouders gebeuren. Het college is voornemens om de doorlooptijden voor de onderzoeksfase goed te monitoren en waar nodig en mogelijk bij te sturen.
De gemeente stelt bij verordening in ieder geval regels vast over de voorwaarden voor toekenning, de wijze van beoordeling, en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening. Een aanvraag is nodig om een verleningsbeschikking voor een individuele voorziening te krijgen.
In de praktijk streven we naar korte doorlooptijden en goede communicatie met ouders. Ook op het moment dat de periode van onderzoek tot beschikking langer duurt dan de door de Awb gestelde termijn. Het doel is om te komen tot een plan van aanpak dat leidt tot de meest passende ondersteuning in het belang van het kind en het gezin.
Bij jeugdigen jonger dan 12 jaar, ondertekent de ouder de aanvraag. Is de jeugdige in de leeftijdscategorie 12-16 jaar dan ondertekenen zowel de jeugdige als de ouder(s) de aanvraag. Is de jeugdige 16 jaar of ouder, dan mag hij de aanvraag alleen ondertekenen.
In het geval dat de jeugdige en/of ouders verschillen van mening met de toegangsmedewerker over de benodigde ondersteuning, dan wordt dat vastgelegd in het plan van aanpak. Wanneer de aanvraag wordt ingediend, wordt dit in behandeling genomen. Bij een afwijzing (of toekenning) is er vervolgens de mogelijkheid van bezwaar en beroep.
Artikel 4.6 Inhoud beschikking
Indien de jeugdige en/of zijn ouders een formele aanvraag bij het college indienen, stelt het college een schriftelijke beschikking op, waartegen bezwaar en beroep open staat. In de beschikking staat:
- hoe het resultaat behaald gaat worden ;
- ingangsdatum en duur verstrekking;
- gecontracteerde aanbieder die de zorg gaat verlenen.
In het geval van een pgb wordt aanvullend het volgende vermeld in de beschikking:
- hoogte van pgb en de berekening hiervan;
Dit artikel geeft aan dat het college een extern deskundige om advies kan vragen in het onderzoek. In principe is deze toestemming al gegeven bij de toestemmingsverklaring. Vanzelfsprekend worden de betrokkenen wel geïnformeerd hierover.
Jeugdigen of hun ouders kunnen zelf bijbetalen wanneer het tarief van de door hen gewenste aanbieder hoger is dan de in de betreffende situatie goedkoopst adequate door het college te bieden individuele voorziening in natura. Het college kan het pgb slechts weigeren voor dat gedeelte dat duurder is dan deze door het college te bieden individuele voorziening in natura.
Het tweede lid berust op artikel 8.1.1, vierde lid, van de wet.
Het derde lid berust op artikel 2.9, onder c, van de wet. In deze wetsbepaling staat dat in de verordening in ieder geval wordt bepaald op welke wijze de hoogte van een pgb wordt vastgesteld.
In het vierde lid is bepaald dat het college in beleidsregels opneemt wanneer ondersteuning kan worden ingekocht bij mensen uit het sociaal netwerk.
In het zesde lid is expliciet geen termijn genoemd. Bij de beoordeling of iemand een pgb kan worden geweigerd, wordt de mate waarin niet is voldaan aan de voorwaarden van het eerdere pgb meegewogen.
Hoofdstuk 6 Toezicht en handhaving
Artikel 6.1 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering
Het eerste lid berust mede op artikel 8.1.2, eerste lid, van de wet. Ook de overige onderdelen van artikel 8.1.2 en artikel 8.1.3 en 8.1.4 geven handen en voeten aan de bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik. Voor de volledigheid zijn ze opgenomen in deze verordening. De wettekst van de artikelen 8.1.2 tot en met 8.1.4 is veelal beperkt tot het pgb. Waar mogelijk en zinvol, is dit ter uitwerking van de delegatiebepaling in artikel 2.9, onder d, van de wet, in de verordening uitgebreid tot de individuele voorziening in natura. Hiervoor kan ook steun gevonden worden in de tekst van de toelichting op artikel 8.1.2, waarbij is vermeld dat de in het eerste lid geregelde inlichtingenverplichting als uitgangspunt heeft dat van de jeugdige en zijn ouders aan wie een individuele voorziening of een daaraan gekoppeld pgb is verstrekt, verlangd kan worden dat ze voldoende gegevens en inlichtingen verstrekken om het college in staat te stellen te beoordelen of het beroep op die individuele voorziening of het daaraan gekoppelde pgb terecht is gedaan. Indien het de jeugdige of zijn ouders redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat er feiten en omstandigheden, of daarin opgetreden wijzigingen, zijn die van invloed kunnen zijn op de toekenning van de individuele voorziening of het daaraan gekoppelde pgb, dienen zij dit meteen aan het college te melden. Verstrekken zij niet direct uit eigen beweging of op verzoek van het college alle gevraagde inlichtingen en bewijsstukken, dan heeft dat gevolgen voor de toekenning van de voorziening of het daaraan gekoppelde pgb. Het college kan niet alleen bij een aanvraag, maar ook in andere stadia concrete informatie en bewijsstukken van de belanghebbende vragen.
Het tweede lid is geënt op artikel 8.1.4 van de wet. Ook hier is de tot de pgb beperkte reikwijdte van artikel 8.1.4 van de wet op grond van het bepaalde in artikel 2.9, onder d, van de wet uitgebreid tot de individuele voorziening in natura.
Artikel 6.2 Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering
Het college kan de uitvoering van de Jeugdwet, met uitzondering van de vaststelling van de rechten en plichten van de jeugdige of zijn ouders, door aanbieders laten verrichten (artikel 2.11, eerste lid, van de Jeugdwet). Met het oog op gevallen waarin dit ten aanzien van jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering gebeurt, moeten bij verordening regels worden gesteld ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan (artikel 2.12 va de Jeugdwet). Daarbij dient in ieder geval rekening gehouden te worden met de deskundigheid van de beroepskrachten en de toepasselijke arbeidsvoorwaarden.
Hoofdstuk 7 Klachtregeling en vertrouwenspersoon
Dit artikel regelt het klachtrecht.
Artikel 7.2 Vertrouwenspersoon
In artikel 2.6, eerste lid, onder f, van de wet is bepaald dat het college ervoor verantwoordelijk is dat jeugdigen, hun ouders of pleegouders een beroep kunnen doen op een vertrouwenspersoon. Met de vertrouwenspersoon wordt een functionaris bedoeld zoals deze nu al werkzaam is binnen de jeugdzorg. Onafhankelijkheid, beschikbaarheid en toegankelijkheid zijn belangrijke factoren (wettelijke vereisten) voor een goede invulling van deze functie.
Artikel 8.1 Betrekken van inwoners bij het beleid
De wijze waarop Goirle hier invulling aan geeft, is geregeld in de Verordening participatieraad gemeente Goirle.
Artikel 9.1 Gegevensverwerking, privacy en toestemming
In het kader van het verlenen van de toegang tot het sociale domein, de inzet van een jeugdhulp voorziening, vinden verschillende verwerkingen van persoonsgegevens plaatst. Deze verwerkingen dienen onder meer te voldoen aan de Algemene wet bestuursrecht , de Wet bescherming persoonsgegevens, maar ook aan de bijzondere regels aangaande verwerking van persoonsgegevens in de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), de Jeugdwet (hoofdstuk 7 Gegevensverwerking, privacy en toestemming) en daaruit afgeleide regelgeving in de regeling Jeugdwet (vastgesteld op 1 augustus 2016) en Participatiewet.
Hiervoor is het Convenant verwerking persoonsgegevens 't Loket opgesteld, dat in mei 2015 door het college is vastgesteld.
Artikel 10.1 Hardheidsclausule
Deze bepaling regelt de toepassing van een hardheidsclausule als instrument voor het college om onvoorziene omstandigheden het hoofd te bieden.
Artikel 10.2 Voorwaarden voorziening
Jeugdhulp vraagt een integrale benadering. Dit artikel maakt het mogelijk om ondersteuning op verschillende terreinen te verbinden zodat er gekomen wordt tot een werkelijk integrale aanpak. Hierbij staat het belang van het kind altijd voorop.
Artikel 10.3 Besluit en beleidsregels
In dit artikel wordt bepaald dat het college een besluit en beleidsregels jeugdhulp gemeente Goirle vaststelt. Deze documenten geven nadere invulling aan de uitvoering van deze verordening. Het besluit bevat de omvang van de diverse (financiële) verstrekkingen voor met name het pgb.
Artikel 10.5 Intrekkingen oude verordening en overgangsrecht
Dit artikel regelt dat beschikkingen afgegeven op basis van de Verordening jeugdhulp gemeente Goirle 2015 in 2017 nog rechtskracht hebben. Vrijwel alle lopende beschikkingen op grond van de Jeugdwet zijn afgegeven voor de duur van 1 jaar. Dit betekent dat de lopende voorzieningen in kalenderjaar 2017 van rechtswege aflopen. Beschikkingen die na 1-1-2017 worden afgegeven, worden beoordeeld op basis van de Verordening jeugdhulp gemeente Goirle 2017.
Dit artikel regelt de inwerkingtreding van deze verordening en de wijze waarop deze wordt geciteerd.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2016-182211.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.