Reglement Bijzonder Georganiseerd Overleg arbeidsvoorwaarden DOWR

 

Burgemeester en wethouders van de gemeente Olst-Wijhe;

Overwegende dat het in het kader van de wijzigingen in de geharmoniseerde arbeidsvoorwaardenregelingen van de gemeenten Deventer, Olst-Wijhe en Raalte noodzakelijk is om te komen tot een Bijzonder Georganiseerd Overleg (BGO);

Gelet op het bepaalde in artikel 8 lid 2 van de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr),

de CAR-UWO met aanvullende DOWR-regelingen;

BESLUITEN

vast te stellen het volgende “Reglement Bijzonder Georganiseerd Overleg arbeidsvoorwaarden DOWR (BGO arbeidsvoorwaarden DOWR)”

 

Algemene bepalingen

Artikel 1

  • 1.

    Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

De commissie

De commissie voor Bijzonder Georganiseerd Overleg (BGO) zijnde het in hoofdstuk 12 van de CAR-UWO bedoelde overlegorgaan.

De ambtenaren

De ambtenaren in de zin van artikel 1:1 lid 1 onder a van de CAR-UWO.

De organisaties

De plaatselijk werkende groeperingen van de landelijke verenigingen van overheidspersoneel, aangesloten bij de centrales welke zijn toegelaten tot het centrale overleg met het College van Arbeidszaken voor de Vereniging van Nederlandse Gemeenten.

  • 2.

    De in het vorige lid bedoelde centrales zijn:

    • a.

      de Algemene Centrale van Overheidspersoneel (ACOP);

    • b.

      de Christelijke Centrale van Overheidspersoneel (CCOOP);

    • c.

      de Centrale van Middelbare en Hogere Functionarissen bij overheid, onderwijs, bedrijven en instellingen (CMHF).

 

Samenstelling

 

Artikel 2

1. De commissie is samengesteld uit een vertegenwoordiging van de besturen van de betrokken gemeenten Deventer, Olst-Wijhe en Raalte en een vertegenwoordiging van de organisaties.

2. Voor de vertegenwoordiging van de gemeentebesturen wijzen de colleges van burgemeester en wethouders van de drie gemeenten gezamenlijk uit hun midden een vertegenwoordiger en diens plaatsvervanger aan, zijnde een portefeuillehouder P&O. De vertegenwoordiging van de gemeentebesturen kunnen overeenkomstig artikel 12 lid 2 worden bijgestaan door andere ambtenaren alsmede externe adviseurs.

3. Voor de vertegenwoordiging van de organisaties worden per gemeente twee leden (van elke organisatie één) en een plaatsvervanger aangewezen. De aanwijzing geschiedt per gemeente door de werknemersvertegenwoordiging van de drie gemeentelijke commissies voor georganiseerd overleg. De vertegenwoordigers kunnen overeenkomstig artikel 12 lid 3 worden bijgestaan door het bestuur van de organisaties.

 

Artikel 3

  • 1.

    De aanwijzingen als bedoeld in artikel 2, de leden 2 en 3 vinden zo spoedig mogelijk plaats.

  • 2.

    Degene, die als vertegenwoordiger of plaatsvervanger door het gemeentebestuur is aangewezen, houdt op dit te zijn, zodra hij geen lid meer is van het gemeentebestuur alsmede indien het gemeentebestuur hem doet weten dat zijn aanwijzing als vertegenwoordiger of plaatsvervanger is ingetrokken. In deze gevallen wordt zo spoedig mogelijk een opvolger aangewezen, conform artikel 2, lid 2.

  • 3.

    Degene, die als vertegenwoordiger of als plaatsvervanger door een organisatie is aangewezen, houdt op dit te zijn, zodra hij geen lid van de organisatie of geen ambtenaar meer is van één van de drie gemeenten, alsmede indien de organisatie schriftelijk aan de vertegenwoordigers van de gemeentebesturen doet weten, dat zijn aanwijzing als vertegenwoordiger of plaatsvervanger is ingetrokken. In deze gevallen wordt zo spoedig mogelijk een opvolger aangewezen, conform artikel 2 lid 3.

 

Artikel 4

1. De vertegenwoordiger vanuit de Colleges van burgemeester en wethouders is voorzitter van de commissie. De plaatsvervanger is plaatsvervangend voorzitter.

2. De vertegenwoordiging van gemeentebesturen wijst een ambtenaar aan, niet behorende tot de vertegenwoordiging van de organisaties, tot secretaris van de commissie, alsmede diens plaatsvervanger. Zo nodig wordt verder personeel voor het secretariaat ter beschikking gesteld.

3. De adviseurs en de secretaris van de commissie nemen aan de besprekingen deel en hebben geen stemrecht.

 

Taak en werkwijze  

Artikel 5

  • 1.

    De commissie overlegt over de wijziging van geharmoniseerde arbeidsvoorwaardenregelingen die per 1 januari 2015 zijn vastgesteld. Dit zijn limitatief:

a. procedureregeling HR 21

b. regeling aanstelling in algemene dienst

c. regeling beoordeling en beloning

d. regeling dienstreizen en verblijfkosten

e. regeling keuzemodel

f. regeling melding vermoeden misstanden

g. regeling opleiden en ontwikkelen

h. regeling reiskosten woon-werkverkeer bij wijziging van standplaats

i. regeling sanctiebeleid

j. regeling sociaal statuut

k. regeling vakantie en verlof

l. regeling commissie VWNW

2. De commissie overlegt tevens over de vaststelling van nieuwe regelingen, waartoe de CAR-UWO opdracht geeft of die wenselijk zijn.

 

Artikel 6

  • 1.

    Uitgangspunt is dat de Colleges van burgemeester en wethouders de regelingen genoemd in het eerste lid van artikel 5 aanpassen of de regelingen als bedoeld in het tweede lid van artikel 5 vaststellen conform de door het LOGA vastgestelde modelregeling. Deze besluiten worden niet ter instemming ingebracht in de commissie. Het voornemen tot overname van de door het LOGA vastgestelde modelregeling wordt ter kennis gebracht aan de leden van de commissie. Artikel 8 lid 2 is hierop van toepassing. Wordt van de mogelijkheid als bedoeld in artikel 8 lid 2 niet binnen 10 werkdagen gebruik gemaakt, wordt de wijziging van de regeling dan wel de nieuwe regeling vastgesteld.

  • 2.

    Indien één van de Colleges van burgemeester en wethouders de regelingen genoemd in het eerste lid van artikel 5 wil aanpassen of de regelingen als bedoeld in het tweede lid van artikel 5 wil vaststellen en daarbij wil afwijken van de door het LOGA vastgestelde modelregeling of in de situatie dat hiervoor geen modelregeling is vastgesteld, wordt een dergelijk besluit niet genomen, noch voorstellen daaromtrent gedaan, dan nadat daarover in de commissie overeenstemming is bereikt tussen de vertegenwoordiging van de gemeentebesturen en de vertegenwoordiging van vakorganisaties.

     

Artikel 7

1. De commissie is bevoegd aangaande de in artikel 5 bedoelde onderwerpen voorstellen te doen aan de Colleges van burgemeester en wethouders.

2. De Colleges van burgemeester en wethouders nemen daaromtrent een besluit indien hierover overeenstemming is bereikt.

3. De besluiten, die naar aanleiding van voorstellen van de commissie worden genomen, worden aan de vertegenwoordiging van de organisaties en aan de hoofdbesturen van de vertegenwoordigende organisaties medegedeeld.

 

Vergaderingen  

 

Artikel 8

1. De commissie vergadert indien de voorzitter dit nodig oordeelt op, in overleg met de leden, door hem te bepalen tijdstippen.

2. Voorts belegt de voorzitter een vergadering als één van de leden van de commissie hem dit schriftelijk met opgaaf van redenen verzoekt en wel binnen veertien tot achtentwintig dagen na ontvangst van het verzoek.

 

Artikel 9

1. De commissie wordt tien kalenderdagen van tevoren, ter vergadering opgeroepen. Een oproepingsbrief vermeldt de te behandelen onderwerpen en hun behandelstatus. De stukken voor de vergadering worden gelijktijdig met de oproepingsbrief toegezonden.

2. Een vergadering kan slechts plaatshebben indien tenminste de helft van de vertegenwoordiging van de gemeentebesturen aanwezig is en tenminste de helft van de organisaties vertegenwoordigd is.

3. Indien wegens onvoltalligheid in de zin van het vorige lid een vergadering niet kan plaatshebben, worden de aan de orde zijnde onderwerpen door de voorzitter geplaatst op de agenda van een tussen de vijf en veertien dagen te houden nieuwe vergadering, in welke vergadering die onderwerpen in elk geval kunnen worden behandeld.

 

Artikel 10

Elk lid heeft het recht onderwerpen ter behandeling aanhangig te maken door deze schriftelijk op te geven aan de voorzitter. Deze stelt de onderwerpen in de eerstvolgende vergadering aan de orde.

 

Artikel 11

1. De vergaderingen zijn besloten.

2. De voorzitter kan andere ambtenaren alsmede externe adviseurs de vergadering doen bijwonen. Deze kunnen aan de besprekingen deelnemen.

3. De vertegenwoordigers van de organisaties kunnen zich doen bijstaan door een vertegenwoordiger van het hoofdbestuur van hun organisatie. Zij zijn voorts bevoegd de onderwerpen van de agenda binnen de grenzen van een doelmatige en vertrouwelijke behandeling van zaken aan een voorbespreking met eigen leden van de vereniging en vertegenwoordigers van de medezeggenschapsorganen te onderwerpen.

4. De voorzitter kan omtrent het in de vergadering behandelde en omtrent de inhoud van aan de commissie overgelegde stukken, geheimhouding voorstellen. Deze geheimhouding geldt niet ten opzichte van de Colleges van burgemeester en wethouders, alsmede niet tegenover de (vertegenwoordigers van de) hoofdbesturen van de vertegenwoordigde organisaties.

 

Artikel 12

De voorzitter kan op verzoek van een of meer leden of zo dikwijls hij dit nodig acht de vergadering schorsen voor een door hem te bepalen tijd.

 

Artikel 13

1. Indien in de vergadering moet worden gestemd, brengt elke vertegenwoordiging, bedoeld in artikel 2 lid 1 een stem uit.

2. De stem van de vertegenwoordiging van de gemeentebesturen wordt bepaald door de voorzitter na overleg met de adviseurs als bedoeld in artikel 11 lid 2.

3. De stem van de vertegenwoordiging van de organisaties wordt bepaald door stemming per vakorganisatie, waarbij elke vakorganisatie een stem uitbrengt. Staken de stemmen per vakorganisatie dan is de stem van de vertegenwoordiging van de organisaties negatief en is daarmee geen overeenstemming bereikt.

4. Alle opvattingen – ook minderheidsopvattingen – worden in de besluitvorming van de Colleges van burgemeester en wethouders betrokken.

 

Artikel 14

  • 1.

    Het in de vergadering behandelde wordt zakelijk weergegeven in de notulen, die zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen veertien dagen na de vergadering en voorafgaand aan de volgende vergadering aan de leden worden gezonden.

  • 2.

    De notulen zijn openbaar na vaststelling tenzij anders wordt overeengekomen.

  • 3.

    Eventuele gezamenlijke communicatieberichten over de gemaakte afspraken in het BGO arbeidsvoorwaarden DOWR naar de organisatie worden afgestemd tussen secretaris, voorzitter en een door de vertegenwoordiging van organisaties aangewezen lid.

     

Geschillenregeling

 

Artikel 15

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

de deelnemers aan het overleg: de vertegenwoordigingen als bedoeld in artikel 2 van deze regeling.

de Advies- en Arbitragecommissie: de Lokale Advies- en ArbitrageCommissie ingesteld door het College voor Arbeidszaken.

 

Artikel 16

De artikelen 17 tot en met 21 van deze regeling zijn slechts van toepassing op geschillen inzake aangelegenheden als bedoeld in artikel 5.

 

Artikel 17

Indien een of meer van de deelnemers aan het overleg tijdens het overleg tot het oordeel komen dat dit overleg niet zal leiden tot een uitkomst die de instemming van de meerderheid van de deelnemers aan het overleg zal hebben, brengen zij dat oordeel binnen zes dagen, nadat zij daarvan in het overleg blijk hebben gegeven, schriftelijk ter kennis van de overige deelnemers aan het overleg.

 

Artikel 18

1. Binnen tien dagen na de kennisgeving bedoeld in het vorige artikel schrijft de voorzitter een vergadering van het BGO uit. De vergadering moet worden gehouden binnen zeven dagen nadat deze is uitgeschreven.

2. Tenzij door de commissie wordt besloten het overleg voort te zetten dan wel te beëindigen, wordt in de vergadering nagegaan of overeenstemming bestaat over de vraag wat het onderwerp en de inhoud van het geschil is en of een oplossing van dat geschil zal worden gezocht door middel van voortzetting van het overleg nadat het advies is ingewonnen van de Advies- en Arbitragecommissie dan wel door onderwerping van het geschil aan een arbitrale uitspraak van die commissie.

3. Tot het inwinnen van advies zijn – ieder voor zich – de vertegenwoordiging der organisaties bevoegd. Voor onderwerping van het geschil aan arbitrage is overeenstemming vereist tussen alle deelnemers aan het overleg.

 

Artikel 19

1. Binnen zes dagen na de vergadering bedoeld in artikel 18 wordt het verzoek om advies ter kennis gebracht van de voorzitter van de Advies- en Arbitragecommissie. Het verzoek wordt ondertekend door de deelnemers aan het overleg die zich voor het inwinnen van het advies hebben uitgesproken en bevat tenminste het onderwerp en de inhoud van het geschil.

Indien de vergadering bedoeld in artikel 18 geen overeenstemming is bereikt tussen alle deelnemers aan het overleg over de vraag wat het onderwerp en de inhoud van het geschil is, brengen de overige deelnemers aan het overleg hun visie op het onderwerp en de inhoud van het geschil eveneens binnen zes dagen na eerdergenoemde vergadering ter kennis van de voorzitter van de Advies- en Arbitragecommissie.

2. Binnen zes dagen na de vergadering, bedoeld in artikel 18, wordt het verzoek om arbitrage ter kennis gebracht van de voorzitter van de Advies- en Arbitragecommissie. Het verzoek daartoe wordt ondertekend door alle deelnemers aan het overleg en dient tenminste te bevatten:

a. het onderwerp en de inhoud van het geschil;

b. de standpunten van alle deelnemers aan het overleg omtrent onderwerp en inhoud van het geschil.

 

Artikel 20

Binnen twee weken na de ontvangst van het advies wordt het overleg over het geschil voortgezet.

 

Artikel 21

De arbitrale uitspraak van de Advies- en Arbitragecommissie heeft bindende kracht.

 

Slotbepalingen

 

Artikel 22

In de gevallen, waarin deze regeling niet voorziet, beslissen de Colleges van burgemeester en wethouders in overeenstemming met de commissie.

 

Artikel 23

1. Deze regeling kan niet worden gewijzigd dan nadat het voorstel tot wijziging in de commissie is behandeld en hierover overeenstemming is bereikt.

2. De commissie heeft het recht voorstellen omtrent wijziging voor te leggen aan de Colleges van burgemeester en wethouders.

 

Artikel 24

1. Deze regeling kan worden aangehaald als “Regeling Bijzonder Georganiseerd Overleg arbeidsvoorwaarden DOWR”.

2. Deze regeling treedt in werking op de dag na bekendmaking en werkt terug tot 1 oktober 2016.

 

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van Olst-Wijhe van 13 december 2016,

 

De secretaris, de burgemeester,

D.L.W. Zielhuis A.G.J. Strien

 

 

 

 

Naar boven