Verordening precariobelasting Uitgeest 2017

De raad van de gemeente Uitgeest;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 1 november 2016, nr. R2016.0095;

 

gehoord de beraadslagingen in de commissie Algemene Zaken en Financiën d.d. 17 november 2016

 

gelet op artikel 228 van de Gemeentewet;

besluit:

 

Verordening precariobelasting Uitgeest 2017;

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

  • 1.

    Voor de toepassing van deze verordening en de bijbehorende tarieventabel wordt verstaan onder:

     

    a. dag:

    een periode van 24 uren, aanvangende te 0.00 uur, of een gedeelte daarvan;

     

    b. week:

    een periode van zeven achtereenvolgende dagen;

     

    c. maand:

    een kalendermaand;

     

    d. jaar:

    een kalenderjaar;

     

    e. feest:

    een feest als bedoeld in artikel 2:25A van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV);

     

    f. evenement:

    een evenement als bedoeld in artikel 2:24 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV);

     

    g. standplaats:

    een standplaats als bedoeld in artikel 5:18 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV);

     

    h. terras:

    een terras als bedoeld in artikel 2:27 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV);

     

    i. horecabedrijf:

    een horecabedrijf als bedoeld in 2:27 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV).

  • 2.

    Gedeelten van de in de tabel genoemde tijds- en andere eenheden worden voor een geheel gerekend, met dien verstande dat indien het belastingtijdvak gelijk is aan het kalenderjaar en het hebben van voorwerpen aanvangt in de loop van dit tijdvak, de belasting zoveel twaalfden van het over een jaar te betalen bedrag beloopt als er na het aanvangtijdstip nog volle maanden van het tijdvak resteren.

  • 3.

    Indien op grond van de verordening meer dan één tarief zou kunnen worden toegepast, wordt de aanslag berekend naar het laagste tarief.

Artikel 2. Voorwerp van belasting; belastbaar feit

Onder de naam precariobelasting wordt een directe belasting geheven ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, bedoeld of genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.

Artikel 3. Belastingplicht

De belasting wordt geheven van degene die het voorwerp of voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft, dan wel van degene van wie dat voorwerp of voorwerpen onder, op of boven voor openbare dienst bestemde gemeentegrond aanwezig zijn.

Artikel 4. Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven ter zake van:

  • a.

    voorwerpen ten behoeve van percelen, waarvan de gemeente krachtens eigendom, bezit of beperkt recht de genothebbende is, met uitzondering van die percelen, waarin de gemeentebedrijven worden uitgeoefend en van die, welke aan derden zijn verhuurd;

  • b.

    voorwerpen welke ingevolge een wettelijk voorschrift moeten worden gedoogd;

  • c.

    buizen in de grond tot lozing van fecaliën, van huishoud- of van hemelwater;

  • d.

    voorwerpen, gebruikt voor activiteiten met een politiek, godsdienstig, geestelijk, wereldbeschouwelijk, sociaal,weldadig doel dan wel, voor zover geen sprake is van een directe of indirecte commerciële (neven) activiteit, voor activiteiten met een sportief, cultureel, recreatief of mediadoel;

  • e.

    voorwerpen op de openbare weg bij kleinschalige niet commerciële buurtactiviteiten;

  • f.

    voorzieningen aangebracht ten behoeve van mindervaliden, tot het toegankelijk maken van een eigendom:

  • g.

    voorwerpen op de openbare weg bij het houden van een fietstocht of wandelmars van maximaal één dag en bij de fiets- en wandelvierdaagsen;

  • h.

    voorwerpen, die noodzakelijk voor de uitoefening van hun publiekrechtelijke taak door het rijk, de provincie of het waterschap worden geplaatst of aangebracht;

  • i.

    voorwerpen, waarvoor reeds uit anderen hoofde een vergoeding aan de gemeente is verschuldigd, met uitzondering van de leges.

Artikel 5. Maatstaf van heffing en belastingtarief

De precariobelasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het overigens in deze verordening bepaalde.

Artikel 6. Berekening van de precariobelasting

  • 1.

    Bij het hebben van voorwerpen op of boven gemeentegrond, voor de openbare dienst bestemd, wordt de oppervlakte bepaald op die, welke door de voorwerpen wordt overdekt.

  • 2.

    Bij het hebben van voorwerpen onder gemeentegrond, voor de openbare dienst bestemd, wordt de oppervlakte bepaald op die uitgaande van een horizontale projectie van de voorwerpen op de grond.

  • 3.

    Bij de berekening van de belasting worden waarden van vijf tot tien eurocent op tien eurocent vastgesteld.

Artikel 7. Belastingtijdvak

Indien de belasting wordt geheven naar jaartarieven is het belastingtijdvak het kalenderjaar waarin voorwerpen aanwezig zijn. In de overige gevallen is het belastingtijdvak het kwartaal, de maand, de week of de dag waarin de voorwerpen aanwezig zijn, met dien verstande dat ook heffing voor elk belastbaar feit afzonderlijk kan plaatsvinden.

Artikel 8. Ontheffing

Indien het belastingtijdvak gelijk is aan het kalenderjaar en de voorwerpen zijn verwijderd voor het verstrijken van dit jaar, wordt op aanvraag van de belastingplichtige naar evenredigheid ontheffing verleend over de na verwijdering resterende volle maanden van het belastingtijdvak.

Artikel 9. Wijze van heffing; tijdstip van verschuldigdheid

  • 1.

    De belasting wordt geheven bij wege van aanslag.

  • 2.

    Voor de vaste standplaatsen wordt belasting geheven bij wege van nota.

  • 3.

    De belasting wordt verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, zo dit later is, op het tijdstip waarop het hebben van voorwerpen een aanvang neemt.

  • 4.

    Aanslagen en nota’s van minder dan € 4,50 worden niet opgelegd. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van het op één aanslagbiljet of nota verenigde belastingaanslagen aangemerkt als één belastingaanslag of nota.

Artikel 10. Betalingstermijn

In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in één termijn, welke vervalt op de laatste dag van de maand, volgende op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

Artikel 11. Kwijtschelding

Bij de invordering van de precariobelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12. Nadere regels door het College van Burgemeester en Wethouders

Het College van Burgemeester en Wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de precariobelasting.

Artikel 13. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De ‘Verordening Precariobelasting 2016’ wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voor gedaan.

  • 2.

    De verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2017.

  • 4.

    Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Verordening Precariobelasting Uitgeest 2017’.

 

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Uitgeest, gehouden op 8 december 2017,

de griffier,

mw. B.C. Slijkerman

de voorzitter,

mw. W.J.A. Verkleij

TARIEVENTABEL 2017 als bedoeld in artikel 4 van de Verordening Precariobelasting 2017

 

1. Standplaatsen:

1.1 Het tarief bedraagt voor het hebben van een kraam, verkoopwagen of soortgelijk voorwerp of een standplaats (met uitzondering van standplaatsen op de reguliere weekmarkt en de kermis):

a

Per dag

9,65

Per m

b

Per week, of gedeelte van de week dat gebruik wordt gemaakt van voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond

15,20

Per m

c

Per maand, per dag of gedeelte daarvan dat per week gebruik wordt gemaakt van voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond

32,20

Per m

d

Per jaar, per dag of gedeelte daarvan dat per week gebruik wordt gemaakt van voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond

64,60

Per m

 

2. Terrassen:

2.1 Het tarief bedraagt voor het hebben van een terras:

a

Per maand of korter: voor een terras tot en met 25 m2

32,25

 

Per maand of korter: voor een terras groter dan 25 m2

130,40

b

Per seizoen: voor een terras tot en met 25 m2

65,10

 

Per seizoen: voor een terras groter dan 25 m2

323,95

 

3. Evenementen en feesten:

3.1 De belasting bedraagt voor het hebben van een tent (t.b.v. feest, dansen e.d.):

a

Per dag

65,10

b

Per week

130,40

3.2 Het tarief bedraagt voor circussen, motor(auto)-acrobatiekshow, bungeejumping en vergelijkbare activiteiten per dag bij het in gebruik nemen van:

a

minder dan 2501 m2

130,40

b

meer dan 2500 m2

323,95

Bij de berekening van de verschuldigde belasting wordt uitgegaan van de totale oppervlakte van de (het) in gebruik genomen grond (terrein), inclusief het opslaan/stallen van materialen/materieel en de aanwezigheid van voorzieningen (zoals zitplaatsen, tribunes) t.b.v. het publiek.

3.3 Het tarief bedraagt voor het houden van de navolgende activiteiten: Braderie, snuffel- en rommelmarkten e.d. per kraam of verkoopwagen of soortgelijk voertuig:

a

Per dag

1,85

b

Per week

5,70

3.4 Het tarief is niet verschuldigd voor terrassen op Koningsdag en Bevrijdingsdag.

 

4. Ander gebruik van de weg

4.1 Het tarief bedraagt voor het hebben van een container, afvalbak of soortgelijk voorwerp langer dan

5 dagen: per week (tijdvak van 7 dagen) of gedeelte ervan

31,10

4.2 Het tarief bedraagt voor het hebben van bouwmaterialen op de openbare weg langer dan

5 dagen: per week (tijdvak van 7 dagen) of gedeelte ervan per m2

1,70

met een minimum van

31,10

4.3 Het tarief bedraagt voor het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, voor zover niet in de hierboven vermelde onderdelen een bijzonder tarief is vastgesteld:

gedurende een week per m2

0,90

gedurende een maand, per m2

3,90

gedurende een jaar, per m2

45,60

4.4 Onder weg wordt verstaan hetgeen onder ‘Weg’ en ‘Openbaar water’ wordt begrepen in artikel 1.1 van de Algemeen Plaatselijke Verordening, voor zoveel zij eigendom zijn van de gemeente Uitgeest.

 

Behorende bij raadsbesluit van 8 december 2016

de griffier van Uitgeest,

mw. B.C. Slijkerman

Naar boven