Gemeenteblad van Hollands Kroon
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Hollands Kroon | Gemeenteblad 2016, 178884 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Hollands Kroon | Gemeenteblad 2016, 178884 | Verordeningen |
Verordening onroerende zaakbelasting
De gemeenteraad van Hollands Kroon
gelezen het voorstel van college van burgemeester en wethouders van 25 oktober 2016
gelet op de artikelen 220 tot en met 220h, van de Gemeentewet;
Verordening op de heffing en invordering van onroerende zaakbelasting 2017
het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld; degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie die zaak ter beschikking is gesteld.
Voor de eigenarenbelasting wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het kalenderjaar als zodanig in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.
Een onroerende zaak dient in hoofdzaak tot woning als de waarde die op grond van hoofdstuik IV van de Wet Waardering Onroerende Zaken is vastgesteld voor die onroerende zaak in hoofdzaak kan worden toegerekend aan delen van die onroerende zaak die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden.
Als voor een onroerende zaak geen waarde is vastgesteld op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken wordt de heffingsmaatstaf van die onroerende zaak bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17 , 18 en 20, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken
1. In afwijking van artikel 3 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf buiten aanmerking gelaten, voor zover dit niet al is gebeurd bij de bepaling van de in dat artikel bedoelde waarde, de waarde van:
a. voor de land- of bosbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond, daaronder mede begrepen de open grond, alsmede de ondergrond van glasopstanden, die bedrijfsmatig aangewend wordt voor de kweek of teelt van gewassen, zonder daarbij de ondergrond als voedingsbodem te gebruiken en grond gebruikt voor krabbenteelt;
b. glasopstanden, die bedrijfsmatig worden aangewend voor de kweek of teelt van gewassen, voor zover de ondergrond daarvan bestaat uit de in onderdeel a bedoelde grond;
c. onroerende zaken die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinningssamenkomsten van levensbeschouwelijke aard, een en ander met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning;
d. één of meer onroerende zaken die deel uitmaken van een op de voet van de Natuurschoonwet 1928 aangewezen landgoed dat voldoet aan de voorwaarden genoemd in artikel 8 van het Rangschikkingsbesluit Natuurschoonwet 1928 , met uitzondering van de daarop voorkomende gebouwde eigendommen;
e. natuurterreinen, waaronder mede worden verstaan duinen, heidevelden, zandverstuivingen, moerassen en plassen, die door rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid welke zich uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het behoud van natuurschoon ten doel stellen, beheerd worden;
f. openbare land- en waterwegen en banen voor openbaar vervoer per rail, een en ander met inbegrip van kunstwerken;
g. waterverdedigings- en waterbeheersingswerken die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning;
h. werken die zijn bestemd voor de zuivering van riool- en ander afvalwater en die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning;
i. werktuigen die van een onroerende zaak kunnen worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis aan die werktuigen wordt toegebracht en die niet op zichzelf als gebouwde eigendommen zijn aan te merken.
j. onroerende zaken voor zover die bestemd zijn te worden gebruikt voor de publieke dienst van de gemeente, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die bestemd zijn te worden gebruikt voor het geven van onderwijs;
k. straatmeubilair, waaronder begrepen alle zodanige gebouwde eigendommen - niet zijnde gebouwen - welke zijn geplaatst voor het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van de gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri's, hekken en palen;
l. plantsoenen, parken en waterpartijen, die bij de gemeente in beheer zijn of waarvan de gemeente het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning;
m. begraafplaatsen, urnentuinen en crematoria, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning.
n. molens die met toepassing van de Monumentenwet 1988 als beschermde monumenten zijn aangewezen.
2. De vrijstelling voor de in onderdeel j van het eerste lid bedoelde onroerende zaken voor de eigenarenbelasting geldt niet voor zover de gemeente van die zaken niet het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.
3. In afwijking in zoverre van artikel 3 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf voor de gebruikersbelasting buiten aanmerking gelaten de waarde van gedeelten van de onroerende zaak die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden.
De belastingen worden bij wege van aanslag geheven.
Artikel 7 - Termijnen van betaling
1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.
2. In afwijking van het eerste lid geldt :
1. zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in acht gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
in afwijking van lid 2 sub 1 van dit artikel moet in geval het totale aanslagbedrag, van op één aanslagbiljet verenigde aanslagen of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat, kleiner is dan € 80,00 of meer bedraagt dan € 2.000, de aanslag in twee gelijke bedragen worden betaald, conform lid 1 van dit artikel.
De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.
Bij de invordering van de onroerende zaakbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.
Artikel 9 - Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven voor de heffing en de invordering van de onroerende zaakbelastingen.
De 'Verordening onroerende zaakbelastingen 2016' van 26 november 2015 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 11, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.
2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2017.
Deze verordening wordt aangehaald als: 'Verordening onroerende zaakbelastingen'.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 29 november 2016.
Deze nota Tarieven 2017 bevat een overzichtelijke bundeling van alle gemeentelijke belastingen/heffingen die in de gemeente Hollands Kroon geheven worden.
Bij het samenstellen van deze nota zijn de begrotingsrichtlijnen die door de raad zijn aangenomen, leidend geweest. Door het verloop van de tijd of door nieuwe inzichten of informatie kan het noodzakelijk zijn om eerder genomen standpunten te wijzigen. Wanneer hier sprake van is, wordt hiervan melding gemaakt in het betreffende onderdeel van de nota.
Ook is er gekeken of vanwege wettelijke wijzigingen of nieuwe inzichten tekstuele aanpassingen nodig waren. De verordeningen zijn getoetst aan de modelverordeningen van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG).
In de begroting 2017 is de opbrengst van de onroerende zaakbelasting bepaald. In de paragraaf lokale heffingen is aangegeven wat de uitgangspunten zijn voor onroerende zaakbelasting. Omdat zowel de WOZ-waarden als de gewenste opbrengst voor 2017 wijzigen, moeten de tarieven worden aangepast.
In de tariefstelling is rekening gehouden met een waardedaling van de niet-woningen van -0,4% en bij de woningen met een waardestijging van 0,7%. Daarnaast is ook rekening gehouden met leegstand, vrijstellingen en areaaluitbreiding.
De inwoners gaan gemiddeld iets meer betalen aan OZB. Dit geldt ook voor de eigenaren en gebruikers van niet-woningen.
Algemeen dekkingsmiddel ter dekking van de gemeentelijke uitgaven.
De tarieven worden met het inflatiepercentage van 1% verhoogd.De inwoners gaan iets meer aan afvalstoffenheffing betalen.
Doorberekenen van kosten die de gemeente maakt voor het inzamelen en laten verwerken van huishoudelijke afvalstoffen. De tarieven zijn gebaseerd op 100% kostendekking.
De tarieven zijn op basis van de kosten als volgt opgebouwd:
Alle kosten die op het taakveld Afval worden geboekt hebben te maken met de inzameling van huishoudelijk afval. Deze worden dan ook voor 100% meegenomen. Van de overhead wordt 0,8% meegenomen. Dit is gebaseerd op het aantal FTE dat zich bezig houdt met afval. De lasten en baten van de heffing en invordering worden voor 20% meegenomen. De lasten zijn op basis van een inschatting verdeeld over de verschillende soorten belasting die we heffen. Van de inkomensregeling wordt alleen de kwijtschelding meegenomen. De verdeling van de totale kwijtscheldingskosten is gebaseerd op ervaringscijfers uit het verleden. De BTW over de kosten van taakveld Afval wordt volledig meegenomen.
Omdat we het tarief alleen met de inflatie (1%) laten stijgen is in de bedragen een aantal neerwaartse bijstellingen gedaan.
Het tarief wordt niet aangepast.
Doorberekenen van kosten die de gemeente maakt voor aanleg, onderhoud en exploitatie van de gemeentelijke riolering. De tarieven zijn gebaseerd op 100% kostendekking.
De tarieven zijn op basis van de kosten als volgt opgebouwd:
Op het taakveld riolering worden alleen kosten geboekt die uitsluitend met de openbare riolering te maken hebben. Deze worden dus volledig meegenomen. Van de overhead wordt 3,7% meegenomen. Dit is gebaseerd op het aantal FTE dat voor riolering werkt. De lasten en baten van de heffing en invordering worden voor 20% meegenomen. De lasten zijn op basis van een inschatting verdeeld over de verschillende soorten belasting die we heffen. Van de inkomensregeling wordt alleen de kwijtschelding meegenomen. De verdeling van de totale kwijtscheldingskosten is gebaseerd op ervaringscijfers uit het verleden. De BTW over de exploitatiekosten en de investeringen worden volledig meegenomen. Omdat we het tarief in afwachting van het nieuwe Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) dat in 2017 komt niet laten stijgen is in de bedragen een aantal neerwaartse bijstellingen gedaan.
De tarieven voor de lijkbezorgingskosten niet te verhogen. In 2017 vindt een onderzoek plaats naar de kostendekking plaats vinden. Wel is de tarieventabel aangevuld met een nieuw tarief voor het verlengen van het recht tot begraven in Middenmeer.
Doorberekenen van kosten die de gemeente maakt die betrekking hebben op lijkbezorging, de bijbehorende administratie en onderhoud van de begraafplaatsen.
De tarieven zijn bepaald rekening houdend met de in de begroting opgenomen opbrengst.
Alle kosten die op het taakveld begraafplaatsen en crematoria worden geboekt hebben te maken met lijkbezorging. Deze worden dan ook voor 100% meegenomen. Van de overhead wordt 0,8% meegenomen. Dit is gebaseerd op het aantal FTE dat zich bezig houdt met lijkbezorging. In 2017 wordt verder onderzoek gedaan naar het aantal FTE dat zich bezig houdt met lijkbezorging. Voor openbaar groen en (openlucht) recreatie worden alleen de kosten meegenomen die met de lijkbezorging te maken hebben en het onderhoud van de begraafplaatsen.
De tarieven zijn verhoogd met een inflatiepercentage van 1%. Dit resulteert niet voor alle tarieven in een stijging omdat het tarief daarvoor te laag is. Daar waar dit het geval is blijft het tarief voor 2017 gelijk en wordt in 2018 deinflatie van 2017 alsnog meegenomen.
Bij de vaststelling van de Havengeldverordening 2015 is ook bepaald dat het tarief voor de Wieringer vloot (zie lid 1 b en 1 c van de tarieventabel) in een periode van vijf jaar gelijk wordt getrokken met de tarieven van Den Helder. Dit betekent een jaarlijkse stijging van ongeveer 5%.
Vanuit de raad is de toezegging gedaan om het tarief voor pleziervaartuigen in de haven van Den Oever gelijk te trekken met de tarieven van de Marina Den Oever. Uitgangspunt is dat de passantenhaven in Den Oever niet marktverstorend wordt geëxploiteerd. Nu erin 2017 sprake is van een comfortverbetering in de haven (aanleg van stroom, water en wifi) is dat ook meer dan gerechtvaardigd.Daarom is er voor de passantenhaven in Den Oever een apart tarief opgenomen in de tarieventabel.
Doorberekenen van kosten die gemeente maakte voor het beheren en onderhouden van gemeentelijke havens.
Alle kosten die geboekt worden op het taakveld recreatieve havens hebben betrekking op de havens en zijn volledig meegenomen. Bij het taakveld Economische Havens en Waterwegen zijn de incidentele kosten met betrekking tot Waddenpoort er buiten gehouden. Daarom is 75% van de kosten meegenomen. Van de overhead wordt 1,5% meegenomen. Dit is gebaseerd op het aantal FTE dat zich bezig houdt met de havens.
De tarieven voor 2017 zijn verhoogd met 1%, tenzij het Rijk dit anders heeft voorgeschreven. De tarieven voor het aanvragen van een omgevingsvergunning zijn niet verhoogd. Uit onderzoek naar de kostendekking is gebleken dat deze tarieven zelfs iets verlaagd kunnen worden.
Voor de producten reisdocumenten en rijbewijzen is het tarief opgebouwd uit een deel rijksleges en een deel gemeenteleges. De rijksleges worden bepaald door het Rijk. Daarnaast stel het Rijk een maximum prijs vast van deze producten. De kosten voor uittreksel uit de burgerlijke stand worden door het Rijk bepaald. De kosten van de Eigen Verklaring van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (in sommige gevallen nodig voor het verlengen van een rijbewijs) worden één op één doorberekend aan de inwoner.
Overige tarieven die door het Rijk worden bepaald zijn: verstrekkingen op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens en kansspelen. Hier heeft de gemeente geen invloed op.
Er is onderzoek gedaan naar de kostendekkendekking van de leges voor 2017. Voor de tarieven van de leges geldt dat deze maximaal kostendekkend mogen zijn. Wanneer er sprake is van veel verschillende tarieven in een verordening zoals bij leges, hoeft de maximale kostendekkendheid niet per tarief te gelden. Dat kan zolang het maximum van 100% voor het geheel van de verordening niet overschreden wordt. Door kruissubsidiëring is het mogelijk om de ‘winst’ van bepaalde producten te gebruiken om het ‘verlies’ op andere producten te dekken. Uit het onderzoek is gebleken dat de kostendekking uitkomt op 97,53%. Het onderzoek naar de kostendekking vindt u in de bijlage.
Doorberekenen van de lasten verbonden aan het in behandeling nemen van aanvragen van diverse diensten.
De tarieven worden, net als bij het havengeld en de leges met het inflatiepercentage verhoogd. Voor 2016 heeft er geen verhoging plaatsgevonden. Daarom wordt voorgesteld om in het tarief voor 2017 ook het inflatiecijfer van vorig jaar mee te nemen. De verhoging komt dan op 2,2%.
Er wordt op diverse plaatsen binnen de gemeente een standplaats ingenomen op gemeentegrond. Op basis van artikel 229 van de Gemeentewet mag de gemeente hier een vergoeding voor vragen.
Vergelijking met omliggende gemeenten
Onderstaande tabellen geven de voorgestelde tarieven 2017 van de gemeente Hollands Kroon weer. De tarieven van andere gemeenten zijn de tarieven van 2016. Van deze gemeenten zijn geen recentere gegevens bekend.
1) Op basis van waterverbruik tot 350 m3
2) Ook voor driepersoonshuishouden
3) Plus waterverbruik boven 500 m3
4) Bedrijven percentage van de WOZ-waarde
5) Op basis van WOZ-waarde. Dit is het tarief bij een gemiddelde WOZ-waarde
De lokale lasten druk wordt bepaald door de tarieven van de onroerende zaakbelasting, afvalstoffenheffing en de rioolheffing. In de tabel hieronder wordt de opbouw van de lokale lastendruk in Hollands Kroon weergegeven over de jaren 2015 tot en met 2017.
Voor huurders zijn alleen de hoogte van de afvalstoffenheffing en de rioolheffing bepalend, omdat zij niet worden aangeslagen voor de onroerende zaakbelasting. De eigenaren worden voor alle drie de belastingen aangeslagen (daarbij natuurlijk uitgezonder de rioolheffing voor panden die niet op het gemeentelijke riool zijn aangesloten).
Bij de berekening van de onroerende zaakbelasting is uitgegaan van een WOZ-waarde van € 200.000 (zonder rekening te houden met de waardeontwikkeling) en voor de afvalstoffenheffing is uitgegaan van een meerpersoonshuishouden. Het betreft hier een rekenvoorbeeld. De werkelijke lastenontwikkeling kan voor de individuele burger afwijken, gelet op de werkelijke waarde – en de waardeontwikkeling- van de woning.
Tarieventabel Afvalstoffenheffing bij de ‘Verordening afvalstoffenheffing’
De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar:
3 als het perceel op 1 januari van het belastingjaar of, als de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht wordt gebruikt door drie of meer personen : € 316,56;
4 als uit de gegevens van de gemeentelijke basisadministratie personen niet blijkt door hoeveel personen het perceel wordt gebruikt (tarief gelijk aan gebruik drie of meer personen): € 316,56;
5.De belasting als bedoeld in onderdeel 1, 2, 3 en 4 wordt voor het op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, in bruikleen hebben van iedere (boven het geen volgens de gemeentelijke afvalstoffenverordening aan het perceel is verstrekt) rolcontainer vermeerderd met € 77,76.
Voor het vaststellen van het aantal personen per huishouden naar de situatie per 1 januari van het belastingjaar of als de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, wordt uitgegaan van de gegevens van de gemeentelijke basisadministratie personen.
Tarieventabel bij de ‘Verordening Lijkbezorgingsrechten’
Het tarief als bedoeld in artikel 6 van de Verordening Havengeld bedraagt exclusief omzetbelasting voor het verblijf van ten hoogste één week voor:
in de periode van oktober tot april: € 0,21
Het tarief als bedoeld in artikel 6 van de Verordening Havengeld Gemeente Hollands Kroon bedraagt voor:
van Den Oever bedraagt het havengeld per jaar per strekkende meter € 47,54
a.Voor het innemen van een vaste ligplaats voor een pleziervaartuig in andere
havens dan Den Oever, bedraagt het havengeld per jaar per strekkende meter € 33,71
Het tarief voor kadegeld bedraagt voor het hebben van voorwerpen op de gemeentelijke kaderuimten € 0,30 per m2 per dag, tenzij de goederen binnen 7 dagen na aanvang van het in beslag nemen worden afgevoerd. Gedeelten van een m2 worden voor een hele m2 gerekend.
Voor schepen, waarvoor de mogelijkheid van reserveren van een ligplaats bestaat, bedraagt de verhoging van het havengeld per reservering € 51,86
Tarieventabel bij de ‘Legesverordening’
Titel 1 Algemene Dienstverlening
Titel 2 Dienstverlening vallend onder fysieke leefomgeving/omgevingsvergunning
Titel 3 Dienstverlening vallend onder Europese dienstenrichtlijn
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2016-178884.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.