Beleidsregel Lokaal Economisch Fonds gemeente Utrecht

Beleidsregel Utrecht

(Besluit van b. en w. d.d. 13 december 2016)

Het college van burgemeester en wethouders van Utrecht;

- gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 3 lid 2 van de Algemene subsidieverordening 2014 (ASV 2014);

- Architectuur Lokaal Economisch Fonds (2015);

- en de Economische Agenda Utrecht 2012 - 2018

BESLUIT:

vast te stellen de volgende beleidsregel:

BELEIDSREGEL Subsidieregeling Lokaal Economisch Fonds (LEF) gemeente Utrecht

 

 

Artikel 1 Begripsbepalingen (reikwijdte en definities)

 

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

a. LEF: deze beleidsregel Lokaal Economisch Fonds.

b. Werkgelegenheidseffect: Nieuw ontstane banen gemeten in FTE’s en/of nieuwe stage- en/of leerwerkplekken.

c. Mensen met afstand tot de arbeidsmarkt: mensen die langer dan drie maanden werkloos- werkzoekend zijn en:

i. Een uitkering ontvangen op grond van de Wet Werk en Bijstand (WWB, met ingang van 1 januari 2015 is dit op grond van de Participatiewet);

ii. Geïndiceerd zijn voor de Wet Sociale Werkvoorziening (WSW);

iii. Een uitkering krijgen op grond van de Werkloosheidswet (WW);

iv. Een uitkering krijgen op grond van de Wet Wajong;

v. Een uitkering ontvangen op grond van de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA);

vi. Niet-uitkeringsgerechtigden personen.

d. Baan: werk waarmee in een jaar minimaal een bedrag gelijk aan het minimumloon wordt verdiend. Indien de baan in dienstverband of als inhuur wordt gerealiseerd bestaat een fulltime werkweek van 1 FTE tussen de 36 en 40 uur. Proefplaatsingen met behoud van bijstandsuitkering tellen hierbij niet mee.

e. Structurele banen: vooraf (ex ante) wordt getoetst of het gaat om banen waarvan redelijkerwijs verwacht mag worden dat deze ook op langere termijn blijven bestaan. Bij de vaststelling (ex post) wordt uitgegaan van een structurele baan wanneer deze minimaal 1 jaar bestaat.

f. Leerwerkplekken: Leerwerkplaats voor deelnemers die een opleiding volgen op mbo-niveau waarbij de aanvrager minimaal 12 maanden begeleiding biedt aan de deelnemer. Meestal 1 dag leren en 4 dagen werken bij een bedrijf. Wanneer het niet om een standaard Beroeps Begeleidende Leerweg gaat, wordt de aanvraag getoetst door een opleidingsadviseur.

g. Stageplek: stage waarbij een leerling van een onderwijsinstelling (Praktijk Onderwijs, Voortgezet Speciaal Onderwijs, Middelbaar Beroepsonderwijs, Hoger Beroepsonderwijs, Wetenschappelijk Onderwijs) in de gelegenheid wordt gesteld om in het kader van zijn opleiding relevante praktische ervaring op te doen voor minimaal 3 maanden middels een stagecontract.

h. Cofinanciering: het project wordt uit 1 andere bron van de initiatiefnemers zelf gefinancierd naast het LEF, niet zijnde een andere bijdrage van de gemeente Utrecht. Deze financiering kan uit geldelijke middelen bestaan (Euro’s) of in natura worden ingebracht.

 

 

Artikel 2 Beleidsdoelstelling

 

De gemeente Utrecht stimuleert de economie en werkgelegenheid. Dit doen we via de acht speerpunten die zijn opgenomen in de Economische Agenda Utrecht 2012 – 2018. De regeling LEF heeft tot doel met deze incidentele stimulans structureel 1.750 banen en 500 nieuwe stage en/of leerwerkplekken te creëren.

 

Artikel 3 Eisen aan de aanvrager subsidie

 

Subsidie kan worden aangevraagd door een rechtspersoon en/of een natuurlijke persoon die bij de Kamer van Koophandel is ingeschreven. De aanvrager moet een vestiging of nevenvestiging hebben in de gemeente Utrecht.

 

Artikel 4 Vaststelling subsidieplafond

 

Het college stelt jaarlijks het subsidieplafond vast. Dit wordt gepubliceerd in de subsidiestaat.

 

Artikel 5 Subsidiabele activiteiten

 

In het kader van het Lokaal Economisch Fonds (LEF) subsidieert de gemeente Utrecht activiteiten die een structureel werkgelegenheidseffect hebben. Activiteiten die redelijkerwijs voortvloeien uit normale bedrijfsinvesteringen c.q. bedrijfsvoering komen niet in aanmerking voor subsidie.

 

Bij de stageplekken ligt de focus op mbo plekken. De eisen zijn anders per onderwijsniveau:

 

- Bij een mbo stageplek dient de leerling minimaal 3 maanden fulltime, in het kader van zijn opleiding relevante, praktische ervaring op te doen, bekrachtigd middels een stagecontract. Er is geen maximum aan het aantal mbo stageplekken dat een bedrijf kan aanvragen.

 

- Ook bij een hbo/wo stageplek dient er een stagecontract te zijn voor minimaal 3 maanden fulltime, waarin de leerling in het kader van zijn opleiding relevante, praktische ervaring opdoet. Een bedrijf/organisatie kan 1 keer in het kader van een hbo/wo stageplek aanspraak maken op het lokaal economisch fonds met een maximum van 10 stageplekken.

 

 

Artikel 6 Eisen aan de subsidieaanvraag

 

Aan de subsidieaanvraag wordt een aantal eisen gesteld. De subsidieaanvraag bestaat uit:

a. Een activiteitenplan: in het activiteitenplan beschrijft de aanvrager de activiteiten waarmee het werkgelegenheidseffect gerealiseerd moet worden, en beargumenteert de aanvrager hoe de activiteit leidt tot een structureel werkgelegenheidseffect.

b. Het werkgelegenheidseffect: Het beoogde werkgelegenheidseffect moet kwantitatief worden weergegeven in nieuwe structurele banen (in FTE’s) en/of stageplekken en/of leerwerkbanen, waarbij wordt beargumenteerd waarom deze inschatting reëel is. Van de gerealiseerde banen moet worden aangegeven (in FTE’s) welke geschikt zijn voor mensen met afstand tot de arbeidsmarkt. U aanvraag betreft activiteiten bovenop de normale bedrijfsvoering c.q. bedrijfsinvesteringen van de aanvrager.

c. Planning: de aanvrager geeft middels een planning aan wanneer welke activiteiten worden verricht en wanneer welk resultaat wordt bereikt.

d. Begroting: in de begroting worden de totale projectenkosten die samenhangen met het beoogde werkgelegenheidseffect weergegeven per activiteit. Daarnaast moet uit de begroting duidelijk worden op welke wijze de kosten worden gefinancierd. De bijdrage van co-financiers en de wijze waarop de bijdrage wordt ingebracht, moeten expliciet worden weergegeven.

e. Cofinanciering: er moet voldoende cofinanciering aanwezig zijn.

f. Risicoparagraaf: in de risicoparagraaf beschrijft de aanvrager welke factoren van invloed kunnen zijn op het realiseren van het beoogde werkgelegenheidseffect. Hierbij dient onderscheid te worden gemaakt met interne c.q. externe en beïnvloedbare en niet beïnvloedbare effecten. Bij ieder van de geïnventariseerde risico’s dient een beheersmaatregel te worden opgenomen. De gemeente gebruikt de risicoanalyse om te beoordelen of de een aanvrager een realistisch beeld heeft van de omstandigheden waarin de gesubsidieerde activiteit wordt ondernomen en of hij een goed beeld heeft van zijn beïnvloedingsruimte.

g. Paragraaf waarin de noodzaak van de subsidie wordt aangeven. Hieruit moet tevens blijken dat deze subsidie niet voortvloeit uit normale bedrijfsinvesteringen c.q. bedrijfsvoering.

h. Schriftelijke intentieverklaring van de co-financiers (niet zijnde gemeente Utrecht).

 

Artikel 7 Indiening subsidieaanvraag

 

a. Door of namens het college wordt de periode vastgesteld waarbinnen men subsidieaanvragen kan indienen.

b. De volledige subsidieaanvragen worden op basis van binnenkomst behandeld totdat het subsidieplafond bereikt is.

c. De aanvraag voor een subsidie moet voor het begin van de te subsidiëren activiteit te worden ingediend.

d. Alle aanvragen moeten worden ingediend bij het college, gebruikmakend van het daarvoor bestemde digitale aanvraagformulier. Dit formulier is te vinden op http://www.utrecht.nl/subsidielef.

 

Artikel 8 Verplichtingen aan de activiteiten

 

Om voor subsidie in aanmerking te komen, moet de activiteit aan de volgende verplichtingen voldoen:

a. Het werkgelegenheidseffect van de activiteit, uitgedrukt in nieuwe structurele banen (in FTE’s) en/of stageplekken en/of leerwerkplekken, moet neerslaan binnen de gemeente Utrecht en moet kwantitatief worden weergegeven.

b. Voor het werkgelegenheidseffect moet worden aangegeven op welke wijze deze structureel is.

c. De activiteiten moeten uiterlijk 2020 zijn afgerond.

 

Artikel 9 Hoogte subsidie

 

a. De hoogte van de subsidie bedraagt maximaal 50 % van de totale subsidiabele kosten, waarbij er maxima gelden voor het bedrag per gerealiseerde nieuwe baan/leerwerkplek/stage en voor het totale subsidiebedrag.

 

b. Er kunnen subsidies worden aangevraagd voor:

i. Activiteiten resulterend in nieuwe ontstane banen (in FTE’s) met maximaal € 20.000 subsidie;

ii. Activiteiten resulterend in nieuwe ontstane banen (in FTE’s) met subsidie tussen € 20.000 en € 750.000;

iii. Activiteiten resulterend in stageplekken en/of leerwerkbanen.

 

c. Voor het behalen van het werkgelegenheidseffect is de volgende subsidie beschikbaar:

i. Voor het realiseren van 1 FTE nieuwe werkgelegenheid is maximaal € 4.000 LEF-subsidie beschikbaar;

ii. Voor het realiseren van 1 leerwerkbaan is maximaal € 2.500 LEF-subsidie beschikbaar;

iii. Voor het realiseren van 1 stageplek is maximaal € 500 LEF-subsidie beschikbaar.

 

 

Artikel 10 Beoordelingscriteria en besluitvorming

 

Aanvragen worden beoordeeld op volgorde van binnenkomst.

Bij de beoordeling van de aanvraag wordt bekeken in welke mate de aanvraag voldoet aan de in deze regeling genoemde eisen en criteria.

 

Artikel 11 Voorwaarden aan subsidieverlening

 

Eventuele benodigde vergunningen c.q. ontheffingen dienen bij indiening van het project aanwezig te zijn.

 

Artikel 12 Vaststelling

 

Binnen 3 maanden na beëindiging van het project dient de aanvrager een verzoek tot subsidievaststelling bij de gemeente Utrecht in te dienen. Dit verzoek dient vergezeld te gaan van:

a. een inhoudelijke rapportage;

b. een financiële rapportage.

 

In deze rapportages dient te worden aangegeven op welke manier de activiteiten zijn uitgevoerd en wat resultaten van deze aanvraag waren. Daarbij dient expliciet te worden ingegaan op de in artikel 6 en artikel 9 genoemde vereisten en verplichtingen.

 

Artikel 13 Evaluatie

 

Het beleid in welk kader de subsidie LEF wordt ingezet, wordt jaarlijks geëvalueerd. In deze evaluatie moet ook naar voren komen in welke mate banen zijn gerealiseerd, die geschikt zijn voor mensen met afstand tot de arbeidsmarkt. De evaluatie kan leiden tot aanpassing van de subsidieregeling en deze beleidsregel Lokaal Economisch Fonds.

 

Artikel 14 Inwerkingtreding en citeertitel

 

Deze beleidsregel treedt in werking op 1 januari 2017. De beleidsregel Lokaal Economisch Fonds, vastgesteld op 18 november 2014 , wordt met ingang van deze datum ingetrokken.

Er kan naar deze beleidsregel worden verwezen als beleidsregel Lokaal Economisch Fonds.

Aldus is vastgesteld door burgemeester en wethouders van Utrecht in hun vergadering van 13 december 2016.

De secretaris, De burgemeester,

G.G.H.M. Haanen, J.H.C. van Zanen

Naar boven