Beleidsregels Maatschappelijke Participatie Gemeente Krimpenerwaard 2017

 

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

  • 2.

    In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de Participatiewet;

    • b.

      de verordening: de Verordening maatschappelijke participatie 2017;

    • c.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de Krimpenerwaard;

    • d.

      laag inkomen: het gezinsinkomen dat niet meer bedraagt dan honderdtien procent van de uitkeringsnorm zoals bedoeld in paragraaf 3.2 e.v. van de wet;

    • e.

      inwoner: een persoon die ingeschreven staat in de Basisregistratie Personen van de gemeente Krimpenerwaard;

    • f.

      belanghebbende: de inwoner die een aanvraag indient in het kader van deze regeling;

    • g.

      kind: een kind tot 18 jaar dat ingeschreven staat in de gemeentelijke Basisregistratie Personen en waarvoor de belanghebbende kinderbijslag ontvangt zoals bedoeld in artikel 4 lid 1 onder e van de wet;

    • h.

      schoolgaande kind: een kind in de leeftijd van 4 tot 18 jaar dat door het rijk erkend basis- of voortgezet onderwijs volgt;

    • i.

      maatschappelijke participatie: deelname aan een maatschappelijke, educatieve, sportieve of culturele activiteit die beoogt een sociaal isolement te voorkomen of te doorbreken;

    • j.

      voorziening: financiële dan wel materiele ondersteuning of begeleiding.

    • k.

      voorliggende voorziening: een voorziening waar aanspraak op gemaakt kan worden en die toereikend en passend wordt geacht in de situatie van de belanghebbende zoals bedoeld in de artikelen 15 en 36 van de wet;

    • l.

      doelgroep: de inwoner met een laag inkomen die om financiële redenen niet kan deelnemen aan activiteiten in het maatschappelijk verkeer;

    • m.

      maatschappelijke organisatie: bedrijf, instelling of vereniging dat op sociaal, cultureel, sportief of onderwijsgebied werkzaam is.

Hoofdstuk 2. Voorzieningen schoolgaand kind

Artikel 2. Tegemoetkoming in de kosten van sport of cultuur

  • 1.

    De ouder met een kind in de leeftijd van 4 tot 18 jaar komt in aanmerking voor een voorziening in de vorm van een tegemoetkoming in de kosten van deelname aan activiteiten gericht op sport of cultuur.

  • 2.

    De voorziening dient bij te dragen aan de ontwikkeling van het kind en het kunnen meedoen aan activiteiten gericht op sport of cultuurdeelname.

  • 3.

    De ouder kan op elk moment een aanvraag indienen bij een door het college aangewezen maatschappelijke organisatie.

  • 4.

    Een voorziening wordt eens in de 12 maanden toegekend en geldt voor een sportactiviteit tot een bedrag van € 225,00 of een cultuuractiviteit tot een bedrag van € 450,00.

  • 5.

    De voorziening kan worden ingezet voor de kosten van lidmaatschap, lesgeld en aanschaf materiaal.

Artikel 3. Tegemoetkoming in de schoolkosten

  • 1.

    De ouder met een schoolgaand kind in het voortgezet onderwijs komt in aanmerking voor een voorziening in de vorm van een tegemoetkoming in de schoolkosten en kosten die gemaakt moeten worden om het kind deel te laten nemen aan onderwijsactiviteiten.

  • 2.

    De voorziening bestaat uit:

    • a.

      een jaarlijkse financiële dan wel materiële tegemoetkoming in de schoolkosten tot maximaal een bedrag van € 125,00 per schooljaar;

    • b.

      een eenmalige financiële dan wel materiële tegemoetkoming voor de kosten van de aanschaf van een computer inclusief software en verzekering tot maximaal een bedrag van € 500,00.

  • 3.

    De voorziening kan worden aangevraagd als het kind staat ingeschreven in het voortgezet onderwijs.

  • 4.

    Bij de aanvraag voor een voorziening zoals bedoeld dit artikel gelden tevens aanvullende voorwaarden:

    • de aanvraag voor een voorziening zoals bedoeld onder lid 2 sub a moet voor 1 november van het lopende schooljaar worden ingediend;

    • de aanvraag voor een tegemoetkoming zoals bedoeld onder lid 2 sub b wordt eens in de vijf jaar verstrekt per gezin, zolang het jongste kind voortgezet onderwijs volgt en nog geen 18 jaar is.

  • 5.

    Belanghebbende moet betalingsbewijzen kunnen overleggen waaruit blijkt dat hij daadwerkelijk kosten maakt of heeft gemaakt voor de voorzieningen.

  • 6.

    In afwijking van lid 4 onderdeel 1 kan een ruimere aanvraagperiode worden gehanteerd, als blijkt dat er niet eerder een aanvraag is ingediend en belanghebbende niet heeft kunnen weten dat er een mogelijke aanspraak is op een voorziening.

Hoofdstuk 3. Voorzieningen participatie volwassenen

Artikel 4. Tegemoetkoming arbeidsparticipatie

  • 1.

    De inwoner van 21 jaar of ouder, maar jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd, met of zonder een betaalde baan, die direct of indirect activiteiten onderneemt gericht op arbeid, komt in aanmerking voor een voorziening.

  • 2.

    De voorziening bestaat uit een jaarlijkse financiële tegemoetkoming dan wel materiele ondersteuning of begeleiding ter hoogte van 16% van de maandelijkse bijstandsnorm voor een alleenstaande.

  • 3.

    Bij aanvraag is de persoonlijke situatie van de belanghebbende van belang, waarbij het college:

    • a.

      in het geval dat er sprake is van een uitkeringssituatie rekening houdt met de krachten en bekwaamheden van de belanghebbende en de mate van inspanning die geleverd is om werk te zoeken dan wel naar vermogen te werken.

    • b.

      in het geval dat er sprake is van een werksituatie rekening houdt met de krachten en bekwaamheden van de belanghebbende en mate van inspanning om aan het werk te blijven.

  • 4.

    Bij aanvraag moet de belanghebbende in elk geval voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      ingeschreven staan bij het UWV WERKbedrijf als werkzoekende en;

    • b.

      aantoonbaar solliciteren of anderszins maatschappelijk actief zijn.

  • 5.

    Geen recht op een voorziening zoals bedoeld in dit artikel heeft diegene:

    • a.

      die in de periode van twaalf maanden voorafgaande aan de aanvraag een lagere uitkering dan de van toepassing zijnde normbedrag heeft ontvangen, wegens schending van de arbeidsverplichting, zoals bedoeld in de artikel 9 en 9a van de wet.

    • b.

      die in de periode van twaalf maanden voorafgaande aan de aanvraag een individuele inkomenstoeslag heeft ontvangen.

Artikel 5. Tegemoetkoming maatschappelijke participatie

  • 1.

    De inwoner die de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt komt in aanmerking voor een voorziening gericht op maatschappelijke participatie.

  • 2.

    De voorziening dient bij te dragen aan maatschappelijke betrokkenheid en zelfontplooiing.

  • 3.

    De voorziening bestaat uit een jaarlijkse financiële dan wel materiële tegemoetkoming in de maatschappelijke participatie ter hoogte van 12% van de geldende bijstandsnorm.

  • 4.

    Belanghebbende moet betalingsbewijzen kunnen overleggen waaruit blijkt dat hij daadwerkelijk kosten maakt of heeft gemaakt voor de voorzieningen.

  • 5.

    Geen recht op een voorziening zoals bedoeld in dit artikel heeft diegene die in de periode van twaalf maanden voorafgaande aan de aanvraag een individuele inkomenstoeslag heeft ontvangen dan wel een voorziening als bedoeld in artikel 4 van deze beleidsregels.

Hoofdstuk 4. Bepalingen inzake de verstrekkingen

Artikel 6. Voorwaarden

  • 1.

    Een belanghebbende kan in aanmerkingen komen voor een voorziening als hij

    • a.

      tot de doelgroep behoort zoals bedoeld in artikel 3 van de verordening en

    • b.

      voldoet aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 5 van de verordening.

Artikel 7. Aanvraag en vergoeding van kosten

  • 1.

    Een aanvraag kan alleen schriftelijk worden ingediend met behulp van het daartoe bestemde aanvraag- en inlichtingenformulier.

  • 2.

    Bij toekenning wordt de tegemoetkoming uitbetaald aan belanghebbende of rechtstreeks aan de maatschappelijke organisatie waarop de voorziening betrekking heeft.

  • 3.

    Binnen 24 maanden na afloop van de toekenning kan het college onderzoeken of de voorziening daadwerkelijk besteed is aan maatschappelijke participatie. Als blijkt dat de voorziening niet verantwoord is besteed, kan het college overgaan tot een terugvorderingsactie of overgaan tot verrekening.

Artikel 8. Hardheidsclausule

Een aanvraag wordt overeenkomstig deze beleidsregels afgehandeld, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden die voor belanghebbende zou kunnen leiden tot een onevenredigheid de met deze beleidsregels te dienen doelen.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 9. Inwerkingtreding

Na vaststelling van de Verordening Maatschappelijke Participatie Gemeente Krimpenerwaard 2017 zijn deze beleidsregels met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2017 geldig.

Artikel 10. Overgangsbepaling

Een aanvraag die betrekking heeft op de periode voor 1 januari 2017, maar ingediend is na de inwerkingtreding van deze beleidsregels wordt beoordeeld aan de hand van de in deze beleidsregels opgestelde criteria.

Artikel 11. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Beleidsregels Maatschappelijke Participatie.

 

Aldus besloten door het college van burgemeester en wethouders van Krimpenerwaard, gehouden op 25 oktober 2016

de secretaris, mw. mr. M. Plantinga

de burgemeester, mr. R.S. Cazemier

Naar boven