Subsidieverordening gemeente Oud-Beijerland 2017

De raad van de gemeente Oud-Beijerland;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. ;

gelet op de Wet Maatschappelijke Ondersteuning, artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 4:23 van de Algemene wet bestuursrecht;

b e s l u i t :

vast te stellen de “Subsidieverordening gemeente Oud-Beijerland 2017”

HOOFDSTUK 1 - ALGEMENE BEPALINGEN

Tenzij in deze verordening uitdrukkelijk anders wordt vermeld, is de Algemene wet bestuursrecht onverminderd van toepassing.

ARTIKEL 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    raad:

    de gemeenteraad van Oud-Beijerland;

  • b.

    college:

    het college van burgemeester en wethouders van Oud-Beijerland;

  • c.

    instelling:

    een rechtspersoonlijkheid bezittende organisatie die zonder winstoogmerk activiteiten organiseert;

  • d.

    structurele subsidie:

    een subsidie die aan de subsidieontvanger wordt verstrekt om gedurende een of meerdere kalenderjaren bepaalde, vooraf vastgestelde activiteiten te verrichten;

  • e.

    incidentele subsidie:

    een subsidie die ten behoeve van een eenmalige activiteit wordt verstrekt;

  • f.

    investeringssubsidie:

    een eenmalige subsidie in de kosten van aankoop, stichting of aanpassing van accommodaties binnen de gemeente of voor de aanschaf van duurzame gebruiksgoederen;

  • g.

    initiatievenfonds OBL:

    subsidie ter ondersteuning van initiatieven in Oud-Beijerland.

  • h.

    algemene groepsvrijstellingsverordening:

    verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 127), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;

  • i.

    de-minimisverordening:

    verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU L 352), verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector (PbEU L 352/9) en verordening (EU) nr. 717/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de visserij- en aquacultuursector (PbEU L 190/45), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;

  • j.

    Europees steunkader:

    een mededeling, richtsnoer, kaderregeling, besluit of vrijstellingsverordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie of de Raad van de Europese Unie, gelet op de artikelen 106, derde lid , 107, 108 of 109 van het Verdrag heeft vastgesteld;

  • k.

    onderneming:

    iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent;

  • l.

    verdrag:

    verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

ARTIKEL 2 Reikwijdte van de verordening

Deze verordening is, behoudens in die gevallen waarin voor de verlening van deze subsidies in andere wet-, of regelgeving is voorzien van toepassing op subsidiëring van activiteiten welke door instellingen worden uitgevoerd in het kader van:

  • De Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

  • onderwijs;

  • recreatie en toerisme;

  • cultuur;

  • natuurbehoud;

  • volksgezondheid;

  • openbare orde en veiligheid.

ARTIKEL 3 Uitvoering van de verordening

  • 1.

    Het college is belast met de uitvoering van deze verordening. Uitvoering houdt mede in het verlenen en vaststellen van subsidies binnen de door de raad vastgestelde kaders en binnen het door de raad vastgestelde subsidieplafond.

  • 2.

    Het college kan binnen de door de raad vastgestelde kaders beleidsregels over de verstrekking van de subsidie vaststellen.

  • 3.

    Het college is bevoegd deze verordening geheel of gedeeltelijk buiten toepassing te laten of daarvan af te wijken:

    • a.

      indien en voor zover een rijks- of provinciale subsidie op andere dan in deze verordening gestelde voorwaarden afhankelijk wordt gesteld van verlening van een gemeentelijke subsidie;

    • b.

      voor subsidies, binnen de uitgangspunten van de door de raad vastgestelde kaders welke worden verleend voor activiteiten waarvoor regionale afspraken gelden, of voor een eenmaal plaatsvindende, incidentele gebeurtenis;

ARTIKEL 4 Europees steunkader

  • 1.

    Voor zover dat ten behoeve van het voldoen aan een Europees steunkader noodzakelijk is, kan het college bij subsidieregeling afwijken van deze verordening en deze aanvullen.

  • 2.

    Bij subsidieregelingen waarbij is bepaald dat toepassing kan worden gegeven aan een Europees steunkader, verwijst de subsidieregeling naar het desbetreffende steunkader.

  • 3.

    Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, verwijst de verleningsbeschikking naar de toepasselijke bepalingen van het steunkader.

  • 4.

    Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor vergoeding in aanmerking die voldoen aan de eisen van het desbetreffende steunkader.

  • 5.

    Bij subsidies waarop Europees steunkader van toepassing is, komen ondernemingen alleen in aanmerking voor zover de subsidieverstrekking voldoet aan de voorwaarden van het desbetreffende steunkader.

ARTIKEL 5 Subsidieplafond

1.De raad stelt met het vaststellen van de gemeentebegroting, jaarlijks het subsidieplafond vast.

HOOFDSTUK 2 - DE SUBSIDIEAANVRAAG

ARTIKEL 6 Indienen aanvraag structurele subsidie

  • 1.

    Instellingen die zich richten op de in Artikel 2. genoemde activiteiten, moeten vóór 1 mei van het jaar voorafgaande aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft, de subsidieaanvraag schriftelijk bij het college indienen.

  • 2.

    Het college kan nadere voorschriften geven voor de inrichting van de aanvraag.

  • 3.

    Aanvragen om uitstel voor indiening van de subsidieaanvraag worden tijdig maar uiterlijk vóór 15 april van het jaar voorafgaande aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft met opgaaf van reden ingediend bij het college. Zij beslissen hierover binnen twee weken.

  • 4.

    Indien voor de eerste maal een subsidie wordt aangevraagd, wordt ten minste overlegd:

    • een afschrift van de oprichtingsakte van de rechtspersoon dan wel van de statuten zoals deze laatstelijk zijn gewijzigd;

    • een overzicht van de financiële positie;

    • een omschrijving van de activiteit(en) waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

    • als de aanvrager een onderneming is:

      1. een opgave van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die al zijn of zullen worden ontvangen voor de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

      2. een verklaring als bedoeld in de de-minimisverordening (de-minimisverklaring).

  • 5.

    Als een aanvraag niet volledig is ingediend kan het college besluiten deze niet in behandeling te nemen, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad, binnen een door het college gestelde termijn de aanvraag aan te vullen.

ARTIKEL 7 Indienen aanvraag incidentele subsidie en aanvraag initiatievenfonds OBL

  • 1.

    Een aanvraag voor een incidentele subsidie of het initiatievenfonds OBL moet uiterlijk twee maanden voordat met de activiteit een begin wordt gemaakt schriftelijk bij het college worden ingediend.

  • 2.

    Het college kan in bijzondere gevallen, op verzoek van de aanvrager afwijken van het bepaalde in lid 1., met dien verstande dat de subsidieaanvraag altijd moet worden ingediend voordat de te subsidiëren activiteiten een aanvang nemen.

  • 3.

    Het college kan nadere voorschriften geven voor de inrichting van de aanvraag.

ARTIKEL 8Indienen aanvraag investeringssubsidie

  • 1.

    Een aanvraag voor een investeringssubsidie moet uiterlijk twee maanden voordat met de realisatie van de investering wordt aangevangen, schriftelijk bij het college worden ingediend.

  • 2.

    Het college kan in bijzondere gevallen, op verzoek van de aanvrager afwijken van het bepaalde in lid 1., met dien verstande dat de subsidieaanvraag altijd moet worden ingediend voordat met de realisatie van de investering wordt aangevangen.

  • 3.

    Het college kan nadere voorschriften geven voor de inrichting van de aanvraag.

HOOFDSTUK 3 - SUBSIDIEVERLENING

ARTIKEL 9 Algemene uitgangspunten voor het verstrekken van subsidies

  • 1.

    Subsidie wordt slechts verstrekt voor de bekostiging van activiteiten die van direct belang zijn voor de gemeente Oud-Beijerland en/of haar inwoners.

  • 2.

    Subsidie wordt slechts verstrekt voor activiteiten die geen partijpolitieke, godsdienstige of levensbeschouwelijke vorming beogen.

  • 3.

    Tenzij er sprake is van een op een specifieke doelgroep gerichte activiteit, wordt alleen subsidie verstrekt voor activiteiten, die open staan voor alle groeperingen of personen, zonder onderscheid naar ras, godsdienst, levensovertuiging, sekse of seksuele geaardheid.

  • 4.

    In bijzondere gevallen kan het college subsidie verlenen aan instellingen zonder volledige rechtspersoonlijkheid of aan natuurlijke personen.

ARTIKEL 10 Bevoegd bestuursorgaan

Het college beslist over het verlenen van subsidies, binnen het budget dat door de raad beschikbaar is gesteld.

ARTIKEL 11 Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden

  • 1.

    Naast de in artikelen 4:25 en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht genoemde gevallen weigert het college de subsidie in ieder geval:

    • a.

      als de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108,derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie onverenigbaar is met de interne markt;

    • b.

      als het betreft een aanvrager tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard.

  • 2.

    Onverminderd de vorige leden weigeren burgemeester en wethouders de subsidie in ieder geval als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een Europees steunkader omdat:

    • a.

      subsidie verstrekt zou worden aan een aanvrager die een onderneming drijft die in moeilijkheden verkeert als bedoeld in het desbetreffende steunkader, of

    • b.

      de subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld in het desbetreffende steunkader.

  • 3.

    Onverminderd de vorige leden kunnen burgemeester en wethouders de subsidie verder in ieder geval ook weigeren:

    • a.

      indien de door een instelling ontplooide activiteiten niet direct en aantoonbaar een belang van de Oud Beijerlandse bevolking dienen;

    • b.

      indien de instelling activiteiten ontplooit die strijdig zijn met de doelstelling van de instelling of die discriminerend wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke gronden dan ook zijn;

    • c.

      indien de doelgroep, waarvoor de subsidie wordt aangevraagd in onvoldoende mate zal worden bereikt;

    • d.

      indien de gelden niet of in onvoldoende mate zullen worden besteed voor het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;

    • e.

      indien de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

    • f.

      indien de activiteiten als doublure van al bestaande activiteiten beschouwd kunnen worden, tenzij op grond van spreiding, bereikbaarheid en/of identiteit een zekere pluriformiteit geboden is;

    • g.

      indien de aanvrager ook zonder subsidieverlening over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden, kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken;

    • h.

      indien de subsidieverlening niet past binnen het beleid van de gemeente Oud-Beijerland; als de subsidieverstrekking niet is toegestaan totdat de Europese Commissie met toepassing van artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie verenigbaar is met de interne markt.

  • 4.

    Het college vordert een subsidie met rente terug als dit nodig is ter uitvoering van een vorderingsbesluit van de Europese Commissie of een onherroeplijke rechterlijke uitspraak.

ARTIKEL 12 Besluit tot subsidieverlening

  • 1.

    Het college besluit op een subsidieaanvraag als bedoeld in artikel 6 voor 1 januari van het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2.

    Het college verleent subsidie, binnen het budget dat door de raad beschikbaar is gesteld.

  • 3.

    Het college beslist op een aanvraag als bedoeld in artikel 7 binnen 8 weken nadat de uiterste indieningstermijn is verstreken.

  • 4.

    Het college beslist op een aanvraag als bedoeld in artikel 8 binnen 8 weken nadat de aanvraag, inclusief de benodigde bescheiden zijn ontvangen.

  • 5.

    Bij aanvragen om een subsidie die overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag worden aangemeld bij de Europese Commissie wordt de termijn verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen.

ARTIKEL 13 Uitvoeringsovereenkomst

  • 1.

    Ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening kan een overeenkomst worden gesloten tussen het college en de subsidieontvanger.

  • 2.

    De overeenkomst bevat onder meer bepalingen over de inhoud, duur en wijziging van de overeenkomst.

  • 3.

    In de overeenkomst kan worden bepaald dat de subsidieontvanger verplicht is de activiteiten te verrichten waarvoor de subsidie is verleend.

  • 4.

    In geval de overeenkomst een meerjarig karakter heeft kan een percentage worden opgenomen ter compensatie van de prijsstijgingen.

ARTIKEL 14 Voorschotten

  • 1.

    Het college kan voorschotten op de subsidie verlenen. Deze voorschotten kunnen in vier termijnen, telkens op de 1e dag van een kwartaal worden uitbetaald.

  • 2.

    Het college kan huurbedragen voor gemeentelijke accommodaties en overige vorderingen op een aanvrager rechtstreeks met voorschotten verrekenen.

  • 3.

    Voorschotten worden bij de vaststelling van de subsidie verrekend.

  • 4.

    Op aanzegging van het college stort een aanvrager te veel ontvangen voorschotten terug in de gemeentekas.

  • 5.

    Indien blijkt dat meer aan voorschotten is verleend dan waarop de aanvrager ingevolge de vaststelling recht heeft, kan het college vooruitlopend op de subsidievaststelling bepalen dat:

    • a.

      het verschil wordt teruggestort in de gemeentekas;

    • b.

      het verschil in mindering wordt gebracht op te verstrekken voorschotten op andere subsidies.

  • 6.

    Het college verleent geen voorschotten op de subsidie zodra het kennis heeft genomen van het ontbinden de instelling, conservatoir beslag op (een deel van) het vermogen van de instelling, een ten aanzien van de instelling verleende surseance van betaling dan wel uitgesproken faillissement.

  • 7.

    Het college kan het verlenen van voorschotten opschorten indien een aanvrager naar zijn oordeel niet in voldoende mate de aan de toekenning van de subsidie verbonden verplichtingen nakomt.

HOOFDSTUK 4 - SUBSIDIEVASTSTELLING

ARTIKEL 15 Structurele subsidie

  • 1.

    De ontvanger van een structurele subsidie dient voor 1 mei van het jaar volgend op het jaar waarover subsidie is verleend, schriftelijk een aanvraag tot subsidievaststelling in bij het college.

  • 2.

    Het college kan nadere voorschriften geven voor de inrichting van de aanvraag als bedoeld in het eerste lid.

  • 3.

    Aanvragen om uitstel voor indiening van de aanvraag tot subsidievaststelling worden tijdig maar uiterlijk vóór 15 april van het jaar voorafgaande aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft met opgaaf van reden ingediend bij het college. Zij beslissen hierover binnen twee weken.

  • 4.

    Het college stelt de structurele subsidie definitief vast binnen 13 weken nadat de aanvraag, inclusief de in lid 2. genoemde bescheiden tot vaststelling van de subsidie zijn ingediend.

  • 5.

    Als een aanvraag niet volledig is ingediend kan het college besluiten deze niet in behandeling te nemen, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad, binnen een door het college gestelde termijn de aanvraag aan te vullen.

ARTIKEL 16 Incidentele subsidie en initiatievenfonds OBL

  • 1.

    De ontvanger van een incidentele subsidie of subsidie uit het initiatievenfonds OBL dient binnen 13 weken na afloop van de activiteiten of het tijdvak waarvoor subsidie is verleend, schriftelijk een aanvraag tot subsidievaststelling in bij het college.

  • 2.

    Het college kan nadere voorschriften geven voor de inrichting van de aanvraag als bedoeld in het eerste lid.

  • 3.

    Het college stelt de incidentele subsidie definitief vast binnen 13 weken, nadat de aanvraag, inclusief de benodigde bescheiden tot vaststelling van de subsidie zijn ingediend.

ARTIKEL 17 Enkele vaststelling

In afwijking van het bepaalde in artikel 15 en 16 kan subsidieverlening en subsidievaststelling bij één enkel besluit plaatsvinden.

ARTIKEL 18 Investeringssubsidie

  • 1.

    De ontvanger van een investeringssubsidie dient binnen 13 weken nadat de investering is gerealiseerd schriftelijk een aanvraag tot subsidievaststelling in bij het college.

  • 2.

    Bij de aanvraag als bedoeld in het eerste lid voegt de ontvanger in ieder geval een overzicht van de aan de investering verbonden uitgaven en inkomsten.

  • 3.

    Het college kan verlangen dat bij de aanvraag andere bescheiden, naast de in het tweede lid genoemde overzicht worden overlegd.

  • 4.

    Het college stelt de investeringssubsidie definitief vast binnen 13 weken, nadat de aanvraag tot vaststelling van de subsidie, inclusief de in lid 2. en 3. genoemde bescheiden zijn ingediend.

ARTIKEL 19 Ambtshalve vaststellen

Het college kan de subsidie geheel of gedeeltelijk ambtshalve vaststellen indien:

  • a.

    bij de subsidieverlening een termijn is bepaald, binnen welke de subsidie ambtshalve wordt vastgesteld;

  • b.

    indien de aanvraag tot vaststelling, inclusief de benodigde bescheiden niet binnen de daartoe gestelde termijn zijn ingediend, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad, binnen een door het college gestelde termijn de aanvraag aan te vullen;

  • c.

    de beschikking tot subsidieverlening of de beschikking tot subsidievaststelling wordt ingetrokken of ten nadele van de ontvanger wordt gewijzigd.

ARTIKEL 20 Reserves

  • 1.

    Het college kan beleidsregels opstellen ten aanzien van de vorming van reserves en voorzieningen door de instelling.

  • 2.

    Indien een instelling gedurende een jaar geen activiteiten meer uitvoert zoals bedoeld in Artikel 2, kan het college besluiten de reserves van de instelling die mede met subsidiegelden zijn verkregen of in stand zijn gehouden terug te vorderen.

HOOFDSTUK 5 - VERPLICHTINGEN INSTELLINGEN

ARTIKEL 21 Statuten en bestuur

Van wijzigingen in de statuten doet de instelling binnen vier weken mededeling aan het college.

ARTIKEL 22 Ontbinding instelling

  • 1.

    De instelling doet van een voorgenomen ontbinding onmiddellijk mededeling aan het college.

  • 2.

    Indien subsidiëring door de gemeente heeft geleid tot het verwerven van eigendommen of anderszins tot een batig saldo, is de instelling bij liquidatie aan de gemeente een vergoeding verschuldigd welke na overleg met de instelling door het college wordt vastgesteld.

  • 3.

    De vorige leden zijn van overeenkomstige toepassing bij (voorgenomen) vervreemding of bestemmingswijziging van eigendommen en beschikking over de reserves van de instelling die mede met subsidie zijn verkregen of in stand zijn gehouden.

ARTIKEL 23 Erfstellingen, legaten, enzovoort

De instelling brengt door haar ontvangen erfstellingen, legaten, schenkingen en dergelijke ten bate van de exploitatie van de instelling, tenzij zij uitdrukkelijk voor kapitaalvorming of fondsvorming bestemd waren.

HOOFDSTUK 6 – SLOTBEPALINGEN

ARTIKEL 24 Evaluatie

Indien dit door het college nodig wordt geacht, evalueert het college het proces van subsidieverlening en de werking van deze subsidieverordening.

ARTIKEL 25 Toezichthouders

Het college kan toezichthouders als bedoeld in artikel 5:11 van de Awb aanwijzen, die zijn belast met het toezicht op de naleving van de verplichtingen die zijn opgelegd aan de subsidieontvanger.

ARTIKEL 26 Ontheffing

Het college kan van verplichtingen gesteld bij of op grond van deze verordening ontheffing verlenen, voor zover hiermee geen strijd met hogere regelgeving ontstaat.

ARTIKEL 27 Hardheidsclausule

Het college kan van de bepalingen in deze verordening afwijken, indien toepassing ervan zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard.

ARTIKEL 28 Rekenkamercommissie

De rekenkamercommissie Hoeksche Waard is, op grond van de verordening op de rekenkamercommissie Hoeksche Waard, bevoegd bij de besturen en/of directies van instellingen, die een subsidie van de gemeente Oud-Beijerland ontvangen de mondelinge en schriftelijke inlichtingen in te winnen, die zij nodig heeft voor de uitvoering van een onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het subsidiebeleid van de gemeente Oud-Beijerland.

ARTIKEL 29 Procesbeschrijvingen

Voor het innemen en beoordelen van subsidieaanvragen en aanvragen voor vaststelling van subsidies zijn procesbeschrijvingen vastgesteld. Aan de hand van de beschrijvingen zijn checklists opgesteld op grond waarvan het innemen en beoordelen wordt geregistreerd.

ARTIKEL 30 Overgangsbepaling

Op subsidies die voor de inwerkingtreding van deze verordening verleend zijn, blijven de bepalingen zoals opgenomen in Algemene subsidieverordening gemeente Oud-Beijerland 2006 van toepassing.

ARTIKEL 31 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2017

  • 2.

    Met ingang van de datum genoemd in lid 1. vervalt de Subsidieverordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Oud-Beijerland 2009

ARTIKEL 32 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als Subsidieverordening gemeente Oud-Beijerland 2017.

Vastgesteld door de raad van de gemeente Oud-Beijerland in zijn openbare vergadering gehouden op ,

de griffier,

de voorzitter,

ALGEMENE TOELICHTING “SUBSIDIEVERORDENING GEMEENTE OUD-BEIJERLAND 2017”  

Inleiding

Op 1 januari 1998 is de derde tranche van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in werking getreden. Deze tranche bevat onder meer “Titel 4.2. Subsidies”, waarin algemene regels zijn opgenomen over subsidiëring.

De subsidietitel bevat:

  • dwingende regels, waarvan niet mag worden afgeweken;

  • gangbare regels, die voor normale gevallen de beste regeling geven. Deze bepalingen maken een afwijkende regeling mogelijk door toevoeging van de clausule: “tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald”;

  • aanvullende regels, die normen geven voor de gevallen dat de bijzondere wetgever (bijvoorbeeld de gemeente) zelf geen regel heeft vastgesteld;

  • facultatieve regels, die niet uit zichzelf gelden, maar in een wet, verordening of besluit van toepassing moeten worden verklaard.

 

De Awb geldt ten opzichte van gemeentelijke bepalingen als hogere regelgeving. De raad kan dus geen regels vaststellen die in strijd zijn met de in de Awb opgenomen regels. Ook het letterlijk overnemen van dwingende Awb-bepalingen is niet mogelijk. Ingevolge Artikel 122 van de Gemeentewet vervallen de bepalingen van een gemeentelijke verordening van rechtswege wanneer in het onderwerp van die verordening door een wet wordt voorzien.

 

Noodzaak van een wettelijke grondslag

De hoofdregel van de subsidietitel in de Awb is dat subsidies gebaseerd moeten zijn op een wettelijk voorschrift. Voor gemeenten is dat voorschrift een gemeentelijke verordening. Deze regel komt voort uit de wens de rechtzekerheid van de subsidieaanvrager en de subsidieontvanger te verbeteren.

 

Volgens de Memorie van Toelichting op de Awb moet de subsidieverordening voldoen aan een tweetal minimumeisen. Allereerst wordt een omschrijving verlangd van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend. In de tweede plaats moet de verordening een grondslag bieden voor de verplichtingen die het bestuursorgaan aan de subsidieverlening kan verbinden, voor zover die grondslag niet al in de Awb zelf is neergelegd

 

Terminologie

De in gemeentelijke regelgeving gehanteerde terminologie moet overeenkomen met die van de Awb.

In de subsidieverordening worden dan ook de volgende begrippen gebruikt:

  • verlening : dit is het besluit, waarbij de aanvrager aanspraak krijgt op een bepaald subsidiebedrag;

  • weigering : dit is het besluit, waarbij een bepaalde activiteit niet subsidiabel wordt verklaard c.q. geen subsidie wordt verleend;

  • vaststelling : volgt in de regel na de subsidieverlening, nadat hiertoe een aanvraag is ingediend door de subsidieontvanger.

 

Bevoegdhedenverdeling

Het uitgangspunt waarop de bevoegdhedenverdeling in de nieuwe subsidieverordening is gebaseerd, is dat de raad op hoofdlijnen stuurt en het college zorgt voor de uitvoering hiervan. De raad zet de algemene beleidslijnen uit, stelt de prioriteiten en stelt bij begroting de gelden ter beschikking die per beleidstaak voor subsidiëring in enig jaar beschikbaar zijn.

 

De raad bepaalt ook de diverse grondslagen voor subsidiëring door middel van het vaststellen vankaders. Het college is binnen deze door de raad vastgestelde grenzen verantwoordelijk voor de uitvoering, dat wil zeggen voor de verlening, bevoorschotting, vaststelling en betaling van de subsidies. Ook is het college bevoegd om toezicht en controle uit te oefenen op de naleving van de subsidieafspraken. Daarnaast is het college bevoegd om een subsidie in te trekken, als niet (meer) aan de in de verordening gestelde regels wordt voldaan.

 

Rechtsbescherming

De rechtsbescherming is volledig geregeld in het eerste hoofdstuk van de Awb. Voor een subsidieaanvrager staat de mogelijkheid open om tegen alle besluiten bezwaar aan te tekenen bij het bestuursorgaan dat de beslissing heeft genomen. Tegen een besluit is verder, in tweede instantie, beroep mogelijk bij de rechtbank, sector bestuursrecht. Verlening, weigering en vaststelling van subsidie is altijd een besluit waartegen de subsidieaanvrager bezwaar tegen aan kan tekenen. De mogelijkheden om bezwaar te maken worden dan ook altijd in de betreffende beschikking opgenomen.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

HOOFDSTUK 1 - ALGEMENE BEPALINGEN

 

ARTIKEL 1 Begripsomschrijvingen

Dit artikel omvat alleen de omschrijvingen van die begrippen die in de verordening zijn genoemd en niet in Awb zijn opgenomen.

 

ARTIKEL 2 Reikwijdte van de verordening

Alleen activiteiten die vallen onder de in dit artikel genoemde punten vallen onder de reikwijdte van de verordening. Overige door de gemeente Oud-Beijerland verstrekte subsidies worden op grond van de Awb verstrekt, of vallen onder een andere verordening.

 

In de Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2015 is de brede opdracht voor gemeente neergelegd om zorg te dragen voor de maatschappelijke ondersteuning en de kwaliteit en de continuïteit van voorzieningen (voor mensen met beperkingen, chronische psychische of psychosociale problemen). Meer specifiek gaat het om:

  • -

    Bevorderen sociale samenhang;

  • -

    Bevorderen toegankelijkheid voor mensen met een beperking;

  • -

    Bevorderen veiligheid, leefbaarheid;

  • -

    Voorkomen en bestrijden huiselijk geweld;

  • -

    Ondersteuning mantelzorgers en vrijwilligers;

  • -

    Preventie en vroegtijdige signalering;

  • -

    Ondersteuning bij zelfredzaamheid en participatie, liefst in de eigen leefomgeving;

  • -

    Beschermd wonen en opvang.

 

ARTIKEL 3 Uitvoering van de verordening

Het uitgangspunt waarop de bevoegdheden in de nieuwe subsidieverordening is gebaseerd, is dat de gemeenteraad op hoofdlijnen stuurt en het college zorgt voor de uitvoering hiervan.

 

ARTIKEL 4 Europees steunkader

Om subsidies onder een Europees steunkader te brengen moet de subsidie op het toepasselijke steunkader worden toegesneden. Daarbij kan het nodig zijn dat er afgeweken wordt van de ASV, of dat deze aangevuld wordt. Het eerste lid maakt het college daartoe bevoegd.

 

Het tweede en derde lid zijn een uitvloeisel van de eis van de Europese Commissie dat in subsidieregelingen en -beschikkingen die gebruik maken van het Europees steunkader, het toepasselijke kader expliciet wordt vermeld.

 

Als sprake is van steun die valt onder een Europees steunkader, kunnen uiteraard alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor subsidie in aanmerking komen voor zover die voldoen aan de eisen en voorwaarden van het betreffende steunkader (lid 4). Net zo goed als dat bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, ondernemingen alleen in aanmerking komen als de subsidieverstrekking voldoet aan de voorwaarden van het desbetreffende steunkader (lid 5).

 

ARTIKEL 5 Subsidieplafond

In artikel 4:25 van de Awb wordt de mogelijkheid geschapen een subsidieplafond te hanteren. De bevoegdheid tot vaststelling van een subsidieplafond moet dan wel in de verordening zijn opgenomen. Op grond van het eerste lid van artikel 4:26 van de Awb moet de verordening tevens regelen hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld of welk orgaan dat krachtens de verordening mag doen, dit is in Artikel 3 vastgelegd.

 

HOOFDSTUK 2 - DE SUBSIDIEAANVRAAG

 

ARTIKEL 6 Indienen aanvraag structurele subsidie

De datum voor het indienen van de aanvraag houdt verband met de besluitvorming in het kader van de begrotingscyclus van de gemeente. Dit artikel geeft alleen aan welke gegevens bij een eerste aanvraag moeten worden ingediend, omdat alle instellingen die een eerste aanvraag indienen deze gegevens moeten overleggen. Het college bepaalt in beleidsregels waaraan de overige aanvragen moeten voldoen. Hierbij houdt het college rekening met het uitgangspunt dat de te overleggen stukken in verhouding moeten staan tot de hoogte van het subsidiebedrag.

 

Bij een subsidie aan een onderneming moet voorkomen worden dat subsidie wordt verleend die niet in overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (hierna VWEU). Daarom zijn een tweetal aanvraagvereisten opgenomen die specifiek voor ondernemingen gelden. Ten eerste, om ontoelaatbare cumulatie te voorkomen wordt een overzicht gevraagd van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd die al zijn of zullen worden ontvangen voor de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd (tweede lid, onderdeel d, onder 1). Het gaat naast subsidie bijvoorbeeld om garanties, leningen, korting op de grondprijs, etc. Ten tweede, om subsidie onder de de-minimisverordening te kunnen verlenen moet de onderneming een de-minimisverklaring gevraagd worden (tweede lid, onderdeel d, onder 2). Op basis van een ingeleverde de-minimisverklaring dient het college te controleren of verlenen van de subsidie in overeenstemming is met de de-minimisverordening.

 

ARTIKEL 7 Indienen aanvraag incidentele subsidie en initiatievenfonds OBL

Ook hier geldt dat de datum voor het indienen van de aanvraag verband houdt met het besluitvormingstraject. Alleen in bijzondere gevallen kan het college hiervan afwijken. Het college bepaalt in beleidsregels waaraan de aanvraag moet voldoen.

 

ARTIKEL 8 Indienen aanvraag investeringssubsidie

Ook hier geldt dat de datum voor het indienen van de aanvraag verband houdt met het besluitvormingstraject. Vaak zijn investeringssubsidies niet voorzien en dient de gemeenteraad hiervoor budget beschikbaar te stellen.

 

HOOFDSTUK 3 - SUBSIDIEVERLENING

 

ARTIKEL 9 Algemene uitgangspunten voor het verstrekken van subsidies

De onder 1 tot en met 3 gestelde uitgangspunten zijn kaders (bevoegdheid gemeenteraad) en worden dan ook vastgelegd in de verordening. Het college kan hiervan niet afwijken, tenzij toepassing van deze uitgangspunten zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard (Artikel 27 van deze verordening).

 

Op grond van Artikel 1 en 2 van deze verordening kan het college alleen subsidie verstrekken aan instellingen met een volledige rechtspersoonlijkheid. Op grond van lid 4 van dit artikel kan het college hier, in bijzondere gevallen van afwijken.

 

ARTIKEL 10 Bevoegd bestuursorgaan

De gemeenteraad heeft het budgetrecht, in dit artikel is dan ook vastgelegd, dat het college alleen subsidies kan verstrekken indien de gemeenteraad hiervoor geld beschikbaar heeft gesteld.

 

ARTIKEL 11 Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden

De in dit artikel genoemde weigeringsgronden zijn kaders (bevoegdheid gemeenteraad) en worden dan ook vastgelegd in de verordening.

 

ARTIKEL 12 Besluit tot subsidieverlening

Nadat de gemeenteraad in november de programmabegroting heeft vastgesteld, neemt het college, ten aanzien van de structurele subsidies uiterlijk 31 december een definitieve beslissing in de vorm van een beschikking.

 

Het college beslist op een aanvraag voor een incidentele subsidie, een investeringssubsidie en een subsidie uit het initiatievenfonds OBL binnen 13 weken nadat de aanvraag compleet is, of als de instelling de aanvullende stukken niet (tijdig) indient, binnen 13 weken nadat de uiterste indieningstermijn is verstreken.

 

ARTIKEL 13 Uitvoeringsovereenkomst

Dit artikel maakt het mogelijk dat naast de beschikking tot subsidieverlening een uitvoeringsovereenkomst met een instelling wordt afgesloten.

 

ARTIKEL 14 Voorschotten

Dit artikel maakt het mogelijk dat het college een voorschot op de subsidie kan verlenen en dat dit voorschot eventueel in kwartalen wordt uitbetaald. Ook geeft dit artikel het college de bevoegdheid om een vordering in mindering te brengen op een voorschot op de subsidie.

 

HOOFDSTUK 4 - SUBSIDIEVASTSTELLING

 

ARTIKEL 15 Structurele subsidie

In principe geldt dat de ontvanger van een structurele subsidie een verzoek tot vaststelling in moet dienen bij het college. Het college stelt voorwaarden waaraan dit verzoek moet voldoen. Deze voorwaarden worden bij de subsidieverlening kenbaar gemaakt. Ook hierbij geldt het uitgangspunt dat de te overleggen stukken in verhouding moeten staan tot de hoogte van het subsidiebedrag.

 

ARTIKEL 16 Incidentele subsidie en initiatievenfonds OBL

In principe geldt dat de ontvanger van een incidentele subsidie een verzoek tot vaststelling in moet dienen bij het college. Het college stelt voorwaarden waaraan dit verzoek moet voldoen. Deze voorwaarden worden bij de subsidieverlening kenbaar gemaakt. Ook hierbij geldt het uitgangspunt dat de te overleggen stukken in verhouding moeten staan tot de hoogte van het subsidiebedrag.

 

ARTIKEL 17 Enkele vaststelling

Bijvoorbeeld bij kleine subsidiebedragen kan het college besluiten de ontvanger niet te verplichten een aanvraag tot subsidievaststelling in te dienen. Dit artikel is niet van toepassing op investeringsubsidies. Investeringssubsidies zijn in principe altijd grotere bedragen en het is dan ook bij deze subsidies onwenselijk om niet over te gaan tot vaststelling van de subsidie.

 

ARTIKEL 18 Investeringssubsidie

De ontvanger van een investeringsubsidie moet een verzoek tot vaststelling indienen. Het college stelt voorwaarden waaraan dit verzoek moet voldoen. Deze voorwaarden worden bij de subsidieverlening kenbaar gemaakt. Ook hierbij geldt het uitgangspunt dat de te overleggen stukken in verhouding moeten staan tot de hoogte van het subsidiebedrag.

 

ARTIKEL 19 Ambtshalve vaststellen

Ambtshalve vaststellen houdt in, dat het college overgaat tot subsidievaststelling, zonder dat daartoe een (volledige) aanvraag is ingediend. De subsidie wordt dan vastgesteld op basis van de op dat moment beschikbare gegevens.

 

ARTIKEL 20 Reserves

Dit artikel is gebaseerd op Artikel 4:41 van de Awb, de verordening moet een grondslag bieden om hiervan gebruik te maken. Op grond van de Awb kan de Gemeente Oud-Beijerland nooit een hoger bedrag terugvorderen dan het totaal van de verstrekte subsidie.

 

HOOFDSTUK 5 - VERPLICHTINGEN INSTELLINGEN

 

ARTIKEL 21 Statuten

Wijziging van statuten kan leiden tot beëindiging van de subsidierelatie, bijvoorbeeld doordat de doelstelling van de instelling zodanig wijzigt, dat hoofdactiviteit van deze instelling niet meer valt binnen het gestelde in deze verordening of binnen de gestelde beleidskaders en/of beleidsregels.

 

ARTIKEL 22 Ontbinding instelling

Indien de instelling overgaat tot ontbinding vervalt de subsidierelatie. Het is dan ook van belang dat het college hiervan onmiddellijk op de hoogte wordt gesteld. Bovendien is het van belang dat eigendommen of reserves verkregen met subsidies terug te vorderen zijn door de gemeente.

 

ARTIKEL 23 Erfstellingen, legaten, enzovoort

Op grond van Artikel 10 kan het college subsidie weigeren indien de aanvrager ook zonder subsidieverlening over voldoende gelden beschikt. Indien een instelling een erfstelling, een legaat en dergelijke ontvangt en deze zodanig substantieel is dat subsidieverstrekking niet langer noodzakelijk is, kan het college overwegen de subsidierelatie te beëindigen.

   

HOOFDSTUK 6 – SLOTBEPALINGEN

 

ARTIKEL 24 Evaluatie

Het college kan het proces van subsidieverlening en de werking van de algemene subsidieverordening in ieder geval eens in de vier jaar evalueren.

 

ARTIKEL 25 Toezichthouders

Dit artikel is gebaseerd op Artikel 5:11 van de Awb, de verordening moet een grondslag bieden om hiervan gebruik te maken.

 

ARTIKEL 26 Ontheffing

Bijzondere omstandigheden kunnen het college er toe bewegen om een instelling ontheffing te verlenen van een verplichting.

 

ARTIKEL 27 Hardheidsclausule

Er kunnen zich situaties voordoen dat het handhaven van bepalingen uit deze verordening onredelijk zou zijn. In deze situaties kan het college besluiten van deze bepalingen af te wijken.

 

ARTIKEL 28 Rekenkamercommissie

De rekenkamercommissie kan inlichting inwinnen bij gesubsidieerde instellingen voor uitvoering van een onderzoek in opdracht van de gemeenteraad.

 

ARTIKEL 29 Procesbeschrijvingen

Indien de gemeente procesbeschrijvingen wil hanteren moet de verordening hiervoor een grondslag bieden.

 

ARTIKEL 30 Overgangsbepaling

Uit oogpunt van rechtszekerheid blijven de bepalingen zoals opgenomen in de Algemene subsidieverordening gemeente Oud-Beijerland 2006 van toepassing op subsidies die al zijn verleend voor de inwerkingtreding van deze verordening.

 

ARTIKEL 31 Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 

ARTIKEL 32 Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 

Naar boven