Gemeenteblad van Roerdalen
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Roerdalen | Gemeenteblad 2016, 177089 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Roerdalen | Gemeenteblad 2016, 177089 | Verordeningen |
Algemene plaatselijke verordening Roerdalen 2016
De raad van de gemeente Roerdalen;
Gezien het voorstel van het college burgemeester en wethouders van 20 september 2016,
Rekening houdende met de door het college van burgemeester en wethouders aangereikte Nota van wijzigingen, gedateerd 1 november 2016,
Gelet op de bepalingen van de Gemeentewet,
De Algemene Plaatselijke Verordening Roerdalen 2010 in te trekken en de Algemene plaatselijke verordening Roerdalen 2016 met de bijbehorende toelichting vaststellen, conform bijlage 1;
in te stemmen met het door het college en in het voorkomende geval de burgemeester te laten vaststellen van de “Nadere regels en (meld)formulieren behorende bij de Algemene plaatselijke verordening 2016”, conform bijlage 4 tot en met 14;
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1:4 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing zijn persoonlijk, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet.
Artikel 1:5 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning en ontheffing kunnen worden ingetrokken of gewijzigd als:
Artikel 1:6 Verlening voor onbepaalde tijd
De vergunning of ontheffing geldt voor onbepaalde tijd, tenzij bij de vergunning of ontheffing anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet.
Afdeling 1 Bestrijding van ongeregeldheden
Artikel 2:1a Gebiedsontzeggingen
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- of leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid aan een persoon die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verrichten:
In het geval van overtredingen als bedoeld in het eerste lid kan de burgemeester aan een persoon aan wie tenminste eenmaal een bevel als bedoeld in dat lid is gegeven en die opnieuw één of meer van de bovengenoemde overtredingen begaat, een bevel geven zich gedurende ten hoogste acht weken niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.
Artikel 2:2 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
Het is verboden een betoging op een openbare plaats te houden, waaronder begrepen een samenkomst als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet openbare manifestaties, tenzij degene die dit voornemen heeft daarvan vóór de openbare aankondiging en tenminste twee werkdagen voordat de betoging wordt gehouden, daarvan een schriftelijke kennisgeving doet aan de burgemeester.
Afdeling 3 Bruikbaarheid en aanzien van de weg
Artikel 2:3 Voorwerpen op of aan de weg
Afdeling 4 Veiligheid op de weg
Artikel 2:6 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op een wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of daaraan op andere wijze hinder of gevaar oplevert.
Artikel 2:7 Openen straatkolken e.d.
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of een andere afsluiting die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.
De vaststelling van de bovenvermelde klasse-indeling vindt plaats aan de hand van het scoreformulier risicopotentie evenement (zie bijlage).
Afdeling 6 Toezicht op horecabedrijven
Artikel 2:12 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
elke andere voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken, rookwaren of voedsel voor directe consumptie worden bereid of verstrekt die al dan niet op een andere plek worden genuttigd, met uitzondering van supermarkten en andere vormen van detailhandel waarin in hoofdzaak waren worden verkocht om ergens anders te nuttigen;
Onder openbare inrichting wordt mede verstaan:
een voor het publiek toegankelijke ruimte waarin bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet, handelingen worden verricht die verband houden met dan wel inherent zijn aan het exploiteren van wat in het maatschappelijk verkeer wordt aangeduid als onder andere een smartshop, headshop of growshop of een combinatie van deze winkelvormen.
Artikel 2:13 Exploitatievergunning openbare inrichting
Voor de uitoefening van zijn bevoegdheid als bedoeld in het eerste lid kan de burgemeester nadere regels vaststellen (zie bijlage,“Nadere regels terrassen”). Ten aanzien van het exploiteren of laten exploiteren van een terras dat deel uitmaakt van een openbare inrichting kan de burgemeester in ieder geval nadere regels vaststellen voor:
Het is de exploitant en de leidinggevende van een openbare inrichting, die een horecabedrijf is in de zin van artikel 1 Drank –en Horecawet of een horecabedrijf is in de zin van artikel 2:12, eerste lid, sub a van deze verordening, waar voedsel voor directe consumptie worden bereid of verstrekt, verboden dit voor bezoekers geopend te hebben en bezoekers toe te laten of te laten verblijven tussen 03.00 uur en 07.00 uur.
Het is verboden de sluitingstijd te verlengen zoals opgenomen in het vierde lid als de exploitant of de leidinggevende maximaal op de dag waarop de verlenging betrekking heeft, doch uiterlijk om 23.00 uur, de burgemeester hiervan niet schriftelijk of digitaal in kennis heeft gesteld via het naar waarheid en volledig ingevulde door de burgemeester vastgestelde meldformulier (zie bijlage, meldformulier verlengen sluitingstijd).
Afdeling 6A Bijzondere bepalingen over horecabedrijven als bedoeld in de Drank- en Horecawet
Artikel 2:18b schenktijden paracommerciële rechtspersonen
Een paracommerciële rechtspersoon dat zich voornamelijk richt op het organiseren van activiteiten waarbij het facilliteren van sociale interactie een voorname rol speelt mag alcoholhoudende drank verstrekken vanaf één uur voor de aanvang tot uiterlijk twee uur na afloop van een activiteit die wordt gehouden in verband met de statutaire doelen van deze paracommerciële rechtspersoon. Maar niet later dan 02.00 uur.
Artikel 2:18c bijeenkomsten bij paracommerciële rechtspersonen
Paracommerciële rechtspersonen verstrekken geen alcoholhoudende drank tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard en bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn.
Artikel 2:18d het stellen van voorschriften en beperken vergunning paracommercie
De burgemeester kan in het belang van de handhaving van de openbare orde, de veiligheid, de zedelijkheid, de volksgezondheid en ter bevordering van de naleving van artikel 20 van de Drank- en Horecawet voorschriften aan de vergunning verbinden en de vergunning beperken tot zwak alcoholhoudende drank.
Afdeling 7 Toezicht op gelegenheden voor nachtverblijf
In deze afdeling wordt verstaan onder inrichting: elke al dan niet besloten ruimte waarin, in de uitoefening van beroep, bedrijf of vereniging aan personen de mogelijkheid van nachtverblijf of kamperen wordt gegeven.
Artikel 2:20 Melding exploitatie
Het is verboden een inrichting op te richten, over te nemen, te verplaatsen dan wel de exploitatie of feitelijke leiding van een inrichting te staken, zonder dit schriftelijk te melden aan de burgemeester, binnen drie dagen direct daarna.
Het is verboden een inrichting als bedoeld in deze Afdeling te exploiteren, zonder een nachtregister bij te houden als bedoeld in artikel 438 Wetboek van Strafrecht. Dit verbod geldt eveneens voor de exploitant of beheerder van, dan wel anderszins rechthebbende op een recreatiepark dat gelegenheid geeft tot nachtverblijf.
Artikel 2:22 Verschaffing gegevens nachtregister
Het is verboden in een inrichting de nacht door te brengen zonder naar waarheid en volledig het nachtregister in te vullen als bedoeld in artikel 2:21. Daarbij wordt in ieder geval melding gemaakt van naam, adres, woonplaats, geboortedatum, geboorteplaats, dag van aankomst en dag van vertrek.
Afdeling 8 Toezicht op speelgelegenheden
Artikel 2:23 Speelgelegenheden
Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelgelegenheid te exploiteren of te doen exploiteren. Het verbod is niet van toepassing op:
speelgelegenheden waar de mogelijkheid wordt geboden om het kleine kansspel als bedoeld in artikel 7c van de Wet op de kansspelen te beoefenen, of te spelen op speelautomaten als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen, of de handeling als bedoeld in artikel 1, onder a, van de Wet op de kansspelen te verrichten.
Afdeling 9 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2:27 Vervoer inbrekerswerktuigen
Het verbod is niet van toepassing als de inbrekerswerktuigen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd om zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.
Artikel 2:32 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijke ruimte, dan wel deze te verontreinigen of te gebruiken voor een ander doel dan waarvoor deze is bestemd. Onder deze ruimten worden in elk geval begrepen: portalen, telefooncellen, wachtlokalen voor het openbaar vervoer, parkeergarages, rijwielstallingen.
Artikel 2:38 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan de weg post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, met het kennelijke doel om middelen
als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Artikel 2:38a Openlijk gebruik
Het is verboden op of aan de weg, op een voor publiek toegankelijke plaats of in een voor publiek toegankelijk gebouw middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen en/of stoffen voorhanden te hebben.
Afdeling 11 Bestuurlijke ophouding, veiligheidsrisicogebieden en cameratoezicht op openbare plaatsen
Artikel 2:39 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde in artikel 2:1, 2:3, 2:4, 2:7, 2:29, 2:30, 2:31, 2:32 of 5:22 groepsgewijs niet naleven.
Artikel 2:40 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
Hoofdstuk 3. Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d.
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
Afdeling 2. Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels en dergelijke
Artikel 3:4 Gedragseisen exploitant en beheerder
Naast de gestelde eisen in het eerste lid, is de exploitant en de beheerder niet:
binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;
binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
De exploitant of de beheerder is binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste een maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem ter zake geen verwijt treft.
Artikel 3:7 Intrekking vergunning
Met het oog op de in artikel 3:13 tweede lid, genoemde belangen of in geval van strijdigheid met de bepalingen in dit hoofdstuk kan het bevoegd bestuursorgaan de op basis van artikel 3:3 verleende vergunning voor een seksinrichting intrekken.
Artikel 3:8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
De exploitant en de beheerder dient er voortdurend op toe te zien dat in de seksinrichting:
geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie; en
De burgemeester kan met het oog op de openbare orde en de belangen als neergelegd in de weigeringsgronden van de vergunning, personen aan wie ten minste eenmaal een bevel is gegeven als bedoeld in het derde lid, verbieden zich gedurende bepaalde termijn, anders dan in een openbaar middel van vervoer, te bevinden op of aan de wegen en op de tijden bedoeld in het eerste lid.
Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin een sekswinkel te exploiteren in door het college in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving aangewezen gebieden of delen van de gemeente.
Artikel 3:11 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.
Afdeling 3. Beslissingstermijn en weigeringsgronden
Artikel 3:13 Weigeringsgronden
Afdeling 4. Beëindiging exploitatie; wijziging beheer
Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant heeft besloten de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3:13, eerste lid, aanhef en onder a en b, is van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk 4. Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente
Afdeling 1. Geluidhinder en verlichting
Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 3.148, eerste lid, van het Besluit gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
Op de dagen als bedoeld in het eerste lid dient het ten gehore brengen van extra muziek – hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19a en 2.20 van het Besluit en artikel 4:4van deze verordening - uiterlijk om 01:30 uur te worden beëindigd. Deze verplichting is niet van toepassing op inrichtingen waarvoor tijdens de collectieve festiviteit een ruimere sluitingstijd geldt. In die gevallen moet het ten gehore brengen van extra muziek hoger dan de genoemde geluidsnormen, om 02:00 uur worden beëindigd.
Artikel 4:3 Melding incidentele festiviteiten
Het is een inrichting toegestaan maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19a en 2.20 van het Besluit en artikel 4:4 van deze verordening niet van toepassing zijn mits de houder van de inrichting dit ten minste één week voor de aanvang van de festiviteit schriftelijk heeft gemeld bij het college.
Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 3.148, eerste lid van het Besluit niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting dit ten minste één week voor de aanvang van de festiviteit schriftelijk heeft gemeld bij het college.
Op de dagen als bedoeld in het eerste lid dient het ten gehore brengen van extra muziek - hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19a en 2.20 van het Besluit en artikel 4:4 van deze verordening - uiterlijk om 01.30 uur te worden beëindigd. Deze verplichting is niet van toepassing op inrichtingen waarvoor tijdens de incidentele festiviteit een ruimere sluitingstijd geldt. In die gevallen moet het ten gehore brengen van extra muziek hoger dan de genoemde geluidsnormen, om 02:00 uur worden beëindigd.
Artikel 4:4 Onversterkte muziek
Bij het ten gehore brengen van onversterkte muziek als bedoeld in artikel 2.18, eerste lid onder f en vijfde lid van het Besluit, vanwege het oefenen en het geven van uitvoeringen door muziekgezelschappen zoals orkesten, harmonie- en fanfaregezelschappen, binnen inrichtingen is de onder e. opgenomen tabel van toepassing, met dien verstande dat:
Afdeling 2. Bodem-, weg- en milieuverontreiniging
Artikel 4:6 Verontreiniging bij werkzaamheden op de weg
Indien bij het laden of lossen of vervoeren van stoffen of voorwerpen dan wel bij andere werkzaamheden de weg wordt verontreinigd, is degene die genoemde werkzaamheden verricht, alsmede, indien deze in opdracht handelt, zijn opdrachtgever verplicht:
indien de verontreiniging geen gevaar voor de veiligheid van het verkeer of voor beschadiging van het wegdek oplevert, de weg onmiddellijk na de beëindiging van de werkzaamheden of, indien deze langer dan een dag duren, elke dag onmiddellijk na beëindiging van de werkzaamheden op die dag; te reinigen of te doen reinigen.
Artikel 4:7 Natuurlijke behoefte doen
Het is voor personen verboden binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zijn of haar natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen.
Artikel 4:8 Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen
Sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen.
Afdeling 3. Het bewaren van houtopstanden
Artikel 4:11 Vervaltermijn omgevingsvergunning
Een omgevingsvergunning voor zover deze betrekking heeft op het vellen of doen vellen van een houtopstand als bedoeld in deze afdeling vervalt, indien daarvan niet binnen één jaar na het onherroepelijk worden van de vergunning gebruik is gemaakt. In het geval het een omgevingsvergunning voor meer dan één boom betreft is de omgevingsvergunning voor alle bomen, geveld of niet slechts voor één jaar geldig.
Afdeling 4. Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.
Het is verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de openlucht en buiten de weg gelegen in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel het voorkomen van schade aan de openbare gezondheid, de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen dan wel aanwezig te hebben:
Afdeling 6. Kamperen buiten kampeerterreinen
In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan: een onderkomen of voertuig, waarvoor geen omgevingsvergunning voor het bouwen in de zin van artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
Hoofdstuk 5. Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente
Artikel 5:7 Parkeren van grote voertuigen
Met het oog van de verdeling van de beschikbare parkeerruimte is het verboden een voertuig, dat inclusief de lading een lengte heeft van meer dan 6 meter, te parkeren waar dit buitensporig is met het oog op de verdeling van beschikbare parkeerruimte op alle wegen of weggedeelten, gelegen binnen de bebouwde kom.
Artikel 5:8 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hun anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
Artikel 5:10 Overlast van fiets of bromfiets
Het college kan op de weg gelegen plaatsen aanwijzen waar het in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, verboden is fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.
In deze afdeling wordt verstaan onder standplaats: het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen of het anderszins aanbieden van goederen en diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.
Artikel 5:14 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:7 kan de vergunning worden geweigerd:
indien als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van een vergunning voor het hebben van een standplaats voor het verkopen van goederen een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt.
Artikel 5:15 Toestemming rechthebbende
Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college een standplaats wordt of is ingenomen.
Afdeling 6 Crossterreinen en gemotoriseerd- en ruiterverkeer in natuurgebieden
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
Artikel 5:21 Beperking verkeer in natuurgebieden
Afdeling 8. Verbod vuur te stoken
Artikel 5:22 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken
Mits er geen sprake is van gevaar, overlast of hinder voor de omgeving, is het verbod niet van toepassing op:
Sint Maartensvuren die onder toezicht van de brandweer worden gestookt, mits wordt voldaan aan de brandveiligheidsvoorschriften zoals opgenomen in de nadere regels A- evenementen (zie bijlage, “Nadere regels A –evenementen”) en de voorschriften zoals opgenomen in de verleende ontheffing op grond van artikel 10.2 en 10.63 Wet Milieubeheer.
Hoofdstuk 6. Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Overtreding van het bij of krachtens de artikelen van deze verordening bepaalde en de op grond van artikel 1:3 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
Artikel 6:3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften die strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Artikel 6:4 Inwerkingtreding nieuwe en intrekking oude verordening
De Algemene plaatselijke verordening Roerdalen 2010 wordt ingetrokken.
Besluiten, genomen krachtens de verordening bedoeld in artikel 6:4, die golden op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening en waarvoor deze verordening overeenkomstige besluiten kent, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.
Toelichting op de Algemene plaatselijke verordening 2016 Roerdalen
Deze toelichting is aanvullend op de toelichting op de model-APV van de VNG en heeft betrekking op de afwijkingen van die modelverordening en op de gemaakte keuzen waar in de Model APV alternatieve regelingen worden gegeven. Opmerking verdient dat de artikelen in de model – APV VNG een andere nummering hebben dan de artikelen in de Algemene plaatselijke verordening Roerdalen 2016. Deze toelichting behoort als bijlage bij de Algemene plaatselijke verordening Roerdalen 2016.
Verder wordt in de toelichting gesproken over de Algemene Plaatselijke Verordening 2010 (hierna APV 2010) en de Algemene plaatselijke verordening 2016 (hierna Apv 2016). Deze verschillende termen worden gebruikt om een onderscheid te kunnen maken tussen de oude APV 2010 en de nieuwe Apv 2016.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In dit artikel is een duidelijke definitie opgenomen van het begrip “reclame”. Onder reclame valt ook indirecte reclame. Het gaat hierbij om reclame die niet de directe doelstelling heeft om reclame te maken, maar die wel dat effect heeft. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het maken van reclame middels graffiti op een muur zichtbaar vanaf de openbare weg.
Omdat reclame niet alleen betrekking heeft op handelsreclame, is ook een definitie van het begrip “ideële reclame” opgenomen.
Aan het artikel is de zinsnede toegevoegd “Deze beslistermijn begint de dag na de datum van ontvangst van de aanvraag”. Door deze toevoeging is duidelijk dat de eerste dag na de datum van ontvangst de termijn begint te lopen.
Oude artikel 1:3 APV 2010, Indiening aanvraag, vervallen
De wetgever heeft in de Algemene wet bestuursrecht (hierna Awb) al een sluitend systeem neergelegd voor de afhandeling van aanvragen: die worden ingewilligd of geweigerd.
In artikel 4:5 Awb is daarop één uitzondering gemaakt: een aanvraag die zo gebrekkig is dat die moet worden aangevuld voor ze kan worden afgehandeld kan buiten behandeling worden gelaten. Wel moet de aanvrager de kans krijgen om de aanvraag aan te vullen. In dat systeem past niet dat de gemeente een nieuwe reden introduceert waarmee een aanvraag buiten behandeling kan worden gelaten. In plaats van buitenbehandeling laten zal een aanvraag die onredelijk laat wordt ingediend waardoor een goede beoordeling niet mogelijk is moeten worden afgewezen. Het bevoegd gezag moet dan motiveren waarom een goede toets van bijvoorbeeld de veiligheid of de openbare orde niet mogelijk is omdat de periode tussen het tijdstip van de indiening van de aanvraag en de activiteit waarop die aanvraag ziet daarvoor te kort is.
Een aanvraag die dusdanig laat wordt ingediend dat een volledige, goede en tijdige beoordeling niet mogelijk is zal moeten worden afgewezen in plaats van buiten behandeling worden gelaten. Zie in dit verband de toelichting bij de wijziging van artikel 1:7.
Artikel 1:3 Voorschriften, voorwaarden en beperkingen
Aan het artikel is nog de definitie voorwaarden toegevoegd. Voorwaarden zijn namelijk niet hetzelfde als voorschriften en beperkingen. Zo kan een voorwaarde zijn dat alleen van de toestemming gebruik mag worden gemaakt als zich een bepaalde omstandigheid voordoet. Door de toevoeging worden de mogelijkheden van het bevoegd bestuursorgaan vergroot.
Artikel 1:4 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
Aan het artikel is de zinsnede toegevoegd “tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet”. De aard van de vergunning of ontheffing kan zich namelijk verzetten tegen een persoonlijk karakter.
Artikel 1:5 Intrekken of wijziging van vergunning of ontheffing
Aan onderdeel c is de definitie voorwaarden toegevoegd. Voorwaarden zijn namelijk niet hetzelfde als voorschriften en beperkingen.
Zoals in de toelichting hierboven uiteen is gezet kunnen gemeenten bij verordening geen aanvullende gronden stellen waarmee een aanvraag buiten behandeling kan worden gelaten, zoals voorheen was gedaan in artikel 1:3 APV 2010 ten aanzien van aanvragen die werden ingediend minder dan drie weken vóór het tijdstip waarop de aanvrager de vergunning of ontheffing nodig had. Het is echter weinig zinvol – voor zowel de gemeente als de aanvrager – om te beginnen met een inhoudelijk toetsing van een aanvraag als door het (late) tijdstip van indienen van de aanvraag een – volledige en – goede beoordeling hiervan niet redelijkerwijs mogelijk is vóór de beoogde datum van de activiteit waarvoor de aanvrager de vergunning of ontheffing nodig heeft. Een vergunning of ontheffing zal in dergelijke gevallen niet (tijdig) verleend kunnen worden. Zie in dit verband ook artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht. Een (snelle) weigering schept (snel) duidelijkheid voor de aanvrager en voorkomt een onnodige inspanning aan de kant van de gemeente. Het tweede lid biedt nu een weigeringsgrondslag voor dergelijke gevallen, voor zover de betreffende aanvraag is ingediend minder dan drie weken voor de beoogde datum van de beoogde activiteit en daardoor een behoorlijke behandeling van de aanvraag niet mogelijk is.
Oude artikel 1:9 , Lex Silencio Positivo (hierna LSP), vervallen
Per 1 januari 2012 zijn gemeenten verplicht om in hun verordeningen op te nemen, op welke bepalingen de LSP al dan niet van toepassing is. De gemeente kan de LSP slechts niet van toepassing verklaren, als er sprake is van een dwingende reden van algemeen belang. Wat onder dwingende redenen van algemeen belang verstaan moet worden is bepaald in de Dienstenrichtlijn en wordt verder ontwikkeld in de jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie. Dwingende redenen van algemeen belang zijn bijvoorbeeld: openbare orde, openbare veiligheid en volksgezondheid, doelstellingen van sociaal beleid, bescherming van het milieu en stedelijk milieu met inbegrip van stedelijke en rurale ruimtelijke ordening, etc.
Omwille van de duidelijkheid wordt niet langer in dit artikel geregeld voor welke onder de Europese Dienstenrichtlijn vallende vergunningen of ontheffingen wel of geen LSP van toepassing is, maar bij ieder afzonderlijk artikel zelf. Het oude artikel 1:9 vervalt daarom.
Afdeling 1 Bestrijding van ongeregeldheden
Artikel 2:1a Gebiedsontzeggingen
In de APV 2010 had het college de bevoegdheid om een gebied aan te wijzen waar een gebiedsontzegging kon worden opgelegd. Daarnaast had de burgemeester de bevoegdheid om de gebiedsopzegging op te leggen aan een persoon voor een bepaalde periode. Vanwege de openbare orde en veiligheid zijn beide bevoegdheden nu bij de burgemeester neergelegd. Daarnaast is deze werkwijze ook veel praktischer en efficiënter, omdat bij het opleggen van een gebiedsontzegging geen apart besluit meer door het college en de burgemeester hoeft te worden genomen.
Verder is in het artikel geen limitatieve lijst meer opgenomen van strafbare feiten waarvoor een gebiedsontzegging kan worden opgelegd. In de Apv 2016 is nu opgenomen dat een gebiedsontzegging kan worden opgelegd vanwege het verrichten van strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen. Door deze ruimere formulering heeft de burgemeester meer mogelijkheden om een gebiedsontzegging op te leggen.
In het eerste lid is ook toegevoegd dat de burgemeester naast de gebiedsontzegging kan bevelen zich zodanig buiten dat gebied te gedragen dat het effect daarvan ook in dit gebied direct merkbaar zijn. Door deze toevoeging wordt voorkomen dat iemand buiten het gebied dingen doet die merkbaar zijn binnen dit gebied.
Artikel 2:2 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
Deze bepaling is in de vorm van een verbodsbepaling gegoten. Op deze manier kan de burgemeester optreden als de kennisgeving niet wordt gedaan. En de burgemeester kan de betoging eventueel verbieden.
Afdeling 3 Bruikbaarheid en aanzien van de weg
Artikel 2:3 Voorwerpen op of aan de weg
Op grond van artikel 2:10A tot en met 2:10 D APV 2010 was het verboden zonder voorafgaande vergunning de weg of een weggedeelte anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan. Om de burger, ondernemer en de ambtelijke organisatie te ontlasten is deze vergunningplicht vervangen door nadere regels. De artikelen 2:10 A tot en met 2:10 D zijn daarom vervallen.
In de Apv is nu een verbodsbepaling opgenomen waarin onder andere is geregeld dat het verboden is de weg of een weggedeelte anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan. In de “Nadere regels plaatsen containers, steigers en uitstallingen Roerdalen 2016” is vervolgens geregeld in welke gevallen dit verbod niet geldt.
Door gebruik te maken van deze nadere regels vervalt de vergunningplicht. Voor gevallen waarbij het risico voor de openbare veiligheid groot is blijft wel nog een ontheffingplicht bestaan. Denk bijvoorbeeld aan het plaatsen van een hijskraan op de weg.
Afdeling 4 Veiligheid op de weg
Artikel 2:6 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp
Deze bepaling is misschien niet strikt noodzakelijk, omdat er ook privaatrechtelijk en, wanneer er sprake is van voorwerpen of beplanting op of aan de weg, op grond van artikel 2:3 van de Apv 2016 kan worden opgetreden. Maar dit artikel kan wel praktisch zijn en is sneller in te zetten dan het privaatrecht. Bovendien is het denkbaar dat er sprake is van beplanting of voorwerpen, al dan niet op geruime afstand van de weg, die het uitzicht belemmeren en hinderlijk zijn voor het verkeer. Daarom is dit artikel opgenomen in de Apv 2016.
Artikel 2:8 Rookverbod in bossen en natuurterreinen
Er geldt nu een algemeen verbod om te roken in bossen, bosschages, heide of veengronden of binnen een afstand van dertig meter daarvan. Voorheen gold dit verbod alleen voor de maanden april tot en met september.
Verder is aan het artikel toegevoegd dat het in bossen, bosschages, heide of veengronden of binnen een afstand van dertig meter daarvan verboden is, voor zover het de open lucht betreft, brandende of smeulende voorwerpen te laten vallen, weg te werpen of te laten liggen.
Oude artikel 2:19 APV 2010, Gevaarlijk of hinderlijk voorwerp, vervallen
Dit valt nu onder artikel 2:3 Apv 2016.
Artikel 2:10 en 2:11 Evenementen
Geen vergunningplicht meer voor het organiseren van een A- evenement
In artikel 2:25 APV 2010 was opgenomen dat het verboden is om een evenement te organiseren zonder vergunning van de burgemeester.
Conform de definities van het ‘Handboek openbare orde en veiligheid bij evenementen’ van de Veiligheidsregio Limburg-Noord worden drie klassen evenementen onderscheiden:
A-evenement: regulier eenvoudig evenement.
Binnen onze gemeente zijn optochten, rommel – en speelgoedmarkten, carnavalsactiviteiten, activiteiten Koningsdag, Kerstmarkten, Sint Maarten feesten, dorps - en koningsschieten, jaarmarkten, wielertoertochten, openluchtconcerten alsmede straat- en buurtfeesten hier voorbeelden van.
B-evenement: evenement met verhoogde aandacht en met een gemiddeld risico.
Dit is een evenement met een lokale of regionale uitstraling. Bij een dergelijk evenement wordt naast lokaal publiek ook publiek vanuit de regio verwacht. De bondschuttersfeesten zijn hier voorbeelden van.
C-evenement: risico en grootschalig evenement met een verhoogd risico.
Dit is een evenement met een sterke bovenregionale uitstraling. Bij een dergelijk evenement wordt ook publiek van buiten de regio verwacht. Een voorbeeld van een C – evenement is het Zuid Limburgs Federatiefeest in Montfort.
De klasse-indeling vindt plaats aan de hand van het scoreformulier risicopotentie evenement.
Om te komen tot een lastenvermindering en om de kwaliteit van de regels te verbeteren is de vergunningplicht voor een A - evenement vervallen. Daarvoor in de plaatsen gelden nu de “Nadere regels A- evenementen Roerdalen 2016”. Het evenement hoeft alleen nog te worden gemeld via een meldingsformulier. In de nadere regels zijn de voorschriften e.d. opgenomen die onder de APV 2010 aan de evenementenvergunning werden verbonden.
Geen vergunning meer voor het plaatsen van een tent bij een A -evenement
In de nadere regels A - evenementen zijn ook voorschriften opgenomen over brandveiligheid. Op deze manier wordt de brandveiligheid gewaarborgd. Hierdoor is de vergunningplicht vervallen voor het plaatsen van een tent waarin meer dan 50 personen tegelijk aanwezig zullen zijn bij een A-evenement.
Voor de goede orde, een organisator van een A-evenement blijft verantwoordelijk voor het aanvragen van de overige benodigde vergunningen, ontheffingen en besluiten. Als bijvoorbeeld een weg moet worden afgesloten, dan moet door het college een verkeersmaatregel worden genomen. En als bij het evenement alcoholhoudende dranken worden verstrekt, is een ontheffing op grond van de Drank– en Horecawet vereist. Dit betreft vergunningplichten op grond van nationale wetgeving. De gemeente heeft geen invloed op de vergunningplicht. Deze vergunningvoorschriften kunnen daardoor niet in nadere regels worden ondergebracht. Niettemin is voor de organisator van een A-evenement en voor de gemeente sprake van een lastenverlichting.
Gebleken is dat een uiterste indieningstermijn van acht weken voor bepaalde aanvragen voor een evenementenvergunning te kort is. Voor de reguliere evenementen is deze termijn voldoende, maar met name voor de grootschaligere evenementen met een gemiddeld of hoog risico is de termijn te kort. Er wordt aangesloten bij de eerde vermelde klasse-indeling van evenementen conform het Handboek openbare orde en veiligheid bij evenementen van de Veiligheidsregio Limburg-Noord. Hierbij wordt de uiterste indieningstermijn bij C –evenementen op 26 weken gesteld en bij B evenementen op 14 weken.
Afdeling 6 Toezicht op horecabedrijven Artikel 2:13 Exploitatievergunning
De exploitatievergunning biedt de burgemeester de mogelijkheid om regels te stellen ten behoeve van de woon- en leefsituatie in de omgeving van een horecaonderneming. In een exploitatievergunning worden criteria opgenomen om nadelige beïnvloeding van het woon- en leefklimaat te voorkomen. Bij strijdigheid met deze criteria kan de vergunning worden geweigerd of worden ingetrokken. Een exploitatievergunning is persoonsgebonden.
Meerwaarde van de exploitatievergunning
Op een exploitatievergunning(aanvraag) kan net als op een drank– en horecawetvergunning(aanvraag) de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (hierna: wet Bibob) worden toegepast. Op grond van de wet Bibob kan een onderzoek worden ingesteld naar de integriteit van een ondernemer. In grote lijnen werkt dit als volgt. Als op grond van het vergunningonderzoek twijfels bestaan over de integriteit van een ondernemer wordt aan de aanvrager een Bibob-formulier toegestuurd. Als op grond van dit ingevuld formulier twijfels blijven bestaan over de integriteit van de ondernemer kan het Regionale Expertise en Informatie Centrum (RIEC) worden ingeschakeld. Het RIEC is een gespecialiseerde organisatie die nadere gegevens opvraagt en controleert bij een Bibob-onderzoek. Op grond van dit onderzoek kan het RIEC adviseren om een nader onderzoek te laten instellen door bureau Bibob. Op basis van dit onderzoek kan worden geadviseerd om de vergunning niet te verlenen of in te trekken.
Een drank– en horecawetvergunning wordt alleen verleend voor horecaondernemingen waar bedrijfsmatig alcohol wordt verstrekt voor gebruik ter plaatste. Een exploitatievergunning kan ook worden verleend voor horecaondernemingen waar geen alcohol wordt verstrekt. Dit noemt men ook wel de “droge horeca”. Denk aan cafetaria ‘s, thee- en koffiehuizen, ijssalons, shoarmazaken, zonnestudio’s, clubhuizen van bijvoorbeeld motorclubs en shisha-lounges (bars waar een waterpijp kan worden gerookt).
De meerwaarde van de exploitatievergunning is dat de Wet Bibob ook kan worden toegepast bij horecaondernemingen waar geen alcohol wordt verstrekt.
Door de exploitatievergunningplicht wordt voorkomen dat de gemeente (onbedoeld) criminele activiteiten faciliteert en hierbij (onbedoeld) een klimaat creëert waarbij Roerdalen onveiliger wordt en hierdoor de leefbaarheid in negatieve zin beïnvloedt. In het kader van de bestuurlijke aanpak van de georganiseerde misdaad is de exploitatievergunning een geschikt middel om deze problematiek tegen te gaan en aan te pakken. Daarnaast kan het niet hanteren van de exploitatievergunningplicht een aanzuigende werking hebben. Het risico bestaat namelijk dat criminele organisaties zich juist in Roerdalen vestigen omdat daar de exploitatievergunningplicht niet bestaat. Dit is dan ook één van de redenen waarom steeds meer gemeenten in de provincie Limburg ervoor kiezen om het exploitatievergunningstelsel te gebruiken.
Voor het exploiteren van een terras hoeft geen aparte terrasvergunning te worden verleend. Als een nieuw terras wordt geëxploiteerd of als de bestaande situatie van een terras wijzigt, dan is er alleen een (wijziging van een) exploitatievergunning nodig.
Verder gelden er naast de exploitatievergunningplicht nadere regels voor terrassen. De exploitant van een terras moet voldoen aan deze nadere regels. Dit zorgt voor duidelijkheid en eenduidigheid. De nadere regels kunnen niet worden “aangetast” door het opleggen van vergunningvoorschriften die afwijken van deze nadere regels. Wat in de nadere regels is voorgeschreven, valt buiten het bereik van de exploitatievergunning. De nadere regels hebben betrekking op de verkeersveiligheid, de openbare orde en veiligheid bij het exploiteren van terrassen.
In de APV 2010 was de mogelijkheid opgenomen dat de burgemeester een ontheffing kan verlenen van het sluitingsuur van een horecaonderneming. In de praktijk kwam het er op neer dat bij elke afwijking van het sluitingsuur een ontheffing moest worden verleend.
In artikel 2:13 Apv 2016 is opgenomen in welke gevallen een ruimere sluitingstijd geldt. Tijdens de kermis en Koningsnacht wordt bijvoorbeeld een ruimere sluitingstijd gehanteerd. Ook wordt de horecaondernemers, via een meldplicht, de mogelijkheid geboden om vijf keer per jaar één uur langer open te zijn.
Als gevolg van het opnemen van de sluitingstijden en het meldsysteem in de Apv 2016, hoeft geen ontheffing meer te worden verleend door de burgemeester. Om de openbare orde en veiligheid te waarborgen behoudt de burgemeester wel de bevoegdheid om voor één of meer openbare inrichtingen een andere sluitingstijd vast te stellen.
Afdeling 6A Bijzondere bepalingen over horecabedrijven als bedoeld in de Drank- en Horecawet
Hieronder vallen voornamelijk de dorpshuizen c.q. gemeenschapshuizen. Een maximaal verblijf van één uur na afloop van de verenigingsactiviteit wordt door de paracommerciële horeca als zeer kort ervaren. In de praktijk zien wij dat met name muziekverenigingen, buurtverenigingen, bejaardenverenigingen, vrouwenverenigingen gebruik maken van deze accommodaties. De verruiming tot twee uur na afloop verenigingsactiviteit komt tegemoet aan de wens van de paracommerciële horeca.
Hieronder vallen met name de sportkantines. Door op te nemen dat alleen één uur voor aanvang en tot uiterlijk twee uur na afloop van een activiteit die wordt uitgeoefend in verband met de statutaire doelen van de rechtspersoon alcohol mag worden verstrekt, maar niet later dan 02:00 uur, worden de schenktijden gereguleerd. Bovendien wordt hiermee bewerkstelligd dat het verstrekken van alcoholhoudende dranken een ondersteunend karakter blijft houden. Met andere woorden, voorkomen wordt dat er door ruime schenktijden een verkapt café ontstaat.
Deze bepaling is onder andere op verzoek van KHN, afdeling Roerdalen opgenomen.
Artikel 4 van de Drank- en Horecawet bevat onder meer de verplichting bij gemeentelijke verordening regels te stellen waaraan paracommerciële rechtspersonen zich te houden hebben bij de verstrekking van alcoholhoudende drank. Met het opnemen van deze bepaling wordt aan deze verplichting voldaan. Door dit artikel wordt voorkomen dat (veelal gesubsidieerde) paracommerciële instellingen op onaanvaardbare wijze concurreren met de reguliere horeca door bijeenkomsten van persoonlijke aard te houden.
Met bijeenkomsten van persoonlijke aard wordt gedoeld op bijeenkomsten waarbij alcoholhoudende drank wordt genuttigd, die geen direct verband houden met de activiteiten van de desbetreffende paracommerciële instelling, zoals bruiloften, feesten, partijen, recepties, jubilea, verjaardagen. Voor zover die bijeenkomsten ook een zakelijk karakter hebben dat direct verband houdt met de activiteiten van de rechtspersoon, zoals het afscheid van de voorzitter van een vereniging of kampioensreceptie, vallen deze niet onder het bereik van deze bepaling.
Met bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn worden onder ander bedrijfsfeesten, personeelsfeesten, koffietafels bedoeld.
Artikel 25a lid onder b biedt de gemeente de mogelijk om de burgemeester bij in de verordening te stellen regels voorschriften aan een vergunning te verbinden en de vergunning te beperken tot het verstrekken van zwak-alcoholhoudende drank.
Op grond van de gewijzigde wet is de burgemeester verantwoordelijk voor het toezicht en handhaving. Om deze verantwoordelijkheid goed uit te kunnen oefenen is in de verordening aan de burgemeester de bevoegdheid toegekend om voorschriften aan de vergunning te verbinden en om de vergunning te kunnen beperken tot het verstrekken van zwak-alcoholhoudende drank.
Afdeling 7 Toezicht op gelegenheden voor nachtverblijf
De artikelen in de Apv 2016 over het nachtregister zijn nu zodanig geformuleerd zodat, naast een inrichting zoals bedoeld in artikel 2:19 Apv 2016, ook de exploitant of beheerder van, dan wel anderszins rechthebbende op een recreatiepark dat gelegenheid geeft tot nachtverblijf verplicht is om een nachtregister bij te houden. Op deze manier kan bijvoorbeeld de verplichting van het bijhouden van het nachtregister ook worden opgelegd aan een vereniging van eigenaren op een recreatiepark.
Afdeling 8 Toezicht op speelgelegenheden
Artikel 2:23 Speelgelegenheden
In artikel 2:23, tweede lid, onderdeel b, is het bevoegd gezag van de minister van Justitie of de Kamer van Koophandel vervangen door de raad van bestuur van de kansspelautoriteit. Deze bevoegdheid komt sinds de instelling van de kansspelautoriteit op 1 april 2012 en de daarmee samenhangende wijziging van de Wet op de Kansspelen toe aan de raad van bestuur van de kansspelautoriteit.
Afdeling 9 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2:26 Plakken en kladden
De bepalingen die privaatrechtelijk door de rechthebbende kan worden aangepakt zijn uit dit artikel verwijderd.
Artikel 2:30 Verboden drankgebruik
Op grond van artikel 2:30 APV 2010 heeft het college gebieden aangewezen waar het verboden is op een openbare plaats alcoholhoudende drank te gebruiken of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben. Om het voor de burgers makkelijker en overzichtelijker te maken, maar ook vanwege efficiency redenen, zijn in de Apv 2016 de destijds aangewezen locaties opgenomen. Voor het college blijft echter de mogelijkheid bestaan om nieuwe gebieden aan te wijzen.
Artikel 2:33 Verblijven honden en loslopende honden
Op grond van artikel 2:33 APV 2010 heeft het college plaatsen aangewezen waar het de eigenaar of houder van een hond verboden is die hond te laten verblijven of te laten lopen. Om het voor de burgers makkelijker en overzichtelijker te maken, maar ook vanwege efficiency redenen, zijn in artikel 2:33 Apv 2016 de destijds aangewezen locaties opgenomen. Het oude aanwijzingsbesluit is daarom door het college ingetrokken.
Artikel 2:34 Verontreiniging door honden
Op grond van artikel 2:58 APV 2010 heeft het college plaatsen aangewezen waar de eigenaar of houder van een hond verplicht is ervoor te zorgen dat die hond zich niet van uitwerpselen ontdoet. Vanwege verduidelijking zijn in artikel 2:58 Apv 2016 de destijds aangewezen locaties opgenomen. Het oude aanwijzingsbesluit is door het college ingetrokken.
Afdeling 11 Bestuurlijke ophouding, veiligheidsrisicogebieden en cameratoezicht op openbare plaatsen
Artikel 2:41 Cameratoezicht op openbare plaatsen
Op grond van artikel 151c van de Gemeentewet kan de gemeenteraad aan de burgemeester bij verordening de bevoegdheid verlenen tot het uitvoeren van cameratoezicht op openbare plaatsen in het belang van de handhaving van de openbare orde. Op grond van artikel 2:41, eerste lid Apv 2016 verleent de gemeenteraad zonder beperkingen de bevoegdheid aan de burgemeester tot plaatsing van camera’s ten behoeve van de handhaving van de openbare orde op openbare plaatsen.
Per 1 juli 2016 is artikel 151c van de Gemeentewet gewijzigd, waardoor niet alleen toezicht met vaste camera’s mogelijk is, maar ook met mobiele camera’s. De reden is met name dat vaste camera’s in de praktijk vaak niet adequaat bleven bij het bestrijden van zich snel en gemakkelijk verplaatsende criminaliteit, hinder en vandalisme.
Hoofdstuk 4 Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente
Afdeling 1. Geluidhinder en verlichtingArtikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
Op grond van artikel 4:2 APV 2010 werd door het college collectieve festiviteiten aangewezen waar een hoger geluidsniveau was toegestaan binnen een inrichting voor bepaalde perioden. Omdat al sinds 2010 dezelfde festiviteiten met de daarbij behorende perioden zijn aangewezen, zijn in artikel 4:23 Apv 2016 deze collectieve festiviteiten opgenomen. Op deze manier ontstaat meer duidelijkheid voor de burger, de ondernemer, maar ook voor een toezichthouder. Daarnaast hoeft niet meer ieder jaar door het college een nieuw aanwijzingsbesluit te worden genomen.
Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.
Op grond van artikel 4:21 APV 2010 waren door het college plaatsen aangewezen waar het in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel het voorkomen van schade aan de openbare gezondheid, verboden is landbouwplastic op te slaan, te plaatsen of dan wel aanwezig te hebben. Ook waren er door het college plaatsen aangewezen waar dit verbod niet geldt.
Om het voor de burgers makkelijker en overzichtelijker te maken, maar ook vanwege efficiency redenen, zijn in artikel 4:13 Apv 2016 de destijds aangewezen locaties opgenomen. In de “Nadere regels opslaan plaatsen of aanwezig hebben van landbouwplastic” is vervolgens opgenomen in welke gevallen het verbod niet geldt. Het oude aanwijzingsbesluit is daarom door het college ingetrokken.
Artikel 4:14 Verbod reclame en nadere regels
Het oude vergunningsplichtige artikel 4:23 APV 2010 is geschrapt. In dit artikel was o. a. geregeld dat: “het verboden is zonder vergunning van het bevoegd gezag op of aan een onroerende zaak handelsreclame te maken of te voeren met behulp van een opschrift, aankondiging of afbeelding in welke vorm dan ook, die vanaf de weg zichtbaar is”. In de plaats daarvoor is in artikel 4:14 Apv 2016 een verbodsbepaling voor het maken van reclame opgenomen. Op grond van dit artikel heeft het college de bevoegdheid om in nadere regels vast te stellen wanneer dit verbod niet geldt. Dit betreft de “Nadere regels reclame” Door de “Nadere regels reclame” is er geen Apv vergunning meer nodig voor het maken van reclame.
Ook is het oude artikel 4:23b APV 2010 (handhaving reclame) verwijderd. De bevoegdheid om handhavend op te treden vloeit namelijk al voort uit de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht.
Verder is het oude artikel 5:7 APV 2010 (parkeren reclamevoertuigen) verwijderd. Dit is nu geregeld in de “Nadere regels reclame”.
Artikel 4:15 Bescherming paddenstoelen
Paddenstoelen worden niet beschermd door de Flora- en Faunawet. Om te voorkomen dat in natuurgebieden diverse, veelal eetbare, paddenstoelen worden geplukt is in de bescherming hiervan in de Apv 2016 voorzien.
Verder heeft het college op grond van het oude artikel 4:25 APV 2010 het Nationaal Park de Meinweg aangewezen waar het verboden is om paddenstoelen bij zich te hebben of te plukken. Vanwege verduidelijking en efficiency is dit gebied nu in de Apv 2016 opgenomen. Het oude aanwijzingsbesluit is daarom door het college ingetrokken.
Artikel 5:10 Verzamelen van geld of goederen
In artikel 5:13 APV 2010 was opgenomen dat het verboden is om te collecteren zonder vergunning van het college. Om de burger, ondernemer en de ambtelijke organisatie te ontlasten is deze vergunningplicht vervangen door nadere regels. Door gebruik te maken van de “Nadere regels collecteren” vervalt de vergunningplicht.
artikel 5:16 APV 2010, Vrijheid van meningsuiting, vervallen
In dit artikel werd een uitzondering gemaakt voor het venten met gedrukte stukken. Bij een stelsel met een ventvergunning is dat noodzakelijk, omdat op grond van artikel 7 van de Grondwet geen vergunning mag worden geëist voor het gebruik maken van een zelfstandig middel van bekendmaking. Bij de huidige redactie van artikel 5:12 Apv 2016 is zo’n artikel overbodig.
Artikel 5:14 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden
In artikel 5:18 APV 2010 was opgenomen dat het verboden is zonder vergunning van het college een standplaats in te nemen of te hebben. Op grond van dit artikel heeft het college op 31 december 2009 het “standplaatsenbeleid Roerdalen” vastgesteld.
Vanwege eenduidigheid en duidelijkheid is in artikel 5:14 Apv 2016 opgenomen dat het college nadere regels kan vaststellen voor het innemen of hebben van een standplaats. Het “standplaatsenbeleid Roerdalen” is daarom omgeschreven naar de “Nadere regels standplaatsen Roerdalen 2016”. Het “standplaatsenbeleid Roerdalen” van 31 december 2009 is daarom door het college ingetrokken. In de nadere regels zijn de uitgangspunten van de oude beleidsnotitie overgenomen. Hierbij is de inhoud van de regels niet gewijzigd.
De vergunningplicht bij standplaatsen is gehandhaafd. Het afschaffen van de vergunningplicht leidt namelijk tot enkele praktische bezwaren. Zo wordt bijvoorbeeld in de vergunning de stroomverstrekking geregeld en is door het afschaffen van de vergunning niet meer duidelijk wanneer aan iemand een bepaalde standplaats is toegewezen. Daarnaast leidt het afschaffen van deze vergunningplicht niet tot lastenvermindering. De standplaatsvergunningen worden namelijk voor onbepaalde tijd verleend. Hierdoor zijn al jaren dezelfde standplaatsvergunningen van kracht.
Artikel 5:18 Organiseren van een snuffelmarkt
Voor het organiseren van een snuffelmarkt geldt geen vergunningplicht meer, maar kan onder de voorwaarden zoals genoemd in artikel 5:18 Apv 2016 worden volstaan met een melding.
Afdeling 8. Verbod vuur te stoken
Artikel 5:22 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken
In artikel 5:22, eerste lid Apv 2016, is opgenomen dat het verboden is in de openlucht afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer of anderszins vuur aan te leggen, te stoken of te hebben. Op grond van artikel 5:22, derde lid Apv 2016 kan het college hiervan ontheffing verlenen. In artikel 5:22, tweede lid Apv 2016 is opgenomen dat: “mits er geen sprake is van gevaar, overlast of hinder voor de omgeving, het verbod niet van toepassing is op:
Aan dit artikellid is in de Apv 2016 onderdeel d toegevoegd. Dit luidt als volgt: “Sint Maartensvuren die onder toezicht van de brandweer worden gestookt, mits wordt voldaan aan de brandveiligheidsvoorschriften zoals opgenomen in de “Nadere regels A- evenementen” en de voorschriften zoals opgenomen in de verleende ontheffing op grond van artikel 10.2 en 10.63 Wet Milieubeheer”. Hierdoor is er geen Apv- ontheffing meer nodig voor de Sint Maartensvuren.
Hoofdstuk 6. Straf-, overgangs- en slotbepalingen
In artikel 6:2 APV 2010 was opgenomen dat met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van ons dan wel de burgemeester aan te wijzen personen. Op grond van deze regeling moesten bij elke wijziging en bij het verlopen van een aanwijzingsbesluit de toezichthouders opnieuw worden aangewezen. Om te voorkomen dat telkens nieuwe aanwijzingsbesluiten moeten worden genomen zijn de toezichthouders in de Apv 2016 aangewezen. In de Apv 2016 zijn niet alleen de boa’s en de handhavers van de MER Omgevingsdienst aangewezen, maar bijvoorbeeld ook de medewerkers van de groene brigade en de toezichthouders van de provincie. Het voordeel is tevens dat in geval van samenwerking alle partijen bevoegd zijn om handhavend op te treden.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2016-177089.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.