Verordening op de heffing en invordering van reclamebelasting binnenstad Roosendaal 2017-2021

De raad van de gemeente Roosendaal;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders 1 november 2016;

 

gelet op artikel 227 van de Gemeentewet,

mede gelet op het advies van de gemeenschappelijke regeling Belastingsamenwerking West-Brabant;

 

BESLUIT

 

vast te stellen de Verordening op de heffing en invordering van reclamebelasting binnenstad Roosendaal 2017-2021.

 

 

Artikel 1 Begripsomschrijving

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    tussenpersoon: een natuurlijk persoon of rechtspersoon die zijn bedrijf maakt van het verlenen van bemiddeling bij het tot stand brengen en het sluiten van overeenkomsten in opdracht en op naam van personen tot wie hij niet in een vaste betrekking staat;

  • b.

    reclameobject: een openbare aankondiging in letters, symbolen of kleuren, of een combinatie daarvan, dan wel een reclamevoorwerp, zichtbaar vanaf de openbare weg;

  • c.

    vestiging: een gebouw, of deel daarvan, dat door één organisatie of bedrijf wordt gebruikt;

  • d.

    exploitant: een natuurlijk persoon of rechtspersoon die zijn bedrijf maakt van het ten behoeve van derden tegen vergoeding aanbrengen van reclameobjecten zichtbaar vanaf de openbare weg op door hem daartoe beschikbaar gestelde oppervlakten.

Artikel 2 Aard van de belasting en belastbaar feit

Onder de naam ‘reclamebelasting’ wordt, binnen de gebieden zoals nader aangewezen op de bij deze verordening behorende gewaarmerkte kaart, een directe belasting geheven voor een openbare aankondiging die zichtbaar is vanaf de openbare weg.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1.

    De reclamebelasting wordt geheven van degene van wie, dan wel ten behoeve van wie de openbare aankondiging wordt aangetroffen.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt de reclamebelasting voor een openbare aankondiging, die met vermelding van de naam van een tussenpersoon is gedaan in verband met de verhuur of de verkoop van roerende en onroerende zaken, geheven van die tussenpersoon.

  • 3.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste en tweede lid wordt de reclamebelasting voor een openbare aankondiging die is aangebracht door tussenkomst van een exploitant van die exploitant geheven.

  • 4.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste, tweede en derde lid wordt de reclamebelasting voor een openbare aankondiging geheven van de eigenaar van een vestiging waar de openbare aankondiging zich bevindt indien er geen sprake is van gebruik van die vestiging dan wel het gebruik is beeindigd.

Artikel 4 Vrijstellingen

De reclamebelasting wordt niet geheven voor openbare aankondigingen:

  • a.

    die korter dan 13 weken aanwezig zijn, tenzij deze openbare aankondigingen zijn aangebracht, getoond of vertoond in een voorziening waarin, waaraan of waarop wisselende openbare aankondigingen worden aangebracht, getoond of vertoond, die individueel korter dan 13 weken aanwezig zijn, maar waarbij de verschillende openbare aankondigingen gezamenlijk 13 weken of meer aanwezig zijn;

  • b.

    die als algemene bewegwijzering waarmee een algemeen belang wordt gediend, kunnen worden aangemerkt;

  • c.

    die door de gemeente of in opdracht van de gemeente zijn geplaatst of aangebracht, indien en voor zover de openbare aankondiging geschiedt ter uitvoering van de publieke taak;

  • d.

    aangebracht door of namens winkeliersverenigingen, wijkorganen, (evt. het winkelcentrum) of het park- of centrummanagement, waarbij het reclameobject uitsluitend bestaat uit een vlag, banier of zuil met de naam van de winkeliersvereniging, het wijkorgaan, het winkelcentrum of het park- of centrummanagement;

  • e.

    aangebracht op bouwterreinen, voor zover deze opschriften rechtstreeks betrekking hebben op de op dat terrein in uitvoering zijnde bouwwerkzaamheden;

  • f.

    die door politieke partijen zijn aangebracht en die een ideëel belang dienen;

  • g.

    bestemd voor de verkoop of verhuur van onroerende zaken, indien deze aanwezig zijn in de onmiddellijke nabijheid van de te verkopen of te verhuren zaak;

  • h.

    aangebracht op scholen, ziekenhuizen, kerken en moskeeën, en die uitsluitend betrekking hebben op de functie van het gebouw;

  • i.

    van instellingen, die door de rijksbelastingdienst zijn aangewezen als Algemeen Nut Instellingen (ANBI) of die voldoen aan de criteria van de rijksbelastingdienst voor een Sociaal Belang Behartigende Instelling (SBBI), en die uitsluitend betrekking hebben op de functie van het gebouw of de naam van de instelling;

  • j.

    waarvan de totale oppervlakte per vestiging minder dan 0,01 vierkante meter bedraagt.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief

  • 1.

    De reclamebelasting wordt geheven naar een vast bedrag per vestiging, ongeacht de oppervlakte van de reclameobjecten.

  • 2.

    Het bedrag van de belasting is afhankelijk van de locatie waar deze vestiging is gelegen.

  • 3.

    Indien gebouwen op verschillende aangrenzende percelen of delen daarvan, onderling verbonden zijn en tezamen en met dezelfde naamsduiding worden gebruikt door één belastingplichtige, wordt dit als één vestiging gezien.

  • 4.

    Indien dezelfde belastingplichtige een aantal niet naast elkaar gelegen bebouwde percelen of gedeelten, waarop reclameobjecten zijn aangebracht, in gebruik heeft, worden deze aangemerkt als afzonderlijke vestigingen.

  • 5.

    Het tarief bedraagt voor het hebben van een reclameobject, per vestiging:

    • a.

      In tariefgebied A € 400,00

    • b.

      In tariefgebied B € 250,00

  • 6.

    De tariefgebieden zijn aangegeven op de bij deze verordening behorende gewaarmerkte kaart.

Artikel 6 Wijze van heffing

De reclamebelasting wordt geheven door middel van een aanslag.

Artikel 7 Belastingtijdvak

Het belastingtijdvak is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De belastingschuld ontstaat bij het begin van het belastingtijdvak.

  • 2.

    Indien de belastingplicht na het begin van het belastingtijdvak aanvangt, ontstaat de belastingschuld bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, is de reclamebelasting naar het maandtarief verschuldigd voor zoveel maanden als er in dat jaar, na het tijdstip van de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, wordt de aanslag op verzoek van belastingplichtige verminderd met zoveel twaalfde gedeelten als er in dat jaar na het tijdstip van de beëindiging van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 5.

    Indien een belastingplichtige in de loop van het belastingtijdvak van tariefgebied A naar tariefgebied B, zoals opgenomen in de bij deze verordening behorende kaart, verhuist en aldaar aan andere vestiging in gebruik neemt, wordt de aanslag op verzoek van belastingplichtige verminderd met het verschil tussen de respectievelijke maandtarieven van de beide tariefgebieden, gedurende het resterende aantal volle kalendermaanden in het kalenderjaar.

  • 6.

    Het derde, vierde en vijfde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen hetzelfde tariefgebied verhuist en aldaar een andere vestiging in gebruik neemt.

Artikel 9 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 10 Nadere regels door het Dagelijks Bestuur

Het Dagelijks Bestuur van de Belastingsamenwerking West-Brabant kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de reclamebelasting.

Artikel 11 Kwijtschelding

Bij de invordering van de reclamebelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2017 en geldt tot en met 31 december 2021.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2017.

Artikel 13 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: ‘Verordening reclamebelasting Binnenstad Roosendaal 2017-2021'.

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 8 december 2016,

de griffier, de voorzitter,

Bijlage Kaart begrenzing gebieden reclamebelasting

Behorende bij de Verordening op de heffing en invordering van reclamebelasting binnenstad Roosendaal 2017-2021.

 

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 8 december 2016,

de griffier, de voorzitter,

Naar boven