Gemeenteblad van Weert
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Weert | Gemeenteblad 2016, 174109 | Beleidsregels |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Weert | Gemeenteblad 2016, 174109 | Beleidsregels |
Beleidsregel parttime ondernemen Weert 2016
Alle begrippen die in deze beleidsregel worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen (Bbz 2004), Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Ioaw), Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Voor de toepassing van deze beleidsregels wordt verstaan onder:
Parttime ondernemen (PTO): alle activiteiten die leiden tot een inkomen, dat niet als inkomen uit loondienst (inclusief uitzendwerk) of als inkomen zelfstandige activiteiten wordt aangemerkt als bedoeld in artikel 1 onder b van het Bbz 2004 en artikel 3.6 van de Wet inkomstenbelasting 2001; en die voor de Wet inkomstenbelasting 2001 worden aangemerkt als belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden (artikel 3.1 onder punt 2c wet op de inkomstenbelasting 2001).
Kosten die in het kader van PTO niet toegestaan zijn, betreffen: investeringen, rentelasten, personeelskosten en huur bedrijfspand. Kosten die worden opgevoerd, in strijd met de belastingwetgeving, zijn evenmin aftrekbaar. Vervoerskosten, huisvestingskosten, verkoopkosten, afschrijving en opleiding zijn beperkt aftrekbaar.
De bevoegdheid tot aanpassing van de in deze beleidsregels opgenomen bepalingen
berust bij het hoofd van de afdeling Werk, Inkomen en Zorgverlening.
Artikel 9 - Onvoorziene situaties
In alle gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien of toepassing daarvan niet
overeenkomt met de bedoeling van deze regels, is het hoofd van de afdeling Werk, Inkomen en Zorgverlening bevoegd nadere regels, richtlijnen en richtprijzen vast te stellen. Indien het hoofd van de afdeling Werk, Inkomen en Zorgverlening gebruik maakt van deze bevoegdheid stelt hij de verantwoordelijke wethouder hiervan in kennis.
TOELICHTING BELEID PARTTIME ONDERNEMEN WEERT 2016
Ontwikkelingen PW, Bbz 2004 en daartussen
De arbeidsmarkt ziet er inmiddels anders uit dan enkele jaren geleden. De flexibele schil van de arbeidsmarkt groeit alleen maar. Er zijn veel kleine banen waarmee mensen geen minimuminkomen kunnen verdienen. Sociale diensten schikken zich daarom naar wat er kan. Parttime werk is beter dan geen werk. Dit stukje tekst komt uit de inleiding van de Divosa-monitor factsheet 2015 'Parttime werken in de bijstand' van juli 2015. Daarin zet Divosa de feiten over het onderwerp op een rij. Uit het onderzoek (Benchmarktgegevens 186 gemeenten) blijkt dat 9% van de bijstandsgerechtigden parttime werkt naast de uitkering. Naast de conclusie dat parttime werken steeds belangrijker wordt, blijkt uit de studie dat parttime werkenden rond de € 500,00 per maand verdienen. Bovendien stromen personen met parttime werk ruim twee keer zo vaak uit naar werk dan personen zonder parttime werk. Het onderzoek geeft geen informatie over parttime ondernemen.
Een (startende) zelfstandige kan alleen een beroep op bijstand (Bbz) doen wanneer er sprake is van een levensvatbaar bedrijf of beroep. Dit principe wordt gehanteerd om geen oneerlijke concurrentie te creëren. Een PW-er kan, gelet op dit uitgangspunt, in beginsel geen zelfstandige activiteiten met behoud van uitkering verrichten.
Tussen PW en Bbz bevindt zich een grijze zone die aanleiding kan geven tot onduidelijkheden en waarvoor (invulling van) beleidsregel en afspraken nodig zijn.
In verband daarmee heeft Divosa in oktober 2014 een werkwijzer uitgegeven met als titel “Werkwijzer Parttime ondernemers”.
De mogelijkheden van parttime werken beperkt zich dus niet tot werken in loondienst.
Binnen de PW i.c.m. Bbz bestaat de mogelijkheid voor klanten om zich tijdens een voorbereidingsperiode (van maximaal 12 maanden) te oriënteren op zelfstandig ondernemerschap. Dit staat in artikel 2 lid 3 Bbz 2004. Tijdens deze voorbereidingsperiode (ook wel pre-fase genoemd) worden vaker al op bescheiden schaal zelfstandige activiteiten verricht.
Er zijn al 2 groepen, waarvoor binnen de gemeente Weert nadere regels waren gesteld in het tussenliggende gebied:
Voor de groep bijstandsgerechtigden die activiteiten verrichten die qua aard te beschouwen zijn als zelfstandige activiteiten, maar die niet vallen aan te merken als zelfstandige in de zin van het Bbz, omdat zij of niet kunnen voldoen aan het urencriterium of niet kunnen voldoen aan de levensvatbaarheidstoets. Deze richtlijn wordt aangehaald als de Herijking beleid “bescheiden schalers” en is in 2007 voor het laatst aangepast.
Deze beide regelingen komen te vervallen als deze beleidsregel in werking treedt.
Om te voorkomen dat deze groepen bijstandsgerechtigden de echte zelfstandigen oneerlijk beconcurreren zijn in het verleden (beleids)regels gesteld omtrent ‘bescheiden schalers’.Tenslotte was er, binnen de tweede groep, een kleine subgroep met een aparte status (metaalverzamelaars).
Ook Ioaw-ers, Ioaz-ers, of wel ouderen met een aanvullende uitkering bevinden zich in het gebied tussen PW en Bbz.
Achtergrond maatschappelijke ontwikkelingen
In het sociale domein is het zwaartepunt en bijbehorende wetgeving verschoven van “verzorgen” naar “eigen verantwoordelijkheid” en “participeren”. De huidige bijstandswetgeving gaat uit van “werken naar vermogen”. Gemeenten zijn ten eerste gehouden een zo groot mogelijke uitstroom uit de bijstand te realiseren, zowel voor bestaande als nieuwe doelgroepen en om de instroom van nieuwe bijstandsgerechtigden te voorkomen. Kortom de zelfredzaamheid van de burger te bevorderen.
De burger is zich bewust van de steeds groter wordende eigen verantwoordelijkheid en de terugtrekkende overheid. In de praktijk betekent dit dat zowel vanuit financiële risicospreiding als uit oogpunt van “droombeleving” steeds meer mensen werken in loondienst met een vorm van ondernemen combineren. Ter illustratie: het op internet googelen van “parttime ondernemen” levert 119.000 hits op. In België, waar parttime ondernemen (werken in bijberoep) ook een fiscale status heeft, zou 7% van de beroepsbevolking naast een baan in loondienst ook een officiële nevenactiviteit bedrijven. Bij ons doet men voor de aangifte inkomstenbelasting aangifte van “inkomen uit overige werkzaamheden”, zonder dat dit fiscale faciliteiten met zich meebrengt.
Kortom: de grens tussen loondienst en ondernemen vervaagt.
Het bedrijfsleven reageert op lastenverzwaringen (zowel financiële verzwaring als privatisering en aanbestedingen, als regeldruk) van de overheid door flexibilisering van de arbeidsinzet. Dat uit zich door de toenemende mate van gebruik van uitzendkrachten, korte arbeidscontracten en de inzet van “ZZP-ers” en “freelancers”. Ook dit leidt tot een stijgende combinatie van werken in loondienst en enige vorm van ondernemen of omgekeerd.
Als gevolg van deregulering bij de overheid en herverdeling van werkzaamheden tussen instanties en economische en maatschappelijke ontwikkelingen breidt het werkveld van de bijstand en het “schemergebied” tussen loondienst en ondernemen zich uit.
Maatschappelijke ontwikkelingen vragen ons om opnieuw na te denken over opstellen van beleid. In het “schemergebied” tussen zelfstandigheid en loondienst bestaat behoefte aan en de plicht tot het geven van een nadere invulling.
Het stellen van een nieuwe beleidsregel en het maken van werkafspraken is nodig om te zorgen voor een volledige dekking voor het werkveld tussen PW en Bbz 2004. Het moet gezien worden als nieuwe mogelijkheden om (gedeeltelijke) uitstroom richting zelfstandigheid te bevorderen. Alle activiteiten in het schemergebied worden in deze notitie samengevat met de term parttime ondernemen.
Beoogde doelgroepen parttime ondernemen binnen WIZ
Hierbij kan worden gedacht aan:
Klanten met een verminderde verdiencapaciteit, waaronder:
klanten Ioaw/Ioaz of een partner die gebruik maakt van deze regeling. Ook binnen Ioaw en Ioaz bestaat immers de arbeidsverplichting.
Bij de Ioaz is vanuit de historie opgenomen, dat men niet opnieuw een bedrijf mag starten of zelfstandige activiteiten mag opstarten. Zolang men echter niet volledig werkzaam is in het bedrijf en minder dan 1.225 uur per jaar werkt, voldoet men niet aan het begrip zelfstandigen en is er met betrekking tot de Ioaz geen belemmering.
Hardheidsclausule voor die personen die door een gevarieerd arbeidsverleden (bijvoorbeeld combinatie van loondienst/zelfstandig bedrijf) of in de persoon gelegen omstandigheden een beroep op parttime ondernemen doen. Deze hardheidsclausule maakt in uitzonderingsgevallen ook een traject in omgekeerde volgorde mogelijk (bijvoorbeeld een ondernemer, ouder dan 55 jaar die niet in aanmerking komt voor Bbz oudere zelfstandige i.v.m. de 10 jaren eis)
Hieronder volgt een nadere toelichting van deze doelgroepen.
1. Voorbereidingsperiode ook wel pre-fase genoemd
Voor de voorbereidingsfase als genoemd onder 1 is een wettelijke basis aanwezig in artikel 2 lid 3 Bbz 2004. Ze maakt mogelijk dat mensen die een uitkering PW ontvangen gedeeltelijk worden vrijgesteld van de arbeidsverplichting en begeleiding krijgen bij de start. Benodigd beleid met betrekking tot deze groep heeft vooral betrekking op de wijze waarop de gemeente faciliteert. Nu is regel dat men zich eerst theoretisch voorbereid. De beleidsregel maakt het voor deze groep mogelijk om onder voorwaarden aan de slag te gaan en zichzelf te bewijzen in de praktijk. Daarnaast kunnen individueel workshops aangeboden worden zoals basis administratie, basis belastingen, ondernemersvaardigheden, I’m OK en dergelijke.
2. PTO bij volledige verdiencapaciteit
Bij deze doelgroep staat het vereiste tot progressie centraal. Steeds is het doel dat op termijn uitstroom wordt gerealiseerd. Hier kan het beoogde uitstroomtempo worden afgestemd op de inschatting van de individuele mogelijkheden. Met andere woorden hoe snel is uitstroom mogelijk?
De activiteiten kennen geen vrijblijvendheid. De beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt blijft. Belangstellende maken een bewuste keuze voor beide trajecten. Wel moet natuurlijk e.e.a. op elkaar worden afgestemd. Men mag niet bijvoorbeeld zonder meer stoppen met activiteiten als parttime ondernemer. Ook kan de voorwaarde worden opgelegd dat men pas mag starten als parttime ondernemer als men een parttime baan heeft.
Dit vereist een nauwkeurige beoordeling van de individuele situatie en mogelijkheden, waarbij consulenten Bbz en consulenten werk en inkomen nauw moeten samenwerken om de (financiële) belangen van klant en gemeente zo goed mogelijk te waarborgen.
3. PTO bij permanent verminderde verdiencapaciteit
De verminderde verdiencapaciteit kan van medische, psychische of sociale aard zijn. Het moet gaan om een objectiveerbaar gemaakte beperking waarbij wordt aangesloten bij de daarvoor geldende procedure die de PW kent.
De verdiencapaciteit wordt dan naar rato vastgesteld, waarbij in elk geval het minimumloon per uur moet worden verdiend.
Bij deze doelgroep moet steeds worden bezien in hoeverre een status quo op een bepaald niveau aanvaardbaar is. Met andere woorden of het plafond is bereikt en dat men “werkt naar vermogen”. Het is duidelijk dat ook deze status quo een regelmatige evaluatie behoeft.
Het mag overigens duidelijk zijn dat toestemming voor parttime zelfstandige activiteiten niet gegeven kan worden wanneer bij de klant in verband met zijn gezondheid, de verdiencapaciteit ontbreekt.
Zoals hiervoor vermeld, is in de Ioaz opgenomen, dat men niet opnieuw een bedrijf mag starten. Zolang men echter niet volledig werkzaam is in het bedrijf en minder dan 800 uur per jaar werkt, voldoet men niet aan het begrip zelfstandigen en is er met betrekking tot de Ioaw en de Ioaz geen belemmering om een bedrijf te starten. Ook binnen die regelingen bestaat immers de arbeidsverplichting. Indien duidelijk wordt dat de gekozen en uitgevoerde werkzaamheden alsnog kunnen uitgroeien tot een volledig bedrijf, kan worden bezien of men kan doorstromen (eventueel via Bbz) naar volledige zelfstandigheid.
Daarnaast is gedefinieerd welke overwegingen van belang zijn bij individualisering en toepassing van de hardheidsclausule. Zo blijkt in de praktijk, dat een deel van de klanten met een grote afstand door parttime ondernemen worden geactiveerd en vervolgens een baan vinden al dan niet in combinatie met zelfstandige activiteiten. Bijvoorbeeld kan worden gedacht aan een alleenstaande moeder met een fysieke beperking en met zorgplicht voor haar moeder.
Ook blijkt dat PW klanten, die alleen geloven in een bestaan als ondernemer, weer open te staan voor werk in loondienst na korte tijd zonder succes parttime ondernemen. Binnen deze groep is parttime ondernemen een prima mogelijkheid om zichzelf te bewijzen.
Het is echter ook bij deze groep nu aan de orde, dat uitstroom op termijn doel blijft en dat het traject wordt beëindigd als er geen progressie is. Het is niet de bedoeling dat PTO een vergaarbak/afvalputje wordt.
De hardheidsclausule maakt in uitzonderingsgevallen ook een traject in omgekeerde volgorde mogelijk.
Zoals hiervoor is vermeld, geldt de beleidsregel niet voor klanten uit de bijstand (PW), Ioaw en Ioaz die zich uitsluitend richten op het vinden van een baan in loondienst.
De beleidsregel is evenmin van toepassing op de gevestigde of startende zelfstandige; voor hen gelden de regels van het Bbz 2004.
De beleidsregel geldt wel voor de PW-ers, Ioaw-ers en Ioaz-ers, die:
Doel van de regel voor PTO is om een soepele doorstroming te organiseren tussen de verschillende regelingen, zonder nieuwe barrières te bouwen. Dat betekent niet dat alles moet kunnen. De beleidsregel voorkomt misbruik en andere risico’s (in de vorm van: oneerlijke concurrentie met gevestigde of startende zelfstandigen, de zorgplicht van de gemeente en dat een aanzuigende werking ontstaat door ruimhartige toepassing van ondernemen in de PW).
De eerdere notities voor werken op bescheiden schaal worden hiermee ingetrokken.
Bij alle groepen geldt, dat een aantal uniforme voorwaarden en verplichtingen in acht moeten worden genomen:
Wanneer de gemeente een klant toestaat om als parttime ondernemer zelfstandige activiteiten te verrichten zal, dit door middel van een getekende aanvraag van de klant en daaropvolgend een beschikking van de gemeente meegedeeld moeten worden.
Voorgesteld wordt om de parttime ondernemer toestemming te laten vragen voor het doen van de zelfstandige parttime activiteiten. Daarmee geeft de klant zelf de intentie tot het doen van een extra inspanning aan. De doelgroep komt/blijft dan ook als klantengroep met een speciaal kenmerk in beeld. Met de officiële aanvraag neemt de klant direct ook kennis van de voorwaarden die daaraan gesteld worden (zie bijlage 2). Bedoeling is de werkwijze eenvoudig te houden, zodat er geen onnodige drempels worden opgeworpen en minimale werkbelasting voor de dienst oplevert.
Ook wordt voorgesteld om, afhankelijk van het klantprofiel, de parttime ondernemer periodiek te prikkelen om na te denken over de mogelijkheid om door te groeien naar echte zelfstandige (eventueel met behulp van de oriënterende fase op zelfstandig ondernemerschap).
Evaluatie individuele voortgang
De toestemming tot parttime ondernemen zal verleend worden onder voorwaarden. Wanneer niet (langer) voldaan wordt aan de voorwaarden zal de toestemming moeten worden ingetrokken. Ook dit zal door middel van een besluit/beschikking moeten gebeuren.
Wanneer de klant door wil gaan met de zelfstandige activiteiten kan dit niet meer (hij voldoet immers niet meer aan de voorwaarden) met PW-uitkering of andere uitkering die hij heeft. Als het erom gaat dat de grens van 800 uur (of een combinatie van uren met de partner) wordt overschreden kan de klant eventueel een beroep op het Bbz 2004.
Wanneer de klant stopt met de zelfstandige activiteiten (als parttime ondernemer) moet daarvoor toestemming worden verleend.
Naast de voorwaarden zullen ook de algemene- en arbeidsverplichtingen, ook specifieke verplichtingen aan de uitkering worden verbonden. Bij het niet of niet volledig naleven van deze verplichtingen zal een maatregel bezien moeten worden.
In de bijlagen zijn alle uitvoeringsdocumenten opgenomen.
Allereerst wordt het voorgestelde beleid samengevat (samenvatting en toelichting bijlage 1). Daarin wordt het Bbz nader toegelicht m.b.t. starters en voorbereidingsfase Bbz. Ook zijn daarin de criteria voor parttime ondernemen nader uitgewerkt.
Specifieke aandacht wordt gevraagd voor het onderdeel ‘inkomsten’ en ‘beschikking aan de klant’ in het voorgestelde beleid (bijlage 1).
In de bijlagen 2 tot en met 5 zijn de documenten toegevoegd, behorend bij het voorgestelde beleid (bijlage 2 aanvraagformulier, bijlage 3 begroting, bijlage 4 beschikking + toelichting en bijlage 5 inkomstenformulier parttime ondernemen).
Bijlage 1: Voorgestelde beleid
Als men als (parttime)zelfstandige actief is, zal eerst bekeken dienen te worden of men zelfstandige is als bedoeld in het Bbz 2004[1].
Criteria voor parttime ondernemen:
Overige voorwaarden en verplichtingen:
Er worden verschillende klantgroepen onderscheiden. Middels een officiële aanvraag besluit de gemeente over de kenmerken van de parttime ondernemer. Dit is bepalend voor de exacte inhoud van de voorwaarden, zoals al dan niet volledig uitstromen op termijn. Categorie parttime ondernemer en exacte voorwaarden worden in rapportage en beschikking vastgelegd. Toekenning vindt altijd plaats voor een afgesloten periode van maximaal een jaar, waarna voortzetting alleen plaatsvindt bij een positieve evaluatie.
Bij een doorgroei waarbij de grens van 800 uur op jaarbasis wordt overschreden moet worden besproken of de parttime ondernemer de activiteiten gaat uitbreiden en doorstarten dan wel of hij/zij aanvullende activiteiten in loondienst gaat accepteren. Bij een doorstart richting zelfstandig bedrijf of beroep biedt het Bbz 2004[2] de mogelijkheid van een voorbereidingsjaar binnen de Participatiewet. Dit is momenteel geregeld in de beleidsnotitie voorbereidingsperiode van de gemeente Weert van 15 december 2010.
De PW, de Ioaz en de Ioaw hebben als hoofdregel dat, behoudens enkele uitzonderingen iedereen beschikbaar is voor arbeid in loondienst. Het doel hiervan is uitstroom, zodat men zelfstandig in zijn levensonderhoud kan voorzien. Naast arbeid in loondienst kan dit ook door zelfstandige activiteiten. Deze zijn op beperkte schaal zelfs mogelijk met een aanvullende uitkering. We noemen dit dan parttime ondernemen. Het verwerven van inkomsten uit zelfstandige activiteiten past prima in het uitgangspunt van geheel of gedeeltelijke uitstroom zoals dit nadrukkelijk geldt in de PW.
Voorgesteld wordt om parttime ondernemen actiever en ruimhartiger toe te passen, maar wel onder strengere voorwaarden en met duidelijke controlemomenten.
De regels hiervoor zijn te vinden in het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004) en de Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz).
Het belangrijkste criterium dat voor deze richtlijn van belang is het urencriterium[3]. Hiervoor verwijzen het Bbz 2004 en de Ioaz naar de Wet op de inkomstenbelasting 2001[4], waarin bepaald is dat er minimaal 1225 uren per (boek)jaar in het eigen bedrijf gewerkt dient te worden om voor zelfstandigenaftrek in aanmerking te komen. Als de beide echtelieden niet duurzaam van elkaar zijn gescheiden en de echtgenoot minimaal 525 uren per (boek)jaar in het bedrijf meewerkt, geldt voor de zelfstandige een minimum van 875 uur.
Indien de persoon die werkzaam is in het eigen bedrijf niet voldoet aan het urencriterium, wordt hij niet aangemerkt als zelfstandige in de zin van het Bbz 2004. Betrokkene wordt dan geacht aangewezen te zijn op arbeid in dienstbetrekking. De verplichtingen gericht op de zelfstandige bestaansvoorziening worden daar dan op afgestemd.
Als men voldoet aan bovengenoemd criterium en nog een aantal andere voorwaarden van de Bbz dan zijn er mogelijkheden voor bijstandsverlening, voor zowel levensonderhoud als bedrijfskapitaal. Dit betreft dan bijstandsverlening aan zelfstandigen waarbij een aantal specifieke regels gelden.
Als de bedrijfs- of beroepsactiviteiten slechts gedurende een deel van het jaar worden gevoerd, wordt het urencriterium niet evenredig verlaagd.
Een criterium dat aandacht behoeft bij de beoordeling om al dan niet als zelfstandige te kunnen worden aangemerkt, is de inschrijving als zodanig bij de Kamer van Koophandel. Deze inschrijving behoort tot de zogenaamde wettelijke vereisten bij de uitoefening van eigen bedrijf of zelfstandig beroep[5]. De uitvoeringspraktijk liet zien dat een aanvraag om bijstand kon worden afgewezen met eenvoudigweg verwijzing naar een registratie bij de Kamer van Koophandel als bedrijf of zelfstandig beroep. De Centrale Raad van Beroep[6] meent dat een afwijzing op dergelijke grond, een deugdelijke motivering mist wegens gebrek aan zorgvuldig, nader onderzoek.
De CRvB kan zich vervolgens niet vinden in het standpunt, dat de bewijslast werd omgekeerd en de belanghebbende moest aantonen niet als zelfstandige werkzaam te zijn en recht op uitkering had.
De gemeente moet zelf nader onderzoek instellen, belanghebbende wijzen op de informatieverplichting[7] en hem confronteren met de onderzoeksresultaten. Dit laat echter onverlet het gebruik van de maatregelen[8] ingeval de belanghebbende niet voldoet aan de verplichtingen.
Arbeidsverplichting in de PW, Ioaw en Ioaz
Zoals al vermeld, is de hoofdregel dat iedere uitkeringsgerechtigde de verplichting heeft om arbeid in loondienst te vinden[9], dan wel inkomsten te verwerven die de afhankelijkheid van de bijstand geheel of gedeeltelijk vermindert. Zolang men aangewezen blijft op een van de regelingen gelden de arbeidsverplichtingen tenzij men vrijgesteld is van deze verplichting. De PW kent geen algemene redenen voor vrijstelling van de arbeidsverplichtingen[10].
De praktijk leert dat er arbeidsplichtige personen zijn die bedrijfsmatige activiteiten verrichten die echter dermate gering zijn dat men daarmee niet in hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien. Men valt dan meestal ook niet onder het begrip zelfstandige als bedoeld in het Bbz 2004. Het feit dat men op deze wijze voor een gedeelte in zijn levensonderhoud voorziet is echter geenszins reden tot ontheffing van de arbeidsverplichtingen.
Het moet voor de betrokkene duidelijk zijn dat de zelfstandige werkzaamheden geen enkele beperking mogen opleveren voor de beschikbaarheid voor arbeid in loondienst.
Wel bestaat de mogelijkheid om de klant een voorbereidende periode op zelfstandig ondernemerschap (de zgn. pre-fase/ voorbereidingsfase van artikel 2 lid 3 en artikel 29 Bbz 2004) aan te bieden. Hierbij krijgt de klant de mogelijkheid om zich maximaal 12 maanden volledig te richten op de voorbereiding van een eigen bedrijf of beroep.
Kenmerken beperkte zelfstandige activiteiten van de parttime ondernemer
Beperkte uren werkzaam in het bedrijf
In het Bbz 2004 is een omschrijving van het begrip “zelfstandige” opgenomen. Daarbij is het doorslaggevend dat wordt voldaan aan het zogenaamde urencriterium. In de praktijk bestaan er situaties waarbij de belanghebbende wel zelfstandige activiteiten verricht, maar op basis van de wet niet als zelfstandige is aan te merken.
Deze activiteiten staan op zich het recht op bijstand niet in de weg. In hoeverre sprake is van parttime ondernemen moet blijken uit de concrete situatie. In deze notitie is uitgegaan van de definitie van parttime ondernemen als er sprake is van inkomen waarbij de opdrachtgever geen vakantietoeslag reserveert.
Daarnaast moet de omvang en het tijdsbeslag van de activiteiten, in hun onderlinge samenhang onder meer worden gelet op de mogelijkheden alsmede intenties van belanghebbende. In hoeverre is er de bedoeling om de omvang van de activiteiten al of niet beperkt te houden om te combineren met werk in loondienst. En kunnen de activiteiten te allen tijde beëindigd worden om volledige uitstroom richting loondienst mogelijk te maken. Ook wordt gekeken naar de motivatie die de klant laat zien alsmede de inspanningen die hij/zij levert om onafhankelijk van bijstand te geraken, zoals sollicitatiegedrag.
Onder oude regelgeving (nog voor nAbw) gold het begrip activiteiten van bescheiden omvang. Deze werkzaamheden mochten niet meer dan 12 uur per week bedragen. De Abw (later WWB) kende hiervoor geen specifieke regels maar wel het algemene principe dat veel nadruk moest worden gelegd op uitstroom, activering en eigen verantwoordelijkheid voor de voorziening van het bestaan. Daardoor bleef het ook onder de WWB mogelijkheid om parttime zelfstandige activiteiten (bescheiden omvang) te verrichten met een aanvullende bijstandsuitkering.
Hoewel hierboven is gesteld dat dit de beschikbaarheid niet mag beperken, moet wel duidelijk zijn dat maatwerk en individualisering[11] hierbij niet uit het oog mogen worden verloren. De zelfstandige werkzaamheden kunnen ertoe leiden dat men uiteindelijk toch uitstroomt. In zo'n traject kan dit leiden tot een versoepeling van een of meer verplichtingen.
Oneerlijke concurrentie niet toegestaan
Als men zelfstandige activiteiten verricht zal eerst moeten worden vastgesteld of men zelfstandige is als bedoeld in het Bbz 2004. Voldoet men hier niet aan, dan is het belangrijkste uitgangspunt dat een niet-levensvatbaar bedrijf niet gesubsidieerd mag worden door middel van een (bijstands)uitkering.
Dit zou oneerlijke concurrentie zijn. Onder bepaalde voorwaarden kan men echter toch zelfstandige activiteiten verrichten met een aanvullende uitkering.
Maximaal 50% van de normale arbeidstijd besteden aan zelfstandige activiteiten
Dit is afgeleid uit jurisprudentie en het gegeven dat men beschikbaar moet blijven voor arbeid in loondienst zodat zelfstandige werkzaamheden op korte termijn kunnen worden beëindigd of verschoven naar het weekend en de avonduren. Op deze wijze kan men ook nooit in aanmerking komen voor de zelfstandigenaftrek voor de belastingheffing. Hiervoor moet men 1225 uur per jaar als zelfstandige werkzaam zijn. Met 50% van de normale arbeidstijd blijft men hier ver genoeg van verwijderd. Dit maximum geldt voor zowel de betrokkene als ook diens partner tezamen. Het mag niet zo zijn dat men ieder 50%, totaal 100% met zelfstandige activiteiten bezig is.
Coaching/beoordeling mogelijkheden uitstroom als zelfstandig ondernemer
Zoals aangegeven dient (periodiek) beoordeeld te worden in hoeverre de hoogte van de inkomsten uit deze activiteiten aanleiding geven tot heroverweging van de categorie waarin de klant is geplaatst.
Periodiek zullen aan de hand van de hoogte deze soort inkomsten van de parttime ondernemer de betreffende klanten uitgenodigd worden om de (on)mogelijkheden van Bbz 2004 (inclusief oriënterende fase op zelfstandig ondernemerschap) te bespreken.
Taak hierbij is eveneens te beoordelen of de inkomsten niet dusdanig hoog zijn dat er moeilijk meer gesproken kan worden over parttime zelfstandigheid. Het is op voorhand ondoenlijk om nu hier regels over vast te stellen. Vanuit praktijkvoorbeelden zal blijken wat een reële grens is, waarbij altijd de mogelijkheid moet blijven bestaan om op grond van de individuele omstandigheden van de betreffende klant hiervan af te wijken (naar boven of naar beneden).
Om bovenstaande te kunnen realiseren zal in SZW-net ‘inkomsten parttime ondernemerschap’ opnieuw opgenomen moeten kunnen worden. Dit zal consequent door consulenten I&Z en medewerkers administratie gebruikt moeten worden. Aan de hand van een query is het dan redelijk eenvoudig om de parttime ondernemer uit het uitkeringenbestand naar ‘boven te halen’. Deze query zal periodiek (eens per 3 maanden) gedraaid worden en zal door de werkleider op consulentniveau verdeeld worden. De consulent I&Z kan overigens altijd voor ondersteuning bij deze beoordeling terugvallen op de consulent Bbz. Voor alle doelgroepen parttime ondernemen geldt, dat de consulent Bbz eenmaal per jaar het inkomen op basis van de jaarrekening en belastingaangifte over het hele jaar zal herbeoordelen. Achteraf wordt daarbij de belastingaanslag gecontroleerd.
Voor de regels die zijn gesteld rond de bepaling van het inkomen volgt hierna onder het kopje “inkomsten” nadere informatie.
Het verrichten van parttime zelfstandige werkzaamheden mag de mogelijkheden tot het vinden van een baan in loondienst of een traject hier naar toe niet in de weg staan.
De gebruikelijke verplichtingen tot arbeidsinschakeling[12] blijven van kracht. Men heeft immers de verantwoordelijkheid om zo snel mogelijk volledig zelf in het bestaan te voorzien. Dat men als parttime ondernemer bezig is mag dit zeker niet in de weg staan. Wel zal een realistische kijk op het geheel moeten plaatsvinden.
Immers klanten met weinig of geen arbeidskansen hebben op deze wijze wellicht een kans om zo door te starten en onafhankelijk van een uitkering te worden eventueel in combinatie met een parttime baan of een partner die inkomsten verwerft.
Er moet voldaan worden aan de wettelijke vereisten
Men zal aan de aan de vestigingseisen moeten voldoen die in de branche gebruikelijk zijn waarbij in ieder geval gedacht kan worden aan een inschrijving bij de Kamer van Koophandel. Verder valt te denken aan vergunningen (b.v. omgevingsvergunning), diplomavereisten en een BTW-nummer.
Er moet een deugdelijke boekhouding gevoerd worden
Om de inkomsten uit zelfstandige arbeid van bescheiden omvang te kunnen vaststellen, moet de klant een boekhouding voeren. Bij heronderzoek of zoveel eerder als gewenst, dient deze ter inzage te worden gegeven. Tevens moeten de jaarstukken (eenvoudige balans en verlies- en winstrekening) en een kopie van de aangifte inkomstenbelasting worden overgelegd.
Er mag geen sprake zijn van oneerlijke en valse concurrentie
De bedrijfskosten dienen in verhouding te zijn tot de omvang van het bedrijf. Reclame-, promotie- en afschrijvingskosten mogen niet excessief worden opgevoerd. Voorkomen dient te worden dat de betrokkene door het opvoeren van b.v. hoge promotiekosten marktvoordelen zou kunnen behalen. Daarnaast dient de parttime ondernemer normale, branchegebruikelijke marktprijzen hanteren.
Er wordt geen maximale inkomensgrens gesteld aan de verkregen inkomsten van de zelfstandige activiteiten.
De inkomsten worden volledig op de bijstandsuitkering in mindering gebracht[13] onder aftrek van het fictieve percentage van artikel 6 Bbz 2004.
Gedeeltelijke vrijlating[14] van de inkomsten is echter mogelijk onder dezelfde voorwaarden als bij inkomsten uit loondienst. De inkomsten moeten blijken uit een deugdelijke boekhouding waarbij dus een verlies- en winstrekening is opgenomen. Deze gegevens dienen uiterlijk 1 juli van het volgende boekjaar aan de gemeente te worden verstrekt, samen met een aangifte inkomstenbelasting (eventueel beide partners).
Het is niet eenvoudig en in sommige gevallen zelfs onmogelijk om maandelijks een redelijk betrouwbare verlies- en winstrekening op te stellen.
Verrekening per maand is echter toch noodzakelijk. Dit kan dan gebaseerd worden op:
beiden altijd met een verrekening achteraf op basis van jaarcijfers;
Vooraf moeten goede afspraken gemaakt worden die in de beschikking worden vastgelegd. Jaarlijks vindt verrekening plaats op basis van de definitieve jaarcijfers. In de beschikking moet staan dat terugvordering[15] plaatsvindt als op basis van het uiteindelijke bedrijfsresultaat blijkt dat het inkomen hoger is dan waarmee eerder rekening is gehouden. De in aanmerking genomen netto winst is in werkelijkheid bruto inkomen, waarover nog geen belasting en premieheffing is betaald. Om die reden wordt bij de maandelijkse korting rekening gehouden met de fiscale consequenties door op de inkomsten in mindering te brengen het forfait dat ook voor zelfstandig ondernemer geldt (artikel 6 lid 2 Bbz 2004). De eventuele belastingaanslagen zullen door de klant zelf betaald moeten worden en hiervoor is geen bijzondere bijstand mogelijk.
Dit laatste maakt voor de klant geen verschil en het belast de administratieve afwikkeling van de gemeente aanzienlijk minder.
Bij het vaststellen van het inkomen zal, hoewel dit niet altijd eenvoudig zal zijn, met name gekeken moeten worden naar de bedrijfskosten. Voor een eenduidige benadering wordt hieronder nader ingegaan op een aantal kostenposten.
Personeelskosten en rentelasten
Deze kosten zullen als regel niet voorkomen. Gelet op het begrip bescheiden van omvang en de relatie naar zelfstandigen zijn ze ook niet acceptabel.
Alleen de zakelijke vervoerskosten zijn acceptabel. Gezien het karakter van de parttime werkzaamheden (bescheiden schaal) moet een auto steeds als privé worden aangemerkt. Hij kan nooit als bedrijfsactief worden opgevoerd. Bij het vaststellen van de kosten kan worden aangesloten bij het bedrag dat voor de belastingwetgeving geldt. Wel zal gekeken moeten worden naar de acceptabele vervoerskilometers waarvoor men verantwoording aflegt middels een z.g. kilometerstaat. Vooraf zal dit goed met de klant moeten worden besproken.
Gezien de aard en omvang van de werkzaamheden zijn deze kosten in principe niet acceptabel. Wanneer dit in de branche gebruikelijk is, kan bij uitzondering hiervan worden afgeweken. Hierbij valt te denken aan een pakhuis of opslagruimte, een atelier naast de eigen woonruimte of woon/bedrijfspand waarvoor geen huursubsidie kan worden ontvangen. Bij deze laatste vorm dient in principe aangesloten te worden bij de Oort-belastingwetgeving die uitgaat van 15% van de totale kosten.
Om geen rechtsongelijkheid te laten ontstaan, kan het bedrag dat als kostenpost wordt geaccepteerd nooit hoger zijn dan het verschil tussen de woonkostennorm in de uitkering[16] en werkelijke huur. Winkelvestigingen zijn als regel uitgesloten omdat men dan niet meer beschikbaar is voor arbeid.
Reclamekosten zijn eerder aan de orde geweest in relatie tot oneerlijke concurrentie. Dit geeft echter nog geen normering voor acceptabele kosten. Hiervoor kan aansluiting worden gezocht bij de norm zoals die doorgaans gehanteerd wordt bij startende ondernemers namelijk 5% van de te verwachten bruto winst. Blijkt uit de verlies- en winstrekening dat een lager bedrag verantwoord wordt, dan geldt dat uiteraard.
Hier is moeilijk een algemene normering voor te geven. Wel zullen de kosten gespecificeerd weergegeven dienen te worden zodat beoordeeld kan worden of hierin investeringen of privé-uitgaven in zijn opgenomen. Deze mogen niet als bedrijfskosten aanvaard worden.
Hierbij is het van belang wat als bedrijfsactiva wordt aanvaard. Dit zal bij het onderzoek duidelijk moeten worden. Slecht die activa die als bedrijfsmiddelen worden geaccepteerd kunnen voor afschrijving in aanmerking komen. Wanneer middelen gedeeltelijk als privé en gedeeltelijk als bedrijfsmiddel worden gekenmerkt is slechts gedeeltelijke afschrijving mogelijk.
Specifiek moet steeds in het beleid worden opgenomen hoe men omgaat met opleidingskosten. Dit omdat in de praktijk blijkt dat klanten parttime ondernemen gebruiken als mogelijkheid om opleidingskosten vergoed te krijgen waarvoor op andere wijze geen mogelijkheden zijn door deze in mindering te brengen op de uitkering.
De opleidingskosten worden op een percentage van de omzet gesteld en mogen maximaal 5% van de omzet bedragen.
Overweging bij eerste besluitvorming en tussentijdse evaluatie
Bij parttime ondernemers is het zeer belangrijk om vooraf de vraag te stellen wat het uiteindelijke doel is en op welke termijn. Dit zal door de consulent Bbz, in overleg met de consulent Werk en inkomen, duidelijk naar de klant worden gecommuniceerd. Het is niet de bedoeling, behoudens voor klanten van categorie 3, dat het hebben van parttime activiteiten een ‘gebed zonder eind’ is/wordt. Echter, voor een deel van onze doelgroep zijn de mogelijkheden beperkt en daarbij is juist de mogelijkheid om als parttime ondernemer een stuk van de uitkering ‘terug te verdienen’ in de bijstand een goede optie. Anderzijds mag niet uit het oog worden verloren dat parttime ondernemen de gemeente ook geld kan kosten (door misbruik). Maar parttime ondernemen kan klanten, net als bij langdurige werkeloosheid, in een “parkeerstand” zetten. Daarom moet parttime ondernemen voor een vooraf bepaalde periode worden toegekend en vervolgens geëvalueerd en al dan niet verlengd.
Bij elke toekenning en verlenging moet worden nagedacht over het toekennen van faciliteiten:
In de beschikking die naar de parttime ondernemer toegaat zal expliciet moeten worden aangegeven dat hij onder voorwaarden toestemming krijgt om parttime zelfstandige activiteiten uit te voeren.
De voorwaarden voor deze toestemming moeten in de beschikking worden opgenomen. Tevens dienen een aantal specifieke verplichtingen aan de uitkering verbonden te worden.
Hiertoe is een beschikking toegevoegd die hiervoor gebruikt kan worden.
Door de controle van de inkomsten en de bedrijfsvoering kan getoetst worden of er nog sprake is van parttime werkzaamheden. Als men het toegestane aantal uren overschrijdt moet de mogelijkheid om door te starten naar een commercieel bedrijf worden bezien. In dit laatste geval staan de mogelijkheden van bijstandsverlening aan zelfstandigen open. Als men als zelfstandige actief is zal eerst bekeken moeten worden of men zelfstandige is als bedoeld in het Bbz 2004[17].
Criteria voor parttime ondernemen:
Inkomsten worden per maand volledig gekort waarbij al rekening wordt gehouden met fiscale consequenties en geen reservering voor belastingaanslagen mag plaatsvinden. Gedeeltelijke vrijlating van inkomsten uit parttime zelfstandige activiteiten is mogelijk onder dezelfde voorwaarden als bij inkomsten uit loondienst;
Evaluatie individuele voortgang en werkverdeling
Bij de toestemming tot parttime ondernemen en beëindiging daarvan voert de Bbz-consulent de regie. Dit in nauw overleg met de consulenten Werk en Inkomen.
De consulent Bbz controleert minimaal eenmaal per jaar het inkomen van de parttime ondernemer aan de hand van de eenvoudige jaarrekening en aangifte inkomstenbelasting en de aanslag van het voorgaande jaar, zoals hiervoor is vermeld. Tevens controleert de consulent Bbz eventuele onterechte vermogensvorming bijvoorbeeld door opvoeren van kostenposten die niet zijn toegelaten en fiscale verschillen. Ook controleert de consulent Bbz in het kader van de zorgplicht of het ondernemen onaanvaardbare financiële risico’s voor de klant meebrengt.
De klantmanager Bbz houdt zich dus bezig met de financiële, bedrijfseconomische en fiscale toezicht op het parttime ondernemen.
De klantmanager Werk en Inkomen controleert de door de PW gestelde rechten en plichten van de klant voor zover die niet in direct verband staan met het parttime ondernemen. Beide consulenten signaleren en overleggen waar nodig.
Het initiatief voor parttime ondernemen komt veelal voort uit het contact dat de consulent Werk en Inkomen met de klant heeft, die hierover contact legt met de consulent Bbz. Andersom komt natuurlijk ook voor.
De wijzigingen tov huidige werkwijze:
Verduidelijking van inkomenskorting (maandelijks op basis van prognose of werkelijke inkomsteninformatie met voor alle doelgroepen een eindafrekening op jaarbasis op basis van (jaarrekening) belastingaangifte. (geen maandelijkse definitieve afrekening op basis van verlies- en winstoverzichten meer, was voor metaalhandelaren).
[1] artikel 1 aanhef sub b Bbz 2004
[2] artikel 2 lid 3 Bbz 2004
[3] artikel 1 aanhef sub b onder 2° Bbz 2004 en artikel 2 lid 5 Ioaz
[4] artikel 3.6 Wet inkomstenbelasting 2001
[5] artikel 1 aanhef sub b 1° Bbz 2004
[6] CRvB 20 juni 2000, JABW 2000/129
[7] artikel 17 PW
[8] artikel 18 lid 2 PW
[9] artikel 9 lid 1 PW
[10] artikel 9 lid 2 PW
[11] artikel 18 lid 1 PW
[12] artikel 9 lid 1 PW
[13] artikel 19 lid 2 PW
[14] artikel 31 lid 2 aanhef sub n PW
[15] o.g.v. art. 58 lid 1 lid 2 sub a PW
[16] normhuur op grond van de Wet op de Huurtoeslag
[17] artikel 1 aanhef sub b Bbz 2004
Participatiewet (PW) Ioaw en Ioaz. Verzoek om toestemming tot het verrichten van parttime zelfstandige werkzaamheden (werkzaamheden als parttime ondernemer).
Indien er te weinig ruimte is voor een of meerdere antwoorden, vul deze gegevens dan in op een los vel (met een duidelijke verwijzing naar de vraag) en voeg dit bij. Lever het ingevulde en ondertekende formulier zo spoedig mogelijk in bij uw contactpersoon.
2 Verzoek om toestemming tot het verrichten van parttime zelfstandige werkzaamheden
Ondergetekende verzoekt toestemming om parttime zelfstandige werkzaamheden te verrichten van beperkte omvang, met behoud van zijn/haar uitkering op grond van de Participatiewet (PW), Inkomensvoorziening oudere en arbeidsongeschikte werknemers (Ioaw) en Inkomensvoorziening oudere en arbeidsongeschikte zelfstandigen (Ioaz). Omschrijving van de werkzaamheden: …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
(zo nodig vervolgen op bijlage)
3 Exploitatiebegroting (facultatief)
Vul bijgaande exploitatiebegroting zo volledig mogelijk in. Vraag zo mogelijk hulp van een boekhouder of administratiekantoor.
Ondergetekende(n) verklaart (verklaren) er mee op de hoogte te zijn dat, indien hij/zij toestemming verkrijgt (verkrijgen) tot het verrichten van parttime werkzaamheden als zelfstandige (werkzaamheden van beperkte omvang), de inkomsten uit die werkzaamheden (na aftrek van de kosten en de belasting- en premiedruk) volledig op de uitkering worden gekort. Tevens verklaart (verklaren) hij/zij zich akkoord met de navolgende voorwaarden:
er moet worden voldaan aan de wettelijk gestelde eisen i.v.m. zelfstandige arbeid, zoals het aanvragen van een omzetbelastingnummer, inschrijving in het handelsregister van de Kamer van Koophandel en het aanvragen van eventueel benodigde vestigings- en milieuvergunningen; illegale zelfstandige werkzaamheden kunnen nooit worden toegestaan;
na afloop van elk boekjaar dienen, uiterlijk binnen 6 maanden, de jaarstukken (verlies- en winstrekening en aangifte inkomstenbelasting en eventueel (evenals later de definitieve belastingaanslag van het voorgaande jaar) te worden overgelegd aan de Afdeling Werk, Inkomen en Zorgverlening, waarna wordt beoordeeld in hoeverre de inkomsten terecht en tot een juist bedrag zijn gekort. Eventueel te weinig gekorte inkomsten worden teruggevorderd; hetgeen te veel is gekort wordt dan nabetaald;
indien de activiteiten op enig moment zodanig groeien dat van parttime ondernemerschap geen sprake meer is, moet worden bezien of verdere uitgebouw naar een volwaardig bedrijf of beroep mogelijk is. Hierbij kan een beroep te worden gedaan op de starterfaciliteiten van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004).
Plaats en datum:__________ (handtekening) (handtekening partner)
Bijlage 4: beschikking aan de klant
U heeft op …….. toestemming gevraagd om op als parttime ondernemer zelfstandige activiteiten te kunnen verrichten in het kader van de PW, Ioaw, Ioaz.
Wij hebben besloten om u hier toestemming voor te geven op de volgende voorwaarden;
er moet worden voldaan aan de wettelijk gestelde eisen i.v.m. zelfstandige arbeid, zoals het aanvragen van een omzetbelastingnummer, inschrijving in het handelsregister van de Kamer van Koophandel en het aanvragen van eventueel benodigde vestigings- en milieuvergunningen; illegale zelfstandige werkzaamheden kunnen nooit worden toegestaan;
na afloop van elk boekjaar dienen, uiterlijk binnen 6 maanden, de jaarstukken (verlies- en winstrekening en aangifte inkomstenbelasting) te worden overgelegd aan de Afdeling Werk, Inkomen en Zorgverlening, waarna wordt beoordeeld in hoeverre de inkomsten terecht en tot een juist bedrag zijn gekort. Eventueel te weinig gekorte inkomsten worden teruggevorderd; hetgeen te veel is gekort wordt dan nabetaald;
Het niet, niet tijdig of niet volledig voldoen aan deze voorwaarden kan leiden tot intrekking van de toestemming en/of het opleggen van een maatregel.
Voor het overige blijft het gestelde in de eerdere beschikking(en) onverminderd van kracht.
In de bijlage bij deze beschikking (onder kop ‘Toelichting op beschikking’) leest u meer over de regels die worden toegepast bij de inkomstenkorting. Deze bijlage maakt geen onderdeel uit van de beschikking; u kunt tegen de inhoud van die bijlage geen bezwaar maken.
U heeft in de beschikking kunnen lezen dat de inkomsten uit de parttime zelfstandige activiteiten gekort worden op uw uitkering.
In deze toelichting geven wij welke kosten geaccepteerd worden (en tot welk bedrag) als ‘aftrekpost’. Met aftrekposten bedoelen wij kosten die u moet maken om de activiteiten te kunnen verrichten en om de inkomsten te verkrijgen.
De inkomsten uit de parttime zelfstandige activiteiten die gekort worden zijn de opbrengst (omzet) minus de aftrekposten. Bovendien wordt een percentage op de inkomsten in mindering gebracht, zodat u de inkomstenbelasting en premieheffing over deze inkomsten aan de belastingdienst kunt afdragen. Dit percentage komt overeen met het percentage genoemd in artikel 6 van het Besluit bijstandverlening zelfstandige (Bbz 2004) en ligt nu rond 20%.
Personeelskosten en rentelasten:
Personeelskosten en rente worden niet geaccepteerd als aftrekpost.
Zakelijke vervoerskosten zijn acceptabel. Dit zal door u moeten worden bijgehouden op een zogenaamde kilometerstaat.
Op deze staat wordt minimaal door u aangegeven;
In het gesprek dat u met uw consulent van de afdeling Inkomen en Zorg heeft gehad is een nadere toelichting gegeven over hetgeen wat in uw geval ‘acceptabel’ is.
Huisvestingskosten worden in het algemeen niet geaccepteerd als aftrekpost.
Als het in de betreffende branche gebruikelijk is dat deze kosten wel worden gemaakt, kan van deze algemene regel worden afgeweken. De hoogte van de te accepteren aftrekpost is in zo’n geval 15% van de totale kosten (met een bepaald maximum).
Huisvestingskosten van winkelpand(en) worden nooit geaccepteerd als aftrekpost.
Verkoopbevordering (advertentiekosten):
Kosten voor advertenties en andere verkoop bevorderende maatregelen kunnen geaccepteerd worden tot maximaal 5% van de te verwachten brutowinst. Als een lager bedrag begroot wordt geldt dat lagere bedrag.
Kosten van afschrijving worden alleen geaccepteerd voor zover deze betrekking hebben op bezittingen die u nodig heeft voor de zelfstandige activiteiten op bescheiden schaal. Als dit het geval is wordt dit in de beschikking aangegeven.
De opleidingskosten mogen maximaal 5% van de omzet bedragen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2016-174109.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.