Handhavingsbeleidsplan Werk Inkomen & Zorgverlening gemeente Weert

1. Inleiding

Weert is een stad waarin iedereen erbij hoort en iedereen mee moet kunnen doen. Daarom willen we zoveel mogelijk mensen kansen bieden actief deel te nemen aan de samenleving van Weert.

Het liefst via betaald werk, maar als dat niet lukt met andere werkzaamheden of maatschappelijke activiteiten. Burgers in onze stad die nog niet in hun levensonderhoud kunnen voorzien, kunnen een beroep doen op een bijstandsuitkering. Inwoners die op een sociaal minimum zitten ondersteunen we met de beschikbare wettelijke toeslagen of gemeentelijke tegemoetkomingen.

Naast ons beleid op het gebied van inkomen en inkomensondersteuning hoort ook het voorkomen en bestrijden van uitkeringsfraude. In dit handhavingsbeleidsplan beschrijven we hoe we invulling geven aan het tegengaan van uitkeringsfraude.

In dit handhavingsbeleidsplan worden de termen PW-uitkering, uitkering en bijstandsuitkering gebruikt. Deze zijn van toepassing op de verschillende vormen van inkomensondersteuning die de gemeente biedt. Het handhavingsbeleidsplan heeft daarmee betrekking op de volgende regelingen: de PW (Participatiewet), de IOAW en de IOAZ.

Het handhavingsbeleid dat we eerder hebben ingezet, zetten we in grote lijnen voort. Dat wil zeggen dat we ons handhavingsbeleid blijven baseren op de vier pijlers van Hoogwaardig handhaven, waarbij er een balans is tussen preventieve en repressieve activiteiten. De preventieve activiteiten bestaan uit informeren op maat en optimalisering van de dienstverlening. De repressieve activiteiten bestaan uit controle op maat en sanctioneren op maat.

Gemeenschapsgeld behoort namelijk op een rechtmatige wijze uitgegeven te worden.

Bij handhaving gaat het niet om een financieel belang van de gemeente. Het gaat om de legitimatie voor de sociale zekerheid of draagvlak onder de burgers voor het verstrekken van uitkeringen.

In tijden van bezuinigingen en druk op sociaal maatschappelijke voorzieningen is het belangrijk dat de schaarse middelen die de gemeente in kan zetten ten behoeve van degenen die ondersteuning nodig hebben, ook daadwerkelijk bij die mensen terecht komt.

De gemeente Weert heeft er (financieel) belang bij:

  • de instroom te beperken door te voorkomen dat mensen ten onrechte een gemeentelijke uitkering ontvangen;

  • de uitstroom te bevorderen door uitkeringsgerechtigden (die er toe in staat zijn) zo snel mogelijk (weer) zelfstandig in hun levensonderhoud te voorzien;

  • uitkeringen rechtmatig te verstrekken en terug te vorderen wanneer dit niet het geval is.

 

1.1. Wettelijk kader

In artikel 14 van de Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Weert 2015 staat opgenomen dat de gemeenteraad een fraudebeleidsplan (thans handhavingsbeleidsplan) vaststelt over de gemeentelijke visie op handhaving en bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de Participatiewet.

2. Landelijke ontwikkelingen

Ons sociale zekerheidsstelsel is gebaseerd op solidariteit. Om dit stelsel in stand te houden is een blijvend draagvlak in de samenleving nodig. Naleving speelt hierin een belangrijke rol. Als uitkeringsgerechtigden zich niet aan de regels houden (i.e. de regels niet naleven) kunnen belastingbetalers daar nadelen van ondervinden. Daarnaast gaat dit in tegen het rechtvaardigheidsgevoel van uitkeringsgerechtigden en andere burgers die zich wel aan de regels houden. Niet-naleving kan zo ook leiden tot een verminderde nalevingsbereidheid van andere burgers. Hiermee komen de geloofwaardigheid en uiteindelijk het draagvlak van het sociale zekerheidsstelsel in het geding. Ten onrechte verstrekte bijstandsuitkeringen zorgen er bovendien voor dat de sociale zekerheid duurder wordt. Hierdoor kan ook de houdbaarheid van het stelsel in het geding komen.

Het kabinet heeft gekozen voor een strengere aanpak van uitkeringsfraude. De afspraken die hierover zijn vastgelegd in het regeerakkoord, zijn verder uitgewerkt in het SZW-handhavingsprogramma 2011-2014[1] en hebben uiteindelijk hun beslag gekregen in de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving. Het College van procureurs generaal van het Openbaar Ministerie heeft naar aanleiding van deze wet de aanwijzing sociale zekerheidsfraude gewijzigd.

2.1. Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving

Deze wet regelt dat fraude met uitkeringen op het gebied van Sociale Zaken en Werkgelegenheid veel zwaarder bestraft zal worden en is ingegaan op 1 januari 2013. Het strengere sanctieregime bij geconstateerde fraude bestaat uit drie onderdelen.

 

Herinvoeren bestuurlijke boete[2]

De bestuurlijke boete is opnieuw ingevoerd. Dit houdt in dat schending van de inlichtingenplicht zwaarder wordt bestraft. Op grond van de wetgeving bedroeg de boete in eerste aanleg 100% van het netto benadelingsbedrag, waarbij de minimale boete € 150,00 was.

De bestuurlijke boete wordt niet opgelegd als de fraudeur strafrechtelijk wordt vervolgd. Het Openbaar Ministerie gaat echter in principe pas over tot strafrechtelijke vervolging bij een

benadelingsbedrag vanaf € 50.000,--. De bestuurlijke boete kan dus behoorlijk oplopen.

 

Terugvorderen

De wet bepaalt dat gemeenten verplicht zijn tot gehele terugvordering van het ten onrechte verstrekte bedrag verhoogd met de boete, tenzij er tien jaar is voldaan de betalingsverplichting. Debiteuren met een fraudeschuld van voor 2013 vallen nog onder het oude beleid van de gemeente Weert.

Gemeenten mogen, in beginsel, geen medewerking verlenen aan een schuldregeling als er een vordering is ontstaan door schending van de inlichtingenplicht en hiervoor een boete is opgelegd of als er aangifte is gedaan op grond van het Wetboek van strafrecht. Dit vloeit voort uit artikel 60c van de Participatiewet. Het gaat hierbij om een schuldregeling met als resultaat finale kwijting van het openstaande bedrag. Het college is immers verplicht om deze kosten terug te vorderen. Gemeenten hebben wel de mogelijkheid om de vordering tijdens de schuldregeling op te schorten of mee te laten lopen, waarbij het resterende bedrag na afloop van de schuldregeling alsnog wordt betaald. Om hierover geen misverstanden te laten bestaan zal artikel 60c van de Participatiewet op dit onderdeel verduidelijkt worden.

Daarnaast kan er uitsluiting van schuldhulpverlening in de brede zin aan de orde zijn indien het college van B&W de toegang tot schuldhulpverlening weigert op grond van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening. Dit is een bevoegdheid en geen verplichting, waarbij de gemeente bovendien altijd een individuele afweging dient te maken.

In beide situaties gaat het niet om een wettelijke verplichting en hoeft uitsluiting niet nodig te zijn. Gemeenten hebben ruimte om mensen ook in geval van fraude schuldhulpverlening te bieden.

 

Recidive

Bij recidive moet een boete worden opgelegd van 150% van het fraudebedrag. Daarnaast kan de boete gedurende een periode van maximaal drie maanden verrekend worden met de uitkering.

De uitkering wordt dan niet beëindigd maar de beslagvrije voet wordt tijdelijk buiten werking gesteld. De klant ontvangt dan drie maanden geen geld van de gemeente en met dit geld wordt (een deel van) de boete afgelost. Het buiten werking stellen van de beslagvrije voet is een discretionaire bevoegdheid van de gemeente. In eerste instantie had de wetgever voorzien in een plicht tot volledige verrekening van de boetevordering. Bij amendement is deze verplichting echter omgezet in een bevoegdheid, zodat de gemeente de mogelijkheid heeft om daar waar volledige verrekening onwenselijke effecten heeft (zoals hogere maatschappelijke kosten vanwege uithuisplaatsing) de verrekening aan te passen, dan wel bij de verrekening de beslagvrije voet volledig te respecteren. De gemeenteraad van de gemeente Weert heeft ervoor, met de vaststelling van de “Verordening recidive bestuurlijke boete gemeente Weert 2015”, gekozen om bij het innen van de recidiveboete, op verzoek van de belanghebbende, rekening te houden met de financiële en persoonlijke omstandigheden van de betrokkenen (maatwerk). Een belangrijke overweging hierbij is dat de betrokkenen bijvoorbeeld hun woonlasten kunnen blijven betalen, zeker als er sprake is van inwonende kinderen.

 

2.2 Versoepeling boeteregime

Op 24 november 2014, 23 juni 2015 en 11 januari 2016 heeft de Centrale Raad van Beroep (CRvB) een aantal uitspraken gedaan over de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid. Het gevolg hiervan is dat vanaf deze uitspraakdata een nieuw boeteregime geldt, waarbij in alle gevallen de hoogte van de boete moet worden afgestemd op de verwijtbaarheid en de financiële omstandigheden van betrokkene. Aanpassing van de wet- en regelgeving is als gevolg van deze uitspraak noodzakelijk. De verwachting is dat de nieuwe wet- en regelgeving medio 2016 in werking gaat treden. Onze verordeningen en beleidsregels worden na inwerkingtreding van deze wet- en regelgeving hierop aangepast. Vooruitlopend op de aangepaste wet- en regelgeving heeft de gemeente Weert zich geconformeerd aan de uitspraak van het CRvB en hanteren bij boeteoplegging de 100%, 75%, 50% en 25% regel.

Door toepassing van de %-regel wordt er bij de boeteoplegging meer rekening gehouden met de individuele omstandigheden van de betrokkene(n). Hierbij wordt er gekeken naar de gedraging van de overtreder. Deze gedraging is onderverdeeld in 4 maten van verwijtbaarheid met de eerder genoemde percentages.

Overzicht mate van verwijtbaarheid en de maximale boetes.

 

Mate van verwijtbaarheid

Kenmerken

Maximale % van het benadelingsbedrag

 

Maximale boete

Opzet

Willens en wetens

100%

€ 81.000,-

Grove Schuld

Grove onachtzaamheid

75%

€ 8.100,-

Normale gemiddelde verwijtbaarheid

Geen opzet, wel verwijtbaar. Kennelijke vergissing

50%

€ 8.100,-

Verminderde verwijtbaarheid

O.a. artikel 2a, lid 2 van het huidige Boetebesluit

25%

€ 8.100,-

 

Matiging hoogte van de boete gebaseerd op de draagkracht en financiële omstandigheden:

Daarnaast dient er voor de berekening van de op te leggen boete rekening gehouden te worden met de financiële omstandigheden en de daaruit voortvloeiende draagkracht van de belanghebbende.

Het uitgangspunt is dat bij een fictieve draagkracht, gelijk aan de voor belanghebbende voor beslag vatbare ruimte berekend op basis van de beslagvrije voet, de boete binnen een redelijke termijn, maximaal 2 jaar, kan worden voldaan. De mate van verwijtbaarheid bepaalt de aflostermijn op basis waarvan de hoogte van de bestuurlijke boete moet worden vastgesteld[3].

  • Opzet: 24 maanden;

  • Grove Schuld: 18 maanden;

  • Normale verwijtbaarheid: 12 maanden;

  • Verminderde verwijtbaarheid: 6 maanden

Daarbij wordt ervan uitgegaan dat het volledige bedrag van het inkomen boven de beslagvrije voet - ongeacht of die ruimte daadwerkelijk op andere wijze is beperkt of ingenomen - volledig beschikbaar is of wordt aangewend voor het betalen van de boete. Hetzelfde geldt voor eventueel aanwezig vermogen, met inbegrip van het vermogen beneden de vrijlatingsgrens.

 

Minimum boete vervallen:

De minimale boete is als gevolg van de uitspraak van de CRvB komen te vervallen. Dat betekent dat voor de hoogte van de boete altijd aangesloten wordt bij het benadelingsbedrag. Daarvoor geldt het dat de verwijtbaarheidsvaststelling hetzelfde is als voor alle andere boetes.

 

Uitbreiding mogelijkheden tot opleggen van een waarschuwing:

Vooruitlopend op de wetswijziging heeft de gemeente Weert besloten de mogelijkheden voor het opleggen van een waarschuwing al uit te breiden. Het gaat om een schending van de inlichtingenplicht die heeft geleid tot een gering bedrag aan nadeel (minder dan € 150). Dit geldt ook voor mensen die binnen een periode van 60 dagen zelf een wijziging in omstandigheden melden (terwijl men dit eerder had kunnen doen) zonder dat de schending van de inlichtingenplicht reeds zelf door de gemeente geconstateerd is. Dit gaat bijvoorbeeld op in een situatie dat inkomsten niet zijn opgegeven, maar pas naderhand worden doorgeven door de klant, terwijl de gemeente nog niet het signaal (van het Inlichtingenbureau of van derden) had ontvangen dat inkomsten niet waren doorgegeven.

 

2.3 Wet huisbezoeken

Deze wet geeft gemeenten meer mogelijkheden om met een huisbezoek de leefsituatie te controleren. Een vermoeden van fraude vooraf is niet meer nodig. De gemeenten kan een klant vragen om aan te tonen dat hij alleenstaande (ouder) is, feitelijk verblijft op het aangegeven adres, of de kosten niet kan delen met een ander. De gemeente biedt daarbij aan dit te doen door middel van een huisbezoek. Weigeren van het huisbezoek kan leiden tot opschorting of verlaging van de uitkering. Indien een gegronde reden bestond voor het huisbezoek, kan de uitkering worden ingetrokken.

De gemeente Weert heeft echter besloten in beginsel alléén een huisbezoek te verrichten als er sprake is van gegronde redenen[4] er aanleiding toe is of vanuit het oogpunt van dienstverlening.

 

2.4 Invoering Participatiewet

Per 1 januari 2015 is - als onderdeel van de drie decentralisatieprocessen- de Participatiewet in werking getreden. Bij deze wet staat werken naar vermogen voorop. De doelstelling van de Participatiewet is om iedereen met arbeidsvermogen naar werk toe te leiden, bij voorkeur naar regulier werk. De doelgroep van de wet bestaat uit mensen met arbeidsvermogen die zijn aangewezen op, al dan niet tijdelijke, ondersteuning om in hun bestaan te voorzien en/of op ondersteuning om aan het werk te komen. Met de Participatiewet voert de regering het principe van één regeling consequent door voor iedereen die in staat is om te werken, ook de mensen met een arbeidsbeperking die daarvoor aangewezen zijn op ondersteuning.

 

2.4.1 Aanscherping WWB maatregelen

De gevolgen van de overgang van Wet werk en bijstand naar Participatiewet voor ons handhavingsproces worden meegenomen in het op te stellen handhavingsbeleidsplan. Enkele van belang zijnde wijzigingen zijn:

 

De tegenprestatie:

Per 1 januari 2015 is het beleid rondom de tegenprestatie opgenomen in de “beleidsregel tegenprestatie gemeente weert 2015”. Met de tegenprestatie is het mogelijk aan bijstandsgerechtigden de verplichting op te leggen om naar vermogen bepaalde onbeloonde maatschappelijk nuttige activiteiten te verrichten. Deze visie gaat uit van een motiverende aanpak, waarbij aan de belanghebbende zelf wordt gevraagd een tegenprestatie te zoeken. Wanneer een belanghebbende structureel weigert mee te werken aan het uitvoeren van een tegenprestatie, vindt sanctionering plaats.

 

De kostendelersnorm:

Om een opeenstapeling van uitkeringen binnen een huishouden tegen te gaan is de kostendelersnorm geïntroduceerd. In deze systematiek wordt, meer dan voorheen, rekening gehouden met de voordelen van het delen van de kosten binnen één huishouden. Dit betekent dat de hoogte van de uitkering afhankelijk is van het aantal mensen dat één huishouden vormt. Het risico bestaat dat klanten een verhuizing melden die feitelijk niet plaatsvindt. Het is van belang om goede samenwerkingsafspraken te maken met Publiekszaken (Basisregistratie Personen) op het punt van de uit te voeren controles. Een ander risico bestaat op het gebied van schijnhuur. Volledig zakelijke relaties zoals (onder)huur en kostgangerschap, blijven voor de kostendelersnorm buiten beschouwing. Het risico bestaat dat mensen het doen voorkomen dat sprake is van een commerciële relatie terwijl dat niet het geval is.

 

De uniformering aanscherping maatregelen

De Participatiewet hanteert een nadere concretisering van de arbeidsverplichting. Hoewel de regering stelt dat het geen verzwaring is, wordt vanuit de uitvoeringspraktijk en vanuit de klant het wel beschouwd als een aanscherping van de verplichtingen. Daarbij krijgt het college de verplichting om bij het schenden van deze verplichting te sanctioneren. De hoogte van de sanctionering in het kader van de uniforme arbeidsverplichting zal bij schending in ieder geval 100% zijn voor een periode van minimaal 1 tot maximaal 3 maanden. De afstemmingsverordening is hierop aangepast.

 

Verlaging uitkering bij ernstige misdragingen van bijstandsgerechtigden In alle sociale zekerheidsregelingen is opgenomen dat zeer ernstige misdragingen tegen ambtenaren die deze regelingen uitvoeren niet worden getolereerd. Als een bijstandsgerechtigde dit soort ernstige misdragingen toch pleegt, heeft de gemeente de bevoegd- en verantwoordelijkheid om de uitkering tijdelijk te verlagen[5]. Daarnaast is een strafrechtelijke vervolging mogelijk.

   

2.5 Taaleis

Per 1 januari 2016 is de wet Taaleis in werking getreden. Deze wet introduceert een taaleis in de bijstand. Uitkeringsgerechtigden moeten volgens deze wet voldoende Nederlands taalvaardig zijn, of anders zich inzetten om hun taalvaardigheid op niveau te brengen. Als iemand weigert zich hiervoor in te zetten, wordt de uitkering gekort of uiteindelijk zelfs beëindigd. Het beleid met betrekking tot de Taaleis is opgenomen in de beleidsregel “Taaleis gemeente Weert 2016”.

 

[1] Een nieuw handhavingsprogramma SZW is nog niet beschikbaar

[2] Zie 2.2 Versoepeling boeteregime 

[3] De boete wordt in beginsel afgerond op een veelvoud van € 10,-

[4] Zie 4.1.3

[5] Zie artikel 13 Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Weert 2015.

3. (Hoogwaardig) Handhaven

Binnen de PW en de aanverwante regelingen staan twee verplichtingen centraal: de inlichtingenverplichting en de verplichting om mee te werken aan re-integratie en aan het aanvaarden van werk. De inlichtingenverplichting is de verplichting om het college alle feiten en omstandigheden mede te delen die van invloed kunnen zijn op het recht op of op de hoogte van de uitkering. Alle activiteiten die wij ondernemen om de naleving van deze verplichtingen te bevorderen of af te dwingen vallen onder de noemer handhaving.

Handhaven is meer dan het uitvoeren van fraudeonderzoeken alleen. Een effectief handhavingsbeleid is een samenspel van preventieve en repressieve activiteiten. Hierbij moet worden gedacht aan communicatie, een optimale dienstverlening aan de klant, bevordering van fraudealertheid van medewerkers met klantcontacten, sanctionering bij het niet nakomen van verplichtingen en de terugvordering van ten onrechte verstrekte bijstand. De gemeente Weert hanteert hierbij de volgende uitgangspunten:

 

Stimuleren eigen verantwoordelijkheid

De klant is zelf verantwoordelijk voor het tijdig verstrekken van de juiste gegevens. Ook als een bewindvoerder in het spel is, blijft de klant verantwoordelijk. Bij een inconsistentie of vraagteken wordt de klant zelf aan het werk gezet om een toelichting te geven in een gesprek of om algemene administratieve gegevens te verstrekken. De klant wordt zo in de gelegenheid gesteld zelf het signaal te weerleggen.

 

Integrale aanpak dienstverlening en handhaving

Hieruit vloeit voort dat handhaving niet op zichzelf mag staan. Handhaving is een vanzelfsprekend onderdeel van, en stevig verankerd in, de totale dienstverlening van de organisatie. Dit betekent dat handhaving een integrale verantwoordelijkheid is van alle betrokken medewerkers met klantcontacten. Korte lijnen, een brede voorlichting en een goede communicatie tussen de verschillende – interne en externe - betrokken partijen zijn een voorwaarde voor een succesvol handhavingspraktijk.

 

Vertrouwen is goed, controle is nodig

De klant is betrouwbaar tot het tegendeel blijkt of tot er een aanleiding is voor decharge – dit is vrijstellen van elke verdenking - en is dus in het belang van de klant. Objecten van controle zijn zowel de inspanningsverplichtingen die de klant moet nakomen als de gegevens die volledig, juist en tijdig verstrekt moeten worden. De klant wordt intensief gecontroleerd als er aanleiding toe is. De klant wordt strafrechtelijk benaderd als daartoe voldoende feiten en omstandigheden zijn.

Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft deze visie geïntroduceerd onder de noemer hoogwaardig handhaven.

Het doel van hoogwaardig handhaven is dat klanten zich bewuster worden van de regels rond de uitkering en deze meer uit zichzelf naleven. De kans dat mensen zich spontaan aan wet en regels houden is namelijk groter als zij:

 

  • goed en tijdig geïnformeerd zijn over rechten en plichten;

  • de regels en de controles die daaruit voortvloeien accepteren;

  • de pakkans bij overtreding als hoog ervaren;

  • voldoende worden afgeschrikt door opgelegde en uitgevoerde straffen.

 

De activiteiten die we ondernemen om dit doel te bereiken zijn onder te brengen in vier categorieën of pijlers. De eerste twee zijn preventief van karakter, de laatste twee zijn repressief.

3.1 Vroegtijdig informeren

Burgers zijn er zelf voor verantwoordelijk dat zij kennis nemen van de regels waar zij zich aan hebben te houden. Iedere burger zou in principe kunnen weten welke verplichtingen horen bij het ontvangen van een uitkering. In de praktijk is er echter een categorie klanten die zich onvoldoende bewust is van de regels. Dit kan verschillende oorzaken hebben, zoals gemakzucht of laaggeletterdheid. Het gevolg is een verhoogd risico op schending van de inlichtingenplicht (fraude[6]).

Hoe eerder, vaker en vollediger wij de klant informeren over rechten en plichten, hoe kleiner de kans op regelovertreding. Wij communiceren zowel schriftelijk als mondeling met onze klanten. Daarbij sluiten we zoveel mogelijk aan bij het communicatieniveau van onze klanten.

Potentiële uitkeringsgerechtigden dienen op voorhand te weten wat;

 

  • hun rechten en plichten zijn,

  • welke procedures worden gevolgd

  • onder welke voorwaarden ondersteuning bij het zoeken van werk wordt gebonden,

  • op welke wijze controles plaats vinden, en,

  • welke uitgangspunten de gemeente Weert in haar handhavingsbeleid hanteert (bijv. informatiefolder en workshops, zie ook 4.1.2).

 

3.2 Optimaliseren dienstverlening

Goed voorbeeld doet goed volgen. Wij verlangen van onze klanten dat zij zich aan regels en afspraken houden. De kans dat zij dit zullen doen wordt groter als wij dit zelf ook doen. Een snelle service, heldere communicatie, efficiënte procedures en een correcte bejegening vergroten het vertrouwen van de klant in de organisatie en verkleinen het gevoel van afstand tot de gemeente.. Dit draagt er toe bij dat de klant zich eerder zal laten beïnvloeden door de gemeente en dus eerder geneigd zal zijn de regels na te leven.

Daarnaast is cliëntenparticipatie is een belangrijk middel om zicht te krijgen op de situatie van cliënten. Deze participatie is in Weert geborgd door middel van het Cliënten Platform Minima (CPM). De juridische grondslag hiervoor is de verordening cliëntenparticipatie Weert 2015.

   

3.3 Controle op maat

Het is niet effectief om elke klant op dezelfde manier te controleren. Maatwerk is ook hier de leidraad. We weten uit de resultaten van eerdere onderzoeken dat fraude bij bepaalde groepen klanten, zoals woningdelers, meer voorkomt dan bij andere groepen. Wij voeren daarom gerichte controles uit. Klanten waarbij een intensieve controle noodzakelijk is, worden intensief gecontroleerd. Bij de meerderheid van de klanten is dit niet noodzakelijk.

 

Zij worden op reguliere wijze (=basisniveau) gecontroleerd. Wij maken onderscheid tussen klanten en klantgroepen door het in kaart brengen van risico’s, bestandsvergelijkingen en themacontroles. Deze werkwijze geldt voor zowel de controle bij de aanvraag van een uitkering als voor de controle op de rechtmatigheid van lopende uitkeringen. Dit is een klantvriendelijke en effectieve aanpak.

 

3.4 Sanctioneren op maat

Fraude mag niet lonen. Als wij constateren dat een klant ten onrechte bijstand ontvangt of heeft

ontvangen dan herstellen we de situatie. Dit wil zeggen dat we de uitkering intrekken, beëindigen of aanpassen. Daarnaast vorderen we de ten onrechte ontvangen bijstand terug en ontnemen de fraudeur daarmee het voordeel dat er is genoten. Daarbij leggen we een bestuurlijke boete op conform de boetewetgeving[7]. Bij de zwaardere fraudezaken (= benadelingsbedrag boven de € 50.000,--) leggen we geen boete op, maar doen we aangifte bij het Openbaar Ministerie. Onze sociaal rechercheurs maken dan proces verbaal op, waarna de fraudeur zich moet verantwoorden voor de strafrechter.

 

[6] Onder fraude wordt verstaan het schenden van de inlichtingenplicht

[7] De CRvB heeft diverse uitspraken gedaan omtrent een “versoepeling” van de boetewetgeving, zie hoofdstuk 2.1

4 Activiteiten

De beschikbare budgetten (BUIG/Participatiebudget) staan enorm onder druk. Daarom staat het vergroten van uitstroom en het voorkomen van instroom centraal. Een kwalitatief goede handhaving levert hieraan een belangrijke bijdrage. Niet alleen aan de poort, maar door het hele klantproces heen dient er aandacht te zijn voor signalering en voorkomen van fraude.

In dit hoofdstuk geven we aan welke activiteiten we uitvoeren om onderstaande doelstellingen te realiseren.

 

4.1 Doelstellingen

Onze doelstellingen van handhaving op het gebied van Werk & Inkomen zijn de volgende:

 

  • Versterken poortwachterfunctie;

  • Structurele inzet op preventie door voorlichting en dienstverlening;

  • Blijvende inzet op controle en sanctionering.

 

Deze beleidsdoelstellingen gaan van puur preventief (vroegtijdig informeren) naar puur repressief (sanctioneren op maat), maar kunnen niet los van elkaar worden gezien. Door ons op deze onderdelen te richten, willen we de spontane nalevingbereidheid bevorderen. We kijken per onderdeel wat we hier de komende jaren in willen realiseren. Onze ambitie is om de focus de komende jaren van repressief naar preventief te verleggen.

 

4.1.1 Versterken poortwachterfunctie

Door integraal in te zetten op handhaving aan de poort voorkomen we dat burgers onterecht of onnodig lang een beroep doen op het vangnet van een uitkering of re-integratie. Om dit doel te bereiken, is onze gemeente streng aan de poort. Door alle aanmeldingen en aanvragen voor een uitkering zorgvuldig te beoordelen, wordt het risico en de schadelast beperkt.

Het gaat hierbij zowel om het rechtmatigheids- als het doelmatigheidsaspect. Regisseurs en consulenten worden hiervoor opgeleid.

Bij rechtmatigheid zijn een juiste beoordeling van het recht op uitkering en het voorkómen van misbruik van belang. Doelmatigheid vereist dat de poortwachter zijn dienstverlening richt op de bemiddeling naar werk of het wegnemen van belemmeringen, als directe arbeidsinschakeling niet mogelijk is.

  

4.1.2 Structurele inzet op preventie door voorlichting en dienstverlening

De gemeente Weert zet in op een preventieve signaalfunctie van de handhaving. Daarom blijven we investeren in een duidelijke informatievoorziening aan onze inwoners. In onze gesprekken met de klant wordt nadrukkelijk stilgestaan bij de consequenties van het niet nakomen van gemaakte afspraken en/of verplichtingen.

 

Hiertoe voeren wij de volgende activiteiten uit:

  • Beschikkingen:

Beschikkingen lenen zich bij uitstek voor het benoemen van algemeen en specifieke verplichtingen die verbonden zijn aan de uitkering. Deze verplichtingen zijn in een persoonlijk contact aan de cliënt kenbaar gemaakt en worden op deze wijze vastgelegd en controleerbaar. Met de uitreiking van een beschikking aan de cliënt wordt hij geïnformeerd over de plichten die aan zijn uitkering verbonden zijn. Door deze werkwijze is het zowel voor de klant als voor de organisatie duidelijk wat er van de klacht verwacht wordt.

 

  • Communicatie

Open en transparante communicatie met de burger is van essentieel belang. Met de burger zal worden gecommuniceerd door middel van persberichten, artikelen in lokale kranten en interviews via lokale radio en TV. Voor het bewust maken van de plichten van de burger sluit de afdeling WIZ aan bij onder andere de door het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gestarte campagne “Weet hoe het zit”. Ook wordt binnen de regio Midden-Limburg samengewerkt ten aanzien van ontwikkeling van communicatiemiddelen.

Daarnaast zal steeds meer gebruik worden gemaakt van internet en nieuwe media. Ook over eventuele themacontroles[9] wordt achteraf via de pers gecommuniceerd met de burger.

 

  • Deskundigheidsbevordering

Preventie en opsporing van uitkeringsfraude is sterk afhankelijk van de competenties en motivaties van de professionals. Een optimale dienstverlening is dan ook alleen mogelijk wanneer er sprake is van optimale deskundigheid bij de medewerkers. De gemeente Weert geeft hier invulling aan door voor de professionals tijdig trainingen te organiseren op het gebied van onder andere feedback technieken, herkennen van fraudesignalen en de actualisering van de noodzakelijke kennis op het gebied van handhaving.

 

4.1.3 Blijvende inzet op controle en sanctionering

Naast de focus op preventie is blijvende inzet op controle en sanctionering noodzakelijk. Handhaving wordt ingezet op alle groepen uitkeringsgerechtigden, ongeacht de afstand tot de arbeidsmarkt. Hierbij wordt door de sociaal rechercheurs, fraudepreventiemedewerkers, consulenten Activering & Werk en de inkomensconsulenten nauw samengewerkt om fraude consequent te bestrijden.

 

We voeren de volgende activiteiten uit:

  • Signaalsturing

Alle signalen over klanten die mogelijk op fraude wijzen worden onderzocht. Hiermee proberen wij fraude te voorkomen of te beperken. De signalen komen via diverse “bronnen” zoals (anonieme) tipmeldingen, het inlichtingenbureau of andere bestandsvergelijkingen binnen. Ook komen signalen direct van onze consulenten binnen.

Nadat een signaal is ontvangen, zal er eerst een verrijking van signaal plaatsvinden. Na deze verrijking zal de handhaver in overleg met de consulent inkomen het signaal afhandelen. Is er een (mogelijk) nadeel van meer dan € 50.000 (bruto), dan zal de sociaal rechercheur het traject verder afhandelen.

 

De uitgangspunten bij signaalsturing zijn:

  • -

    de klant is betrouwbaar tot het tegendeel blijkt of tot er een aanleiding is tot het vaststellen van een verdenking;

  • -

    vertrouwen is goed maar controleren is beter. Daarmee wordt de klant ook tegen zichzelf beschermd, en wordt mogelijk afglijden naar ongewenst gedrag voorkomen;

  • -

    object van controle zijn zowel de inspanningsverplichtingen die de klant moet nakomen, als de gegevens die volledig en juist vertrekt moeten worden;

  • -

    bij onregelmatigheden en/of vragen wordt de klant zelf aan het werk gezet om een toelichting te geven in een gesprek, of om algemene administratieve- of meer specifieke gegevens te verstrekken;

  • -

    de klant wordt intensief gecontroleerd als er aanleiding toe is;

  • -

    de klant wordt strafrechtelijk benaderd als het benadelingsbedrag € 50.000 of hoger is, of het vermoeden bestaat dat een benadelingsbedrag € 50.000 of meer zal bedragen.

 

  • Huisbezoeken

Is er sprake van een gegronde reden om te twijfelen aan de juistheid of volledigheid van de door belanghebbende verstrekte gegevens voor het vaststellen van het recht op of hoogte van de bijstand, dan kan er een huisbezoek worden afgelegd. De gegronde redenen bestaat uit concrete objectieve feiten en/of omstandigheden.

Met een huisbezoek heeft de gemeente Weert een bijzonder effectief instrument in handen om onregelmatigheden aan te tonen. De handhaver dient vooraf te toetsen of het noodzakelijk is om tegen de wil van belanghebbende een huisbezoek af te leggen en of het huisbezoek proportioneel is. Daarnaast dienen er geen andere passende minder ingrijpende middelen mogelijk te zijn om de rechtmatigheid van de bijstandsuitkering te onderzoeken.

 

Voor het afleggen van een huisbezoek gelden voor de ambtenaar die het huisbezoek verricht een aantal verplichtingen van de Algemene Wet Op het Binnentreden (AWOB).

Het betreft:

  • Legitimeren ;

  • Mededelen; met welke reden en met welk doel hij/zij wil binnentreden, en

  • Toestemming; vragen, en krijgen.

De toestemming moet gebaseerd zijn op volledige en juiste informatie over reden en het doel van het huisbezoek. Dit is de zogenaamde “informed consent”.

Om te voldoen aan de op de gemeente rustende bewijslast is de regelgeving over het afleggen van een huisbezoek vastgelegd in een protocol huisbezoek. Dit protocol omschrijft onder andere de mogelijkheden voor het afleggen van een huisbezoek en de eventuele consequenties bij weigering.

 

  • Themacontroles

Naast het inzetten van instrumenten in het aanvraagproces (de poort) is het ook van belang tijdens het proces van uitkeringsverstrekking handhavingsinstrumenten in te zetten. Op basis van wisselende thema’s wordt er gericht onderzocht of onze klanten voldoen aan hun inlichtingenplicht.

Of iemand extra gecontroleerd wordt is afhankelijk van het thema. Deze thema’s kunnen jaarlijks veranderen en zijn afhankelijk van de ontwikkelingen in betreffende risico’s. De controles kunnen worden gebaseerd op specifieke persoonskenmerken of op specifiek te controleren onderdelen, los van de persoon. Het gaat dan om bijvoorbeeld parttime inkomsten in risico beroepen, moeders met niet erkende kinderen, leeftijd, woonsituatie of het opvragen van bankafschriften, waterverbruik en energieverbruik. Het doel is twee themacontroles per jaar te verrichten.

 

  • Internet onderzoek

Om op verantwoorde wijze onderzoek op het internet te kunnen doen heeft het team handhaving een opleiding internet rechercheren gevolgd.

Tijdens het internetonderzoek, in beginsel niet in de aanvraagprocedure, kan er naar (aanvullend) bewijs worden gezocht op onder andere de sociale netwerken als Facebook en LinkedIn.

Tijdens dit onderzoek dient door de handhaver ook in afweging te worden genomen welke inbreuk het onderzoek op de persoonlijke levenssfeer maakt en of er een noodzaak is tot het instellen van een internetonderzoek.

 

4.1.4 Contacten met de klant

Bij alle contacten met de klant kijken we breed naar de leefgebieden van onze klant. Gevolg is dat bij bijvoorbeeld een gesprek over de re-integratie ook gekeken kan worden naar handhavingsaspecten en of minimaregelingen. Op basis van maatwerk zal de frequentie van periodieke herbeoordelingen plaatvinden. Er wordt in ieder geval vastgelegd dat iedere klant 1x per 3 jaar (klant structureel zonder arbeidsverplichtingen) een herbeoordeling krijgt.

 

4.1.5 Handhaving Wmo

Met ingang van 1 januari 2015 is de nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) in werking getreden. Met deze nieuwe wet hebben de gemeenten meer verantwoordelijkheden gekregen voor het organiseren van passende ondersteuning aan huis voor mensen die niet op eigen kracht kunnen deelnemen aan de samenleving. Het doel van de wet is het mogelijk maken voor mensen om langer thuis te kunnen blijven wonen en te participeren.

 

Fraudepreventie

Door de klanten vroegtijdig te informeren[10] over de rechten en plichten die verbonden zijn aan het ontvangen van een maatwerkvoorziening dan wel een persoonsgebonden budget en de eventuele gevolgen bij misbruik en oneigenlijk gebruik, zal de kans op regelovertreding verkleinen.

 

Controle

Er wordt al dan niet steekproefsgewijs beoordeeld of de besteding van de budgetten voldoet aan de voorwaarden, zoals beschreven in artikel 6.1 van de Verordening Wmo Gemeente Weert 2015. Daarnaast vinden er controles plaats ter beoordeling of de klanten nog voldoen aan de voorwaarden om voor een budget in aanmerking te komen. Voor deze controles zijn er toezichthouders[11] aangesteld.

 

[8] Zie 4.1.1 intakeproces

[9] Zie 4.1.3. Themacontroles

[10] Zie 3.1. vroegtijdig informeren

[11] Zie 5.2

5 Controle en opsporing

Bij de afdeling Werk, Inkomen en Zorgverlening zijn 4 handhavers werkzaam. Het team bestaat uit 2 fraudepreventiemedewerkers en 2 sociaal rechercheurs.

 

5.1 Bevoegdheden

De sociaal rechercheurs zijn Buitengewoon Opsporingsambtenaar (BOA). Hierdoor beschikken zij over een opsporingsbevoegdheid en kunnen zij strafvorderlijke dwangmiddelen toepassen.

In beginsel stellen de sociaal rechercheurs alleen een fraudeonderzoek in bij een mogelijk benadelingsbedrag van bruto € 50.000,00 of meer. Het gaat dan om de strafrechtelijke onderzoeken. De fraudepreventiemedewerkers hebben geen opsporingsbevoegdheid en zij behandelen alleen zaken waarbij het benadelingsbedrag lager is dan bruto € 50.000,00.

 

5.2 Toezichthouder

Alle handhavers zijn door het college van Burgemeester en Wethouders aangewezen als toezichthouders[12]. Hiermee is de toezichthouder door het college van B&W belast met het houden van toezicht op de naleving van de voorschriften van de PW, Ioaw, Ioaz en de rechtmatigheid

Wmo.

De handhavers kunnen hun bevoegdheden ontlenen aan de bepalingen zoals gesteld in artikel 5:11 van de Algemene wet bestuursrecht.

De bevoegdheden zijn:

 

  • elke plaats betreden, uitgezonderd woningen tegen de wil van de bewoner;

  • inlichtingen vorderen;

  • inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden en daarvan kopieën maken;

  • inzage vorderen van een identiteitsbewijs.

Door de aanwijzing als toezichthouder kunnen de genoemde handhavers, ook zonder dat er sprake is van een vermoeden van fraude, de bovengenoemde bevoegdheden toepassen.

Preventief kunnen met toepassing van deze bevoegdheden controles worden uitgevoerd in bijvoorbeeld horecagelegenheden en werkplaatsen om vast te stellen of uitkeringsgerechtigden aan het werk zijn.

 

[12] artikel 76a Pw, 53a IOAW en 53a IOAZ plus artikel …. WMO

Naar boven