Verordening jeugdhulp gemeente Loon op Zand 2016

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Jeugdwet, op het

gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen;

b. familiegroepsplan of wel het integraal plan van aanpak: hulpverleningsplan of plan van aanpak

opgesteld door de ouders, samen met bloedverwanten, aanverwanten of anderen die tot de sociale

omgeving van de jeugdige behoren (conform art. 1.1 van de wet);

c. gesprek: hierin worden alle feiten en omstandigheden van de specifieke hulpvraag onderzocht;

d. hulpvraag: behoefte van een jeugdige of zijn ouders aan jeugdhulp in verband met opgroei- en

opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid,

van de wet;

e. individuele voorziening: op de jeugdige of zijn ouders toegesneden voorziening als bedoeld in

artikel 2, tweede lid;

f. overige voorziening: overige voorziening als bedoeld in artikel 2, eerste lid;

g. PGB: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door het

college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot

de individuele voorziening behoort van derden te betrekken;

h. wet: Jeugdwet;

i. wijkteam: op wijkniveau gevormd multidisciplinair team dat de hulpvraag van een jeugdige of hun

ouders afhandelt/behandelt.

 

Artikel 1.2 Doelgroep voor deze verordening

De voorzieningen die worden geregeld in deze verordening zijn toegankelijk voor:

a. jeugdigen die hun woonplaats in de gemeente Loon op Zand hebben en hun ouders;

b. jeugdige vreemdelingen die rechtmatig in Nederland verblijven in de zin van artikel 8 van de

Vreemdelingenwet en die hun woonplaats hebben in de gemeente Loon op Zand, en hun ouders,

met inachtneming van artikel 1.2 vierde lid Besluit;

c. jeugdige vreemdelingen die geen rechtmatig verblijf hebben in Nederland maar verblijven in de

gemeente Loon op Zand met inachtneming van artikel 1.2 tweede en derde Besluit.

 

Hoofdstuk 2 Vormen van jeugdhulp

Artikel 2.1 Overige voorzieningen

De volgende overige, algemeen toegankelijke voorzieningen zijn beschikbaar;

a. advies en informatie, mede ten behoeve van de mogelijke toegang tot individuele voorzieningen;

b. enkelvoudige, ambulante opgroei- en opvoedondersteuning anders dan specialistische

ondersteuning;

c. advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling.

 

Artikel 2.2 individuele voorzieningen

De volgende individuele voorzieningen zijn beschikbaar;

a. zonder verblijf;

1. Persoonlijke verzorging;

2. Begeleiding;

3. Specialistische ambulante jeugdhulp (incl. eerste en tweedelijns psychologische hulp /

specialistische jeugd-geestelijke gezondheidszorg);

4. Onderzoek en diagnostiek;

5. Spoedzorg.

b. met verblijf;

1. pleegzorg;

2. gezinsgericht

3. residentieel (specialistische jeugd-geestelijke gezondheidszorg);

4. gedwongen verblijf;

5. bovenregionale gespecialiseerde voorzieningen;

6. landelijke gespecialiseerde voorzieningen.

 

Artikel 2.3 Vaststellen beschikbare individuele voorzieningen

Het college stelt bij nadere regels de beschikbare individuele voorzieningen vast.

 

Hoofdstuk 3 Toegang

Artikel 3.1 Toegang jeugdhulp via medisch domein

1. Het college draagt zorg voor de inzet van jeugdhulp na verwijzing door de huisarts, medisch

specialist en jeugdarts naar een jeugdhulpaanbieder, als en zover genoemde jeugdhulpaanbieder

van oordeel is dat inzet van jeugdhulp nodig is.

2. Het college legt de te verlenen individuele voorziening, dan wel het afwijzen daarvan, vast in een

beschikking als bedoeld in artikel 4.5.

 

Artikel 3.2 Toegang jeugdhulp via gemeente

1. Jeugdigen en ouders kunnen een hulpvraag melden bij het college.

2. Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk middels een meldingsbevestiging.

3. Jeugdigen en ouders kunnen zich rechtstreeks wenden tot een overige voorziening zonder

toestemming van het college.

4. In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke voorziening

of vraagt het college een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in artikel 6.1.3 juncto

artikel 6.1.8 van de wet. In het geval dat de jeugdige of zijn ouders hierom verzoeken, legt het

college de beslissing omtrent de inzet vast in een beschikking als bedoeld in artikel 4.5.

 

Artikel 3.3 Toegang jeugdhulp via justitieel kader

Het college zorgt voor inzet van de jeugdhulp die de rechter of de gecertificeerde instelling nodig acht

bij de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel, die de rechter, het openbaar ministerie, de

selectiefunctionaris, de inrichtingsarts of de directeur van de justitiële inrichting nodig achten bij de

uitvoering van een strafrechtelijke beslissing, of die de gecertificeerde instelling nodig acht bij de

uitvoering van de jeugdreclassering. Hiervoor verstrekt het college geen beschikking als bedoeld in

artikel 4.5.

 

Hoofdstuk 4 Procedure

Artikel 4.1 Vooronderzoek

1. Het college verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 5, van belang zijnde en

toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie en maakt vervolgens zo spoedig mogelijk

(maar binnen een termijn van 2 weken) met hem of zijn ouders een afspraak voor een gesprek.

Hierbij brengt het college de jeugdige en zijn ouders op de hoogte van de mogelijkheid om binnen

een redelijke termijn een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de wet op te stellen. Als

de jeugdige en zijn ouders daarom verzoeken, draagt het college zorg voor ondersteuning bij het

opstellen van het familiegroepsplan.

2. Voor het gesprek verschaffen de jeugdige of zijn ouders aan het college alle overige gegevens en

bescheiden die naar oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij

redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige of zijn ouders verstrekken in ieder geval

een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de wet op de identificatieplicht ter inzage.

3. Het college kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een vooronderzoek als

bedoeld in het eerste en tweede lid.

 

Artikel 4.2 Gesprek

1. Het college onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en de jeugdige of zijn ouders, zo

spoedig mogelijk en voor zover nodig:

a. de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van

de jeugdige en het probleem of de hulpvraag;

b. het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;

c. het vermogen van de jeugdige of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van de naaste

omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden;

d. de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening;

e. de mogelijkheden om jeugdhulp te verlenen met gebruikmaking van een overige voorziening;

f. de mogelijkheden om een individuele voorziening te verstrekken;

g. de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met

andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of

werk en inkomen;

h. hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en

de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders, en

i. de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een PGB, waarbij de jeugdige of zijn

ouders in begrijpelijke bewoordingen worden ingelicht over de gevolgen van die keuze en de te

volgen procedure.

2. Als de jeugdige en zijn ouders een familiegroepsplan / integraal plan als bedoeld in artikel 1.1 van

de wet hebben opgesteld, betrekt het college dat plan bij het onderzoek, bedoeld in het eerste lid.

3. Het college informeert de jeugdige of zijn ouders over de gang van zaken bij het gesprek, hun

rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt hen toestemming om hun

persoonsgegevens te verwerken.

4. Het college kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een gesprek.

 

Artikel 4.3 Verslag

1. Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek als bedoeld in artikel 4.2.

2. Na het gesprek verstrekt het college aan de jeugdige of zijn ouders een verslag van de uitkomsten

van het onderzoek, tenzij zij hebben medegedeeld dit niet te wensen.

3. Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige of zijn ouders worden aan het verslag

toegevoegd.

 

Artikel 4.4 Aanvraag

1. Een aanvraag om een individuele voorziening kan pas worden gedaan nadat het onderzoek is

uitgevoerd, tenzij het onderzoek niet is uitgevoerd binnen zes weken na de ontvangst van de

melding.

2. Jeugdigen en ouders kunnen een aanvraag om een individuele voorziening schriftelijk indienen bij

het college. Een aanvraag wordt ingediend door middel van een door het college vastgesteld

aanvraagformulier.

3. Het college kan een ondertekend verslag van het gesprek aanmerken als aanvraag als de jeugdige

of zijn ouders dat op het verslag hebben aangegeven.

 

Artikel 4.5 Inhoud beschikking

1. In de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening wordt in ieder geval aangegeven

of de voorziening in natura of als PGB wordt verstrekt en wordt tevens aangegeven hoe bezwaar

tegen de beschikking kan worden gemaakt.

2. Bij het verstrekken van een voorziening in natura wordt in de beschikking tevens vastgelegd:

a. welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

b. wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;

c. hoe de voorziening wordt verstrekt, en indien van toepassing, en

d. welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.

3. Bij het verstrekken van een voorziening in de vorm van een PGB wordt in de beschikking tevens

vastgelegd:

a. voor welk resultaat het PGB kan worden aangewend

b. welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het PGB;

c. wat de hoogte is van het PGB en hoe hiertoe gekomen is;

d. wat de duur is van de verstrekking waarvoor het PGB is bedoeld, en

e. de wijze van verantwoording van de besteding van het PGB.

 

Artikel 4.6 Regels voor PGB

1. Het college verstrekt een PGB in overeenstemming met artikel 8.1.1 van de wet.

2. Vastgesteld is dat ouders, al dan niet met hulp uit hun sociale netwerk dan wel van een curator,

bewindvoerder, mentor of gemachtigde, in staat zijn tot een redelijke waardering van hun

belangen, en in staat zijn om de rechten en plichten die zijn verbonden aan het PGB op een

verantwoorde manier uit te voeren.

3. De hoogte van een PGB:

a. wordt bepaald aan de hand van een door de jeugdige of zijn ouders opgesteld plan over hoe

zij het PGB gaan besteden;

b. is toereikend om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede jeugdhulp in te kopen, en

c. bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopste

compenserende individuele voorziening in natura.

4. De persoon aan wie een PGB wordt verstrekt, kan de jeugdhulp onder de volgende voorwaarden

betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk:

a. voor diensten genoemd in artikel 2.2 lid a 1 en 2 zijnde persoonlijke verzorging en begeleiding;

b. de aanbieder voldoet aan de wettelijke kwaliteitscriteria indien en zover die van toepassing

zijn op de te verlenen zorg of ondersteuning;

c. dat deze persoon heeft aangegeven dat de zorg aan de belanghebbende voor hem niet tot

overbelasting leidt.

5. De jeugdige of zijn ouders gemotiveerd aan kunnen tonen dat een individuele voorziening

uitgevoerd door een jeugdhulpaanbieder niet passend achten.

6. Gewaarborgd is dat de voorziening die met het PGB betaald wordt, van goede kwaliteit is.

7. De aanvraag voor een PGB omvat in ieder geval:

a. de te treffen individuele voorziening en het beoogde doel;

b. de voorgenomen uitvoering daarvan inclusief uitvoerder en kosten;

c. de kwalificaties van de uitvoerder, en;

d. een motivering waarom het aanbod van de door de gemeente gecontracteerde aanbieder (zorg

in natura) niet passend is naar oordeel van de aanvrager.

8. Aanvullend op de weigeringsgronden als benoemd in artikel 8.1.1 lid 4 van de Jeugdwet, kan het

college een PGB weigeren:

a. indien aan de jeugdige of zijn ouders in de afgelopen die jaren, voorafgaand aan de datum van

het gesprek, een PGB is verleend en waarbij door de jeugdige of zijn ouders niet is voldaan aan

de voorwaarden van het PGB;

b. als het bieden van een keuze voor het PGB negatieve gevolgen zou hebben voor het

voortbestaan van het systeem van de desbetreffende individuele voorzieningen in natura.

9. Het college kan, aanvullend op artikel 8.1.1 lid 2 van de Jeugdwet, criteria hanteren ten aanzien

van een PGB. De in de gemeente Loon op Zand van toepassing zijnde criteria zijn opgenomen in

artikel 6.4 van de Beleidsregels Jeugd gemeente Loon op Zand;

10. Het college onderzoekt uit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg, al dan niet

steekproefsgewijs, de bestedingen van PGB’s.

 

Hoofdstuk 5 Toezicht en handhaving

Artikel 5.1 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

1. Onverminderd artikel 8.1.2 van de wet doen een jeugdige of zijn ouders op verzoek of onverwijld

uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hun

redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een

beslissing aangaande een individuele voorziening.

2. Onverminderd artikel 8.1.4 van de wet kan het college een beslissing aangaande een individuele

voorziening herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

a. de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking

van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

b. de jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening of op het PGB zijn

aangewezen;

c. de individuele voorziening of het PGB niet meer toereikend is te achten;

d. de jeugdige of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden van de individuele voorziening of

het PGB, of

e. de jeugdige of zijn ouders de individuele voorziening of het PGB niet of voor een ander doel

gebruiken dan waarvoor het is bestemd.

3. Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de

verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het

college van degene die opzettelijk onjuiste of onvolledige gegevens heeft verschaft geheel of

gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten individuele voorziening of het

ten onrechte genoten PGB.

4. Een beslissing tot verlening van een PGB kan worden ingetrokken als blijkt dat het PGB binnen

zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor

de verlening heeft plaatsgevonden.

 

Artikel 5.2 Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering

Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de

tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren

kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met:

a. de aard en omvang van de te verrichten taken;

b. de voor de sector toepasselijke cao-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

c. een redelijke toeslag voor overheadkosten;

d. een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof,

ziekte, scholing en werkoverleg; de kosten voor bijscholing van het personeel.

 

Artikel 5.3 Vertrouwenspersoon

1. Het college wijst een onafhankelijke vertrouwenspersoon aan waarop jeugdigen, ouders en

pleegouders een beroep kunnen doen.

2. Het college wijst jeugdigen en ouders erop dat zij zich desgewenst kunnen laten bijstaan door een

onafhankelijke vertrouwenspersoon.

 

Artikel 5.4 Klachtregeling

Jeugdhulpaanbieders stellen een regeling vast voor de afhandeling van klachten van cliënten ten

aanzien van alle voorzieningen.

 

Hoofdstuk 6 Inspraak

Artikel 6.1 Betrekken ingezetenen bij het beleid

1. Het college betrekt ingezetenen van de gemeente, waaronder in ieder geval cliënten of hun

vertegenwoordigers, bij de voorbereiding van het beleid betreffende jeugdhulp, overeenkomstig in

de Gemeentewet gestelde regels over de wijze waarop inspraak wordt verleend.

2. Het college stelt ingezetenen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende

jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en

beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp, en voorziet heb van ondersteuning om hun rol effectief te

kunnen vervullen.

3. Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij

onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een

adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

4. Het college stelt nadere regels vast ter uitvoering van het tweede en derde lid.

 

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 7.1 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt afwijken van de bepalingen in deze

verordening, als toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

 

Artikel 7.2 Voorwaarden

Het college kan aan het verstrekken van een voorziening voorwaarden verbinden, die verband houden

met de aard en het doel van een bepaalde voorziening.

 

Artikel 7.3 Besluit en beleidsregels

Het college van de gemeente Loon op Zand stelt een Besluit jeugdhulp en Beleidsregels Jeugdhulp

vast. Hierin neemt het nadere regels op over de uitvoering van deze verordening.

 

Artikel 7.4 Indexering

Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en het op deze

verordening berustende Financieel besluit bedragen indexeren.

 

Artikel 7.5 Intrekking oude verordening en overgangsrecht

1. De verordening jeugdhulp gemeente Loon op Zand 2015 wordt ingetrokken.

2. Een cliënt houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de verordening

jeugdhulp gemeente Loon op Zand 2015, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen

waarbij het besluit waarmee deze voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken.

3. Aanvragen die zijn ingediend voor 1 december 2016 onder de verordening jeugdhulp gemeente

Loon op Zand 2015 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening,

worden afgehandeld krachtens deze verordening.

4. Van het in lid 3 gestelde kan ten gunste van de cliënt worden afgeweken.

5. Beslissing op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de verordening jeugdhulp

gemeente Loon op Zand 2015, geschiedt op grond van de verordening jeugdhulp gemeente Loon

op Zand 2015 die ten aanzien van de betreffende zaak zijn rechtskracht behoudt.

6. Van het in lid 5 gestelde kan ten gunste van de cliënt worden afgeweken.

 

Artikel 7.6 Evaluatie

Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt eenmaal per 4 jaar geëvalueerd.

 

Artikel 7.7 Inwerkingtreding

1. Deze verordening treedt in werking op 1 december 2016.

2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening jeugdhulp gemeente Loon op Zand 2016.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Loon op Zand, op 29

september 2016.

 

Namens deze,

De voorzitter,

De griffier,

Naar boven