Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Loon op Zand 2016

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. algemeen gebruikelijke voorziening: een voorziening waarvan, gelet op de omstandigheden aannemelijk is dat de cliënt daarover, ook als hij geen beperkingen had, zou

(hebben kunnen) beschikken;

b. algemene voorziening: aanbod van diensten of activiteiten, dat ingericht is voor alle ingezetenen

van gemeente Loon op Zand of voor een specifieke doelgroep, dat rechtstreeks toegankelijk is

zonder of op basis van een beperkte toegangsbeoordeling, en dat is gericht op maatschappelijke

ondersteuning;

c. beleidsregels: Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Loon op Zand;

d. besluit: Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Loon op Zand, het door het

college op grond van deze verordening vast te stellen Besluit maatschappelijke ondersteuning

gemeente Loon op Zand waarin nadere regels opgenomen worden over de uitvoering van deze

verordening;

e. bijdrage in de kosten: bijdrage als bedoeld in artikel 2.1.4, eerste lid, van de wet;

f. cliëntondersteuning: onafhankelijke ondersteuning met informatie en advies die

bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo

integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve

zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen;

g. college: College van burgemeester en wethouders van de gemeente Loon op Zand;

h. gebruikelijke hulp: hulp als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wmo 2015, die naar algemeen

aanvaarde opvattingen in redelijkheid binnen de leefeenheid verwacht mag worden van de

partner, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten die een gemeenschappelijk

huishouden voeren;

i. gesprek: gesprek in het kader van het onderzoek als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste

lid, van de wet;

j. hulpvraag: behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel

2.3.2, eerste lid, van de wet;

k. ingezetene: cliënt die zijn hoofdverblijf heeft in de gemeente Loon op Zand;

l. mantelzorg: hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen,

opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als

bedoeld in de Zorgverzekeringswet, die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande

sociale relatie en niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep;

m. melding: kenbaar maken van de hulpvraag aan het college als bedoeld als bedoeld in

artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

n. onverwijld: in ieder geval binnen drie werkdagen;

o. persoonlijk plan: plan waarin de cliënt de omstandigheden, bedoeld in artikel 2.3.2,

vierde lid, onderdelen a tot en met g van de wet, beschrijft en aangeeft welke maatschappelijke

ondersteuning naar zijn mening het meest is aangewezen;

p. persoonsgebonden budget (PGB): bedrag waaruit namens het college betalingen

worden gedaan voor diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot

een maatwerkvoorziening behoren, en die een cliënt van derden heeft betrokken;

q. sociaal netwerk: personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de

cliënt een sociale relatie onderhoudt;

r. voorliggende voorziening: algemene voorziening of andere voorziening waarmee

aan de hulpvraag wordt tegemoetgekomen;

s. wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

t. woonvoorziening: roerende voorziening dan wel bouwkundige of woontechnische

aanpassing van een woning of voorziening voor verhuis- en inrichtingskosten.

 

 

 

Artikel 1.2 Doelgroep van deze verordening

1. Deze verordening richt zich op personen:

a. die hun woonplaats hebben in gemeente Loon op Zand, en

b. die hun zelfredzaamheid en/of maatschappelijke participatie willen behouden of

verbeteren en daar ondersteuning bij nodig hebben of

c. die, al dan niet woonachtig in gemeente Loon op Zand, als mantelzorger ondersteuning aan

een ingezetene bieden.

2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid richt de verordening zich wat betreft

opvang en beschermd wonen met inachtneming van het bepaalde in artikel 1.2.2. van de wet op

ingezetenen van Nederland die in gemeente Loon op Zand ondersteuning zoeken.

 

Hoofdstuk 2 Toegang

Artikel 2.1 Melding en vooronderzoek

1. Een hulpvraag kan door of namens een ingezetene schriftelijk, elektronisch, mondeling of

telefonisch bij het college worden gedaan.

2. Het college bevestigt de ontvangst van een melding binnen twee weken schriftelijk en informeert

de cliënt over de gang van zaken na de melding, diens rechten en plichten en de

vervolgprocedure.

3. In spoedeisende gevallen als bedoeld in artikel 2.3.3. van de wet treft het college na de melding

onverwijld een tijdelijke maatwerkvoorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek.

4. De cliënt of degene die namens hem de melding doet wordt gewezen op de mogelijkheid zich

tijdens het onderzoek te laten bijstaan door iemand uit het eigen netwerk en/of een gratis

cliëntondersteuner.

5. Het college verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet van

belang zijnde en toegankelijke gegevens over de cliënt en zijn situatie en maakt zo spoedig

mogelijk (maar binnen een termijn van twee weken) met hem een afspraak voor een gesprek.

6. Voor het gesprek verschaft de cliënt het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het

oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking

kan krijgen. De cliënt verstrekt in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van

de Wet op de identificatieplicht ter inzage.

7. Het college brengt de cliënt op hoogte van de mogelijkheid om een persoonlijk plan als bedoeld in

artikel 2.3.2, tweede lid, van de wet op te stellen en stelt hem gedurende zeven dagen na de

melding in de gelegenheid het plan te overhandigen.

 

Artikel 2.2 Gesprek

1. Het college onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en degene door of

namens wie de melding is gedaan, dan wel diens vertegenwoordiger en waar mogelijk met de

mantelzorger of mantelzorgers en desgewenst familie, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

a. behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt;

b. het gewenste resultaat van het verzoek om ondersteuning;

c. de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp zijn zelfredzaamheid of zijn

participatie te handhaven of te verbeteren, of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd

wonen of opvang;

d. de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociaal netwerk te

komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorzien in zijn

behoefte aan beschermd wonen of opvang;

e. de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt;

f. de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening, zoals opgenomen in

het beleidsplan, bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet, of door het verrichten van

maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn

participatie, of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

g. de mogelijkheden om door middel van samenwerking met zorgverzekeraars en aanbieders als

bedoeld in de Zorgverzekeringswet en partijen op het gebied van publieke gezondheid,

jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te komen tot een zo goed mogelijk

afgestemd aanbod met het oog op de behoefte aan verbetering van zijn zelfredzaamheid of

zijn participatie of aan beschermd wonen of opvang;

h. de mogelijkheid om een maatwerkvoorziening te verstrekken;

i. welke bijdragen in de kosten de cliënt met toepassing van het bepaalde bij of krachtens artikel

2.1.4 van de wet verschuldigd zal zijn, en

j. de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een PGB, waarbij de cliënt in

begrijpelijke bewoordingen wordt ingelicht over de gevolgen van die keuze.

2. Als de cliënt een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 2.1, zevende lid, aan het

college heeft overhandigd, betrekt het college dat plan bij het onderzoek, bedoeld in het eerste lid.

3. Het college informeert de cliënt over de gang van zaken bij het gesprek, diens

rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt de cliënt toestemming om zijn

persoonsgegevens te verwerken.

4. Als de hulpvraag genoegzaam bekend is, kan het college onverminderd het

bepaalde in artikel 2.3.2 van de wet, met de cliënt besluiten af te zien van het gesprek.

 

Artikel 2.3 Verslag van het onderzoek

1. Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek.

2. Na het gesprek verstrekt het college aan de cliënt een verslag

van de uitkomsten van het onderzoek.

3. De cliënt tekent het verslag voor gezien of akkoord en zorgt ervoor dat een

getekend exemplaar wordt geretourneerd aan het college.

4. Als de cliënt tekent voor gezien, kan hij daarbij tevens aangeven wat de reden is

waarom hij niet voor akkoord tekent.

5. Als de cliënt van mening is dat hij in aanmerking komt voor een

maatwerkvoorziening, kan hij dit aangeven op het door hem ondertekende verslag.

 

Artikel 2.4 Aanvraag maatwerkvoorziening

1. Een aanvraag voor een maatwerkvoorziening kan pas worden gedaan nadat het

onderzoek is uitgevoerd, tenzij het onderzoek niet is uitgevoerd binnen zes weken na ontvangst

van de melding. Onverminderd het bepaalde in artikel 2.2 lid 4.

2. Een cliënt of zijn gemachtigde of (wettelijk) vertegenwoordiger kan een aanvraag

om een maatwerkvoorziening schriftelijk indienen bij het college. Een aanvraag wordt ingediend

door middel van een door het college vastgesteld en door de cliënt ondertekend aanvraagformulier,

een ondertekend gespreksverslag of een door de cliënt ondertekende schriftelijke verslaglegging

van de uitkomsten van het onderzoek.

3. Het college merkt een ondertekend verslag als bedoeld in artikel 2.3 van deze verordening aan als

aanvraag als de cliënt dat op het verslag heeft aangegeven.

4. Het college heeft nadere regels gesteld over de aanvraag van een maatwerkvoorziening in

hoofdstuk 3 van de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Loon op Zand onder

het kopje ‘De aanvraagfase’.

 

Artikel 2.5 Aanvraag PGB

In aanvulling op artikel 2.4 omvat een aanvraag voor een PGB in elk geval:

a. De te treffen maatwerkvoorziening en het beoogde doel, dan wel de beoogde doelen

b. De voorgenomen uitvoering daarvan,

c. De kwalificaties van de uitvoering en

d. Een motivering waarom hij een PGB wenst.

 

Artikel 2.6 Inhoud beschikking

1. In de beschikking tot verstrekking van een maatwerkvoorziening geeft het college

in ieder geval aan of deze als voorziening in natura of als PGB wordt verstrekt en

geeft het college tevens aan hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.

2. Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura wordt in de beschikking

in ieder geval vastgelegd:

a. welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

b. wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;

c. hoe de voorziening wordt verstrekt, en indien van toepassing,

d. welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn;

e. de motivatie / reden waarom de maatwerkvoorziening wordt verstrekt.

3. Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een PGB wordt in

de beschikking in ieder geval vastgelegd:

a. welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

b. welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het PGB;

c. wat de hoogte van het PGB is en hoe hiertoe is gekomen;

d. wat de duur is van de verstrekking waarvoor het PGB is bedoeld, en

e. de wijze van verantwoording van de besteding van het PGB.

4. Als sprake is van een te betalen bijdrage in de kosten wordt de cliënt daarover in de beschikking

geïnformeerd.

 

Artikel 2.7 Advisering

1. Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor het onderzoek,

degene door of namens wie een melding of aanvraag is ingediend of bij gebruikelijk

hulp diens relevante huisgenoten:

a. Op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en

hem te bevragen.

b. Op een door het college te bepalen plaats en tijdstip op een of meer daartoe aangewezen

deskundigen te doen bevragen en/of onderzoeken.

2. Het college kan een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies vragen

indien:

a. Het een melding of aanvraag betreft van een persoon die niet eerder een voorziening heeft

gehad c.q. met wie niet eerder een gesprek als bedoeld in artikel 2.2 is gevoerd.

b. Het een melding of aanvraag betreft van een persoon die wel eerder een voorziening heeft

gehad of een gesprek zoals bedoeld in artikel 2.2 heeft gevoerd, maar waarvan de medische

omstandigheden zodanig zijn veranderd dat die gewijzigde omstandigheden de noodzaak van

een voorziening of soort van voorziening kunnen beïnvloeden.

c. Het college dat overigens gewenst vindt.

3. Indien het college advies gaat inwinnen als bedoeld in lid 1 en lid 2 wordt de cliënt

hier van op de hoogte gebracht.

 

Hoofdstuk 3 Algemene voorzieningen

Artikel 3.1 Algemene voorziening

1. Een algemene voorziening is het aanbod van diensten of activiteiten, dat ingericht is voor alle

ingezetenen van gemeente Loon op Zand of voor een specifieke doelgroep, dat rechtstreeks

toegankelijk is zonder of op basis van een beperkte toegangsbeoordeling, en dat is gericht op

maatschappelijke ondersteuning;

2. Het college kan nadere regels stellen.

Artikel 3.2 Waardering voor mantelzorgers

Het college draagt jaarlijks zorg voor een blijk van waardering voor mantelzorgers. Het college stelt

door middel van mantelzorgbeleid nadere regels waaruit de jaarlijkse blijk van waardering voor

mantelzorgers van cliënten in de gemeente bestaat.

 

Hoofdstuk 4 Maatwerkvoorzieningen

Artikel 4.1 Criteria voor een maatwerkvoorziening

1. Het college neemt een door het college vastgesteld en door de cliënt ondertekend

aanvraagformulier, een ondertekend gespreksverslag of een door de cliënt ondertekende

schriftelijke verslaglegging van de uitkomsten van het onderzoek als bedoeld in artikel 2.3 van

deze verordening als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanvraag voor een

maatwerkvoorziening.

2. Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening:

a. ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de

cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet

op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, mantelzorg of hulp van personen uit het eigen

netwerk of algemene, algemeen gebruikelijke en voorliggende voorzieningen kan verminderen

of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het

in artikel 2.2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie

waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in

de eigen leefomgeving kan blijven, en

b. ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving

van de cliënt met psychische of psychosociale problemen en de cliënt die de thuissituatie

heeft verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk

geweld, voor zover de cliënt deze problemen naar het oordeel van het college niet op eigen

kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn

sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of

wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in

artikel 2.2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van

de cliënt aan beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de

cliënt in staat wordt gesteld zo zich snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de

samenleving.

3. Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is ter vervanging van een eerder door

het college verstrekte voorziening , wordt deze slechts verstrekt als de eerder verstrekte

voorziening technisch is afgeschreven, maar ook als:

a. de eerder verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet

aan de cliënt zijn toe te rekenen;

b. de cliënt geheel of gedeeltelijk tegemoet komt in de veroorzaakte kosten, of

c. de eerder verstrekte voorziening niet langer een oplossing biedt voor de behoefte van de

cliënt aan maatschappelijke ondersteuning.

4. Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopst

compenserende voorziening.

 

Artikel 4.2 Regels voor PGB

1. Het college verstrekt een PGB in overeenstemming met artikel 2.3.6 van de wet.

2. Onverminderd artikel 2.3.6, tweede en vijfde lid, van de wet verstrekt het college

geen PGB voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de belanghebbende

voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of de

ingekochte voorziening noodzakelijk was.

3. Het tarief voor een PGB:

a. is gebaseerd op de soort voorziening en omvang van de voorziening;

b. is toereikend om effectieve en kwalitatief goede zorg in te kopen;

c. is gebaseerd op een door de cliënt opgesteld plan over hoe hij het PGB gaat besteden, en

d. bedraagt ten hoogste de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst

compenserende maatwerkvoorziening in natura.

4. De hoogte van een PGB voor dienstverlening is opgebouwd uit verschillende

kostencomponenten. Het college stelt nadere regels in het “Besluit maatschappelijke ondersteuning

gemeente Loon op Zand ” met betrekking tot de hoogte van het tarief en kan hierbij rekening

houden met de rechtsvorm van de aanbieder.

5. De hoogte van een PGB voor een zaak wordt bepaald op ten hoogste de kostprijs van de zaak die

de aanvrager op dat moment zou hebben ontvangen als de zaak in natura zou zijn verstrekt. Als

de naturaverstrekking een tweedehands voorziening betreft, wordt de kostprijs daarop gebaseerd,

met een looptijd gelijk aan de verkorte termijn waarop de zaak technisch is afgeschreven, rekening

houdend met onderhoud en verzekering. Als de naturaverstrekking een nieuwe voorziening betreft,

wordt de kostprijs daarop gebaseerd, rekening houdend met een eventueel door de gemeente

te ontvangen korting en rekening houdend met onderhoud en eventuele wettelijk verplichte

verzekering.

6. Het college bepaalt bij nadere regeling onder welke voorwaarden betreffende het tarief, een cliënt

aan wie een PGB wordt verstrekt de mogelijkheid heeft om diensten, woningaanpassingen en

andere maatregelen te betrekken van een persoon die behoort tot het sociaal netwerk.

7. Criteria totstandkoming hoogte PGB voor diensten:

De hoogte van een PGB wordt bepaald op basis van,

- een daartoe opgeleid persoon, die werkzaam is bij een professionele organisatie wordt bepaald

op basis van het laagste tarief voor de voorziening bij een door de gemeente gecontracteerde

instelling (in natura);

- een daartoe opgeleid persoon, die niet werkzaam is bij een professionele organisatie (ZZP-er),

wordt bepaald op basis van 75% van het laagste tarief voor de voorziening bij een door de

gemeente gecontracteerde instelling (in natura);

- Door een niet daartoe opgeleid persoon die mantelzorger is of afkomstig is uit het sociale netwerk

van de cliënt, wordt bepaald op basis van 50% van het laagste tarief bij een door de gemeente

gecontracteerde instelling (in natura);

 

Artikel 4.3 Aanvullende criteria voor woonvoorzieningen

1. Het college beoordeelt, in aanvulling op artikel 4.1, eerst of de cliënt kan verhuizen

naar een geschikte woning of een gemakkelijker geschikt te maken woning en die verhuizing kan

leiden tot het te bereiken resultaat. Deze beoordeling zal alleen plaatsvinden indien de aanpassing

van de woning een bedrag zoals genoemd in het “Besluit maatschappelijke ondersteuning

gemeente Loon op Zand ” te boven gaat.

2. Het college stelt beleidsregels op.

 

 

Artikel 4.4 Aanvullende criteria voor vervoersvoorzieningen

1. Het college beoordeelt, in aanvulling op artikel 4.1, eerst of de cliënt gebruik kan maken van een

aanwezige en bruikbare algemene voorziening of van collectief vraagafhankelijk vervoer van deur

tot deur die in de individuele situatie van de cliënt kan leiden tot het te bereiken resultaat.

2. Het college stelt beleidsregels op.

 

 

Artikel 4.5 Aanvullende criteria voor hulp bij het huishouden

1. Het college beoordeelt, in aanvulling op artikel 4.1, eerst of de cliënt één of

meerdere huisgenoten heeft die beschikbaar en in staat zijn werkzaamheden over te

nemen in het kader van gebruikelijke zorg.

2. Het college stelt beleidsregels op.

 

 

Artikel 4.6 Aanvullende criteria voor opvang en beschermd wonen

1. In aanvulling op artikel 4.1 kan een cliënt in aanmerking komen voor opvang als hij

a. feitelijk of residentieel dakloos is, al dan niet voorgaand aan opname in een

(psychiatrische) kliniek, of aan detentie, en

b. beperkt zelfredzaam is op meerdere door het college aan te wijzen

leefgebieden, en

c. niet beschikt over alternatieven die de situatie van feitelijke of residentiele

dakloosheid op kunnen heffen.

2. In aanvulling op artikel 4.1 kan een slachtoffer van huiselijk geweld in aanmerking

komen voor opvang als deze

a. slachtoffer is van geweld in huiselijke kring, en vanwege aspecten van

veiligheid de thuissituatie moet verlaten, of indien sprake is van kindermishandeling en opvang

van kind(eren) met de beschermende ouder/verzorger in de opvang noodzakelijk is, en

b. 18 jaar of ouder is, al dan niet met kinderen, en

c. geen mogelijkheden heeft om zelf, al dan niet met gebruikmaking van het eigen sociale

netwerk of door interventie van derden een veilige situatie te creëren, of in alternatieve

huisvesting te voorziening.

3. In aanvulling op artikel 4.1 kan een cliënt in aanmerking komen voor beschermd wonen als:

a. hij een psychiatrische aandoening heeft of psychische of psychosociale problemen, en

b. er voor hem sprake is van een noodzaak tot bescherming van zichzelf of zijn omgeving,

waarbij die noodzaak direct voortkomt uit de psychiatrische aandoening, en

c. hij niet beschikt over alternatieven die de noodzaak voor beschermd wonen op kunnen heffen

4. Het college kan nadere regels stellen inzake toelating naar aanleiding van afspraken met andere

gemeenten over wederzijdse overdracht van cliënten inzake prioritering van doelgroepen bij de

toegang tot beschermd wonen.

 

Artikel 4.7 Weigeringsronden en voorwaarden voor maatwerkvoorzieningen

1. Het college verstrekt geen maatwerkvoorziening:

a. als met betrekking tot de problematiek die in het gegeven geval aanleiding geeft voor de

noodzaak tot ondersteuning, een voorziening op grond van een andere wettelijke bepaling

bestaat;

b. als de cliënt op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere

personen uit zijn sociale netwerk de beperkingen kan wegnemen;

c. als de cliënt met gebruikmaking van algemene voorzieningen de beperkingen kan wegnemen;

d. als de voorziening voor een persoon als cliënt algemeen gebruikelijk is;

e. als het een voorziening betreft die de cliënt na de melding en vóór datum van besluit heeft

gerealiseerd of geaccepteerd, tenzij het college daarvoor schriftelijk toestemming heeft

verleend of de noodzaak achteraf nog kan worden vastgesteld;

f. als deze niet in overwegende mate op het individu is gericht.

2. Het college verstrekt geen maatwerkvoorziening gericht op zelfredzaamheid en participatie:

a. als deze niet langdurig (periode van minimaal 6 aaneengesloten maanden) noodzakelijk is

b. als de cliënt geen ingezetene is van de gemeente Loon op Zand.

3. Het college verstrekt geen woonvoorziening:

a. als de beperkingen voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte

materialen;

b. ten behoeve van hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen,

vakantie- en recreatiewoningen, ADL-clusterwoningen en gehuurde kamers;

c. als het voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten betreft, anders dan automatische

deuropeners, hellingenbanen, het verbreden van gemeenschappelijke toegangsdeuren, het

aanbrengen van drempelhulpen of vlonders of het aanbrengen van een opstelplaats bij de

toegangsdeur van de gemeenschappelijke ruimte;

d. als de noodzaak het gevolg is van een verhuizing waarvoor geen aanleiding bestaat op grond

van beperkingen bij de zelfredzaamheid of participatie en er geen belangrijke reden voor

verhuizing aanwezig is;

e. indien de cliënt niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment meest

geschikte woning, tenzij daarvoor vooraf schriftelijke toestemming is verleend door het

college.

 

Hoofdstuk 5 Bijdragen

Artikel 5.1 Regels voor bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen en algemene voorzieningen

1. Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd, overeenkomstig het Besluit maatschappelijke

ondersteuning, en afhankelijk van het inkomen en vermogen van de cliënt en zijn partner. Het

college kan afwijkende regels stellen ten opzichte van bepaalde voorzieningen in het Besluit

maatschappelijke ondersteuning gemeente Loon op Zand:

a. voor het gebruik van een algemene voorziening, niet zijnde cliëntondersteuning en

b. voor een maatwerkvoorziening in natura zolang hij van de maatwerkvoorziening gebruik

maakt of in het geval van nagelvaste voorzieningen voor maximaal drie jaar en

c. bij verstrekking van een PGB gedurende de periode waarvoor het PGB wordt verstrekt.

2. Het college kan bij nadere regeling bepalen:

a. voor welke algemene voorzieningen, niet zijnde cliëntondersteuning, de cliënt een bijdrage is

verschuldigd;

b. wat per soort algemene voorziening de hoogte van deze bijdrage is.

3. Bepaalde groepen ingezetenen kunnen korting krijgen op de bijdrage voor een algemene

voorziening. Het college stelt nadere regels over de hoogte van deze korting.

4. Het college bepaalt in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Loon op Zand op

welke wijze de kostprijs van een maatwerkvoorziening en PGB wordt bepaald.

5. In de gevallen, bedoeld in artikel 2.1.4 lid 7 van de wet worden de bijdragen voor een

maatwerkvoorziening door het Centraal Administratie Kantoor (CAK) vastgesteld en geïnd.

 

Hoofdstuk 6 Toezicht en handhaving

Artikel 6.1 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

1. Onverminderd artikel 2.3.8 van de wet doet een cliënt aan het college op verzoek of onverwijld uit

eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs

duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing als

bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet en/of een algemene voorziening zoals bedoeld in artikel

3.1 van deze verordening).

2. Onverminderd artikel 2.3.10 van de wet kan het college een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5

of 2.3.6 van de wet en/of een algemene voorziening zoals bedoeld in artikel 3.1 van deze

verordening herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

a. de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of

volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

b. de cliënt niet langer op de maatwerkvoorziening, het PGB of algemene voorziening is

aangewezen;

Pagina 11 van 24

c. de maatwerkvoorziening, het PGB of algemene voorziening niet meer toereikend is te achten;

d. de cliënt niet voldoet aan de aan de maatwerkvoorziening, het PGB algemene voorziening

verbonden voorwaarden, of

e. de cliënt de maatwerkvoorziening, het PGB of algemene voorziening niet of voor een ander

doel gebruikt dan waarvoor de maatwerkvoorziening is verstrekt.

3. Een beslissing tot verlening van een PGB kan worden ingetrokken als blijkt dat het PGB binnen

zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor

de verlening heeft plaatsgevonden.

4. Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de

verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door de cliënt opzettelijk heeft

plaatsgevonden, kan het college van de cliënt en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking

heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten

maatwerkvoorziening, algemene voorziening of het ten onrechte genoten PGB.

5. Als het recht op een in eigendom verstrekte voorziening is ingetrokken, kan het college deze

voorziening terugvorderen.

6. Als het recht op een in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken, kan het college deze

voorziening terugvorderen.

 

Artikel 6.2 Onderzoek kwaliteit geleverde zorg PGB

Het college onderzoekt uit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg, al dan niet

steekproefsgewijs, de bestedingen van PGB’s.

 

Hoofdstuk 7 Kwaliteit en Klachten

Artikel 7.1 Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

1. Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de

deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen, door:

a. het afstemmen van voorzieningen op de persoonlijke situatie van de cliënt;

b. het afstemmen van voorzieningen op andere vormen van zorg en

c. erop toe te zien dat beroepskrachten tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren

van voorzieningen handelen in overeenstemming met de professionele standaard.

2. Het college kan nadere regels stellen over verdere eisen aan de kwaliteit van voorzieningen

(waaronder PGB’s), eisen met betrekking tot deskundigheid van beroepskrachten daaronder

begrepen.

3. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van deze

eisen door periodieke overleggen met de aanbieders, een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek, en het

zo nodig in overleg met de cliënt ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen.

 

Artikel 7.2 Verhouding prijs en kwaliteit levering voorziening door derden

1. Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de

(all-in)tarieven die het hanteert voor door derden te leveren diensten, in ieder geval rekening met:

a. de aard en omvang van de te verrichten taken;

b. de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

c. een redelijke toeslag voor overheadkosten;

d. een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof,

ziekte, scholing en werkoverleg, en

e. kosten voor bijscholing van het personeel.

2. Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de

tarieven die het hanteert voor door derden te leveren overige voorzieningen, in ieder geval

rekening met:

a. de marktprijs van de voorziening, en

b. de eventuele extra taken die in verband met de voorziening van de leverancier worden

gevraagd, zoals:

1°. aanmeten, leveren en plaatsen van de voorziening;

2°. instructie over het gebruik van de voorziening;

3°. onderhoud van de voorziening, en

4°. verplichte deelname in bepaalde samenwerkingsverbanden

(bijv. wijkteams).

 

Artikel 7.3 Meldingsregeling calamiteiten en geweld

1. Het college treft een regeling voor het melden van calamiteiten en geweldsincidenten bij de

verstrekking van een voorziening door een aanbieder en wijst een toezichthoudende instantie aan.

2. Aanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de

verstrekking van een voorziening onverwijld aan de toezichthoudende instantie.

3. De toezichthoudende instantie, bedoeld in artikel 6.1, van de wet, doet onderzoek naar de

calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het college over het voorkomen van verdere

calamiteiten en het bestrijden van geweld.

4. Het college kan bij nadere regeling bepalen welke verdere eisen gelden voor het melden van

calamiteiten en geweld bij de verstrekking van een voorziening.

 

Artikel 7.4 Klachtregeling

1. Aanbieders stellen een regeling vast voor de afhandeling van klachten van cliënten ten aanzien

van alle voorzieningen.

2. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de

klachtregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders, en een jaarlijks

cliëntervaringsonderzoek.

 

Artikel 7.5 Medezeggenschap bij aanbieders van maatschappelijke ondersteuning

1. Aanbieders stellen een regeling vast voor de medezeggenschap van cliënten over voorgenomen

besluiten van de aanbieder welke voor de gebruikers van belang zijn ten aanzien van

voorzieningen.

2. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de

medezeggenschapsregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders en

een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.

 

Artikel 7.6  

Het college stelt nadere regels vast ten aanzien van de bezwarenprocedure.

 

Hoofdstuk 8 Inspraak

Artikel 8.1 Betrekken van ingezetenen bij het beleid

1. Het college betrekt ingezetenen van de gemeente, waaronder in ieder geval cliënten of hun

vertegenwoordigers, bij de voorbereiding van het beleid betreffende maatschappelijke

ondersteuning, overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met

betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

2. Het college stelt ingezetenen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende

maatschappelijke ondersteuning te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over

verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende maatschappelijke ondersteuning, en voorziet hen

van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

3. Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij

onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een

adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

4. Het college stelt nadere regels vast ter uitvoering van het tweede en derde lid.

 

Artikel 8.2 Evaluatie

Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt eenmaal per 4 jaar geëvalueerd.

 

Hoofdstuk 9 Slotbepalingen

Artikel 9.1 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt of mantelzorger afwijken van de

bepalingen in deze verordening, als toepassing van de verordening tot onbillijkheden van

overwegende aard leidt.

 

Artikel 9.2 Voorwaarden

Het college kan aan het verstrekken van een voorziening voorwaarden verbinden, die verband houden

met de aard en het doel van een bepaalde voorziening.

 

Artikel 9.3 Besluit en Beleidsregels

Het college van gemeente Loon op Zand stelt een “Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente

Loon op Zand ” en “Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Loon op Zand ” vast.

Hierin neemt het nadere regels op over de uitvoering van deze verordening, over de omvang van de

(financiële) verstrekkingen en over de omvang van de bijdrage in de kosten.

 

Artikel 9.4 Indexering

Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en het op deze

verordening berustende Besluit geldende bedragen indexeren. In het Besluit is opgenomen voor

welke bedragen dit geldt, welk prijsindexcijfer gehanteerd wordt en over welke periode van 12

maanden de index berekend wordt.

 

Artikel 9.5 Intrekking oude verordening en overgangsrecht

1. De Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Loon op Zand 2015 wordt ingetrokken.

2. Een cliënt houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de Verordening

maatschappelijke ondersteuning gemeente Loon op Zand 2015, totdat het college een nieuw

besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee deze voorziening is verstrekt, wordt

ingetrokken.

3. Aanvragen die zijn ingediend voor 1 december 2016 onder de Verordening maatschappelijke

ondersteuning gemeente Loon op Zand 2015 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden

van deze verordening, worden afgehandeld krachtens deze verordening.

4. Van het in lid 3 gestelde kan ten gunste van de cliënt worden afgeweken.

5. Beslissing op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de Verordening maatschappelijke

ondersteuning gemeente Loon op Zand 2015, geschiedt op grond van de Verordening

maatschappelijke ondersteuning gemeente Loon op Zand 2015 die ten aanzien van de betreffende

zaak zijn rechtskracht behoudt.

6. Van het in lid 5 gestelde kan ten gunste van de cliënt worden afgeweken.

 

Artikel 9.6 Inwerkingtreding en citeertitel

1. Deze verordening treedt in werking op 1 december 2016.

2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente

Loon op Zand 2016.

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad van gemeente Loon op Zand op

29 september 2016,

Namens deze,

de Voorzitter

de Secretaris

Naar boven