Beleidsregels zelfstandige activiteiten op bescheiden schaal gemeente Utrecht

 

Het College van burgemeester en wethouders van Utrecht;

Gelet op artikel 4:81van de Algemene wet bestuursrecht;

Gelet op de bevoegdheidsbepalingen in de Participatiewet en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

Overwegende dat het gewenst is ter invulling van hun beleidsruimte beleidsregels vast te stellen om kaders te stellen voor het vanuit de bijstand uitvoeren van activiteiten als zelfstandige op bescheiden schaal;

Besluit vast te stellen de Beleidsregels zelfstandige activiteiten op bescheiden schaal gemeente Utrecht.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • a.

    zelfstandige: de zelfstandige op bescheiden schaal, die behoort tot de doelgroep van artikel 2 van deze beleidsregels;

  • b.

    zelfstandigenaftrek: de belastingaftrek zoals genoemd in artikel 3.76 Wet inkomstenbelasting 2001;

  • c.

    BTW-nummer; het btw-identificatienummer zoals genoemd in artikel 2a, eerste lid, onder g, van de Wet op de omzetbelasting 1968;

  • d.

    IOAW: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

  • e.

    Bbz: het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004.

Artikel 2 Doelgroep

  • 1.

    Er is sprake van een zelfstandige op bescheiden schaal als:

    • a.

      productieve activiteiten van geringe omvang worden uitgevoerd die geen recht geven op de zelfstandigenaftrek;

    • b.

      deze activiteiten voor eigen rekening en risico worden uitgevoerd;

    • c.

      deze activiteiten bescheiden inkomsten opleveren;

    • d.

      de verwachting is dat de inkomsten uit deze activiteiten onder het niveau blijven om zelfstandig in de kosten van het levensonderhoud te kunnen voorzien;

    • e.

      de verplichtingen die de zelfstandige aangaat of is aangegaan snelle beëindiging van de zelfstandige activiteiten mogelijk maken.

  • 2.

    Mensen met een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz) mogen geen bedrijfsactiviteiten uitvoeren (art. 6 Ioaz) en vallen dus niet onder de doelgroep van deze regeling.

  • 3.

    Cliënten van wie de aanvraag op grond van het Bbz is afgewezen, vallen niet zonder meer onder de Bescheiden Schaal Regeling (BSR). Zij moeten (opnieuw) een beroep doen op de BSR en toetsing aan criteria zal opnieuw plaatsvinden. Bij afwijzing dient het bedrijf beëindigd te worden.

Artikel 3 Wettelijke vereisten

  • 1.

    De zelfstandige moet voldoen aan de wettelijke eisen die verband houden met zijn activiteiten, waaronder het beschikken over:

    • a.

      benodigde vergunningen;

    • b.

      een geldige inschrijving bij de Kamer van Koophandel;

    • c.

      een BTW-nummer;

    • d.

      een deugdelijke boekhouding die voldoet aan de eisen die de Belastingdienst hiervoor hanteert.

  • 2.

    Illegale en strafrechtelijk verboden activiteiten en activiteiten in strijd met het bestemmingsplan of de algemeen verbindende voorschriften zijn niet toegestaan.

Artikel 4 Toestemming om activiteiten als zelfstandige op bescheiden schaal uit te voeren

  • 1.

    De zelfstandige kan toestemming krijgen om voor de duur van 12 maanden met behoud van uitkering deze activiteiten uit te voeren.

  • 2.

    De in lid 1 genoemde termijn kan telkens verlengd worden met 12 maanden, indien naar het oordeel van het college de activiteiten niet in strijd met deze beleidsregels worden uitgevoerd.

  • 3.

    De in lid 1 genoemde toestemming kan door het college worden ingetrokken als:

    • a.

      de zelfstandige niet meer behoort tot de in artikel 2 van deze beleidsregels genoemde doelgroep, of

    • b.

      de zelfstandige zich niet houdt aan de voorwaarden of verplichtingen die zijn verbonden aan de toestemming, of

    • c.

      sprake is van zelfstandige activiteiten met een blijvend negatief bedrijfsresultaat.

  • 4.

    Geen toestemming wordt verleend voor zelfstandige activiteiten op bescheiden schaal in hetzelfde beroep waarvoor belanghebbende meer dan 85 procent is afgekeurd.

Artikel 5 Uren

  • 1.

    De zelfstandige mag gemiddeld niet meer dan 23,5 uur per week als zelfstandige werken en houdt van de gewerkte uren een administratie bij.

  • 2.

    De in lid 1 genoemde urengrens geldt voor alle werkzaamheden inclusief de uren die besteed moeten worden aan administratie en boekhouding.

  • 3.

    De in lid 1 genoemde uren gelden voor de zelfstandige en de eventuele partner samen.

  • 4.

    De zelfstandige hanteert voor de gewerkte uren zoveel als mogelijk een urenstaat waarvan een kopie aan het college wordt overgelegd.

Artikel 6 Concurrentievervalsing

De zelfstandige is verplicht om marktconforme tarieven te hanteren voor zijn product of dienst.

Artikel 7 Belastbaar inkomen

Als belastbaar inkomen wordt aangemerkt de omzet minus de inkoop- en bedrijfskosten, rekening houdend met het bepaalde in artikel 11 van deze beleidsregels.

Hoofdstuk 2 Verplichtingen

Artikel 8 Arbeidsverplichting

  • 1.

    De zelfstandige activiteiten mogen geen belemmering vormen voor het nakomen van de verplichtingen tot arbeidsinschakeling.

  • 2.

    De zelfstandige kan geen recht op gedeeltelijke ontheffing van de arbeidsverplichting ontlenen aan het ondernemerschap op bescheiden schaal.

Artikel 9 Administratieve verplichtingen

  • 1.

    De zelfstandige opent een aparte (bij voorkeur zakelijke) bankrekening die uitsluitend gebruikt wordt voor alle betalingen en ontvangsten die te maken hebben met de onderneming.

  • 2.

    De zelfstandige overlegt jaarlijks samen met het mutatieformulier inkomsten:

    • a.

      een inkomstenopgave; en

    • b.

      een urenadministratie.

Hoofdstuk 3 Boekhouding en inkomsten

Artikel 10 Boekhouding

  • 1.

    De zelfstandige houdt een deugdelijke boekhouding bij die voldoet aan de criteria van de Belastingdienst en die in ieder geval bestaat uit:

    • a.

      een kopie van de aangifte en aanslag omzet- en inkomstenbelasting; EN

    • b.

      een jaarrekening inclusief balans en winst- en verliesrekening.

  • 2.

    De in lid 1 genoemde boekhouding moet jaarlijks na afloop van het boekjaar voor 1 juli overgelegd worden.

Artikel 11 Kosten

Niet alle verwervingskosten kunnen in mindering worden gebracht. Uitgangspunt is in ieder geval dat de kosten noodzakelijk zijn en gedurende de BSR-periode zo beperkt mogelijk worden gehouden. Uit het hiervoor opgestelde format mutatieformulier Bescheiden Schaal blijkt welke verwervingskosten in mindering kunnen worden gebracht. Volledigheidshalve volgt hieronder nog een toelichting:

Naast de inkoopkosten kunnen ter bepaling van de inkomenskorting de volgende verwervingskosten op de omzet in mindering gebracht worden:

  • a.

    Aanloopkosten: de kosten van inschrijving bij de Kamer van Koophandel, voor benodigde vergunningen en ontheffingen alsmede de kosten voor aanschaf voorraden.

  • b.

    Huur locatie: incidentele kosten voor huur

  • c.

    Promotiekosten (met een maximaal percentage van 25 procent van de omzet);

  • d.

    Reiskosten: kosten gekoppeld aan de opdracht;

  • e.

    Boekhoudkosten.

Kosten die door de Belastingdienst niet als aftrekbaar in aanmerking worden genomen, blijven voor eigen rekening van de zelfstandige.

Artikel 12 Inkomen

De verschuldigde inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen over het inkomen worden overeenkomstig de belastingtarieven en -schijven van de Wet inkomstenbelasting 2001 vastgesteld.

Artikel 13 Inkomstenverrekening

  • 1.

    Het (belastbaar) inkomen van de zelfstandige als bedoeld in artikel 7 wordt jaarlijks verrekend met de uitkering op basis van de inkomstenopgave, waarbij voor uitkeringsgerechtigden het percentage van schijf 1 van de belastingtarieven en -schijven van de Wet inkomstenbelasting 2001 in mindering wordt gebracht op het inkomen.

  • 2.

    De inkomstenvrijlating uit artikel 31, tweede lid, onder n en onder r, van de Participatiewet of artikel 9, tweede lid en vijfde lid, van de IOAW wordt toegepast op de inkomsten uit onderneming, indien hier naar het oordeel van het college recht op bestaat.

  • 3.

    Om forse nabetalingen of terugvorderingen te voorkomen kan het college besluiten te werken met een fictief maandinkomen dat maandelijks wordt verrekend.

Artikel 14 Definitieve vaststelling

  • 1.

    Na ontvangst van de in artikel 10 lid 1 genoemde stukken zal overgegaan worden tot een definitieve vaststelling van het inkomen uit onderneming, rekening houdend met de bepalingen van artikel 11 tot en met 13 van deze beleidsregels.

  • 2.

    Indien de inkomsten na de definitieve vaststelling hoger zijn dan wat op grond van artikel 13 met de uitkering is verrekend, vindt herziening plaats van de verstrekte uitkering over het afgelopen boekjaar.

  • 3.

    De teveel verstrekte uitkering als gevolg van het bepaalde in het derde lid zal worden teruggevorderd overeenkomstig de bepalingen in artikel 58 Participatiewet en de Beleidsregels terugvordering Participatiewet en IOAW.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 15 Hardheidsclausule

  • 1.

    Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van belanghebbende gemotiveerd afwijken van de beleidsregels indien de toepassing ervan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

  • 2.

    Het college beslist in gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien.

Artikel 16 Inwerkingtreding en overgangsrecht

1.Deze beleidsregels treden in werking op 1 januari 2017.

Artikel 17 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als ‘Beleidsregels zelfstandige activiteiten op bescheiden schaal, gemeente Utrecht’.

Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van Utrecht, gehouden op 25 oktober 2016.

De secretaris, de burgemeester,

Algemene toelichting

Voor bijstand aan zelfstandigen, die voldoen aan de definitie ‘zelfstandige’ gelden afzonderlijke bijstandsregels (Bbz 2004). Voor mensen die niet als zelfstandige worden aangemerkt, geldt de Participatiewet of de IOAW. Daarnaast bieden de Participatiewet en de IOAW juridische mogelijkheden om naast de uitkering op bescheiden schaal als zelfstandige te werken.

Het creëren van mogelijkheden om op bescheiden schaal als zelfstandige te werken, kan diverse doelen dienen. De volgende drie doelen kunnen onderscheiden worden:

  • a.

    Opstap naar zelfstandig ondernemerschap: de werkzaamheden als zelfstandige op bescheiden schaal kunnen een opstap zijn voor beginnende zelfstandigen. Deze opstap kan ertoe leiden dat iemand uiteindelijk gaat behoren tot de doelgroep van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004).

  • b.

    Maatschappelijke participatie: door werkzaamheden als zelfstandige op bescheiden schaal te verrichten, is sprake van maatschappelijke participatie. Deze actieve deelname aan de samenleving is positief voor de zelfstandige die een bijdrage levert aan de maatschappij en hiermee investeert in zijn netwerk en tegelijkertijd deels in zijn eigen onderhoud voorziet. De werkzaamheden die verricht worden, leveren daarnaast een positieve bijdrage aan een vitale lokale economie.

  • c.

    Schadelastbeperking: door zelfstandige werkzaamheden op bescheiden schaal uit te voeren worden inkomsten verworven. Deze inkomsten worden gekort op de uitkering. Hierdoor worden uitkeringslasten bespaard. Zeker voor personen die niet in staat zijn om door middel van arbeid in hun levensonderhoud te voorzien, is zelfstandigheid op bescheiden schaal een goed alternatief. Dit geldt voor de belanghebbende die initiatief toont en voor een deel in het eigen onderhoud voorziet, maar ook voor de gemeente die minder uitkeringslasten heeft.

Van deze beleidsregels kunnen door verschillende soorten zelfstandigen gebruik kan worden gemaakt. Hierbij kunnen de volgende groepen worden onderscheiden:

  • 1.

    Parttime zelfstandigen; voor deze groep geldt dat volledige uitstroom de doelstelling is, ofwel als opstap naar de Bbz-regeling, ofwel uitstroom in combinatie met een baan in loondienst (hybride zelfstandigen);

  • 2.

    Marginale zelfstandigen: voor deze groep geldt dat volledige uitstroom doorgaans niet haalbaar is; maatschappelijke participatie is bij deze personen de doelstelling.

Beide groepen kunnen gebruik maken van de mogelijkheden die deze beleidsregels bieden. De regels uit deze beleidsregels zijn voor beide groepen toepasbaar. In de praktijk zal het verschil tussen beide groepen vooral tot uiting komen in de wijze waarop de arbeidsverplichtingen worden toegepast.

In deze beleidsregels zijn criteria opgenomen waaraan voldaan moet worden om als zelfstandige op bescheiden schaal te worden aangemerkt. Deze criteria beogen o.a. om concurrentievervalsing te voorkomen en inkomsten goed te kunnen verrekenen. Als voldaan wordt aan de criteria, dan wordt toestemming verleend om gedurende 12 maanden te werken als zelfstandige op bescheiden schaal. Deze termijn kan meerdere keren verlengd worden.

Toelichting op de artikelen

HOOFDSTUK 1 Algemeen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit artikel wordt een toelichting gegeven bij enkele in deze beleidsregels gebruikte begrippen en afkortingen.

Artikel 2 Doelgroep

In dit artikel wordt omschreven wanneer iemand voldoet aan het begrip ‘zelfstandige op bescheiden schaal’ en dus een beroep kan doen op de bepalingen van deze beleidsregel.

In artikel 2, onder e, wordt gesteld dat de verplichtingen die zijn of worden aangegaan snelle beëindiging van de zelfstandige activiteiten mogelijk moeten maken. Hierbij wordt als uitgangspunt gehanteerd dat de verplichtingen die worden aangegaan binnen een maand beëindigd moeten kunnen worden, zonder dat financiële verplichtingen resteren. Zo wordt niet ingestemd met de huur van bedrijfsruimte, waarvan de opzegtermijn langer dan een maand is en met het aangaan van een arbeidsovereenkomst, waarbij de inzet van de medewerker niet binnen een maand beëindigd kan worden.

Wanneer de klant niet (langer) voldoet aan de voorwaarden zal deze een keuze moeten maken:

  • -

    de klant breidt zijn zelfstandige activiteiten verder uit en wordt fulltime ondernemer (bijv. middels de voorbereidingsperiode Bbz); of,

  • -

    de klant staakt zijn activiteiten.

Artikel 3 Wettelijke vereisten

Formele vestigingseisen moeten voorkomen dat onrechtmatig wordt gestart met gevaar, schade, hinder, overlast etc. voor de omgeving waarin het bedrijf/beroep is gevestigd. Formele vestigingseisen zijn controleerbaar via inzage van vergunningen/verklaringen. Daarnaast moet de zelfstandige ook alle wettelijk vereiste inschrijvingen hebben.

Artikel 4 Toestemming om activiteiten als zelfstandige op bescheiden schaal uit te voeren

De klant moet vooraf toestemming vragen om met behoud van uitkering als zelfstandige op bescheiden schaal te gaan werken. De toestemming kan telkens voor 12 maanden worden verleend. Uitgangspunt is hierbij dat de zelfstandige aan de voorwaarden moet blijven voldoen om verlenging van de toestemming te verkrijgen.

Gedurende de periode waarvoor toestemming wordt verleend, is wel sprake van frequent contact tussen de zelfstandige en de gemeente. Er vindt in ieder geval elke 6 maanden een contactmoment plaats waarin de gang van zaken besproken wordt.

De toestemming om gebruik te maken van de mogelijkheden van deze beleidsregels kan ingetrokken worden. Hiervoor geeft artikel 4, derde lid, drie mogelijkheden. In de eerste plaats is intrekking van de toestemming mogelijk als de belanghebbende niet meer tot de doelgroep behoort. Daarnaast is intrekking mogelijk als de zelfstandige zich niet aan de voorwaarden of verplichtingen houdt. Hier kan o.a. gedacht worden aan het niet nakomen van de arbeidsverplichtingen (zie artikel 8 van de beleidsregels), het niet voldoen aan de administratieve verplichtingen (zie artikel 9 van de beleidsregels) en het niet bijhouden van een deugdelijke boekhouding (zie artikel 10 van de beleidsregels). De beginselen van behoorlijk bestuur brengen met zich mee dat de zelfstandige in de gelegenheid wordt gesteld alsnog aan de verplichtingen te voldoen, voordat de intrekking van de toestemming plaatsvindt. De derde situatie waarin intrekking van de toestemming kan plaatsvinden, is als sprake is van een blijvend negatief bedrijfsresultaat. Onder blijvend wordt verstaan dat al enkele maanden sprake is van een negatief resultaat en dat er geen reëel aannemelijk te maken perspectief op een positief resultaat is.

Startgesprek

Voordat toestemming wordt verleend vindt met belanghebbende een startgesprek BSR plaats m.b.t. de criteria en verplichtingen en de voorlopige fictieve inkomenskorting. Na zes maanden wordt de belanghebbende opgeroepen voor een tussengesprek (het zes maanden BSR gesprek) waarin belanghebbende zijn inkomsten opgeeft en de voortgang bespreekt. Als na zes maanden geen winst is behaald of verlies is geleden (minimaal te behalen winst moet nog worden bezien), wordt de toestemming BSR ingetrokken/ beëindigd. Na twaalf maanden wordt belanghebbende cliënt aangeschreven voor het overleggen van de Winst- en verliesrekening en de belastingaangifte, vervolgens wordt het definitieve recht op uitkering vastgesteld en wordt het nieuwe op deelname aan de BSR vastgesteld. Ook wordt dan een eventuele nieuwe fictieve inkomenskorting gemeld. Na zes maanden vindt dan weer het zes maanden BSR-gesprek plaats.

Artikel 5 Uren

De omvang van het ondernemerschap op bescheiden schaal met behoud van uitkering moet onder het urencriterium van het Bbz blijven. Bij 23,5 uur of meer per week is sprake van voltijd ondernemerschap en is bijstandsverlening op grond van het Bbz aangewezen. Bij ondernemerschap is sprake van directe en indirecte uren. Directe uren zijn de voor de onderneming gewerkte uren, waarin daadwerkelijk geld wordt verdiend. De indirecte uren zijn de uren besteed aan administratie, werven van een opdracht, studie, reistijd etc. Voor deeltijd ondernemers met een uitkering gelden zowel de directe als de indirecte uren als zelfstandige werkuren.

Daarnaast geldt dit urencriterium voor zowel de alleenstaande zelfstandige als de gehuwden samen. Er kan dus niet meer dan 23,5 uur per week aan de onderneming besteed worden. De ondernemer moet zoveel mogelijk met een rooster werken. Dit zorgt ervoor dat een eventueel in te zetten traject richting arbeidsinschakeling geen belemmeringen ondervindt van het zelfstandige ondernemerschap.

Voor de IOAW kan geen urenbeperking worden opgelegd, maar hiervoor geldt dat de zelfstandige nog wel als werkloze werknemer als bedoeld in de IOAW moet kunnen worden aangemerkt. Als een IOAW-er door zijn werkzaamheden als zelfstandige helemaal niet meer beschikbaar is voor de arbeidsmarkt dan is hij geen werkloze werknemer meer en heeft dit gevolgen voor het recht op IOAW. Door middel van een urenregistratie vindt de controle hierop plaats.

Artikel 6 Concurrentievervalsing

Deze regeling is niet bedoeld om ondernemers met een uitkering een betere positie te bieden op de markt dan fulltime ondernemers. Naast het voldoen aan de voorwaarden van deze beleidsregels is het dan ook niet toegestaan om tarieven te hanteren die niet marktconform zijn. Of het gehanteerde tarief marktconform is, wordt bepaald door het college. Als leidraad wordt hiervoor genomen: de gemiddelde tarieven die door vergelijkbare ondernemers in de regio worden gehanteerd.

Artikel 7 Belastbaar inkomen

In dit artikel wordt de definitie van het belastbaar inkomen geregeld. Het belastbaar inkomen is de omzet minus de inkoop- en bedrijfskosten. In artikel 11 van deze beleidsregels is aangegeven welke (bedrijfs)kosten op de omzet in mindering gebracht mogen worden.

HOOFDSTUK 2 Verplichtingen

Artikel 8 Arbeidsverplichting

Het verlenen van toestemming om op bescheiden schaal zelfstandige activiteiten uit te voeren, staat in feite los van het al dan niet opleggen van arbeidsverplichtingen. Het kan zijn dat iemand een ontheffing van (een deel van) deze verplichtingen heeft en zelfstandige werkzaamheden op bescheiden schaal verricht met als oogmerk maatschappelijke participatie.

Maar er kan ook sprake zijn van iemand die wel degelijk de mogelijkheid heeft om uit te stromen door middel van arbeid in loondienst. Dan zullen de arbeidsverplichtingen in de volle omvang opgelegd worden. Maar zolang er nog sprake is van een uitkeringssituatie, kan als zelfstandige op bescheiden schaal gewerkt worden.

In geen enkel geval kan aan de zelfstandige op bescheiden schaal het recht toekomen op (gedeeltelijke) ontheffing van de arbeidsverplichting. De beoordeling hierover wordt door de gemeente gemaakt.

Artikel 9 Administratieve verplichtingen

Een aparte bankrekening voor de kosten en opbrengsten uit ondernemerschap vergemakkelijkt het zicht op de inkomende en uitgaande geldstromen van de onderneming. Het voorkomen van samenloop van privé en zakelijke kasstromen binnen één rekening vergroot het inzicht in de mate waarin de ondernemer de lopende betalingsverplichtingen kan voldoen.

Een deel van de administratie die de zelfstandige bij moet houden bestaat uit de urenadministratie. Via deze overzichten kan beoordeeld worden of het urencriterium niet wordt overschreden. Daarnaast kan aan de hand van een maandelijks inkomensoverzicht het inkomen per maand berekend worden.

HOOFDSTUK 3 Boekhouding en inkomsten

Artikel 10 Boekhouding

Uitgangspunt is dat klanten voor het bijhouden van hun administratie en boekhouding zich moeten houden aan de eisen die de Belastingdienst hiervoor heeft opgesteld. De boekhouding moet bestaan uit een jaarrekening (inclusief balans en verlies- en winstrekening) en eventueel een kasboek (in combinatie met een BTW-aangifte). Het ontbreken van zo’n administratie wordt gelijk gesteld met oneigenlijk gebruik en/of misbruik van de uitkering (omgekeerde bewijslast) en kan leiden tot intrekking van de toestemming, terugvordering van de uitkering en het opleggen van een bestuurlijke boete of maatregel.

Artikel 11 Kosten

Met opgevoerde kosten wordt rekening gehouden voor zover deze vanuit bijstandsoogpunt redelijk te achten zijn. De Belastingdienst kan hierbij mogelijk een afwijkend oordeel geven. Bij zelfstandige activiteiten op bescheiden schaal is het uitgangspunt dat deze activiteiten op korte termijn beëindigd kunnen worden. Er kunnen dus geen langlopende verplichtingen aangegaan worden. Dit sluit aan op het bepaalde in artikel 2, onder e, van deze beleidsregels. Dit kan bijvoorbeeld gevolgen hebben voor opgevoerde kosten die samenhangen met de huur van een bedrijfspand of het aannemen van personeel.

Daarnaast kan er (indirect) geen bijstand worden verleend voor schulden of investeringen in het bedrijf. Ook de afschrijvingen die plaatsvinden met betrekking tot deze investeringen worden niet meegenomen als kosten. Ook kosten die in strijd zijn met de overige bepalingen van deze beleidsregels kunnen uiteraard niet opgevoerd worden. Tot slot moeten de overige kosten volgens de regels die de Belastingdienst hiervoor hanteert, worden opgevoerd.

Voor vervoerskosten wordt uitgegaan van alleen zakelijk vervoer per auto of OV. Per auto geldt een kilometerprijs conform artikel 3.15 Wet Inkomstenbelasting en bij OV wordt uitgegaan van bewijsstukken gekoppeld aan de opdracht.

Indien belanghebbende tijdens een voortraject Bbz een voorbereidingskrediet heeft ontvangen en in aansluiting op dit traject geen eigen bedrijf/zelfstandig beroep start, zal het verstrekte voorbereidingskrediet in mindering worden gebracht op het bedrag aan opgevoerde verwervingskosten.

Artikel 12 Inkomen

Ondernemers moeten inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen afdragen over hun inkomsten uit bedrijf. Bij het vaststellen van de inkomsten uit de werkzaamheden als zelfstandige op bescheiden schaal wordt hiermee rekening gehouden. Het omrekenen van ‘bruto omzet’ naar ‘netto omzet’ vindt plaats door de toepasselijke belastingtarieven en -schijven van de Wet inkomstenbelasting 2001 te hanteren. Voor mensen met een bijstandsuitkering hebben we het dan in principe over de eerste schijf, met het daarbij behorende tarief van 36,5 procent (percentage 2015).

Zelfstandigen op bescheiden schaal kunnen geen gebruik maken van de zelfstandigenaftrek.

Voor de IOAW geldt dat het belastbare inkomen uit onderneming als inkomen wordt aangemerkt. Dit betekent dus dat voor deze doelgroep geen rekening wordt gehouden met af te dragen inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen. Dit is overeenkomstig het Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten en de bruto uitbetalingsystematiek die voor de IOAW geldt.

Artikel 13 Inkomstenverrekening

De inkomensvrijlating in de Participatiewet en de IOAW kan ook op de inkomsten uit onderneming toegepast worden. Wanneer de klant onder de doelgroep van de vrijlating van inkomsten op grond van 31, tweede lid, onder n en onder r, van de Participatiewet of artikel 8, tweede en vijfde lid, van de IOAW valt, wordt over het te korten bedrag aan inkomsten uit eigen bedrijf/beroep de vrijlating berekend.

Op grond van artikel 45, tweede lid Participatiewet, kan zowel de vaststelling als de betaling van de bijstand over een langere periode dan de betreffende kalendermaand worden uitgesmeerd (zogenoemde middeling van inkomsten). Deze beleidsregels benutten deze wettelijke mogelijkheid om het inkomen uit zelfstandige activiteiten op bescheiden schaal jaarlijks vast te stellen. Op deze manier ontstaat ook ruimte voor zelfstandige activiteiten op bescheiden schaal die gedurende een korte periode een relatief hoog inkomen opleveren.

Om forse nabetalingen of terugvorderingen te voorkomen kan het college besluiten te werken met een fictief maandinkomen dat maandelijks wordt verrekend. Eventuele verliezen zijn voor eigen risico.

Artikel 14 Definitieve vaststelling

De inkomstenverrekening zoals genoemd in artikel 13 betreft een voorlopige verrekening. Aan de hand van de jaarcijfers en kopie belastingaangifte wordt het inkomen definitief vastgesteld volgens de bepalingen van artikel 11 tot en met 13 van deze beleidsregels. Er volgt eventueel terugvordering of nabetaling afhankelijk van het definitieve inkomen. Is er geen sprake van winst maar van verlies, dan volgt geen nabetaling boven bijstandsniveau. Dit zou namelijk betekenen dat een niet-levensvatbaar bedrijf in stand wordt gehouden.

HOOFDSTUK 4 Overige bepalingen

Artikel 15 Hardheidsclausule

Voor onvoorziene situaties is de hardheidsclausule opgenomen in de beleidsregels. Als toepassing van de overige artikelen leidt tot onbillijkheden van overwegende aard, kan het college in het voordeel van de belanghebbende afwijken van de beleidsregels.

Artikel 16 Inwerkingtreding en overgangsrecht

In dit artikel is de datum van inwerkingtreding van deze beleidsregels geregeld.

Artikel 17 Citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich.

Naar boven