Treasurystatuut gemeente Vught

I Begrippenkader

Artikel 1.

In dit statuut wordt verstaan onder:

 

– Wet Fido

Wet Financiering decentrale overheden;

 

– Derivaten

Financiële instrumenten onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren;

 

– Drempelbedrag

Het bedrag wat maximaal aan het einde van de dag op de rekening-courant mag staan buiten de schatkist.  Het drempelbedrag wordt bepaald op basis van het begrotingstotaal van de gemeente;

 

– Financiering

Het inzetten van benodigde financiële middelen voor een periode van minimaal één jaar. Deze middelen kunnen bestaan uit zowel het benutten van eigen vermogen als het aantrekken van vreemd vermogen;

 

– Garantie

een financieringsinstrument, waarbij de gemeente zich tegenover een geldverstrekker verplicht in te staan voor de betalingsverplichtingen van een derde, waardoor deze geldverstrekker bereid is een lening te verstrekken;

 

– Geldstromenbeheer

Al die activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten te transfereren zowel binnen de organisatie zelf als tussen de organisatie en derden (betalingsverkeer);

 

– Intern liquiditeitsrisico

De risico’s van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitenplanning en meerjaren investeringsplanning waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen;

 

– Kasgeldlimiet

Een bedrag op basis van de Wet Fido ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar;

 

– Koersrisico

Het risico dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen;

 

– Kredietrisico

De risico’s op een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de wederpartij door insolventie of deficit;

 

– Liquiditeitenbeheer

Het aantrekken en uitzetten van middelen voor een periode tot één jaar;

 

– Liquiditeitenplanning

Een gestructureerd overzicht van de toekomstige inkomsten en uitgaven ingedeeld naar aard en tijdseenheid;

 

– Rating

De inschatting van de kans op eventuele wanbetalingen bij toekomstige rente- en aflossingsbetalingen op schuldpapier;

 

– Renterisico

De mate waarin het saldo van rentelasten en rentebaten verandert door rentewijzigingen;

 

– Renterisiconorm

Een bedrag op basis van de Wet Fido ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegroting bij aanvang van enig jaar.

 

– Rentetypische looptijd

Het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de voorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare, constante rentevergoeding;

 

– Rentevisie

Toekomstverwachting over de rente-ontwikkeling;

 

– Ruddo

Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden.

 

– Saldobeheer

Het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen;

 

– Schatkistbankieren

Het aanhouden van overtollige middelen in de schatkist bij het Ministerie van Financiën.

 

– Toezichthouder

De Provincie Noord-Brabant.

 

– Treasuryfunctie

De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. De treasuryfunctie bestaat uit vier deelfuncties: risicobeheer, gemeentefinanciering, kasbeheer en debiteuren- en crediteurenbeheer;

 

– Uitzetting

Het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen. Kortlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode tot één jaar en langlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode van één jaar of langer;

 

– Zero-balancing

Het afromen van het saldo van een bankrekening ten gunste van de rekening-courant bij de schatkist dan wel aanvullen van een saldo van een bankrekening ten laste van de rekening-courant bij de schatkist.

 

II Doelstellingen van de treasuryfunctie

Artikel 2.

De treasuryfunctie van de gemeente dient tot:

  • 1.

    Het zorgdragen voor een tijdige beschikbaarheid van middelen door het verkrijgen en handhaven van toegang tot financiële markten tegen acceptabele condities;

  • 2.

    Het beschermen van gemeentelijke vermogens- en renteresultaten tegen ongewenste financiële risico’s zoals renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s en liquiditeitsrisico’s;

  • 3.

    Het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities;

  • 4.

    Het optimaliseren van de renteresultaten binnen de kaders van de Wet Fido en dit treasurystatuut.

Risicobeheer

III Uitgangspunten risicobeheer

Artikel 3.

Met betrekking tot risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten:

  • 1.

    De gemeente is, uit hoofde van de treasury functie, verplicht overtollige middelen (boven het drempelbedrag en boven wettelijke uitzonderingen), aan te houden bij het Rijk of via een lening te verstrekken aan een ander openbaar lichaam, met inachtneming van het gestelde in artikel 2 lid 3 van de Wet Fido.

  • 2.

    De gemeente kan uitgezonderde middelen uitzetten uit hoofde van de treasuryfunctie, indien deze uitzettingen een prudent karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico.

  • 3.

    Op grond van artikel 7 van de Financiële verordening van de Gemeente Vught mag het college van B&W uitsluitend leningen of garanties in de vorm van borgtocht < € 20.000 verstrekken uit hoofde van de ‘publieke taak’ en zorgt voor zekerheden.

  • 4.

    Op grond van artikel 15.1 van de Financiële verordening van de Gemeente Vught is het gebruik van derivaten niet toegestaan.

IV Renterisicobeheer

Artikel 4.
  • 1.

    Nieuwe leningen/uitzettingen worden afgestemd op de bestaande financiële positie en de liquiditeitenplanning.

  • 2.

    De rente typische looptijd en het renteniveau van de betreffende lening/uitzetting wordt zo veel mogelijk afgestemd op de actuele rentestand en de rentevisie;

     

V Koersrisicobeheer

Artikel 5.
  • 1.

    De gemeente kan slechts geldleningen aangaan of verstrekken en de nakoming van uit geldleningen voortvloeiende verplichtingen (de betaling van rente en aflossing) kunnen slechts worden gegarandeerd als de hoofdsom niet onderhevig is aan enige vorm van indexatie.

  • 2.

    Bovendien beperkt de gemeente de koersrisico’s door overeenkomstig artikel 7 de looptijd van de uitzettingen af te stemmen op de liquiditeitenplanning.

     

VI Kredietrisicobeheer

Artikel 6.

Voor het verstrekken van leningen en/of gemeentegaranties in de vorm van borgtocht € 20.000, wordt vooraf informatie ingewonnen over de financiële positie en de kredietwaardigheid van de betreffende partij en wordt voor zekerheden gezorgd.

 

VII Intern liquiditeitsrisicobeheer

Artikel 7.

De gemeente beperkt haar interne liquiditeitsrisico’s door haar treasury activiteiten te baseren op een korte termijn liquiditeitenplanning (looptijd tot één jaar), evenals een meerjarige liquiditeitenplanning.

 

VIII Valutarisicobeheer

Artikel 8.

Valutarisico’s worden in de gemeente uitgesloten door uitsluitend leningen te verstrekken, aan te gaan of te garanderen in de euro, conform het Besluit leningsvoorwaarden decentrale overheden.

 

Gemeentefinanciering

IX Financiering

Artikel 9.

Bij het aantrekken van financieringen voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Financiering met externe financieringsmiddelen wordt zoveel mogelijk beperkt door primair de beschikbare interne financieringsmiddelen te gebruiken teneinde het renteresultaat te optimaliseren;

  • 2.

    Bij het aantrekken van financieringen maakt de gemeente gebruik van onderhandse leningen.

X Relatiebeheer

Artikel 10.

De gemeente beoogt het realiseren van gunstige c.q. marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten. Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Financiële ondernemingen (banken en andere, pensioenfondsen, verzekeraars en overige instellingen waaronder beleggingsinstellingen en geldtransactiekantoren) dienen onder Nederlands of aan de andere kant EER-toezicht1

    Onder de Europese Economische Ruimte (EER) vallen naast de lidstaten van de Europese Unie ook Noorwegen, IJsland en Liechtenstein.

    te vallen zoals De Nederlandse Bank of de AFM.

  • 2.

    Tussenpersonen dienen geregistreerd te staan bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM).

Kasbeheer

XI Geldstromenbeheer

Artikel 11.

Teneinde de kosten van het geldstromenbeheer te minimaliseren wordt:

  • 1.

    Het liquiditeitsgebruik beperkt door de geldstromen op gemeenteniveau op elkaar en de liquiditeitenplanning af te stemmen. Hierbij wordt erop toegezien dat de liquiditeitspositie voldoende is om te garanderen dat de verplichtingen tijdig kunnen worden nagekomen.

  • 2.

    Het betalingsverkeer zoveel mogelijk elektronisch uitgevoerd door één bank;

XII Saldo- en liquiditeitenbeheer

Artikel 12.

Voor het saldobeheer en het liquiditeitenbeheer gelden de volgende specifieke richtlijnen:

  • 1.

    De gemeente streeft naar concentratie van de liquiditeiten binnen één rente compensatiecircuit bij de bank met de gunstigste condities;

  • 2.

    Indien er een liquiditeitsbehoefte ontstaat, kan de gemeente kortlopende middelen aantrekken. Hierbij worden wettelijke limieten niet overschreden.

  • 3.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van kortlopende middelen zijn daggeld, kasgeldleningen en kredietlimiet op rekening courant;

  • 4.

    Toegestane instrumenten bij het uitzetten van gelden, uitgezonderd van het schatkistbankieren, voor een periode korter dan één jaar zijn rekening-courant, daggeld, spaarrekeningen, deposito’s.

Administratieve organisatie en interne controle

XIII Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle

Artikel 13.

Binnen de treasuryfunctie gelden de volgende algemene uitgangspunten op het gebied van administratieve organisatie en interne controle:

  • 1.

    De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van treasuryactiviteiten zijn op eenduidige wijze schriftelijk vastgelegd;

  • 2.

    Bij de uit te voeren treasuryactiviteiten is functiescheiding doorgevoerd met als belangrijkste voorwaarden:

    • a.

      iedere transactie wordt door minimaal twee functionarissen geautoriseerd (het vier-ogen-principe);

    • b.

      de uitvoering en de controle gebeurt door afzonderlijke functionarissen;

    • c.

      de uitvoering en de registratie in de financiële administratie gebeurt door afzonderlijke functionarissen.

  • 3.

    Wederpartijen wordt opdracht gegeven de bevestigingen van iedere transactie te versturen naar de financiële administratie zonder tussenkomst van de personen die bevoegd zijn tot het sluiten van de transacties;

XIV Verantwoordelijkheden

Artikel 14.

De verantwoordelijkheden met betrekking tot de treasuryfunctie van de gemeente staan in onderstaande tabel gedefinieerd.

Functie

Verantwoordelijkheden

College van B&W

• Het vaststellen van treasurydoelstellingen, het treasurybeleid, beleidskaders en limieten;

• Het evalueren en als gevolg daarvan (eventueel) bijstellen van het treasurybeleid;

• Het uitvoeren van het treasurybeleid (formele verantwoordelijkheid);

• Het rapporteren aan de Gemeenteraad over de uitvoering van het treasurybeleid in de financieringsparagraaf.

Portefeuillehouder Financiën

• Het uitvoeren van het treasurybeleid (politieke verantwoordelijkheid).

Concern Controller

• Bewaakt de juistheid, volledigheid en tijdigheid van de rapportage en doet voorstellen voor beleidswijzigingen.

• Ziet toe op naleving van dit statuut

Adjunct Directeur

• Het uitvoeren van de aan hem/haar gemandateerde treasuryactiviteiten conform het treasurystatuut en de treasuryparagraaf;

• Het autoriseren van de door de medewerker belast met treasury voorgestelde transacties;

• Het bewaken van de kwaliteit van de treasuryprocessen;

• Het zorgdragen voor juiste verantwoording van de uitvoering van de door hem/haar gemandateerde treasuryactiviteiten;

• Het rapporteren aan B&W over de uitvoering van het treasurybeheer;

• Het afleggen van verantwoording aan het college van B&W.

Taakverantwoordelijke/

Taakverantwoordelijk managers

• Het zorgdragen voor het tijdig aanleveren van betrouwbare, volledige en bruikbare operationele informatie over toekomstige geldstromen aan de medewerker treasury.

• Het fiatteren van betalingen en ontvangsten ten laste of ten gunste van hun budgetten

Financieel beleidsmedewerker belast met treasury

• Het uitvoeren van de activiteiten met betrekking tot de volgende deelfuncties: het risicobeheer, gemeentefinanciering (financiering, uitzetting en relatiebeheer) en kasbeheer. Deze activiteiten moeten conform dit treasurystatuut en de treasuryparagraaf worden uitgevoerd en de transacties dienen geautoriseerd te zijn door de afdelingsmanager Bestuur Management en Ondersteuning (BMO);

• Het aantrekken en uitzetten van gelden in het kader van het saldo- en liquiditeitenbeheer;

• Het beheren van de geldstromen;

• Het onderhouden van contacten met banken, geldmakelaars en overige financiële ondernemingen;

• Het afsluiten van financiële contracten voortvloeiend uit bovenstaande deelfuncties geautoriseerd door het afdelingshoofd;

• Het schriftelijk vastleggen van de treasurytransacties en het doorgeven hiervan aan de administratief medewerker;

• Het voorbereiden van beleidsvoorstellen op treasurygebied;

• Het aanleveren van tijdige, volledige en betrouwbare gegevens aan de gemeentelijke administratie;

• Het afleggen van verantwoording aan de afdelingsmanager Bestuur, Management en Ondersteuning (BMO) over de uitvoering van de aan hem/haar gemandateerde activiteiten.

Financieel Adviseur

• Het adviseren van de afdelingen/sectoren over de financiële gevolgen van hun activiteiten en projecten;

Medewerker Interne Bedrijfsvoering

• Het juist en volledig administreren van de bezittingen, schulden, inkomsten, uitgaven, ontvangsten en betalingen in de financiële administratie;

• Het overboeken van saldi tussen bankrekeningen

• Het ontvangen van de orderbevestiging van derden en het controleren van deze overeenkomt met de transactie-informatie zoals verstrekt door de medewerker belast met treasury;

Medewerker belast met interne controle

• Het voeren van de interne controle op de uitgevoerde treasurytransacties en hierover rapporteren aan de afdelingsmanager Bestuur, Management en Ondersteuning (BMO) en de Concern Controller;

• Het afleggen van verantwoording aan de afdelingsmanager Bestuur, Management en Ondersteuning (BMO) en de Concern Controller over de uitvoering van de aan hem/haar gemandateerde activiteiten.

De externe accountant

• Het in het kader van haar reguliere controletaak adviseren en controleren omtrent de feitelijke naleving van het treasurystatuut.

XV Bevoegdheden/mandaten

Artikel 15.

In onderstaande tabel staan bevoegdheden met betrekking tot treasuryactiviteiten weergegeven alsmede de daarbij benodigde fiattering.

 

 

Uitvoering door

(eerste handtekening)

Autorisatie door

(tweede handtekening)

Saldo-, liquiditeiten- en geldstromenbeheer

1. Het uitzetten van middelen via callgeld, deposito en spaarrekening

Financieel beleidsmedewerker

belast met treasury

Adjunct Directeur

2. Het aantrekken van middelen via callgeld of kasgeld

Financieel beleidsmedewerker

belast met treasury

Adjunct Directeur

3. Betalingsopdrachten voorbereiden en versturen

Administratief Medewerker

Medewerker Interne Bedrijfsvoering

Bankrelatiebeheer

4. Bankrekeningen openen/sluiten/wijzigen

Financieel beleidsmedewerker

belast met treasury

Adjunct Directeur

5. Bankcondities en tarieven afspreken

Financieel beleidsmedewerker

belast met treasury

Adjunct Directeur

Financiering en uitzetting

6. Het vaststellen van kredietfaciliteiten

Financieel beleidsmedewerker

belast met treasury

Adjunct Directeur

7. Het aantrekken van middelen via onderhandse leningen zoals vastgelegd in dit trausurystatuut.

Financieel beleidsmedewerker

belast met treasury

Adjunct Directeur

8. Verstrekken van garanties en/of geldleningen < € 20.000

Beleidsmedewerker

College van B&W

XVI Informatievoorziening

Artikel 16.

Met betrekking tot de treasuryactiviteiten dient tenminste de in de onderstaande tabel opgenomen informatie te worden verstrekt door de betreffende functionarissen:

Informatie

Frequentie

Informatie-verstrekker

Informatieontvanger

1. Gegevens m.b.t. toekomstige uitgaven en ontvangsten voor de liquiditeitenplanning

Dagelijks

Taakverantwoordelijke/ Taakverantwoordelijk

managers

Financieel

beleidsmedewerker

belast met treasury

2. Liquiditeitenplanning en renteontwikkeling

Kwartaal

Financieel

beleidsmedewerker

belast met treasury

Adjunct Directeur

3. Beleidsplannen treasury in treasuryparagraaf van begroting

Jaarlijks

B&W

Gemeenteraad

4. Verantwoording n.a.v. treasuryparagraaf via het jaarverslag

Jaarlijks

B&W

Gemeenteraad

5. Liquiditeitsplanning in meerjarenperspectief bij de programmabegroting

Jaarlijks

B&W

Gemeenteraad

6. Uitzetten en aantrekken van gelden > € 1.000.000

 

Financieel

beleidsmedewerker

belast met treasury

Portefeuille houder

7. Interne controle rapportage

Jaarlijks

Intern controleur

Directie

Vastgesteld per 15 december 2015.

Burgemeester en wethouders van Vught,

de secretaris,

drs. H.C. de Visch Eybergen

de burgemeester,

R.J. van de Mortel

Toelichting Treasurystatuut gemeente Vught

Op grond van de Financiële verordening van de Gemeente Vught stelt het college regels vast voor haar eigen taken en bevoegdheden ter uitvoering van de financieringsfunctie en de bijbehorende informatievoorziening. Deze regels zijn vastgelegd in dit treasurystatuut.

 

In de eerste plaats zijn de doelstellingen van de treasuryfunctie (in artikel 2) verwoord. Vervolgens geeft het bestuur in het treasurystatuut (aanvullende) richtlijnen en limieten waarbinnen de doelstellingen dienen te worden gerealiseerd.

 

Een richtlijn is een bindend voorschrift voor een handelswijze die gevolgd moet worden en een limiet is een type richtlijn die een uiterste grens aangeeft. Een belangrijk deel van de limieten en richtlijnen is bepaald door de Wet Financiering decentrale overheden (wet Fido) en de Financiële verordening van de Gemeente Vught. In het treasurystatuut zijn aanvullende richtlijnen en limieten opgenomen.

 

Met behulp van de limieten en richtlijnen wordt het ‘risicoprofiel’ van de gemeente bepaald, waarbinnen de treasuryactiviteiten dienen te worden uitgevoerd.

 

De treasuryparagraaf in de begroting geeft de beleidsplannen voor de treasuryfunctie voor de komende jaren en in het bijzonder voor het eerstkomende jaar weer. Het bevat onder meer gegevens over de algemene ontwikkelingen en de concrete beleidsplannen binnen de kaders van het treasurystatuut. Het gaat hierbij vooral om de plannen voor het risicobeheer, de gemeentefinanciering (analyse financieringspositie, leningen- en garantieportefeuille en uitzettingsportefeuille) en het kasbeheer. Uit de toelichting zal moeten blijken dat de plannen binnen de kaders van de Wet Fido en het treasurystatuut blijven. De treasuryparagraaf in het jaarverslag geeft in het bijzonder een verschillenanalyse tussen de plannen zoals deze zijn opgenomen in de begroting en de realisatie in het verslagjaar.

 

Artikel 2

In artikel 2 worden de doelstellingen van de treasuryfunctie van de gemeente weergegeven, hieronder worden deze afzonderlijk toegelicht.

Artikel 2 lid 1

In de eerste plaats dient de treasury ervoor te zorgen dat de gemeente duurzaam toegang heeft tot de financiële markten tegen acceptabele condities. De treasury dient te waarborgen dat de gemeente duurzaam in staat is de voor haar activiteiten benodigde middelen aan te trekken c.q. haar overtollige middelen uit te zetten op de financiële markten. De condities die daarbij worden bedongen dienen, in het licht van de op het betreffende moment gebruikelijke condities, acceptabel (tenminste marktconform) te zijn.

Artikel 2 lid 2

De gemeente loopt de volgende financiële risico’s: renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s en interne liquiditeitsrisico’s. Het is de taak van de treasury dergelijke risico’s te beperken. In de artikelen 4 tot en met 8 wordt aangegeven op welke wijze dit wordt gewaarborgd.

Artikel 2 lid 3

De derde doelstelling van de treasuryfunctie is het minimaliseren van de kosten bij het beheren van de geldstromen en de financiële posities. Deze kosten bestaan o.a. uit rentekosten, provisies en kosten van het betalingsverkeer. Het is de taak van de treasury het beheer zo efficiënt mogelijk uit te voeren.

Artikel 2 lid 4

De gemeente streeft ernaar de renteresultaten te optimaliseren. Dit betekent dat de gemeente geen middelen onbenut laat maar streeft naar zo hoog mogelijke renteopbrengsten (c.q. zo laag mogelijk rentekosten) zonder dat daarbij overmatige risico’s worden gelopen. De prioriteiten van de treasuryfunctie liggen in eerste instantie bij het beheersen en beperken van financiële risico’s; de treasuryfunctie is immers géén winstgerichte afdeling (‘profit center’). Binnen het acceptabele risicoprofiel zoals vastgesteld in de Wet Fido en dit treasurystatuut dient desondanks te worden gestreefd naar optimalisatie van de renteresultaten.

Artikel 3

De Wet Fido geeft twee belangrijke beleidsmatige uitgangspunten met betrekking tot treasury. Dit betreft de ‘publieke taak’ waarvoor leningen en garanties dienen enerzijds en het prudente karakter voor eventuele uitzettingen anderzijds. Er wordt hierbij dus een specifiek onderscheid gemaakt tussen het verstrekken van leningen ‘uit hoofde van de publieke taak’ en het uitzetten van middelen ‘uit hoofde van treasury’.

 

De wet stelt geen eisen aan het verstrekken van leningen en garanties uit hoofde van de publieke taak. Het gemeentebestuur bepaalt de publieke taak. De begroting en de begrotingswijzigingen bepalen het budgettaire kader voor de uitoefening van de publieke taak.

Artikel 3 lid 1

Een lening en/of garantstelling in de vorm van borgtocht is aan te merken als een vorm van subsidie. De bevoegdheid voor het verstrekken van een subsidie (en dan ook een lening en/of garantstelling) ligt bij de raad. De raad heeft incidentele subsidies tot en met een bedrag van € 20.000,= gemandateerd aan het college.

 

Bij de aanvraag tot het verlenen van een lening en/of gemeentegarantie in de vorm van borgtocht tot en met € 20.000 dient nagegaan te worden of de aanvrager kredietwaardig is. Hiervoor kunnen oa een jaarverslag, een meerjarenbegroting, stukken waaruit de rechtspersoonlijkheid blijkt en de onderbouwing van de financieringsbehoefte dienen. Tevens moet er gezorgd worden voor zekerheden.

 

Conform de Financiële verordening art. 15.3 van de gemeente Vught worden het openbaar belang van de uitzetting van de middelen en de zekerheden opgenomen in de besluitvorming.

Artikel 3 lid 2

De gemeente kan uitsluitend ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak leningen aangaan, middelen uitzetten of garanties verlenen. Overtollige middelen moeten aangehouden worden in ’s Rijks schatkist of mogen in de vorm van een lening uitgezet worden bij andere openbare lichamen.

 

Tussen betreffende openbare lichamen mag geen sprake zijn van een toezichtrelatie.

 

De middelen die de gemeente in ’s Rijks schatkist aanhoudt, blijven beschikbaar voor de uitoefening van de publieke taak.

Artikel 3 lid 3

Conform de Wet Fido, dienen uitzettingen ‘uit hoofde van treasury’ een prudent karakter te hebben.

 

In de Wet Fido en de bijbehorende ministeriële regelingen wordt het begrip ‘prudent’ nader uitgewerkt. Het aangaan van financiële transacties met als oogmerk die financiële waarden te zijner tijd eventueel met winst te verkopen, is nadrukkelijk niet toegestaan (zie artikel 2a lid 2 Wet Fido). Bankachtige activiteiten – het aantrekken en uitzetten van middelen met als doel het genereren van inkomen – zijn als gevolg van deze bepaling verboden.

Artikel 4

Renterisicobeheer omvat het beperken van de invloed van (externe-) rentewijzigingen op de financiële resultaten van de gemeente;

 

Een belangrijk uitgangspunt van de Wet Fido is het vermijden van grote fluctuaties in de rentelasten van openbare lichamen. Teneinde een grens te stellen aan korte financiering (met een rente typische looptijd tot één jaar) is in de Wet Fido de kasgeldlimiet opgenomen. Juist voor korte financiering geldt dat het renterisico aanzienlijk kan zijn, aangezien fluctuaties in de rente bij korte financiering direct een relatief grote invloed hebben op de rentelasten. De kasgeldlimiet wordt berekend als een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar (zie artikel 3 en 4 van de Wet Fido en artikel 2 van de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden). Bij incidentele wijzigingen in het inkomsten en uitgavenpatroon mag de kasgeldlimiet 2 kwartalen overschreden worden. Aan de ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden en beperkingen worden gesteld. (zie art. 4 Wet Fido). Conform art 15.2 van de Financiële verordening van de gemeente Vught informeert het college de raad indien de kasgeldlimiet 2 achtereenvolgende kwartalen wordt overschreden.

 

Om renterisico’s op de vaste schuld (schuld met een rente typische looptijd van één jaar of langer) te beheersen is de renterisiconorm in de Wet Fido opgenomen. De renterisiconorm kan worden berekend door een vastgesteld percentage te vermenigvuldigen met het totaal van de jaarbegroting per 1 januari van enig jaar. De toezichthouder kan ontheffing verlenen om de renterisiconorm te overschrijden. Aan de ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden en beperkingen worden gesteld. (zie art. 6 wet Fido).

Artikel 4 lid 1

Afstemming op de liquiditeitenplanning beoogt middelen slechts te lenen c.q. uit te zetten gedurende de periode dat zij daadwerkelijk nodig respectievelijk beschikbaar zijn met inachtneming van art. 4 lid 2.

Artikel 4 lid 2

Een rentevisie is een toekomstverwachting over de renteontwikkeling, op basis waarvan een financierings- en beleggingsbeleid wordt gevoerd. Afstemming van het beleid op de rentevisie betekent bijvoorbeeld het uitstellen van uitzettingen met een lange looptijd indien men een rentestijging verwacht. Conform art 17 uit de Financiële verordening van de gemeente Vught wordt de rentevisie opgenomen in de begroting.

Artikel 5 lid 1

Koersrisicobeheer omvat het beperken van het risico dat de financiële activa in waarde verminderd door koersrisico’s.

 

Ten aanzien van de financiële instrumenten die kunnen worden gebruikt voor het aantrekken of uitzetten van middelen in het kader van treasury, geldt als belangrijkste uitgangspunt dat de hoofdsom van de betreffende uitzetting/lening aan het einde van looptijd in tact blijft. Bij alle in dit artikel genoemde producten wordt aan het einde van de looptijd ten minste de hoofdsom (bij vastrentende waarden de ‘nominale waarde’) uitgekeerd.

 

Bij het uitzetten van gelden op rekening courant, spaarrekening, daggeld of deposito’s worden géén koersrisico’s gelopen. Het kan bij dergelijke producten echter voorkomen dat de opnamemogelijkheden beperkt zijn.

 

Voor uitzettingen uit hoofde van de publieke taak van de gemeente worden in dit treasurystatuut geen richtlijnen met betrekking tot producten opgenomen. Van belang is dat de Gemeenteraad bepaalt dat de betreffende uitzetting tot de ‘publieke taak’ van de gemeente behoort. In dit kader is het bijvoorbeeld mogelijk dat uitzettingen in de vorm van aandelen tot de publieke taak behoren.

Artikel 6

Kredietrisicobeheer omvat het beperken van het risico op waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet tijdig na kunnen komen van de verplichtingen door de wederpatrij.

 

Voor de uitgezonderde middelen van het schatkistbankieren worden middelen uitgezet uit hoofde van treasury bij financiële ondernemingen die gevestigd zijn in een lidstaat die: ten minste beschikt over een AA-rating (afgegeven door ten minste 2 rating bureaus) en voor henzelf of voor de door hen uitgegeven waardepapieren kunnen aantonen dat ze ten minste over een A-rating beschikken (afgegeven door ten minste 2 rating bureaus) conform de wettelijke kaders van de wet financiering decentrale overheden (Fido) en de bijbehorende ministeriële regelingen. Indien de rating van het afsluiten van het contract daalt onder het wettelijke niveau, zal het college van B&W per direct op de hoogte worden gebracht.

 

Tijdelijk overtollige gelden van aangetrokken leningen voor projectfinanciering worden uitsluitend uitgezet bij de financiële onderneming waar deze leningen zijn aangegaan.

 

Bij de aanvraag tot het verlenen van een lening en/of gemeentegarantie tot en met € 20.000 dient nagegaan te worden of de aanvrager kredietwaardig is. Hiervoor kunnen o.a. een jaarverslag, een meerjarenbegroting, stukken waaruit de rechtspersoonlijkheid blijkt en de onderbouwing van de financieringsbehoefte dienen. Tevens moet er gezorgd worden voor zekerheden.

 

Conform de Financiële verordening art. 15.3 van de gemeente Vught wordt het openbaar belang van de uitzetting van de middelen en de zekerheden opgenomen in de besluitvorming.

Artikel 7

Intern liquiditeitsrisico omvat het beperken van het risico als financiële resultaten afwijken van verwachtingen door wijzigingen in de liquiditeitenplanning

 

Ter beperking van interne liquiditeitsrisico’s baseert de gemeente haar financiële transacties op een liquiditeitenplanning waarin de toekomstige inkomsten en uitgaven van de gehele organisatie zijn gepland. Teneinde aansluiting te zoeken op de meerjarige investeringsplanning van de gemeente is gekozen een liquiditeitenplanning met een periode van 4 jaar op te stellen.

 

In de praktijk is het opstellen van een betrouwbare en nauwkeurige liquiditeitenplanning niet eenvoudig. Dit heeft te maken met de inherente onzekerheden die verbonden zijn aan de activiteiten van de gemeente en de hieraan verbonden mogelijke financiële gevolgen. Het is daarom van groot belang dat de afdeling BMO juist, tijdig en volledig wordt geïnformeerd door de overige afdelingen over de financiële gevolgen van hun activiteiten.

 

 

 

Gemeentefinanciering

 

Decentrale overheden zijn verplichte deelnemers aan het schatkistbankieren.

 

De redenen voor de invoering van het schatkistbankieren zijn:

 

– Het beheersen van de overheidsschuld

– Het reduceren van het financiële risico voor decentrale overheden

 

Alle middelen die niet onmiddellijk zijn voor de publieke taak dienen aangehouden te worden in de schatkist. Onderling uitlenen aan andere decentrale overheden mag ook, onder voorwaarde dat tussen betreffende openbare lichamen geen sprake is van een toezichtrelatie.

 

Uiteraard is er ook de mogelijkheid om leningen te verstrekken en uitzettingen te verrichten als dat gebeurt uit hoofde van de publieke taak.

 

Indien de gemeente dat wenst kan een deel van de middelen op de rekening-courant bij de schatkist voor langere tijd worden vastgezet in een of meer deposito’s. Bij voortijdige beëindiging van een deposito wordt de actuele marktwaarde van het deposito uitgekeerd.

 

Schatkistbankieren is gebaseerd op het principe van zero-balancing. Dit houdt in dat dagelijks aan het einde van de dag, de overtollige middelen afgeroomd naar of aangevuld uit de schatkist. De gemeente heeft hiervoor een nieuwe rekening geopend, de werkrekening schatkistbankieren (SKB).

 

De gemeente is gerechtigd om een bepaald bedrag aan middelen buiten de’s Rijks schatkist aan te houden. Gerekend over een heel kwartaal mag het op dag basis buiten ‘s Rijks schatkist aangehouden bedrag gemiddeld niet hoger zijn dan het drempelbedrag. Het drempelbedrag wordt berekend door een vastgesteld percentage te vermenigvuldigen met het begrotingstotaal van de gemeente, met een minimum van € 250.000

 

Het aantrekken van middelen met als doel deze met winstoogmerk te beleggen is door artikel 2a lid 1 van de Wet Fido nadrukkelijk niet toegestaan.

Artikel 9 lid 2

Onderhandse geldleningen zijn leningen waarbij de voorwaarden van de lening in onderling overleg met de geld gevende partij kunnen worden vastgesteld.

 

Leningen mogen ook aangegaan worden bij andere openbare lichamen, op voorwaarde dat tussen betreffende openbare lichamen geen sprake mag zijn van een toezichtrelatie, conform de regeling schatkistbankieren decentrale overheden.

 

Om de marktconformiteit van financieringen met een looptijd langer dan één jaar te waarborgen, voor bijv. te betalen rentepercentages, provisies, (boete-) clausules bij vervroegde aflossing etc., moeten tenminste twee prijsopgave bij verschillende financiële instellingen gevraagd worden (conform Financiële verordening van de gemeenten Vught). Door middel van het opvragen van meerdere offertes wordt bereikt dat de gemeente een objectief beeld heeft van de op dat moment gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt.

Artikel 10 lid 2

Tussenpersonen hebben een intermediairfunctie bij het afsluiten van financiële transacties en vallen niet onder de ‘wederpartijen’. De vereisten van lid 1 zijn voor tussenpersonen dan ook niet van toepassing. Teneinde dit te ondervangen stelt de gemeente als eis dat tussenpersonen die bemiddelen voor gemeentelijke middelen onder toezicht van de Stichting Autoriteit Financiële Markten (AFM) staan.

 

 

 

Kasbeheer

Artikel 11 lid 1

Geldstromenbeheer omvat met name het zorgdragen voor een efficiënt betalingsverkeer. Geldstromen kunnen bijvoorbeeld op elkaar worden afgestemd door een betalingsdatum af te stemmen op verwachte ontvangsten. Hiermee wordt voorkomen dat de gemeente tijdelijk middelen aan moet trekken (c.q. middelen aan haar uitzettingenportefeuille moet onttrekken) teneinde de betreffende betaling (tijdelijk) te financieren.

Artikel 11 lid 2

Het terugdringen van de chartale geldstroom bevordert de veiligheid. Daarnaast zijn meer handelingen nodig indien gebruik gemaakt wordt van chartaal geld.

 

Het laten uitvoeren van het betalingsverkeer door één bank heeft als voordeel dat de kosten van het overboeken van middelen tussen verschillende banken worden vermeden.

Artikel 12 lid 1

Het saldo en liquiditeitenbeheer betreft het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen (-courant) van de gemeente. Teneinde de noodzaak tot het doen van interne overboekingen te beperken, worden verschillende rekeningen die de gemeente bij één bank aanhoudt, opgenomen in een rente compensatiecircuit. Ditis een systeem waarbij de (valutaire) debet en creditsaldi van alle rekeningen van een organisatie worden samengevoegd tot één gecombineerd saldo, waarover de rente wordt berekend.

Artikel 12 lid 3

In dit lid worden limitatief de mogelijke korte termijn financieringsinstrumenten benoemd. De term daggeld (ook wel callgeld genoemd) staat voor opgenomen of uitgezette middelen voor onbepaalde tijd die dagelijks gewijzigd kan worden. Kasgeldleningen zijn niet verhandelbare leningen voor een vast bedrag en een vaste periode (maximaal 2 jaar) en tegen een vooraf overeengekomen rentepercentage. Kredietlimiet op de rekening courant betreft de mogelijkheid debet (‘rood’) te staan op de rekening courant tegen vooraf overeengekomen condities.

Artikel 12 lid 4

Door de invoering van het verplicht schatkistbankieren moeten overtollige middelen aangehouden worden in de schatkist. Er zijn echter uitzonderingen, waaronder het drempelbedrag. Indien uit de liquiditeitsplanning blijkt dat de uitgezonderde middelen ruim voldoende zijn om aan onze verplichtingen te kunnen voldoen is het mogelijk gebruik te maken van de rekening-courant, daggeld, een spaarrekening of een deposito.

Artikel 13

Bij de treasuryfunctie zijn meerdere personen en organen betrokken. Het treasurystatuut legt expliciet het delegatie- en mandateringspatroon vast, in casu welke taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden de betrokken partijen hebben. Met het oog op de omvang en de aard van de transacties en de hiermee samenhangende risico’s, zijn in dit artikel een aantal specifieke uitgangspunten opgenomen teneinde een eenduidige functiescheiding aan te brengen tussen beleidsbepaling en de uitvoering en tussen de administratie en controle op financiële transacties.

Artikel 14 en 15

De eindverantwoordelijkheid voor het treasurybeleid ligt primair bij het bestuur van de gemeente. Voor een afwijking van het treasurystatuut moet dan ook expliciete toestemming aan het bestuur worden gevraagd. Teneinde niet onnodig te worden belast met het dagelijkse treasurybeheer draagt het bestuur een deel van haar bevoegdheden over aan de ambtelijke organisatie. De praktische uitvoering van het beleid heeft dus vooral op ambtelijk niveau plaats, met als voordeel een slagvaardiger optreden. Bij de toewijzing van bevoegdheden is zoveel mogelijk rekening gehouden met de vereiste functiescheiding tussen besluitvorming, uitvoering, administratie en controle.

 

De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de functionarissen die binnen de gemeente betrokken zijn bij de treasuryactiviteiten zijn in artikel 14 respectievelijk artikel 15 beschreven. Deze verantwoordelijkheden dienen te worden gecommuniceerd naar de betrokkenen

Artikel 16

De tabel in dit artikel geeft weer op welke wijze de informatievoorziening wordt gewaarborgd. Het verstrekken van juiste, tijdige, volledige en relevante verantwoordingsinformatie moet gerekend worden tot de belangrijkste succesfactoren voor het kunnen beheersen van de financiële en interne risico’s van de gemeente.

Naar boven