Artikel 2
|
In artikel 2 worden de doelstellingen van de treasuryfunctie van de gemeente weergegeven, hieronder worden deze afzonderlijk toegelicht.
|
Artikel 2 lid 1
|
In de eerste plaats dient de treasury ervoor te zorgen dat de gemeente duurzaam toegang heeft tot de financiële markten tegen acceptabele condities. De treasury dient te waarborgen dat de gemeente duurzaam in staat is de voor haar activiteiten benodigde middelen aan te trekken c.q. haar overtollige middelen uit te zetten op de financiële markten. De condities die daarbij worden bedongen dienen, in het licht van de op het betreffende moment gebruikelijke condities, acceptabel (tenminste marktconform) te zijn.
|
Artikel 2 lid 2
|
De gemeente loopt de volgende financiële risico’s: renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s en interne liquiditeitsrisico’s. Het is de taak van de treasury dergelijke risico’s te beperken. In de artikelen 4 tot en met 8 wordt aangegeven op welke wijze dit wordt gewaarborgd.
|
Artikel 2 lid 3
|
De derde doelstelling van de treasuryfunctie is het minimaliseren van de kosten bij het beheren van de geldstromen en de financiële posities. Deze kosten bestaan o.a. uit rentekosten, provisies en kosten van het betalingsverkeer. Het is de taak van de treasury het beheer zo efficiënt mogelijk uit te voeren.
|
Artikel 2 lid 4
|
De gemeente streeft ernaar de renteresultaten te optimaliseren. Dit betekent dat de gemeente geen middelen onbenut laat maar streeft naar zo hoog mogelijke renteopbrengsten (c.q. zo laag mogelijk rentekosten) zonder dat daarbij overmatige risico’s worden gelopen. De prioriteiten van de treasuryfunctie liggen in eerste instantie bij het beheersen en beperken van financiële risico’s; de treasuryfunctie is immers géén winstgerichte afdeling (‘profit center’). Binnen het acceptabele risicoprofiel zoals vastgesteld in de Wet Fido en dit treasurystatuut dient desondanks te worden gestreefd naar optimalisatie van de renteresultaten.
|
Artikel 3
|
De Wet Fido geeft twee belangrijke beleidsmatige uitgangspunten met betrekking tot treasury. Dit betreft de ‘publieke taak’ waarvoor leningen en garanties dienen enerzijds en het prudente karakter voor eventuele uitzettingen anderzijds. Er wordt hierbij dus een specifiek onderscheid gemaakt tussen het verstrekken van leningen ‘uit hoofde van de publieke taak’ en het uitzetten van middelen ‘uit hoofde van treasury’.
|
|
De wet stelt geen eisen aan het verstrekken van leningen en garanties uit hoofde van de publieke taak. Het gemeentebestuur bepaalt de publieke taak. De begroting en de begrotingswijzigingen bepalen het budgettaire kader voor de uitoefening van de publieke taak.
|
Artikel 3 lid 1
|
Een lening en/of garantstelling in de vorm van borgtocht is aan te merken als een vorm van subsidie. De bevoegdheid voor het verstrekken van een subsidie (en dan ook een lening en/of garantstelling) ligt bij de raad. De raad heeft incidentele subsidies tot en met een bedrag van € 20.000,= gemandateerd aan het college.
|
|
Bij de aanvraag tot het verlenen van een lening en/of gemeentegarantie in de vorm van borgtocht tot en met € 20.000 dient nagegaan te worden of de aanvrager kredietwaardig is. Hiervoor kunnen oa een jaarverslag, een meerjarenbegroting, stukken waaruit de rechtspersoonlijkheid blijkt en de onderbouwing van de financieringsbehoefte dienen. Tevens moet er gezorgd worden voor zekerheden.
|
|
Conform de Financiële verordening art. 15.3 van de gemeente Vught worden het openbaar belang van de uitzetting van de middelen en de zekerheden opgenomen in de besluitvorming.
|
Artikel 3 lid 2
|
De gemeente kan uitsluitend ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak leningen aangaan, middelen uitzetten of garanties verlenen. Overtollige middelen moeten aangehouden worden in ’s Rijks schatkist of mogen in de vorm van een lening uitgezet worden bij andere openbare lichamen.
|
|
Tussen betreffende openbare lichamen mag geen sprake zijn van een toezichtrelatie.
|
|
De middelen die de gemeente in ’s Rijks schatkist aanhoudt, blijven beschikbaar voor de uitoefening van de publieke taak.
|
Artikel 3 lid 3
|
Conform de Wet Fido, dienen uitzettingen ‘uit hoofde van treasury’ een prudent karakter te hebben.
|
|
In de Wet Fido en de bijbehorende ministeriële regelingen wordt het begrip ‘prudent’ nader uitgewerkt. Het aangaan van financiële transacties met als oogmerk die financiële waarden te zijner tijd eventueel met winst te verkopen, is nadrukkelijk niet toegestaan (zie artikel 2a lid 2 Wet Fido). Bankachtige activiteiten – het aantrekken en uitzetten van middelen met als doel het genereren van inkomen – zijn als gevolg van deze bepaling verboden.
|
Artikel 4
|
Renterisicobeheer omvat het beperken van de invloed van (externe-) rentewijzigingen op de financiële resultaten van de gemeente;
|
|
Een belangrijk uitgangspunt van de Wet Fido is het vermijden van grote fluctuaties in de rentelasten van openbare lichamen. Teneinde een grens te stellen aan korte financiering (met een rente typische looptijd tot één jaar) is in de Wet Fido de kasgeldlimiet opgenomen. Juist voor korte financiering geldt dat het renterisico aanzienlijk kan zijn, aangezien fluctuaties in de rente bij korte financiering direct een relatief grote invloed hebben op de rentelasten. De kasgeldlimiet wordt berekend als een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar (zie artikel 3 en 4 van de Wet Fido en artikel 2 van de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden). Bij incidentele wijzigingen in het inkomsten en uitgavenpatroon mag de kasgeldlimiet 2 kwartalen overschreden worden. Aan de ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden en beperkingen worden gesteld. (zie art. 4 Wet Fido). Conform art 15.2 van de Financiële verordening van de gemeente Vught informeert het college de raad indien de kasgeldlimiet 2 achtereenvolgende kwartalen wordt overschreden.
|
|
Om renterisico’s op de vaste schuld (schuld met een rente typische looptijd van één jaar of langer) te beheersen is de renterisiconorm in de Wet Fido opgenomen. De renterisiconorm kan worden berekend door een vastgesteld percentage te vermenigvuldigen met het totaal van de jaarbegroting per 1 januari van enig jaar. De toezichthouder kan ontheffing verlenen om de renterisiconorm te overschrijden. Aan de ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden en beperkingen worden gesteld. (zie art. 6 wet Fido).
|
Artikel 4 lid 1
|
Afstemming op de liquiditeitenplanning beoogt middelen slechts te lenen c.q. uit te zetten gedurende de periode dat zij daadwerkelijk nodig respectievelijk beschikbaar zijn met inachtneming van art. 4 lid 2.
|
Artikel 4 lid 2
|
Een rentevisie is een toekomstverwachting over de renteontwikkeling, op basis waarvan een financierings- en beleggingsbeleid wordt gevoerd. Afstemming van het beleid op de rentevisie betekent bijvoorbeeld het uitstellen van uitzettingen met een lange looptijd indien men een rentestijging verwacht. Conform art 17 uit de Financiële verordening van de gemeente Vught wordt de rentevisie opgenomen in de begroting.
|
Artikel 5 lid 1
|
Koersrisicobeheer omvat het beperken van het risico dat de financiële activa in waarde verminderd door koersrisico’s.
|
|
Ten aanzien van de financiële instrumenten die kunnen worden gebruikt voor het aantrekken of uitzetten van middelen in het kader van treasury, geldt als belangrijkste uitgangspunt dat de hoofdsom van de betreffende uitzetting/lening aan het einde van looptijd in tact blijft. Bij alle in dit artikel genoemde producten wordt aan het einde van de looptijd ten minste de hoofdsom (bij vastrentende waarden de ‘nominale waarde’) uitgekeerd.
|
|
Bij het uitzetten van gelden op rekening courant, spaarrekening, daggeld of deposito’s worden géén koersrisico’s gelopen. Het kan bij dergelijke producten echter voorkomen dat de opnamemogelijkheden beperkt zijn.
|
|
Voor uitzettingen uit hoofde van de publieke taak van de gemeente worden in dit treasurystatuut geen richtlijnen met betrekking tot producten opgenomen. Van belang is dat de Gemeenteraad bepaalt dat de betreffende uitzetting tot de ‘publieke taak’ van de gemeente behoort. In dit kader is het bijvoorbeeld mogelijk dat uitzettingen in de vorm van aandelen tot de publieke taak behoren.
|
Artikel 6
|
Kredietrisicobeheer omvat het beperken van het risico op waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet tijdig na kunnen komen van de verplichtingen door de wederpatrij.
|
|
Voor de uitgezonderde middelen van het schatkistbankieren worden middelen uitgezet uit hoofde van treasury bij financiële ondernemingen die gevestigd zijn in een lidstaat die: ten minste beschikt over een AA-rating (afgegeven door ten minste 2 rating bureaus) en voor henzelf of voor de door hen uitgegeven waardepapieren kunnen aantonen dat ze ten minste over een A-rating beschikken (afgegeven door ten minste 2 rating bureaus) conform de wettelijke kaders van de wet financiering decentrale overheden (Fido) en de bijbehorende ministeriële regelingen. Indien de rating van het afsluiten van het contract daalt onder het wettelijke niveau, zal het college van B&W per direct op de hoogte worden gebracht.
|
|
Tijdelijk overtollige gelden van aangetrokken leningen voor projectfinanciering worden uitsluitend uitgezet bij de financiële onderneming waar deze leningen zijn aangegaan.
|
|
Bij de aanvraag tot het verlenen van een lening en/of gemeentegarantie tot en met € 20.000 dient nagegaan te worden of de aanvrager kredietwaardig is. Hiervoor kunnen o.a. een jaarverslag, een meerjarenbegroting, stukken waaruit de rechtspersoonlijkheid blijkt en de onderbouwing van de financieringsbehoefte dienen. Tevens moet er gezorgd worden voor zekerheden.
|
|
Conform de Financiële verordening art. 15.3 van de gemeente Vught wordt het openbaar belang van de uitzetting van de middelen en de zekerheden opgenomen in de besluitvorming.
|
Artikel 7
|
Intern liquiditeitsrisico omvat het beperken van het risico als financiële resultaten afwijken van verwachtingen door wijzigingen in de liquiditeitenplanning
|
|
Ter beperking van interne liquiditeitsrisico’s baseert de gemeente haar financiële transacties op een liquiditeitenplanning waarin de toekomstige inkomsten en uitgaven van de gehele organisatie zijn gepland. Teneinde aansluiting te zoeken op de meerjarige investeringsplanning van de gemeente is gekozen een liquiditeitenplanning met een periode van 4 jaar op te stellen.
|
|
In de praktijk is het opstellen van een betrouwbare en nauwkeurige liquiditeitenplanning niet eenvoudig. Dit heeft te maken met de inherente onzekerheden die verbonden zijn aan de activiteiten van de gemeente en de hieraan verbonden mogelijke financiële gevolgen. Het is daarom van groot belang dat de afdeling BMO juist, tijdig en volledig wordt geïnformeerd door de overige afdelingen over de financiële gevolgen van hun activiteiten.
|
|
|
|
Gemeentefinanciering
|
|
Decentrale overheden zijn verplichte deelnemers aan het schatkistbankieren.
|
|
De redenen voor de invoering van het schatkistbankieren zijn:
|
|
– Het beheersen van de overheidsschuld
– Het reduceren van het financiële risico voor decentrale overheden
|
|
Alle middelen die niet onmiddellijk zijn voor de publieke taak dienen aangehouden te worden in de schatkist. Onderling uitlenen aan andere decentrale overheden mag ook, onder voorwaarde dat tussen betreffende openbare lichamen geen sprake is van een toezichtrelatie.
|
|
Uiteraard is er ook de mogelijkheid om leningen te verstrekken en uitzettingen te verrichten als dat gebeurt uit hoofde van de publieke taak.
|
|
Indien de gemeente dat wenst kan een deel van de middelen op de rekening-courant bij de schatkist voor langere tijd worden vastgezet in een of meer deposito’s. Bij voortijdige beëindiging van een deposito wordt de actuele marktwaarde van het deposito uitgekeerd.
|
|
Schatkistbankieren is gebaseerd op het principe van zero-balancing. Dit houdt in dat dagelijks aan het einde van de dag, de overtollige middelen afgeroomd naar of aangevuld uit de schatkist. De gemeente heeft hiervoor een nieuwe rekening geopend, de werkrekening schatkistbankieren (SKB).
|
|
De gemeente is gerechtigd om een bepaald bedrag aan middelen buiten de’s Rijks schatkist aan te houden. Gerekend over een heel kwartaal mag het op dag basis buiten ‘s Rijks schatkist aangehouden bedrag gemiddeld niet hoger zijn dan het drempelbedrag. Het drempelbedrag wordt berekend door een vastgesteld percentage te vermenigvuldigen met het begrotingstotaal van de gemeente, met een minimum van € 250.000
|
|
Het aantrekken van middelen met als doel deze met winstoogmerk te beleggen is door artikel 2a lid 1 van de Wet Fido nadrukkelijk niet toegestaan.
|
Artikel 9 lid 2
|
Onderhandse geldleningen zijn leningen waarbij de voorwaarden van de lening in onderling overleg met de geld gevende partij kunnen worden vastgesteld.
|
|
Leningen mogen ook aangegaan worden bij andere openbare lichamen, op voorwaarde dat tussen betreffende openbare lichamen geen sprake mag zijn van een toezichtrelatie, conform de regeling schatkistbankieren decentrale overheden.
|
|
Om de marktconformiteit van financieringen met een looptijd langer dan één jaar te waarborgen, voor bijv. te betalen rentepercentages, provisies, (boete-) clausules bij vervroegde aflossing etc., moeten tenminste twee prijsopgave bij verschillende financiële instellingen gevraagd worden (conform Financiële verordening van de gemeenten Vught). Door middel van het opvragen van meerdere offertes wordt bereikt dat de gemeente een objectief beeld heeft van de op dat moment gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt.
|
Artikel 10 lid 2
|
Tussenpersonen hebben een intermediairfunctie bij het afsluiten van financiële transacties en vallen niet onder de ‘wederpartijen’. De vereisten van lid 1 zijn voor tussenpersonen dan ook niet van toepassing. Teneinde dit te ondervangen stelt de gemeente als eis dat tussenpersonen die bemiddelen voor gemeentelijke middelen onder toezicht van de Stichting Autoriteit Financiële Markten (AFM) staan.
|
|
|
|
Kasbeheer
|
Artikel 11 lid 1
|
Geldstromenbeheer omvat met name het zorgdragen voor een efficiënt betalingsverkeer. Geldstromen kunnen bijvoorbeeld op elkaar worden afgestemd door een betalingsdatum af te stemmen op verwachte ontvangsten. Hiermee wordt voorkomen dat de gemeente tijdelijk middelen aan moet trekken (c.q. middelen aan haar uitzettingenportefeuille moet onttrekken) teneinde de betreffende betaling (tijdelijk) te financieren.
|
Artikel 11 lid 2
|
Het terugdringen van de chartale geldstroom bevordert de veiligheid. Daarnaast zijn meer handelingen nodig indien gebruik gemaakt wordt van chartaal geld.
|
|
Het laten uitvoeren van het betalingsverkeer door één bank heeft als voordeel dat de kosten van het overboeken van middelen tussen verschillende banken worden vermeden.
|
Artikel 12 lid 1
|
Het saldo en liquiditeitenbeheer betreft het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen (-courant) van de gemeente. Teneinde de noodzaak tot het doen van interne overboekingen te beperken, worden verschillende rekeningen die de gemeente bij één bank aanhoudt, opgenomen in een rente compensatiecircuit. Ditis een systeem waarbij de (valutaire) debet en creditsaldi van alle rekeningen van een organisatie worden samengevoegd tot één gecombineerd saldo, waarover de rente wordt berekend.
|
Artikel 12 lid 3
|
In dit lid worden limitatief de mogelijke korte termijn financieringsinstrumenten benoemd. De term daggeld (ook wel callgeld genoemd) staat voor opgenomen of uitgezette middelen voor onbepaalde tijd die dagelijks gewijzigd kan worden. Kasgeldleningen zijn niet verhandelbare leningen voor een vast bedrag en een vaste periode (maximaal 2 jaar) en tegen een vooraf overeengekomen rentepercentage. Kredietlimiet op de rekening courant betreft de mogelijkheid debet (‘rood’) te staan op de rekening courant tegen vooraf overeengekomen condities.
|
Artikel 12 lid 4
|
Door de invoering van het verplicht schatkistbankieren moeten overtollige middelen aangehouden worden in de schatkist. Er zijn echter uitzonderingen, waaronder het drempelbedrag. Indien uit de liquiditeitsplanning blijkt dat de uitgezonderde middelen ruim voldoende zijn om aan onze verplichtingen te kunnen voldoen is het mogelijk gebruik te maken van de rekening-courant, daggeld, een spaarrekening of een deposito.
|
Artikel 13
|
Bij de treasuryfunctie zijn meerdere personen en organen betrokken. Het treasurystatuut legt expliciet het delegatie- en mandateringspatroon vast, in casu welke taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden de betrokken partijen hebben. Met het oog op de omvang en de aard van de transacties en de hiermee samenhangende risico’s, zijn in dit artikel een aantal specifieke uitgangspunten opgenomen teneinde een eenduidige functiescheiding aan te brengen tussen beleidsbepaling en de uitvoering en tussen de administratie en controle op financiële transacties.
|
Artikel 14 en 15
|
De eindverantwoordelijkheid voor het treasurybeleid ligt primair bij het bestuur van de gemeente. Voor een afwijking van het treasurystatuut moet dan ook expliciete toestemming aan het bestuur worden gevraagd. Teneinde niet onnodig te worden belast met het dagelijkse treasurybeheer draagt het bestuur een deel van haar bevoegdheden over aan de ambtelijke organisatie. De praktische uitvoering van het beleid heeft dus vooral op ambtelijk niveau plaats, met als voordeel een slagvaardiger optreden. Bij de toewijzing van bevoegdheden is zoveel mogelijk rekening gehouden met de vereiste functiescheiding tussen besluitvorming, uitvoering, administratie en controle.
|
|
De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de functionarissen die binnen de gemeente betrokken zijn bij de treasuryactiviteiten zijn in artikel 14 respectievelijk artikel 15 beschreven. Deze verantwoordelijkheden dienen te worden gecommuniceerd naar de betrokkenen
|
Artikel 16
|
De tabel in dit artikel geeft weer op welke wijze de informatievoorziening wordt gewaarborgd. Het verstrekken van juiste, tijdige, volledige en relevante verantwoordingsinformatie moet gerekend worden tot de belangrijkste succesfactoren voor het kunnen beheersen van de financiële en interne risico’s van de gemeente.
|