Wijzigingsverordening invoering digitaal parkeren gemeente Assen 2016

 

 

Artikel I Wijziging parkeerverordening 2009

  • A.

    Artikel 1, onder e. komt te luiden:

  • e.

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters, centrale computer, en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • B.

    In artikel 1 wordt onder hernummering een nieuw onderdeel f. toegevoegd en komt als volgt te luiden:

  • f.

    centrale computer: computer van de gemeente Assen of de computer van het bedrijf waarmee de gemeente Assen in het kader van deze verordening een overeenkomst heeft gesloten, bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen in het kader van het verlenen van diensten op het gebied van betaald parkeren met gebruik van een telefoon of webbrowser;

  • C.

    Artikel 4 komt onder hernummering van de overige artikelen te vervallen.

  • D.

    Artikel 7, onderdeel b. komt te vervallen onder hernummering van de overige onderdelen.

 

Artikel II Wijziging Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelasting gemeente Assen 2015

  • A.

    Artikel 1, onder d. komt te luiden:

  • d.

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters, centrale computer, en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • B.

    Artikel 3, vierde lid, wordt na het woord “aangevraagd” de zinsnede ’en tevens kentekenhouder is.” toegevoegd.

  • C.

    Artikel 6 komt als volgt te luiden:

Artikel 6 Wijze van heffing

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte, en wel door middel van het, bij aanvang van het parkeren, op de door het college van burgemeester en wethouders voorgeschreven wijze betalen van geld met behulp van parkeerapparatuur en/of door middel van het al dan niet elektronisch in werking stellen van parkeerapparatuur. Van de verschuldigde belasting per tijdseenheid wordt op of via de parkeerapparatuur of in de daarbij geleverde gebruiksaanwijzing kennisgegeven. Ten aanzien van het hier voorafgaande bepaalde moet de belasting overeenkomstig de aangifte worden betaald binnen één maand na het einde van het parkeren, indien het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een telefoon of ander communicatiemiddel inloggen op de centrale computer.

  • 2.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte en moet worden betaald op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend. Voldoening via een daartoe afgegeven machtiging tot automatische incasso wordt met betalen gelijkgesteld.

  • 3.

    Indien de belastingplicht met betrekking tot de belasting als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, in de loop van het jaar waarvoor de vergunning is verleend, eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing over zoveel volle kalendermaanden als er in die periode na het tijdstip van de beëindiging van de belastingplicht nog resteren.

  • 4.

    Voor de ontheffing genoemd in het derde lid geldt dat geen teruggave plaatsvindt bij bedragen minder dan € 50,-.

  • 5.

    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op het gestelde in dit artikel.

    • A.

      Artikel 7 komt als volgt te luiden:

Artikel 7 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren, tenzij het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een telefoon of webbrowser inloggen op de centrale computer.

  • 2.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is verschuldigd op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

  • 3.

    Indien de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, een jaartarief betreft en de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel volle maanden als er na het ontstaan van de belastingplicht in het jaar overblijven. Eindigt de belastingplicht van een jaartarief in de loop van het belastingjaar dan wordt ontheffing verleend over het aantal volle maanden dat in het jaar resteert na de beëindiging van de belastingplicht.

  • 4.

    Voor de ontheffing genoemd in het derde lid geldt dat geen teruggave plaatsvindt bij bedragen minder dan € 50,-.

    • A.

      Artikel 8 komt als volgt te luiden:

Artikel 8 Wijze van heffing en termijnen van betaling

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, moet overeenkomstig de aangifte worden betaald bij de aanvang van het parkeren.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in het vorige lid moet de belasting overeenkomstig de aangifte worden betaald binnen een maand na het einde van het parkeren, als het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een telefoon of via (een webbrowser) via internet inloggen op de centrale computer.

  • 3.

    Een naheffingsaanslag moet terstond worden betaald.

 

Artikel III Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 10 oktober 2016.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 6 oktober 2016

 

M.L.J. Out, voorzitter

Mevrouw I. Rozema, griffier

Naar boven