Zesde wijziging Uitvoeringsregeling salaris, vergoedingen, toelagen en uitkeringen 2016

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam,

 

gelezen het voorstel van de wethouder Financiën, Organisatie, Haven, Buitenruimte en Sport van 25 oktober 2016 met kenmerk: 2061996;

 

gelet op artikel 125 van de Ambtenarenwet;

 

besluit vast te stellen:

 

Zesde wijziging Uitvoeringsregeling salaris, vergoedingen, toelagen en uitkeringen 2016

 

Artikel I

De Uitvoeringsregeling salaris, vergoedingen, toelagen en uitkeringen 2016 wordt als volgt gewijzigd.

A

Artikel 1 komt te luiden:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

 

a. Salarisbesluit:

het Besluit salaris, vergoedingen, toelagen en uitkeringen 2016;

 

b. IKB:

het Individueel Keuzebudget, bedoeld in paragraaf 5 van het Besluit salaris, vergoedingen, toelagen en uitkeringen 2016;

 

c. sportschool:

een als zodanig erkende instelling voor conditie- of krachttraining, niet zijnde een sportvereniging;

 

d. vakbondscontributie:

de aan een organisatie van overheidspersoneel in het lopende kalenderjaar betaalde of blijkens een verklaring van deze organisatie nog te betalen vergoeding voor het lidmaatschap van deze organisatie;

 

e. fiets:

een bij een rijwielhandelaar aangeschafte nieuwe fiets die:

  • geen hulpmotor heeft, of

  • een elektrische hulpmotor heeft die trapondersteuning verleent;

 

f. fietsaccessoires:

bij de aanschaf van de fiets gekochte direct daarmee samenhangende zaken;

 

g. fietsverzekering:

een bij de aanschaf van de fiets afgesloten gangbare verzekering.

 

TOELICHTING

Algemeen

Vanwege de toevoeging van uitvoeringsbepalingen met betrekking tot het Individueel Keuzebudget (IKB) aan de Uitvoeringsregeling salaris, vergoedingen, toelagen en uitkeringen 2016 moet er een aantal begripsbepalingen worden toegevoegd.

 

Sub e

Met ‘nieuwe fiets’ wordt hier bedoeld: een fiets waarvan de medewerker de eerste eigenaar wordt. Tweedehands fietsen zijn dus uitgesloten van de uitruilmogelijkheid in het kader van het IKB.

Ook geldt dat het dient te gaan om aankoop van een fiets bij een erkende rijwielhandelaar, die als zodanig ingeschreven is bij de Kamer van Koophandel.

 

Sub f

Het gaat hier om zaken die direct samenhangen met (de aankoop van) een fiets, zoals extra slot, een fietstas, een reparatieset en kleding die praktisch alleen op de fiets wordt gebruikt, zoals een regenpak (regenjas/regenbroek), een poncho en overschoenen.

 

B

De titel van paragraaf 2 komt te luiden: § 2 Uitvoeringsbepalingen salaris, toelagen, vergoedingen en uitkeringen.

 

C

Artikel 10 vervalt.

 

D

Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    In het zevende lid wordt ‘de eindejaarsuitkering als bedoeld in artikel 18a van het Salarisbesluit’ vervangen door: het deel van het Individueel Keuzebudget als bedoeld in artikel 28, tweede lid, onderdeel b, van het Besluit salaris, vergoedingen, toelagen en uitkeringen 2016;

  • b.

    In het achtste lid wordt ‘de werkgeverstoelage levensloop als bedoeld in artikel 7 van het Besluit levensloopregeling’ vervangen door: het deel van het Individueel Keuzebudget als bedoeld in artikel 28, tweede lid, onderdeel c, van het Besluit salaris, vergoedingen, toelagen en uitkeringen 2016.

E

De artikelen 24 en 25 worden vernummerd tot de artikelen 31 en 32.

 

F

Na paragraaf 3 worden de nieuwe paragrafen 4 en 5 toegevoegd, luidende:

 

§ 4 Uitvoeringsbepalingen Individueel Keuzebudget

Artikel 24 Aanvullende doelen IKB

In aanvulling op de in artikel 29, eerste lid, van het Salarisbesluit genoemde bestedingsdoelen kan de medewerker het IKB gebruiken voor:

  • a.

    uitruil met het abonnementsgeld voor een door de medewerker te kiezen sportschool;

  • b.

    uitruil met een vergoeding voor betaalde of nog te betalen vakbondscontributie;

  • c.

    uitruil met een aanvullende vergoeding reiskosten woning-werk, naast de reguliere vergoeding voor de reiskosten voor het woon- werkverkeer, zoals vastgelegd in de artikelen 6 tot en met 6c van het Besluit kostenvergoedingen;

  • d.

    uitruil met de aanschafkosten van een fiets.

Artikel 25 Uitruil met abonnementsgeld voor een door de medewerker uitgekozen sportschool

  • 1.

    De medewerker die gebruik wil maken van de in artikel 24, onderdeel a, genoemde mogelijkheid, is zelf verantwoordelijk voor het aangaan en beëindigen van het contract en voor betaling van het abonnementsgeld.

  • 2.

    De medewerker overlegt een kopie van het bewijs van abonnement/lidmaatschap.

  • 3.

    De uitruil kan op maandbasis het bedrag van € 25,– niet te boven gaan.

  • 4.

    Als het abonnement op de sportschool eindigt voordat de termijn waarover het abonnementsgeld met het IKB is uitgeruild verstreken is, dient de medewerker dit bij de werkgever te melden.

 

TOELICHTING

Het gaat hier om een regeling met fiscaal voordeel voor de medewerker.

Het IKB wordt dan, al dan niet maandelijks, uitgeruild met het verschuldigde abonnementsgeld voor de sportschool. In ieder geval dient het opgebouwde saldo aan IKB voldoende te zijn om de gewenste uitruil plaats te laten vinden.

 

De regeling is verruimd ten opzichte van het cafetariamodel voor uitruil van kosten van bedrijfsfitness dat vóór 1 januari 2017 gold. Zo is er geen beperking meer tot sportscholen die bij een fitnessketen horen. De medewerker kan zelf een keuze maken voor een sportschool. Daar staat tegenover dat er nu sprake is van een maximumbedrag dat kan worden uitgeruild, om door het naar verwachting grotere aantal deelnemers niet met een veel groter beslag op de vrije ruimte van de werkkostenregeling te krijgen.

 

De medewerker is zelf verantwoordelijk voor het contract met de sportschool (aangaan contract, betalen abonnementsgeld en beëindiging).

 

De medewerker die het abonnementsgeld wil uitruilen tegen zijn IKB, dient een bewijs van lidmaatschap te overleggen. In geval van beëindiging van het abonnement voordat de periode waarover uitruil met het IKB heeft plaatsgevonden is verstreken, dient hij dit te melden bij de werkgever.

 

Het bedrag dat uitgeruild kan worden, is gemaximeerd op € 25,– per maand. Dit betreft een gemiddeld tarief per jaar, dus er kan maximaal € 300,– per jaar worden uitgeruild. Dat kan ook in één keer aan het begin van het jaar, mits er voldoende IKB is om uit te ruilen.

Een medewerker kan een abonnement afsluiten dat hogere kosten met zich meebrengt, maar het meerdere kan niet worden uitgeruild met IKB.

Artikel 26 Uitruil met een vergoeding voor betaalde of nog te betalen vakbondscontributie

De medewerker die gebruik wil maken van de in artikel 24, onderdeel b, genoemde mogelijkheid, dient het lidmaatschap aan te tonen met een verklaring van de betreffende vakorganisatie.

 

TOELICHTING

Het gaat ook hier om een regeling met fiscaal voordeel voor de medewerker.

Het fiscale voordeel kan alleen worden verleend als het lidmaatschap van een erkende vakorganisatie blijkt uit een verklaring van de vakorganisatie. Hieruit moet duidelijk blijken dat de medewerker over de periode waarin hij van deze regeling gebruik wil maken daadwerkelijk lid is of is geweest van de desbetreffende vakorganisatie.

 

Ook dient het opgebouwde saldo aan IKB voldoende te zijn om de gewenste uitruil plaats te laten vinden.

 

Er wordt jaarlijks om een nieuw bewijsmiddel gevraagd, aangezien het niet de bedoeling is dat deze faciliteit blijft doorlopen nadat een medewerker zijn lidmaatschap van de vakorganisatie heeft opgezegd. Daarmee zou een onnodig beslag op de vrije ruimte in de werkkostenregeling worden gelegd. In geval van beëindiging van het lidmaatschap van de vakorganisatie voordat de periode waarover uitruil met het IKB heeft plaatsgevonden is verstreken, dient de medewerker dit te melden bij de werkgever.

Artikel 27 Uitruil met aanvullende vergoeding reiskosten woning-werk

  • 1.

    De medewerker die gebruik wil maken van de in artikel 24, onderdeel c, genoemde mogelijkheid, dient recht te hebben op een tegemoetkoming in de kosten voor het woon-werkverkeer op grond van het Besluit kostenvergoedingen, met uitzondering van toepassing van artikel 6, vijfde lid, dan wel 6c, derde lid van het Besluit kostenvergoedingen.

  • 2.

    De medewerker dient een aanvraag in te dienen voor de uitruil van reiskosten tot € 0,19 per afgelegde kilometer op basis van 214 reisdagen per kalenderjaar voor zover de reiskosten woning-werk niet zijn vergoed, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    • a.

      de medewerker reist op ten minste 128 dagen per kalenderjaar naar een vaste plaats van werkzaamheden, zoals een kantoor of een gemeentewerf;

    • b.

      de medewerker reist met een eigen vervoermiddel of met door hem betaald openbaar vervoer.

  • 3.

    De kilometerafstand wordt berekend op basis van de werkelijke afstand tussen de woning en de plaats van tewerkstelling, gemeten langs de kortste weg met behulp van de routeplanner van de ANWB.

  • 4.

    De in het tweede lid genoemde aantallen werkdagen (214) en reisdagen (128) worden naar evenredigheid toegepast als:

    • de medewerker op minder dan vijf dagen per week werkt;

    • de dienstbetrekking in de loop van het kalenderjaar begint of eindigt;

    • de medewerker langer dan twee maanden niet naar de vaste plaats van werkzaamheden reist.

  • 5.

    De medewerker verzoekt slechts om uitruil als op dat moment naar redelijke verwachting in het desbetreffende kalenderjaar wordt voldaan aan het in de vorige leden genoemde reispatroon. Zodra niet meer aan dat reispatroon wordt voldaan, trekt de werknemer zijn verzoek om uitruil in. De medewerker kan een nieuw verzoek om uitruil doen zodra het regelmatige reispatroon is hervat.

 

TOELICHTING

Het gaat ook hier om een regeling met fiscaal voordeel voor de medewerker. De hoogte daarvan is gelijk aan het verschil tussen de vergoeding reiskosten woning-werk die de medewerker al van de werkgever ontvangt en het bedrag dat hem maximaal fiscaal onbelast mag worden verstrekt.

 

Het is mogelijk de uitruil maandelijks te laten plaatsvinden. Maar het kan ook, net zoals in de oude systematiek, in de maand december.

In ruil voor de (onbelaste) aanvullende vergoeding reiskosten woning-werk wordt de (belaste) uitbetaling van het IKB met hetzelfde bedrag verlaagd. Door deze uitruil wordt er bij de medewerker een lager bedrag aan loonheffing ingehouden.

 

Het is denkbaar dat een medewerker niet aan het minimumaantal reisdagen (128 bij een vijfdaagse werkweek) toekomt omdat hij langere tijd niet naar de vaste plaats van werkzaamheden reist. Om te voorkomen dat dan in het geheel geen uitruil mogelijk is, is bepaald dat de dagentoets naar evenredigheid wordt toegepast als de medewerker langer dan twee maanden niet naar de vaste plaats van werkzaamheden reist. In een voorbeeld: medewerker is van april tot en met september afwezig vanwege zwangerschapsverlof, bevallingsverlof en vakantie. In zoverre is de cafetariaregeling niet van toepassing. Maar wel in de maanden waarin wordt gewerkt.

Artikel 28 Uitruilmet de aanschafkosten van een fiets

Voor de medewerker die die gebruik wil maken van de in artikel 24, onderdeel d, genoemde mogelijkheid, gelden de volgende voorwaarden:

  • a.

    de medewerker verklaart schriftelijk dat hij gedurende ten minste drie kalenderjaren op meer dan de helft van het aantal dagen waarop hij in het kader van het woon-werkverkeer pleegt te reizen, van deze fiets gebruik maakt voor het woon- werkverkeer;

  • b.

    de medewerker heeft in het kalenderjaar waarin hij de uitruil wil laten plaatsvinden en de twee voorafgaande kalenderjaren niet deelgenomen aan de Fietsregeling Rotterdam 2014, dan wel gebruik gemaakt van de in artikel 24, onderdeel d, genoemde mogelijkheid;

  • c.

    de medewerker is zelf verantwoordelijk voor aanschaf en betaling van de fiets;

  • d.

    de uitruil kan plaatsvinden tot een maximum van € 1.250,- voor de werkelijke kosten van een fiets, fietsaccessoires en fietsverzekering;

  • e.

    de medewerker overlegt bij de aanvraag tot uitruil met het IKB de op zijn naam gestelde factuur voor de levering van de fiets en, indien van toepassing, de fietsverzekering en/of fietsaccessoires.

TOELICHTING

Deze bepalingen komen in de plaats van de Fietsregeling Rotterdam 2014, die per 1 januari 2017 komt te vervallen.

De mogelijkheid om met fiscaal voordeel eens in de drie jaar een fiets te kunnen aanschaffen wordt hiermee onderdeel van het IKB.

 

De regeling is bij de invoering van het IKB gemoderniseerd. Zo is er geen sprake meer van afzonderlijke bedragen voor de aanschafkosten van een fiets, fietsaccessoires en een fietsverzekering, maar is er sprake van een maximumbedrag voor het totaal van deze drie categorieën.

Hierdoor is de regeling eenvoudiger geworden en krijgen medewerkers meer flexibiliteit. Een medewerker kan er bijvoorbeeld voor kiezen om geen fietsaccessoires aan te schaffen, om zo een duurdere fiets met fiscaal voordeel te kunnen aanschaffen.

Het gestelde maximum van € 1.250,– is nodig om binnen de vrije ruimte van de werkkostenregeling te blijven. Dat maximum is ongeveer gelijk aan wat tot nu toe bij de fietsregeling ten hoogste mogelijk was met de aparte bepalingen voor fiets, fietsaccessoires en fietsverzekering.

 

Medewerkers moeten desgevraagd aannemelijk kunnen maken dat zij de fiets gedurende ten minste drie kalenderjaren meer dan de helft van de werkdagen gebruiken voor (een deel van) het woon-werktraject. Het is niet noodzakelijk dat de medewerker de gehele afstand van het woon-werkverkeer met de fiets aflegt. De medewerker mag de fiets bijvoorbeeld ook gebruiken voor vervoer van en naar het bus- of treinstation of de carpoolplaats.

 

De medewerker dient zelf alles met de rijwielhandelaar af te handelen. Hij betaalt de fiets (plus eventuele accessoires, plus een eventuele verzekering) eerst zelf en vervolgens ruilt hij opgebouwd IKB in voor een belastingvrije vergoeding voor de fiets.

 

De mogelijkheid om via Nationale Fietsprojecten (NFP) een fiets aan te schaffen bestaat vanaf 1 januari 2017 niet meer. Hierbij was er sprake van voorfinanciering, waarbij de werkgever de factuur van de rijwielhandelaar voor de fiets betaalde en deze vervolgens met de medewerker verrekende. De mogelijkheid van voorfinanciering is niet te rijmen met de IKB-systematiek, die ervan uitgaat dat een medewerker zaken uitruilt vanuit een budget dat hij eerder opgespaard heeft.

Artikel 29 Overgangsrecht

Voor de medewerker die op basis van de Fietsregeling Rotterdam 2014 vóór 1 januari 2017 een fiets heeft aangeschaft of een lease-overeenkomst voor een elektrische fiets is aangegaan en op 31 december 2016 de in artikel 8 van deze regeling genoemde tegenprestatie nog niet volledig heeft geleverd, geldt vanaf 1 januari 2017 het volgende:

  • a.

    indien de medewerker bij het aangaan van de fietsovereenkomst heeft ingestemd met gelijkmatige verlaging van het brutosalaris, wordt het brutosalaris gedurende de in de fietsovereenkomst overeengekomen periode op de overeengekomen wijze verlaagd;

  • b.

    indien de medewerker bij het aangaan van de fietsovereenkomst heeft ingestemd met verlaging van de bruto vakantietoelage of de bruto eindejaarsuitkering, wordt het IKB gedurende de in de fietsovereenkomst overeengekomen periode in de maand mei of december verlaagd met een bedrag dat overeenkomt met de verlaging van de bruto vakantietoelage of de bruto eindejaarsuitkering zoals deze zou zijn toegepast als artikel 18a of artikel 18b van het Besluit salaris, vergoedingen, toelagen en uitkeringen 2016 nog zou hebben gegolden;

  • c.

    indien de medewerker bij het aangaan van de fietsovereenkomst heeft ingestemd met een jaarlijkse verlaging van de aanspraak op vakantieverlof, wordt het vakantieverlof gedurende de in de fietsovereenkomst overeengekomen periode verlaagd met het overeengekomen aantal uren. Dit aantal uren wordt in mindering gebracht op het aantal bovenwettelijke vakantie-uren dat de medewerker op grond van artikel 36 van het Besluit salaris, vergoedingen, toelagen en uitkeringen 2016 kan verkopen;

  • d.

    indien de fietsovereenkomst wordt beëindigd, maar de fietsbijdrage nog niet geheel is verrekend, is artikel 13 van de Fietsregeling Rotterdam zoals deze bepaling op 31 december 2016 luidde van toepassing.

TOELICHTING

De Fietsregeling 2014 bood aan medewerkers de mogelijkheid om de fietsbijdrage in termijnen terug te betalen, waarbij de maximale periode 36 maanden besloeg. Als gevolg hiervan zullen er gevallen zijn waarin medewerkers op 1 januari 2017 nog niet de gehele fietsbijdrage hebben terugbetaald, terwijl de Fietsregeling per 1 januari 2017 wordt ingetrokken.

Om deze reden moet er overgangsrecht worden vastgelegd.

Dit overgangsrecht komt er op neer dat de situatie zoals deze vóór 1 januari 2017 bestond zoveel mogelijk feitelijk wordt gehandhaafd:

  • als met de medewerker was afgesproken dat hij elke maand bruto salaris inlevert in ruil voor de fietsbijdrage, wordt dit voortgezet;

  • als met de medewerker was afgesproken dat zijn bruto vakantietoelage of bruto eindejaarsuitkering wordt verlaagd, wordt het IKB in de afgesproken periode in de maand mei of december verlaagd met een bedrag dat overeenkomt met de verlaging van de bruto vakantietoelage of de bruto eindejaarsuitkering zoals deze zou zijn toegepast als er geen IKB zou zijn ingevoerd;

  • als met de medewerker was afgesproken dat zijn aanspraak op vakantieverlof jaarlijks verlaagd zou worden, wordt het vakantieverlof gedurende de afgesproken periode verlaagd met het overeengekomen aantal uren.

In dit laatste geval is van belang dat op grond van artikel 36 van het Besluit salaris, vergoedingen, toelagen en uitkeringen 2016 niet méér dan 72 vakantie-uren per jaar mogen worden verkocht. De vakantie-uren die worden ingezet in het kader van het overgangsrecht bij het vervallen van de Fietsregeling tellen mee voor dit aantal van 72. Voor een medewerker die onder het overgangsrecht valt en verlof inlevert, betekent dit dat hij sowieso minder dan 72 uur bovenwettelijk vakantieverlof kan verkopen.

 

§ 4 Uitvoeringsbepalingen o verige individuele keuzemogelijkheden

Verkoop van vakantie-uren

Artikel 30

De medewerker kan er elke maand voor kiezen op grond van artikel 36 van het Salarisbesluit bovenwettelijk vakantieverlof te verkopen. Bij een deeltijd dienstverband wordt dit aantal naar rato vastgesteld.

Artikel II

Artikel 29 vervalt op 1 januari 2020.

Artikel III Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2017.

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van 25 oktober 2016.

De secretaris,

Ph.F.M. Raets

De burgemeester,

A. Aboutaleb

Toelichting

Onderdelen C en D

Omdat de eindejaarsuitkering, de vakantietoelage en de werkgeverstoelage levensloop als zelfstandige uitkeringen komen te vervallen, moet de Uitvoeringsregeling salaris, vergoedingen, toelagen en uitkeringen 2016 ook worden aangepast.

Dit gemeenteblad 2016, nummer 174, is uitgegeven op 26 oktober 2016 en ligt op werkdagen van 8.30 tot 16.00 uur ter inzage bij het Bestuurlijk Informatiecentrum Rotterdam (BIR), locatie Stadswinkel Centrum, Coolsingel 40 (zijde Doelwater, tegenover hoofdbureau politie)

(Zie ook: www.bis.rotterdam.nl – Regelgeving of Gemeentebladen chronologisch)

Naar boven