Algemene subsidieverordening Welzijn Berg en Dal 2017

 

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

De raad van de gemeente Berg en Dal;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders, d.d. 6 september 2016, met nummer VB/Raad/16/00334;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

BESLUIT:

vast te stellen de volgende verordening:

Algemene subsidieverordening Welzijn Berg en Dal 2017.

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening (en de daarop rustende bepalingen) wordt verstaand onder:

  • a.

    Algemene groepsvrijstellingsverordening: verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 127), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving.

  • b.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht.

  • c.

    De-minimisverordening: verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU L 352), verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector (PbEU L 352/9) en verordening (EU) nr. 717/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de visserij- en aquacultuursector (PbEU L 190/45), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving.

  • d.

    Europees steunkader: een mededeling, richtsnoer, kaderregeling, besluit of vrijstellingsverordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie of de Raad van de Europese Unie, gelet op de artikelen 106, derde lid , 107, 108 of 109 van het verdrag heeft vastgesteld.

  • e.

    Jaarlijkse subsidie: subsidie die per (boek)jaar of voor een bepaald aantal (boek)jaren aan een aanvrager voor een periode van maximaal vier jaar wordt verstrekt.

  • f.

    Onderneming: iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent.

  • g.

    Raad: raad van de gemeente Berg en Dal.

  • h.

    Verdrag: verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Artikel 2. Reikwijdte verordening

  • 1.

    Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door burgemeester en wethouders op de volgende beleidsterreinen, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen en subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de Awb (subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is):

    • a.

      Amateurkunst;

    • b.

      Buurtverenigingen;

    • c.

      EHBO en AED;

    • d.

      Gemeentelijke sportaccommodaties

    • e.

      Groene leefruimte;

    • f.

      Jeugd en jongeren;

    • g.

      Musea;

    • h.

      Oprichten van een rechtspersoon;

    • i.

      Overige verenigingen.

    • j.

      Ouderenbonden/ouderenverenigingen;

    • k.

      Sportverenigingen;

    • l.

      Volksfeesten;

    • m.

      Vrouwenverenigingen;

    • n.

      Wijkraden;

  • 2.

    Deze verordening is niet van toepassing op de verstrekking van subsidies door burgemeester en wethouders op de volgende beleidsterreinen:

    • a.

      ruimtelijke ordening en volkshuisvesting;

    • b.

      gemeentelijke monumenten;

    • c.

      recreatie en toerisme;

    • d.

      natuur en landschap;

    • e.

      milieu en duurzaamheid.

  • 3.

    Ten aanzien van subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is kunnen burgemeester en wethouders bepalen dat deze verordening geheel of gedeeltelijk van toepassing is.

Artikel 3. Rechtspersoonlijkheid

  • 1.

    Subsidie wordt slechts verstrekt aan rechtspersonen met een volledige rechtsbevoegdheid.

  • 2.

    In bijzondere gevallen kan subsidie worden verstrekt aan rechtspersonen zonder volledige rechtsbevoegdheid en aan natuurlijke personen.

Artikel 4. Nadere regeling

Burgemeester en wethouders kunnen bij nadere regeling vaststellen welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voor subsidie. Voor zover van toepassing, wordt hierin tevens bepaald welke doelgroepen voor subsidie in aanmerking komen, hoe de subsidie wordt berekend en hoe de subsidiebedragen worden uitbetaald.

Artikel 5. Europees steunkader

  • 1.

    Voor zover dat ten behoeve van het voldoen aan een Europees steunkader noodzakelijk is, kunnen burgemeester en wethouders bij nadere regeling afwijken van deze verordening en deze aanvullen.

  • 2.

    Bij nadere regelingen waarbij is bepaald dat toepassing kan worden gegeven aan een Europees steunkader, verwijst de nadere regeling naar het desbetreffende steunkader.

  • 3.

    Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, verwijst de verleningsbeschikking naar de toepasselijke bepalingen van het steunkader.

  • 4.

    Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor vergoeding in aanmerking die voldoen aan de eisen van het desbetreffende steunkader.

  • 5.

    Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen ondernemingen alleen in aanmerking voor zover de subsidieverstrekking voldoet aan de voorwaarden van het betreffende steunkader.

HOOFDSTUK 2. SUBSIDIEPLAFOND EN BEGROTINGSVOORBEHOUD

Artikel 6. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen subsidieplafonds vaststellen. In dat geval bepalen zij bij nadere regeling de wijze van verdeling van de betrokken subsidie.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen een subsidieplafond verlagen als:

    • a.

      het wordt vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd; en

    • b.

      de subsidieaanvragen waarop het subsidieplafond betrekking heeft, moeten worden ingediend voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd.

  • 3.

    Bij de bekendmaking van een subsidieplafond dat kan worden verlaagd overeenkomstig het vorige lid, wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

  • 4.

    Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld. Bij de verleningsbeschikking wordt daarop gewezen.

HOOFDSTUK 3. AANVRAAG VAN DE SUBSIDIE

Artikel 7. Bij aanvraag in te dienen gegevens

  • 1.

    Een aanvraag voor subsidie wordt schriftelijk ingediend bij burgemeester en wethouders. Als hiervoor een aanvraagformulier is vastgesteld, geschiedt dit met gebruikmaking daarvan waaraan de volgende bijlage wordt toegevoegd:

    a.een beschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

  • 2.

    Indien een aanvrager voor de eerste maal een jaarlijkse subsidie aanvraagt, voegt hij voor zover van toepassing onderstaande gegevens als extra bijlagen toe aan het aanvraagformulier:

  • a.

    een exemplaar van de oprichtingsakte;

  • b.

    de statuten;

  • c.

    inschrijvingsbewijs Kamer van Koophandel;

  • d.

    het jaarverslag, de jaarrekening en de balans van het voorgaande jaar als bijlagen;

  • e.

    het aantal leden, te onderscheiden in leden die woonachtig zijn in de gemeente Berg en Dal en leden die elders woonachtig zijn, te meten op 1 januari van het jaar voorafgaande aan het subsidiejaar of indien dat niet mogelijk is de datum van oprichting;

  • f.

    als de aanvrager een onderneming is:

    • i.

      een opgave van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die al zijn of zullen worden ontvangen voor de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    • ii.

      een verklaring als bedoeld in de de-minimisverordening (de-minimisverklaring).

  • 3.

    Bij nadere regeling kan van de voorgaande leden worden afgeweken.

Artikel 8. Aanvraagtermijn

  • 1.

    Een aanvraag om een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, wordt ingediend uiterlijk 1 september voorafgaand aan het jaar of de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2.

    Een aanvraag om een subsidie die per boekjaar wordt verstrekt wordt uiterlijk 13 weken voorafgaand aan dat boekjaar ingediend.

  • 3.

    Andere aanvragen om subsidie:

    • a.

      kunnen het gehele jaar worden ingediend en

    • b.

      worden ingediend uiterlijk 13 weken voordat de aanvrager voornemens is te beginnen met de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

  • 4.

    Bij nadere regeling kan van de voorgaande leden worden afgeweken.

  • 5.

    Een aanvrager die de subsidieaanvraag niet volledig binnen de termijn genoemd in het eerste, tweede en derde lid heeft ingediend, wordt verzocht om de benodigde gegevens alsnog binnen vier weken toe te sturen, gerekend vanaf de verzenddatum van het verzoek om de aanvraag aan te vullen. Indien ook na een verzoek als bedoeld in het vijfde lid geen volledige aanvraag is ontvangen, kunnen burgemeester en wethouders besluiten om de aanvraag niet in behandeling te nemen.

Artikel 9. Beslistermijn

  • 1.

    Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag tot subsidie als bedoeld in artikel 8 eerste lid (die betrekking heeft op het kalenderjaar volgend op dat waarin de aanvraag is ingediend), uiterlijk voor 31 december van het jaar waarop de aanvraag is ingediend.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag om een subsidie in alle andere gevallen binnen dertien weken na indiening van de aanvraag.

  • 3.

    Bij nadere regeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders kunnen de beslissing, bedoeld in het eerste en tweede lid, voor ten hoogste acht weken verdagen. Van de verdaging wordt schriftelijk mededeling gedaan.

  • 5.

    Bij aanvragen om een subsidie die overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het verdrag worden aangemeld bij de Europese Commissie wordt de termijn verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen.

HOOFDSTUK 4. WEIGERING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 10. Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden

  • 1.

    Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Awb weigeren burgemeester en wethouders de subsidie in ieder geval:

  • a.

    als de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie onverenigbaar is met de interne markt.

  • b.

    als het betreft een aanvrager tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard.

  • 2.

    Onverminderd het vorige lid weigeren burgemeester en wethouders de subsidie in ieder geval als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een Europees steunkader omdat:

  • a.

    subsidie verstrekt zou worden aan een aanvrager die een onderneming drijft die in moeilijkheden verkeert als bedoeld in het desbetreffende steunkader, of

  • b.

    de subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld in het desbetreffende steunkader.

  • 3.

    Onverminderd de vorige leden kunnen burgemeester en wethouders de subsidie verder in ieder geval weigeren:

  • a.

    als de te subsidiëren activiteiten niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente Berg en Dal of haar ingezetenen en als ze onvoldoende ten goede komen aan de gemeente Berg en Dal of haar ingezetenen;

  • b.

    als niet is aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is voor het verrichten van de activiteiten waarvoor deze wordt gevraagd;

  • c.

    als de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien, die in strijd zijn met de wet- en regelgeving, het algemeen belang of de openbare orde;

  • d.

    als de activiteiten een politieke, godsdienstige of levensbeschouwelijke boodschap hebben;

  • e.

    als de aanvraag niet voldoet aan regels die zijn gesteld om voor subsidie in aanmerking te komen;

  • f.

    als subsidieverstrekking anderszins niet past binnen het beleid van de gemeente;

  • g.

    als de subsidieverstrekking niet is toegestaan totdat de Europese Commissie met toepassing van artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie verenigbaar is met de interne markt;

  • h.

    in de bij de betrokken nadere regeling bepaalde gevallen.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders vorderen een subsidie met rente terug als dit nodig is ter uitvoering van een terugvorderingsbesluit van de Europese Commissie of een onherroepelijke rechterlijke uitspraak.

HOOFDSTUK 5. VERLENING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 11. Verlening subsidie

  • 1.

    Bij het besluit tot verlenen van de subsidie geven burgemeester en wethouders aan op welke wijze de verantwoording van de te ontvangen subsidie plaats vindt.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, naast de verplichtingen als bedoeld in artikel 4:37 Awb, ook andere doelgebonden verplichtingen als bedoeld in artikel 4:38 Awb op te leggen.

Artikel 12. Betaling en bevoorschotting

  • 1.

    Indien een beschikking tot subsidievaststelling als bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel a wordt gegeven, vindt de betaling van de gehele subsidie in één bedrag plaats.

  • 2.

    Indien een beschikking tot subsidieverlening als bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel b wordt gegeven, wordt 100% bevoorschot.

  • 3.

    Indien besloten wordt tot bevoorschotting van de subsidie, wordt in het besluit tot subsidieverlening de hoogte en de termijnen van de voorschotten bepaald.

HOOFDSTUK 6. VERPLICHTINGEN VAN DE SUBSIDIEONTVANGER

Artikel 13. Meldingsplicht

De subsidieontvanger doet onverwijld melding aan burgemeester en wethouders, zodra aannemelijk is dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht of dat niet tijdig of niet geheel aan de aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden verplichtingen zal worden voldaan.

Artikel 14. Overige verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1.

    De subsidieontvanger informeert burgemeester en wethouders zo spoedig mogelijk schriftelijk over:

  • a.

    besluiten of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten, waarvoor subsidie is verleend, dan wel ontbinding van de rechtspersoon;

  • b.

    relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

  • c.

    ontwikkelingen die er toe kunnen leiden dat aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden voorwaarden niet, niet tijdig of niet geheel kunnen worden nagekomen;

  • d.

    wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de rechtspersoon, de persoon van de bestuurder(s) en het doel van de rechtspersoon.

  • 2.

    De subsidieontvanger behoeft de toestemming van burgemeester en wethouders voor handelingen als vermeld in artikel 4:71 Awb.

  • 3.

    Bij nadere regeling kunnen verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie aan de subsidie worden verbonden, voor zover deze verplichtingen betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

  • 4.

    Bij nadere regeling of verleningsbeschikking kan worden bepaald dat de subsidieontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor aan burgemeester en wethouders een vergoeding verschuldigd is als zich een gebeurtenis als bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de Awb voordoet. Daarbij wordt tevens aangegeven hoe de hoogte van de vergoeding wordt bepaald.

HOOFDSTUK 7. VERANTWOORDING EN VASTSTELLING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 15. Verantwoording subsidies tot en met € 5.000

  • 1.

    Subsidies tot en met € 5.000 worden door burgemeester en wethouders:

  • a.

    direct vastgesteld of;

  • b.

    ambtshalve vastgesteld binnen 13 weken, nadat de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen de aanvrager verplichten om op de door hun aangegeven wijze en op een door hun aangegeven tijdstip aan te tonen dat de activiteiten, waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

Artikel 16. Verantwoording subsidies vanaf € 5.000 tot en met € 40.000

  • 1.

    Bij subsidieverlening van meer dan € 5.000, maar minder dan € 40.000 dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij burgemeester en wethouders:

  • a.

    Bij een subsidie als bedoeld in artikel 8 derde lid alsmede subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is uiterlijk 13 weken nadat de activiteiten zijn verricht;

  • b.

    Bij een per (boek)jaar verstrekte subsidie uiterlijk vóór 1 september in het jaar na afloop van het kalenderjaar.

  • 2.

    De aanvraag tot vaststelling bevat een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten zijn verricht waarvoor de subsidie is verleend en dat aan de verplichtingen is voldaan.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

Artikel 17. Verantwoording subsidies van meer dan € 40.000

  • 1.

    Bij subsidieverlening van meer dan € 40.000 dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij burgemeester en wethouders:

  • a.

    Bij een subsidie als bedoeld in artikel 8 derde lid alsmede subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is uiterlijk 13 weken nadat de activiteiten zijn verricht;

  • b.

    bij een per (boek)jaar verstrekte subsidie, uiterlijk vóór 1 september in het jaar na afloop van het kalenderjaar.

  • 2.

    De aanvraag tot vaststelling bevat:

  • a.

    een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten zijn verricht waarvoor de subsidie is verleend en dat aan de verplichtingen is voldaan;

  • b.

    een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

  • c.

    een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat ook andere of minder dan de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

Artikel 18. Vaststelling subsidies van meer dan € 5.000

  • 1.

    Burgemeester en wethouders stellen een subsidie van meer dan € 5.000 vast binnen 13 weken na de ontvangst van een aanvraag tot subsidievaststelling tenzij bij nadere regeling anders is bepaald.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de beslistermijn eenmaal te verdagen met acht weken.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen bij nadere regeling categorieën van subsidies of subsidieontvangers aanwijzen, waarvoor de subsidie wordt vastgesteld zonder dat de subsidieontvanger een aanvraag voor subsidievaststelling hoeft in te dienen.

  • 4.

    Als een aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het tijdstip bedoeld in de artikelen 16 eerste lid en 17 eerste lid is ontvangen, gaan burgemeester en wethouders zes weken na een eenmalige rappel over tot ambtshalve vaststelling.

HOOFDSTUK 8. OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 19. Standaardberekeningswijzen van uurtarieven en uniforme kostenbegrippen

  • 1.

    Als bij de bepaling van de subsidiabele kosten gebruik wordt gemaakt van uurtarieven, worden deze door de subsidieaanvrager berekend met gebruikmaking van een bij nadere voorgeschreven berekeningswijze.

  • 2.

    Bij het hanteren van kostenbegrippen bij de berekening van uurtarieven wordt uitgegaan van de bij nadere regeling voorgeschreven definities.

  • 3.

    Bij subsidie waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen die tarieven en kostenbegrippen in aanmerking die voldoen aan de eisen van het toepasselijke steunkader.

Artikel 20. Hardheidsclausule

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen, in bijzondere gevallen, een artikel of artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, met uitzondering van de artikelen 1, 2, 3, 4, 5 en 10 voor zover toepassing gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.

  • 2.

    In een nadere regeling kan worden bepaald dat door burgemeester en wethouders van een of meer bepaalde artikelen of artikelleden van die regeling kan worden afgeweken als daaraan vasthouden voor een subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zouden zijn tot de daarmee te dienen belangen.

  • 3.

    Toepassing van de vorige leden wordt gemotiveerd in het besluit en hiervan wordt periodiek verslag gedaan aan de raad.

Artikel 21. Intrekking

De volgende Algemene subsidieverordeningen worden ingetrokken:

  • De Algemene subsidieverordening Millingen aan de Rijn 2008;

  • De Algemene subsidieverordening gemeente Ubbergen 2010;

  • De Algemene subsidieverordening welzijn Groesbeek 2012.

Artikel 22. Overgangsbepalingen

  • 1.

    Op alle voor de inwerkingtreding van deze verordening ingediende aanvragen blijven de Algemene subsidieverordeningen zoals genoemd in artikel 21 van toepassing.

  • 2.

    In afwijking van artikel 8 eerste lid kunnen aanvragen voor een subsidie voor het kalenderjaar 2017 worden ingediend direct na inwerkingtreding van de Algemene subsidieverordening tot uiterlijk 1 december 2016.

  • 3.

    Alle aanvragers die ook in 2016 subsidie ontvingen en in 2017 op grond van de betreffende nadere regeling minder subsidie ontvangen dan in 2016, behouden in 2017 het subsidiebedrag dat zij in 2016 ontvingen. Als uitzondering geldt hierbij een eventuele verlaging van het subsidiebedrag als gevolg van een daling van het ledenaantal.

  • 4.

    Voor aanvragers die in 2017 op grond van de betreffende nadere regeling minder dan 80% ontvangen van het subsidiebedrag zij in 2016 ontvingen, geldt bovendien dat zij in 2018 50% ontvangen van het verschil tussen het definitieve subsidiebedrag en het subsidiebedrag van 2016. Als uitzondering geldt hierbij een eventuele verlaging van het subsidiebedrag als gevolg van een daling van het ledenaantal.

Artikel 23. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na de bekendmaking.

Artikel 24. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Algemene subsidieverordening Welzijn Berg en Dal 2017.

Vastgesteld door de raad van de gemeente Berg en Dal in zijn openbare vergadering van

20 oktober 2016

de burgemeester, de griffier,

mr. M. Slinkman J.A.M. van Workum

 

 

Artikelsgewijze toelichting op de Algemene subsidieverordening Welzijn Berg en Dal 2017

 

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In dit artikel is een aantal definities opgenomen. Deze definities gelden niet alleen voor deze verordening, maar ook voor de hierop te baseren nadere regelingen. Deze definities zijn dus niet nogmaals in de verschillende nadere regelingen opgenomen. Van de definities kan niet worden afgeweken.

Onder het begrip ‘Europees steunkader’ vallen in ieder geval zowel de in dit artikel benoemde algemene groepsvrijstellingsverordeningen als de in dit artikel benoemde de-minimisverordeningen. Voor meer informatie over staatssteun en de hiervoor genoemde verordeningen kunt u kijken op https://www.europadecentraal.nl/onderwerp/staatssteun/.

Er is geen definitie opgenomen van subsidie. Wat onder een subsidie moet worden verstaan, is omschreven in artikel 4:21 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Kenmerken van een subsidie zijn:

  • Het gaat om een aanspraak op financiële middelen;

  • Verstrekt door een bestuursorgaan;

  • Met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager;

  • Het mag niet gaan om betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.

Artikel 2. Reikwijdte verordening

Met het eerste lid krijgen burgemeester en wethouders de bevoegdheid toegewezen om te besluiten over het verstrekken van subsidies waarop de Algemene subsidieverordening (hierna: ASV) van toepassing is.

Dit betreft in beginsel alle subsidies op alle genoemde beleidsterreinen, met uitzondering van de beleidsterreinen genoemd in het tweede lid en waarvoor bij afzonderlijke verordening dan wel regeling een uitputtende regeling is getroffen.

Ten aanzien van subsidies waarvoor overeenkomstig artikel 4:23, derde lid, van de Awb geen wettelijke grondslag nodig is, is de ASV in beginsel niet van toepassing. Subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is, zijn begrotingssubsidies (dit zijn subsidies waarbij de subsidieontvanger en het subsidiebedrag in de begroting zijn opgenomen) en incidentele subsidies (dit zijn beperkte, eenmalige subsidies dan wel voor maximaal vier jaar). Het derde lid geeft burgemeester en wethouders de bevoegdheid om de ASV (deels) van toepassing te verklaren als daartoe aanleiding bestaat.

Artikel 3 Rechtspersoonlijkheid

Regel is dat subsidie wordt verstrekt aan instellingen die een volledige rechtspersoonlijkheid bezitten. Dit artikel biedt de mogelijkheid om daarvan in bijzondere gevallen af te wijken. Afwijken kan alleen voor activiteiten die passen binnen het subsidiebeleid en waarbij het geen beletsel is dat deze niet worden gerealiseerd door een (volledige) rechtspersoonlijkheid bezittende instelling.

De eis dat alleen aan rechtspersonen subsidie wordt verleend is mede ter bescherming van

de aanvrager. Is de aanvrager een natuurlijk persoon, dan is deze hoofdelijk aansprakelijk

c.q. verantwoordelijk voor de besteding van de subsidie. Verder voorkomt het mogelijke

fraude en biedt een rechtspersoon meer waarborgen voor de uitvoering van de

gesubsidieerde activiteiten.

Artikel 4. Nadere regeling

Met dit artikel krijgen burgemeester en wethouders de bevoegdheid om in nadere regelingen de te subsidiëren activiteiten te bepalen. Voor zover burgemeester en wethouders iets wensen te regelen met betrekking tot de doelgroepen die voor subsidie in aanmerking komen, de berekening van de subsidie en de wijze van uitbetalen, dient dit in de nadere regeling te worden beschreven.

In andere artikelen van de ASV worden andere bevoegdheden gedelegeerd die betrekking hebben op de inhoud van de nadere regeling: het afwijken van termijnen, het verbinden van bepaalde verplichtingen aan de subsidie en de wijze van verdelen van het subsidieplafond.

Voor zover burgemeester en wethouders geen gebruik maken van deze bevoegdheid is het slechts in beperkte mate mogelijk om subsidies te verstrekken. De hoofdregel van de Awb is namelijk dat subsidieverstrekking gebaseerd moet zijn op een wettelijk voorschrift, zoals een nadere regeling, waarin de te subsidiëren activiteiten staan vermeld. Op grond van artikel 4:23, derde lid, van de Awb, bestaan hierop maar vier uitzonderingen:

  • 1.

    De spoedeisende subsidieverstrekking: tijdelijk, vooruitlopend op de vaststelling van een wettelijk voorschrift;

  • 2.

    De subsidieverstrekking op grond van een begrotingspost: de begroting dient de subsidie-ontvanger en het bedrag dat ten hoogste kan worden vastgesteld te vermelden;

  • 3.

    De incidentele subsidieverstrekking: voor uitzonderlijke gevallen, als er in beginsel slechts eenmalig subsidie zal worden toegekend;

  • 4.

    De Europese subsidies, dit is voor gemeenten nauwelijks van belang.

Artikel 5. Europees steunkader

Om subsidies onder een Europees steunkader te brengen moet de subsidie op het toepasselijke steunkader worden toegesneden. Daarbij kan het nodig zijn dat er afgeweken wordt van de ASV, of dat deze aangevuld wordt. Het eerste lid maakt burgemeester en wethouders daartoe bevoegd.

Het tweede en derde lid zijn een uitvloeisel van de eis van de Europese Commissie dat in nadere regelingen en subsidiebeschikkingen die gebruik maken van het Europees steunkader, het toepasselijke kader expliciet wordt vermeld.

Als sprake is van steun die valt onder een Europees steunkader, kunnen uiteraard alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor subsidie in aanmerking komen voor zover die voldoen aan de eisen en voorwaarden van het betreffende steunkader (vierde lid). Net zo goed als dat bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, ondernemingen alleen in aanmerking komen als de subsidieverstrekking voldoet aan de voorwaarden van het desbetreffende steunkader (vijfde lid).

 

HOOFDSTUK 2. SUBSIDIEPLAFOND EN BEGROTINGSVOORBEHOUD

Artikel 6. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

Burgemeester en wethouders stellen de subsidieplafonds vast (eerste lid); bij de bekendmaking daarvan wordt tevens de door hen bepaalde wijze van verdelen vermeld (eerste lid in combinatie met artikel 4:26, tweede lid, van de Awb). De wijze van verdelen kan ook worden bekendgemaakt door te verwijzen naar de nadere regeling waarin de wijze van verdeling is vastgelegd. In dat laatste geval moet verwezen worden naar een reeds geldende nadere regeling. In alle gevallen geldt dat het subsidieplafond en de verdeling bekend moeten zijn voordat een aanvraag kan worden ingediend. Als dit niet (juist) geregeld is, is het subsidieplafond niet van toepassing bij aanvragen die zijn ingediend voor bekendmaking (artikel 4:27, tweede lid, van de Awb). Daarnaast wordt er, indien van toepassing, gewezen op de mogelijkheid het subsidieplafond te verlagen (tweede en derde lid, zie verder hieronder). De raad stelt uiteraard nog steeds de financiële kaders vast in de begroting. Het is binnen die kaders dat burgemeester en wethouders vervolgens de subsidieplafonds kunnen vaststellen.

Burgemeester en wethouders hebben via artikel 2 de bevoegdheid gedelegeerd gekregen om te besluiten over het verstrekken van subsidies. Zij zijn verplicht – in lijn met de mogelijkheid van artikel 4:34, eerste lid, van de Awb – (in bepaalde gevallen) om bij het gebruik maken van deze gedelegeerde bevoegdheid een begrotingsvoorbehoud te maken (vierde lid).

Verlaging subsidieplafond

De verlaging van een subsidieplafond heeft in beginsel geen gevolgen voor aanvragen die vóór bekendmaking van de verlaging zijn ingediend (artikel 4:27, tweede lid, van de Awb). Dat is anders als aan de drie voorwaarden genoemd in artikel 4:28 van de Awb is voldaan:

  • 1.

    Aanvragen voor de desbetreffende subsidie moeten worden ingediend voordat de begroting is vastgesteld of goedgekeurd en

  • 2.

    De verlaging vloeit voort uit vaststelling van de begroting en

  • 3.

    De mogelijkheid van verlaging is aangekondigd bij de vaststelling van het oorspronkelijke subsidieplafond.

Om te waarborgen dat burgemeester en wethouders alleen overgaan tot verlaging van subsidieplafonds als die verlaging ook daadwerkelijk kan worden gebruikt, zijn het tweede en derde lid opgenomen. Het komt er op neer dat een subsidieplafond alleen kan worden verlaagd als:

  • 1.

    het oorspronkelijke subsidieplafond is vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld en

  • 2.

    de aanvragen voor de vaststelling van de begroting moesten zijn ingediend en

  • 3.

    er bovendien op de mogelijke verlaging wordt gewezen bij de bekendmaking van het plafond.

     

HOOFDSTUK 3 AANVRAAG VAN DE SUBSIDIE

Artikel 7. Bij aanvraag in te dienen gegevens

In het eerste lid is bepaald dat een aanvraag voor subsidie schriftelijk dient te worden gedaan. Als hiervoor een aanvraagformulier is vastgesteld, moet de aanvraag met gebruikmaking van dat formulier gedaan worden. Met ‘schriftelijk’ is meer bedoeld dan ‘op papier geschreven’. Zo kan een aanvraag (bij voorkeur) ook digitaal worden gedaan. Voor het digitaal indienen worden de aanvraagformulieren onder andere digitaal beschikbaar gesteld op de website van de gemeente. In het tweede lid is bepaald welke stukken en gegevens bij de eerste aanvraag voor een jaarlijkse subsidie overgelegd dienen te worden. Evenals bij het eerste lid kunnen deze stukken ook - en bij voorkeur - digitaal worden ingediend.

Bij een subsidie aan een onderneming moet voorkomen worden dat subsidie wordt verleend die niet in overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (hierna VWEU). Daarom zijn een tweetal aanvraagvereisten opgenomen die specifiek voor ondernemingen gelden:

  • 1.

    Om ontoelaatbare opeenstapeling van subsidies te voorkomen wordt een overzicht gevraagd van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd die al zijn of zullen worden ontvangen voor de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd (tweede lid, onderdeel f, onder i). Een subsidie kan namelijk ook uit een garantie, lening, korting op de grondprijs et cetera bestaan.

  • 2.

    Om subsidie onder de de-minimisverordening te kunnen verlenen moet de onderneming om een de-minimisverklaring gevraagd worden (tweede lid, onderdeel f, onder ii). Op basis van een ingeleverde de-minimisverklaring dienen burgemeester en wethouders te controleren of verlenen van de subsidie in overeenstemming is met de de-minimisverordening.

In het derde lid wordt aangegeven dat burgemeester en wethouders ook andere – of minder - dan genoemde gegevens kunnen vragen, indien deze voor een aanvraag noodzakelijk of voldoende zijn.

Artikel 8. Aanvraagtermijn

De aanvraagtermijnen zijn afhankelijk van het soort subsidie. Onderscheid wordt gemaakt tussen subsidies die per kalenderjaar dan wel boekjaar (afwijkend boekjaar bijvoorbeeld een schooljaar) worden verstrekt en andersoortige subsidies. Bij andersoortige subsidies gaat het om subsidies die worden verstrekt voor bepaalde concreet omschreven en vaak in de tijd nauwkeurig afgebakende activiteiten.

Bij nadere regeling kunnen burgemeester en wethouders besluiten af te wijken van de aanvraagtermijnen die vastgesteld zijn in het eerste tot en met tweede lid (vierde lid).

Met het vijfde lid is bepaald dat de aanvrager binnen vier weken zijn aanvraag kan aanvullen. Gebeurt dit niet dan kunnen burgemeester en wethouders besluiten om de aanvraag niet in behandeling te nemen.

Artikel 9. Beslistermijn

Hier worden de termijnen gegeven waarbinnen burgemeester en wethouders gehouden zijn te beslissen op een aanvraag voor subsidie. In de Awb staan geen strikte beslistermijnen op een aanvraag om subsidie. Bij nadere regeling kunnen burgemeester en wethouders besluiten af te wijken van de beslistermijnen die vastgesteld zijn in het eerste en tweede lid (derde lid). Bovendien kan de termijn eenmaal met maximaal acht weken worden verdaagd (vierde lid).

De beslistermijn bij aanvragen om een subsidie die bij de Europese Commissie aangemeld worden, wordt verdaagd totdat de Europese Commissie een eindebeslissing heeft genomen (vijfde lid). Dit om te voorkomen dat subsidie wordt verleend die niet in overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie en vervolgens teruggevorderd dient te worden.

 

HOOFDSTUK 4. WEIGERING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 10. Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden

In het eerste lid worden de algemeen geldende weigeringsgronden van de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Awb, met nadere verplichte gronden aangevuld.

Ondanks dat er sprake is van staatssteun is het soms mogelijk om steun te verstrekken op basis van een vrijstellingsverordening, waardoor burgemeester en wethouders kunnen volstaan met een lichte kennisgevingsprocedure. Als dat niet mogelijk is, kan goedkeuring van de Europese Commissie gevraagd worden via een formele aanmelding. Als de Europese Commissie de steun echter niet goedkeurt, dan moeten burgemeester en wethouders overgaan tot weigering (vandaar de verplichte weigeringsgrond in het eerste lid, onder a).

 

Wat betreft de verplichte weigeringsgrond opgenomen onder b dient het volgende opgemerkt te worden. Bepaalde Europese steunkaders verbieden – als er een bevel tot terugvordering uitstaat – alleen het verlenen van staatsteun onder de betreffende verordening; niet het verlenen van subsidies in het algemeen. Door de in het eerste lid, onder b, gekozen formulering van de weigeringsgrond in combinatie met het verplichtende karakter komt het in de ASV echter neer op een – op zichzelf verdedigbare – verbreding van de weigeringsgrond tot het verlenen van subsidies in het algemeen (als er een bevel tot terugvordering uitstaat).

 

In het tweede lid is een absolute weigeringsgrond opgenomen voor die gevallen dat overgaan tot subsidieverstrekking strijdigheid op zou leveren met een Europees steunkader. Dit omdat er dan subsidie verstrekt zou worden aan een aanvrager die een onderneming drijft die in moeilijkheden verkeert als bedoeld in het toepasselijke steunkader of omdat de betreffende subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld in het toepasselijke steunkader. Een onderneming wordt naar het oordeel van de Europese Commissie beschouwd als een onderneming in moeilijkheden wanneer zij, zonder overheidsingrijpen, op korte of middellange termijn vrijwel zeker gedoemd is te verdwijnen. Meer informatie over dit begrip is te vinden in paragraaf 2.2 van de Richtsnoeren [van de Europese Commissie] voor reddings- en herstructureringssteun aan niet-financiële ondernemingen in moeilijkheden (2014/C 249/01). Dat er sprake moet zijn van een stimulerend effect houdt in beginsel in dat de begunstigde aanvrager door de steun in staat wordt gesteld activiteiten of projecten uit te voeren die zij anders – zonder de steun – niet had uitgevoerd. Ook houdt het in beginsel in dat de steun niet mag worden verleend voordat de activiteit wordt gestart.

 

In het derde lid zijn nog enkele facultatieve weigeringsgronden opgenomen. Burgemeester en wethouders kunnen in deze gevallen weigeren, maar zijn daartoe niet verplicht. Deze gelden in aanvulling op artikel 6 van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (hierna: Wet Bibob).

 

Onderdelen c, d, e en f spreken voor zichzelf.

Onderdeel a geeft de mogelijkheid om de subsidie te weigeren als de lokale activiteiten niet of niet in overwegende mate zijn gericht op de gemeente Berg en Dal of haar inwoners. Met ‘niet in overwegende mate’ wordt bedoeld dat meer dan de helft van de activiteiten niet in de gemeente Berg en Dal plaatsvindt en dat meer dan de helft van de leden niet woonachtig is in de gemeente Berg en Dal.

Onderdeel b geeft de mogelijkheid de subsidie te weigeren als de aanvrager over voldoende eigen middelen beschikt.

Onder g is een weigeringsgrond opgenomen waarmee burgemeester en wethouders een aanvraag kunnen weigeren als subsidieverstrekking niet is toegestaan dan nadat deze overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het VWEU (de meldingsprocedure) is goedgekeurd door de Europese Commissie. Het gaat hier om subsidieverstrekking die in beginsel niet ongeoorloofd is vanwege strijdigheid met de toepasselijke cumulatieregels of overschrijding van het toegestane bedrag aan de-minimissteun. In deze gevallen kunnen burgemeester en wethouders óf weigeren de subsidie te verstrekken óf de subsidie melden bij de Europese Commissie om langs deze weg goedkeuring te verkrijgen. Als burgemeester en wethouders besluiten over te gaan tot melding, dan wordt in verband met de standstill-verplichting de beslistermijn verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen (zie artikel 8, vierde lid). Als de Europese Commissie besluit de voorgenomen subsidieverstrekking niet goed te keuren, dan zullen burgemeester en wethouders de aanvraag alsnog weigeren (zie het eerste lid, onder a). Een subsidie die is of kan worden goedgekeurd kan uiteraard ook op een andere grond worden geweigerd.

Onderdeel h ten slotte geeft burgemeester en wethouders de bevoegdheid in een nadere regeling nog andere weigeringsgronden op te nemen, bijvoorbeeld weigeringsgronden die specifiek met de te subsidiëren activiteiten samenhangen.

 

Als de Europese Commissie tot het oordeel is gekomen dat een subsidie niet in overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie, dan moet de verleende subsidie ingetrokken en teruggevorderd worden (inclusief rente). Het vierde lid geeft burgemeester en wethouders de bevoegdheid om hier uitvoering aan te geven.

Een subsidie kan ook (geweigerd en) ingetrokken worden in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob. Dit volgt rechtstreeks uit artikel 6 van die wet.

 

HOOFDSTUK 5. VERLENING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 11. Verlening subsidie

Ingevolge het eerste lid geven burgemeester en wethouders al in het besluit tot verlening van de subsidie aan op welke wijze de verantwoording van de ontvangen subsidies dient plaats te vinden. Hiermee wordt bereikt dat degene aan wie de subsidie is toegekend van meet af aan weet aan welke voorwaarden en administratie-eisen hij dient te voldoen. Vooraf geven burgemeester en wethouders in de beschikking aan op welke manieren kan worden aangetoond dat de activiteiten zijn uitgevoerd. Er kunnen daarbij verschillende instrumenten worden gebruikt, zoals bestuurs- en activiteitenverslagen of een managementverklaring of andere bewijsstukken zoals een publicatie.

In het tweede lid is geregeld dat burgemeester en wethouders de ontvanger nadere verplichtingen kunnen opleggen.

Artikel 12. Betaling en bevoorschotting

Voorschotten worden automatisch (ambtshalve) verstrekt volgens het in de nadere regeling of de verleningsbeschikking opgenomen bevoorschottingsritme. De subsidieaanvrager hoeft dus geen aanvra(a)g(en) voor bevoorschotting in te dienen of tussentijdse overzichten van prestaties of uitgaven te overleggen.

 

HOOFDSTUK 6. VERPLICHTINGEN VAN DE SUBSIDIEONTVANGER

Artikel 13. Meldingsplicht

Dit artikel bevat een meldingsplicht die voor alle subsidieontvangers geldt. Dit kan bij voorkeur digitaal, maar ook schriftelijk worden ingediend.

De subsidieontvanger is verplicht tijdig (zonder nodeloos tijdsverloop) te melden bij de gemeente als het aannemelijk is dat de gesubsidieerde activiteit niet, niet tijdig, niet geheel of niet volgens alle daaraan verbonden verplichtingen zal worden verricht. In dat geval zal de subsidie lager of op nihil worden vastgesteld of zullen nadere afspraken worden gemaakt over het aanpassen van de verplichtingen, bijvoorbeeld het geven van meer tijd voor de uitvoering van de activiteiten. Bij niet voldoen aan deze meldingsplicht kan, indien dat achteraf mocht blijken, met toepassing van artikel 4:49 Awb alsnog de subsidievaststelling worden ingetrokken, omdat de ontvanger wist en behoorde te weten dat de vaststelling onjuist was. Terugvordering van de subsidie, inclusief wettelijke rente van het hele subsidiebedrag, kan in zo’n geval proportioneel worden geacht, omdat de ontvanger dan misbruik maakte van het gegeven vertrouwen, dat ten grondslag ligt aan de onderhavige subsidieverordening.

Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat de meldingsplicht niet geldt na vaststelling van de subsidie (dus als de activiteit al is uitgevoerd) of voor zover er (op verzoek van de belanghebbende) door de subsidieverlener een ontheffing is verleend van de verplichting om een prestatie overeenkomstig de subsidietoekenning uit te voeren.

Artikel 14. Overige verplichtingen van de subsidieontvanger

Dit artikel bevat een informatieplicht die voor alle subsidieontvangers geldt. Dit kan ook hier bij voorkeur digitaal maar ook schriftelijk worden ingediend.

Artikel 4:71 van de Awb waar in het tweede lid naar wordt verwezen ziet onder andere toe op het aangaan van financiële verplichtingen.

Het derde lid maakt het mogelijk om verplichtingen op te leggen die niet strekken tot verwezenlijking van het eigenlijke doel van de gesubsidieerde activiteit. Het betreft echter geen vrijbrief, deze verplichtingen moeten wel enig verband houden met de gesubsidieerde activiteit. Het kan bijvoorbeeld gaan om het opleggen van de verplichting om een extra inspanning te leveren om een bepaalde doelgroep te betrekken bij de gesubsidieerde activiteiten of om de activiteiten op de meest milieuvriendelijke manier uit te oefenen. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat met het opleggen van oneigenlijke subsidieverplichtingen terughoudendheid dient te worden betracht (Kamerstukken II 1993/94, 23 700, nr. 3, p. 66). Als burgemeester en wethouders van deze aanvullende mogelijkheid gebruikmaken, moet dat duidelijk worden gemotiveerd.

 

In artikel 4:41 van de Awb is bepaald dat in bepaalde gevallen de subsidie-ontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor een vergoeding verschuldigd is aan het bestuursorgaan. Het gaat daarbij om de volgende gevallen:

  • Als de subsidie-ontvanger voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen vervreemdt of bezwaart of de bestemming daarvan wijzigt;

  • Als de subsidie-ontvanger een schadevergoeding ontvangt voor verlies of beschadiging van voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen;

  • Als de gesubsidieerde activiteiten geheel of gedeeltelijk worden beëindigd;

  • Als de subsidieverlening of de subsidievaststelling wordt ingetrokken of de subsidie wordt beëindigd, of

  • De rechtspersoon die de subsidie ontving wordt ontbonden.

Deze vergoedingsplicht echter geldt alleen als hierin is voorzien in de verordening of nadere regeling, of – als deze ontbreken – in de subsidiebeschikking. Daarbij moet zijn bepaald hoe de hoogte van de vergoeding wordt berekend; dit hoeft geen volledige compensatie te betreffen. Met het vierde lid krijgen burgemeester en wethouders de bevoegdheid om hier uitvoering en invulling aan te geven. In de praktijk zal dit alleen aan de orde zijn bij rechtspersonen die jaarlijks subsidie ontvangen, maar het is ook mogelijk in andere gevallen.

 

HOOFDSTUK 7. VERANTWOORDING EN VASTSTELLING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 15. Verantwoording subsidies tot en met € 5.000

Kenmerkend voor subsidies tot en met € 5.000 is dat deze op basis van vertrouwen worden verleend; er wordt niet standaard om verantwoording gevraagd. In plaats daarvan geldt een actieve meldingsplicht voor de subsidieontvanger bij niet nakoming van de voorwaarden (zie artikel 13). Achteraf kan een risicogeoriënteerde controle plaatsvinden bij de subsidieontvanger (tweede lid).

In het geval van directe vaststelling (eerste lid, onderdeel a) worden de bewijsstukken van de prestatie direct met de aanvraag meegestuurd. Ook indien de activiteiten nog niet hebben plaatsgevonden, kan onderdeel a worden toegepast. De toepassing is dan onder meer afhankelijk van de aard van de subsidie, bijvoorbeeld een incidentele subsidie.

In het geval van verlening, gevolgd door ambtshalve vaststelling (eerste lid, onderdeel b), wordt in de subsidiebeschikking vermeld wanneer de gesubsidieerde activiteiten moeten zijn verricht. De subsidie wordt vervolgens, binnen een nader bepaalde termijn ambtshalve vastgesteld door de subsidieverstrekker.

Artikel 16. Verantwoording subsidies vanaf € 5.000 tot en met € 40.000

In dit artikel is bepaald op welke wijze subsidieontvangers subsidie tussen € 5.000 en € 40.000 aan burgemeester en wethouders dienen te verantwoorden: er dient een aanvraag tot vaststelling ingediend te worden (eerste lid), deze bevat een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan (tweede lid). Ingevolge artikel 11 wordt de wijze van verantwoording al bij het besluit tot verlening van de subsidie aan de subsidieontvanger bekend gemaakt. Voorts kunnen burgemeester en wethouders, overeenkomstig het derde lid, in een nadere regeling aangeven andere bewijsmiddelen te verlangen dan (alleen) een inhoudelijk verslag.

Artikel 17. Verantwoording subsidies van meer dan € 40.000

Bij subsidies vanaf € 40.000 wordt uitgegaan van de traditionele afrekening van subsidies; op basis van gerealiseerde kosten en baten. De vaststelling van de subsidie vindt plaats op basis van uitgevoerde activiteiten en gerealiseerde kosten. Een (vorm van een) accountantsverklaring wordt niet meer standaard gevraagd. Het derde lid biedt de basis om in een nadere regeling of in de subsidiebeschikking te bepalen dat er ook andere, waaronder minder, gegevens gevraagd worden.

Artikel 18. Vaststelling subsidie van meer dan € 5.000

Het eerste lid bevat – overeenkomstig artikel 4:13 van de Awb – de termijn waarbinnen de beschikking gegeven dient te worden. Het merendeel van de aanvragen zal binnen deze beslistermijn kunnen worden afgehandeld. Meer ingewikkelde aanvragen vergen soms meer tijd. De verdaging van de beslistermijn in het tweede lid – voor de duur van ten hoogste de in het tweede lid nader bepaalde termijn – biedt dan uitkomst. Een besluit tot verdaging op grond van het tweede lid is appellabel. Dit in tegenstelling tot een mededeling op grond van artikel 4:14 Awb dat de – eventueel verdaagde – termijn niet gehaald wordt.

Ingevolge het derde lid kunnen burgemeester en wethouders categorieën van subsidies of subsidieontvangers aanwijzen voor wie de subsidie wordt vastgesteld zonder dat hiervoor door de subsidieontvanger een aanvraag moet worden ingediend.

 

HOOFDSTUK 8. OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 19. Standaardberekeningswijzen van uurtarieven en uniforme kostenbegrippen

Dit artikel schrijft voor dat als burgemeester en wethouders bij de bepaling van de subsidiabele kosten gebruik maken van uurtarieven, de berekeningswijze hiervan en de voorgeschreven definities in een nadere regeling vastgelegd dienen te worden. De aanvrager zal daarmee dan bij zijn aanvraag rekening moeten houden. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, zijn burgemeester en wethouders hierin beperkt tot tarieven en kostenbegrippen die voldoen aan de eisen van het toepasselijke steunkader.

Artikel 20. Hardheidsclausule

Deze hardheidsclausule is opgenomen omdat in uitzonderlijke gevallen vasthouden aan een termijn in de ASV of de toepasselijke nadere regeling wegens bijzondere omstandigheden onevenredig kan zijn tot de daarmee te dienen belangen. Op grond van het eerste lid kunnen burgemeester en wethouders afwijken van artikelen of deze buiten toepassing laten, behoudens de aangehaalde artikelen.

Op grond van het tweede lid kunnen burgemeester en wethouders bovendien in een nadere regeling een hardheidsclausule opnemen die ziet op nader in die nadere regeling aangegeven bepalingen. Een te treffen voorziening, die niet in de verordening of nadere regeling is voorzien, dient altijd binnen de doelstellingen van de subsidie te passen.

Artikel 21. Intrekking

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 22. Overgangsbepalingen

In het eerste lid is bepaald dat aanvragen die zijn ingediend voor de werking van de ASV´s van de voormalige gemeenten is opgeschort, worden behandeld conform die ASV´s.

De ASV en de nadere regelingen worden in het najaar van 2016 vastgesteld. Daarom kan niet worden voldaan aan artikel 8 eerste lid, namelijk dat subsidieaanvragen voor het kalenderjaar 2017 voor 1 september moeten zijn ingediend. Met het tweede lid van artikel 22 wordt de ruimte geboden om dergelijke aanvragen voor 1 december in te dienen.

Omdat de ASV en de nadere regelingen in het najaar van 2016 worden vastgesteld en aanvragers dus pas in een laat stadium weten of en hoeveel subsidie ze ontvangen, wordt een overgangsregeling getroffen die bestaat uit:

  • Een overgangsjaar 2017 (derde lid). Alle aanvragers die ook in 2016 subsidie ontvingen, maar in 2017 volgens de nieuwe nadere regeling minder subsidie ontvangen, behouden hun subsidiebedrag voor 2016. Voor subsidies waarvan de hoogte afhankelijk is van ledenaantallen geldt wel dat een wijziging van het ledenaantal wel in het subsidiebedrag wordt verwerkt.

  • Een overgangsjaar 2018 (vierde lid). Alle aanvragers die zowel in 2016 als in 2017 subsidie ontvangen, maar in 2017 minder dan 80% ontvangen van het bedrag voor 2016, worden ook in 2018 nog gecompenseerd. Zij ontvangen in 2018 het verschilbedrag tussen het subsidiebedrag op grond van de regeling in 2016 en de regeling van 2017 minus 50%. Een rekenvoorbeeld: ontving een aanvrager in 2016 € 100 en in 2017 op grond van de nieuwe regeling € 60 dan ontvangt de aanvrager in 2018 nog € 80 (verschilbedrag is € 40 minus € 20 = 50%). Ook voor het vierde lid geldt dat voor subsidies waarvan de hoogte afhankelijk is van ledenaantallen een wijziging van het ledenaantal in het subsidiebedrag wordt verwerkt.

Artikel 23. Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 24. Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Naar boven