Wijziging van de afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Coevorden 2015 (1e wijziging)

 

 

 

Nr. 2016/1320

 

De raad van de gemeente Coevorden;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van Coevorden, bijlagenr.

1320;

 

overwegende, dat het in verband met de inwerkingtreding van de Wet Taaleis per 1 januari 2016 gewenst is de afstemmingsverordening te wijzigen;

 

gelet op het bepaalde in artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel a en e van de Participatiewet, artikel 35 van de Wet op de inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en artikel 35 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

 

b e s l u i t :

 

vast te stellen de navolgende verordening tot wijziging van de Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Coevorden 2015 (1e wijziging)

 

Artikel I  

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2. Het besluit tot oplegging van een verlaging

Artikel 2. Het besluit tot oplegging van een verlaging

In het besluit tot het opleggen van een verlaging van de uitkering als bedoeld in artikel 18, tweede, vijfde en zesde lid, van de Participatiewet, de artikelen 20 en 38, twaalfde lid, van de IOAW en de artikelen 20 en 38, twaalfde lid, van de IOAZ worden in ieder geval vermeld:

In het besluit tot het opleggen van een verlaging van de uitkering als bedoeld in artikel 17 tweede lid van de Participatiewet, artikel 18, tweede, vijfde en zesde lid, van de Participatiewet, de artikelen 20 en 38, twaalfde lid, van de IOAW en de artikelen 20 en 38, twaalfde lid, van de IOAZ worden in ieder geval vermeld:

a) de reden van de verlaging;

a) de reden van de verlaging;

b) de duur van de verlaging;

b) de duur van de verlaging;

c) het bedrag of percentage waarmee de uitkering wordt verlaagd, en

c) het bedrag of percentage waarmee de uitkering wordt verlaagd, en

d) d. indien van toepassing, de reden om af te wijken van de standaardverlaging.

d) indien van toepassing, de reden om af te wijken van de standaardverlaging.

 

Artikel II  

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

 

Artikel 4. Ingangsdatum en tijdvak van een verlaging

Artikel 4. Ingangsdatum en tijdvak van een verlaging

1. Een verlaging wordt toegepast op de uitkering of bijzondere bijstand die is verleend met toepassing van artikel 12 van de Participatiewet over de kalendermaand volgend op de maand waarin het besluit tot het opleggen van de verlaging aan een belanghebbende is bekendgemaakt. Daarbij wordt uitgegaan van de op dat tijdstip voor die belanghebbende geldende bijstandsnorm.

1. Een verlaging wordt toegepast op de uitkering of bijzondere bijstand die is verleend met toepassing van artikel 12 van de Participatiewet met ingang van de datum waarop de gedraging heeft plaatsgevonden.

2. Als een verlaging niet of niet geheel ten uitvoer kan worden gelegd als gevolg van de beëindiging of intrekking van de uitkering, wordt de verlaging of dat deel van de verlaging dat nog niet is uitgevoerd, alsnog opgelegd als belanghebbende binnen een jaar opnieuw een uitkering ontvangt.

2. Als de uitkering al is uitbetaald op het moment dat besloten is de maatregel op te leggen wordt de maatregel opgelegd over de eerst volgende kalendermaand. Daarbij wordt uitgegaan van de op dat tijdstip voor die belanghebbende geldende bijstandsnorm.

 

3. Als een verlaging niet of niet geheel ten uitvoer kan worden gelegd als gevolg van debeëindiging of intrekking van de uitkering, wordt de verlaging of dat deel van deverlaging dat nog niet is uitgevoerd, alsnog opgelegd als belanghebbende binnen eenjaar opnieuw een uitkering ontvangt.

 

Artikel III  

Na artikel 13 wordt een nieuw artikel 13a ingevoegd inluidend:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

--

Artikel 13a. Niet meewerken aan de taaltoets

 

1. Als een belanghebbende aan de door het college opgelegde verplichting tot het maken van de taaltoets op grond van artikel 18b van de Participatiewet geen gehoor geeft, wordt dit aangemerkt als het niet voldoen aan de medewerkingsverplichting als bedoeld in artikel 17, lid 2 van de Participatiewet en wordt een verlaging van 20% van de bijstandsnorm toegepast.

 

2. Alvorens de uitkering te verlagen omdat niet is voldaan aan de opgelegde verplichting tot het maken van een taaltoets als bedoeld in artikel 18b van de Participatiewet, kan het college de belanghebbende eenmalig een waarschuwing geven.

 

Artikel IV  

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking en werkt terug tot 1 augustus 2016.

 

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 27 september 2016.

De raad voornoemd,

voorzitter, griffier,

B.J. Bouwmeester J. Kuipers-Meijering

Bijlage toelichting

 

Toelichting op artikel IIA

Om ervoor te zorgen dat de maatregel direct wordt gevoeld door de belanghebbende verdient het de voorkeur om de maatregel zo snel mogelijk na de gedraging op te leggen en uit te voeren.

 

Als de uitkering al is uitbetaald op het moment dat besloten is de maatregel op te leggen is het verlagen van de uitkering die in de nabije toekomst wordt verstrekt, de gemakkelijkste methode van het opleggen van een verlaging. Dan hoeft niet te worden overgegaan tot herziening van de uitkering en terugvordering van het te veel betaalde bedrag. In de praktijk zal dit meestal inhouden dat een verlaging wordt opgelegd met ingang van de eerste dag van de kalendermaand, die volgt op de kalendermaand waarin het besluit bekend is gemaakt. Voor de berekening van de hoogte van de verlaging moet worden uitgegaan van de voor die maand geldende bijstandsnorm.

 

Een verlaging kan niet los worden gezien van het recht op bijstand. Het opleggen van een verlaging is niet mogelijk als een belanghebbende geen recht op bijstand (meer) heeft. Als een verlaging niet of niet geheel ten uitvoer kan worden gelegd als gevolg van de beëindiging of intrekking van de uitkering, is het ook mogelijk om de verlaging of dat deel van de verlaging dat nog niet is uitgevoerd, alsnog op te leggen als belanghebbende binnen een bepaalde termijn na beëindiging van de uitkering opnieuw een uitkering op grond van de wet ontvangt. Het college moet wel rekening houden met de vervaltermijn voor het opleggen van een maatregel zoals bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b.

 

Een dergelijke maatregel kan vanwege de samenhang met het recht op bijstand niet bij voorbaat worden opgelegd. Het college moet bij het opnieuw toekennen van het recht op bijstand beoordelen in hoeverre nog aanleiding bestaat om een verlaging toe te passen. Pas dan is sprake van een afstemmingsbesluit en staat de mogelijkheid van bezwaar tegen de maatregel open.

 

Toelichting op artikel IIIA

Per 1 januari 2016 treedt de Wet Taaleis in werking. Vanaf 1 januari 2016 kan het college de bijstandsuitkering van een bijstandsgerechtigde verlagen als een redelijk vermoeden bestaat dat de bijstandsgerechtigde niet of niet in voldoende mate de Nederlandse taal beheerst om een reguliere baan te vinden, te accepteren of te behouden. Van bijstandsgerechtigden wordt verlangt dat zij actief werken aan hun taalvaardigheid. Om te testen of een bijstandsgerechtigde de Nederlandse taal voldoende beheerst neemt het college een taaltoets af, als niet uit andere documenten blijkt dat de bijstandsgerechtigde de Nederlandse taal voldoende beheerst. Artikel 18b van de Participatiewet geeft aan met hoeveel procent de bijstandsuitkering van een bijstandsgerechtigde wordt verlaagd als de bijstandsgerechtigde niet actief werkt aan het verkrijgen van vaardigheden in de Nederlandse taal. In het artikel is niet de mogelijkheid opgenomen voor het verlagen van de bijstandsuitkering ingeval de bijstandsgerechtigde geen gehoor geeft aan de verplichting tot het maken van de taaltoets. Het geen gehoor geven aan deze verplichting wordt aangemerkt als het niet voldoen aan de medewerkingsplicht genoemd in artikel 17, tweede lid van de Participatiewet. Het college kan op grond van lid 1 aan een bijstandsgerechtigde die geen gehoor geeft aan een door het college opgelegde verplichting tot het maken van de taaltoets een verlaging van de bijstandsnorm toepassen van 20%.

 

Het college kan op grond van lid 2 eenmalig een waarschuwing geven voordat de uitkering wordt verlaagd omdat niet voldaan is aan de opgelegde verplichting tot het maken van een taaltoets als bedoeld in artikel 18b van de Participatiewet. De bijstandsgerechtigde kan op grond van lid 2 een tweede kans worden geboden om alsnog aan de opgelegde verplichting tot het maken van de taaltoets te voldoen. Het college maakt in beginsel van de mogelijkheid tot het geven van een eenmalige waarschuwing gebruik, tenzij de termijn waarbinnen de taaltoets moet worden gemaakt daarvoor geen ruimte biedt. Het college is namelijk verplicht de taaltoets af te nemen binnen acht weken na de aanvraag van een bijstandsuitkering indien de bijstandsgerechtigde geen documenten kan overleggen waaruit blijkt dat hij de vaardigheden in de Nederlandse taal beheerst.

Naar boven