Wijziging Besluit Jeugdhulp gemeente Deventer 2015

Burgemeester en wethouders van Deventer,

Gelet op de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Deventer 2015 en

de Verordening Jeugdhulp gemeente Deventer 2015;

BESLUITEN:

vast te stellen de volgende wijzigingen:

Artikel II (Jeugd)

Het Besluit Jeugdhulp gemeente Deventer 2015 wordt als volgt gewijzigd:

 

A. Artikel 1 komt de verlettering a. en b. te luiden:

  • a.

    Professionele hulp: een bij de Kamer van Koophandel (KvK) ingeschreven organisatie, zelfstandige zonder personeel of freelancer die zich volgens de bedrijfsomschrijving zoals vermeld in het handelsregister van de KvK primair richt op de benodigde ondersteuning zoals vastgesteld in het familiegroepsplan en/of persoonsgebonden budgetplan.

  • b.

    Niet-professionele hulp: hulp die wordt geleverd door een persoon die niet onder de definitie van formele hulp valt;

 

B. In artikel 1 worden de volgende onderdelen onder verlettering c. d. en e ingevoegd, luidende:

  • c.

    budgethouder: de jeugdige of zijn ouders aan wie een persoonsgebonden budget is toegekend.

  • d.

    budgetbeheerder: diegene die het persoonsgebonden budget voor de budgethouder beheert.

  • e.

    leefeenheid: een eenheid bestaande uit een gehuwde persoon die al dan niet tezamen met een of meer ongehuwde minderjarige personen een huishouden voeren, dan wel uit een meerderjarige ongehuwde persoon die met een of meer ongehuwde minderjarige personen duurzaam een huishouden voert.

 

C. Artikel 4 komt te luiden: 

Artikel 4 Het persoonsgebonden budget

  • 1.

    Uit een persoonsgebonden budget mag niet worden betaald:

    • a.

      administratiekosten die de cliënt bij derden heeft belegd, vergoeding bemiddelingsbureau, andere tussenpersonen of belangenbehartigers, met uitzondering van de (service)bureaus die voor 1 januari 2015 diensten aan de cliënt verlenen,

    • b.

      een eenmalige (vakantie) uitkering.

  • 2.

    Het persoonsgebonden budget kent geen vrij besteedbaar bedrag.

  • 3.

    Er wordt geen feestdagenuitkering uit het persoonsgebonden budget verstrekt.

  • 4.

    Uit een persoonsgebonden budget mag:

    • a.

      een vergoeding voor reiskosten worden betaald vanaf 6 kilometer van de woning van de zorgverlener of zorgaanbieder op basis van maximaal belastingvrije bedrag € 0,19 per kilometer met een maximum van 150 kilometer per ondersteuner heen en terug per jaar naar de woning van de jeugdige of zijn ouders. ,

    • b.

      het lidmaatschap van een belangenvereniging van mensen met een persoonsgebonden budget worden betaald.

  • 5.

    De (professionele) zorgverlener of zorgaanbieder van de jeugdige of zijn ouders mag niet tevens budgetbeheerder zijn.

  • 6.

    Alleen de werkelijk gemaakte uren mogen door de zorgverlener of zorgaanbieder gedeclareerd worden.

 

D. Na artikel 4 wordt een nieuw artikel 4.1. ingevoegd, dat luidt als volgt:

Artikel 4.1 Opstellen van een persoonsgebonden budgetplan

  • 1.

    De jeugdige of zijn ouders dien(en)t, om in aanmerking te kunnen komen voor een persoonsgebonden budget een persoonsgebonden budgetplan op te stellen waarin het verzoek om een persoonsgebonden budget wordt onderbouwd. Hiertoe dient het modelformulier persoonsgebonden budgetplan te worden gebruikt.

  • 2.

    In het persoonsgebonden budgetplan komen in elk geval de volgende onderdelen aan de orde:

    • a.

      waarom de aanvrager een persoonsgebonden budget wil,

    • b.

      welke resultaten er moeten worden behaald om bij te dragen aan zelfredzaamheid en participatie,

    • c.

      de activiteiten die uit het persoonsgebonden budget moeten worden betaald,

    • d.

      hoe de kwaliteit en veiligheid van de ondersteuning is gewaarborgd,

    • e.

      een begroting,

    • f.

      evaluatiemoment(en).

  • 3.

    De (tussentijdse) evaluatie van het persoonsgebonden budgetplan kan tot (tussentijdse) herziening of intrekking van het persoonsgebonden budget leiden.

 

E. Na artikel 4.1 wordt een nieuw artikel 4.2 ingevoegd, dat luidt als volgt:

Artikel 4.2 Stapeling van persoonsgebonden budget binnen één leefeenheid. Bij een verzoek voor een persoonsgebonden budget wordt bij de ondersteuningsvraag niet per individu gekeken, maar naar de behoefte van de leefeenheid om te bezien of bepaalde ondersteuning op elkaar kan worden afgestemd of gecombineerd. Er wordt - in geval van meerdere aanvragen in dezelfde leefeenheid - een beschikking per aanvraag (individu) afgegeven.

 

F. Na artikel 4.2 wordt een nieuw artikel 4.3 ingevoegd, dat luidt als volgt:  

Artikel 4.3 Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning persoonsgebonden budget

  • 1.

    Indien met het persoonsgebonden budget professionele hulp wordt ingekocht worden de volgende eisen aan de zorg gesteld:

    • a.

      de geboden zorg is veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht,

    • b.

      voldoet aan de noodzakelijke/gebruikelijke professionele standaard, is afgestemd op de behoefte van de cliënt en op andere ontvangen zorg,

    • c.

      indien met het persoonsgebonden budget niet-professionele hulp wordt ingekocht dan is primair de budgethouder verantwoordelijk voor de kwaliteit van de zorg en ondersteuning. Hiervoor gelden dezelfde kwaliteitseisen als onder a. genoemd, met uitzondering van de eisen ten aanzien van de professionele standaarden. Op dit punt wordt in het persoonsgebonden budgetplan toegelicht hoe aan de kwaliteit van de te verlenen zorg wordt voldaan.

  • 2.

    Het college kan een persoonsgebonden budget weigeren als naar hun oordeel de lid 1 genoemde onderdelen niet of onvoldoende zijn gewaarborgd.

 

G. Na artikel 4.3 wordt een nieuw artikel 4.4 ingevoegd, dat luidt als volgt:  

Artikel 4.4 Voorwaarden persoonsgebonden budget voor ondersteuning uit niet-professioneel (sociale) netwerk

De budgethouder kan de ondersteuning onder de volgende voorwaarden betrekken van een persoon die behoort tot het niet-professionele (sociale) netwerk:

  • a.

    dat de persoon uit het niet-professionele (sociale) netwerk moet verklaren dat de ondersteuning aan de aanvrager voor hem niet tot overbelasting leidt,

  • b.

    dat de persoon uit het niet-professionele (sociale) netwerk op geen enkele wijze druk op de aanvrager heeft uitgeoefend bij de besluitvorming om over te gaan tot uitbetaling,

  • c.

    dat de inzet van het niet-professionele (sociale) netwerk aantoonbaar beter is en daarbij het belang van de jeugdige of zijn ouders centraal staat.

 

H. Na artikel 4.4 wordt een nieuw artikel 4.5 ingevoegd, dat luidt als volgt:  

Artikel 4.5 Het persoonsgebonden budget in het buitenland.

  • 1.

    Een persoonsgebonden budget voor (ondersteunings)kosten gemaakt in het buitenland is niet toegestaan, tenzij het college hier vooraf expliciet toestemming heeft verleend.

  • 2.

    Ingeval van toestemming mag maximaal zes kalenderweken aan bepaalde ondersteuning in het buitenland worden besteed.

  • 3.

    Voor besteding van het persoonsgebonden budget in het buitenland kunnen andere tarieven gelden.

 

I. Na artikel 4.5 wordt een nieuw artikel 4.6 ingevoegd, dat luidt als volgt:  

Artikel 4.6 Gebruik model(len) Sociale Verzekeringsbank

De jeugdige of zijn ouders aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt gebruikt één van de standaard modellen van de Sociale Verzekeringsbank.

 

J. Na artikel 4.6 wordt een nieuw artikel 4.7 ingevoegd, dat luidt als volgt:  

Artikel 4.7 Verantwoording en controle persoonsgebonden budget

  • 1.

    Het college kan, achteraf, na afloop van de verstrekking dan wel na afloop van enig kalenderjaar, de verstrekte persoonsgebonden budgetten, middels een steekproef controleren.

  • 2.

    Het college kan op basis van een steekproef een verdere controle uitvoeren aan de hand van door de budgethouder te overleggen relevante, originele en gedateerde facturen en/of betaalbewijzen en/of een overzicht van de salaris/uren administratie met bewijsmiddelen.

  • 3.

    In verband met de in lid 1 van dit artikel genoemde controle dient de budgethouder gedurende een periode van 5 jaar bewijsstukken te bewaren van de besteding van het persoonsgebonden budget.

  • 4.

    Indien, met de in dit artikel genoemde bescheiden niet of niet volledig de adequate besteding van het persoonsgebonden budget aangetoond kan worden of bij gebleken misbruik dan wel aanwending van het persoonsgebonden budget ten behoeve van andere zaken dan waartoe dit is toegekend, kan het college het al verstrekte persoonsgebonden budget geheel of ten dele intrekken en terugvorderen.

Artikel II  

Afgegeven beschikkingen voor het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit blijven in stand.

Artikel III  

Deze regeling treedt in werking terstond na bekendmaking.

Burgemeester en wethouders van Deventer voornoemd

Naar boven