Nadere regel tot wijziging van de Nadere regels subsidies gemeente Groningen

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen;

  • gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

  • gelet op hoofdstuk 4 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • gelet op de Wet normering bezoldiging van topfunctionarissen in de publieke en semipublieke sector (Wnt);

  • gelet op de Algemene subsidieverordening gemeente Groningen 2011;

  • overwegende dat het noodzakelijk is om bij Nadere regels subsidies gemeente Groningen te regelen:

    • 1.

      procedureregels inzake indieningsvereisten met het oog op door het college te verstrekken subsidies;

    • 2.

      de kostprijsmethode als een van de methoden voor de berekening van subsidies;

    • 3.

      vermogensvergoeding bij vermindering of beëindiging van subsidies;

    • 4.

      de toepasselijkheid van de lichte, de reguliere en de uitgebreide procedure uit de Algemene subsidieverordening gemeente Groningen 2011;

besluit vast te stellen de volgende Nadere regel tot wijziging van de Nadere regels subsidies gemeente Groningen;

Artikel I

Aan afdeling 0 (nul) wordt een nieuwe paragraaf 2 – Proceduregels indieningsvereisten toegevoegd, luidende:

Paragraaf 0.2 Procedureregels indieningsvereisten

Artikel 0:2 Begripsdefinitie

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

 

1. Verplicht subsidiedocument

Een document dat alle gegevens bevat die van belang zijn voor een zorgvuldige beoordeling van de aanvraag en waarvan de indiening bij het college op grond van de Algemene wet bestuursrecht, de Algemene subsidieverordening gemeente Groningen, de daarbij behorende Nadere regels subsidies gemeente Groningen of bij beschikking tot subsidieverlening verplicht is gesteld.

 

2. Uitstelverzoek

Een verzoek om uitstel voor het indienen van een verplicht subsidiedocument.

 

3. Indieningsdatum

De uiterste datum waarop een verplicht subsidiedocument moet zijn ingediend.

 

4. Jaarlijkse subsidie

Een subsidie waarop de bepalingen van artikel 4:51 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing zijn.

Artikel 0:3 Indieningsvereisten

  • 1.

    Als een aanvraag om een jaarlijkse subsidie niet voor de uiterste indieningsdatum is ingediend, stelt het college de aanvrager eenmaal in de gelegenheid de aanvraag alsnog in te dienen. Het college stelt daarvoor een uiterste datum voor welke de aanvraag moet zijn ingediend.

  • 2.

    Het college weigert te laat ingediende aanvragen om subsidieverlening tenzij het college redelijkerwijs niet tot het oordeel kan komen dat de aanvrager in verzuim is geweest.

  • 3.

    Als een verplicht subsidiedocument onvolledig is ingediend, stelt het college de aanvrager eenmaal in de gelegenheid om dit aan te vullen. Het college stelt daarvoor een uiterste datum voor welke de aanvulling moet zijn ingediend. Betreft het een aanvraag om subsidieverlening dan weigert het college de aanvraag als de gestelde uiterste indieningsdatum ongebruikt is verstreken.

  • 4.

    Als een subsidieaanvrager of -ontvanger niet in staat is een verplicht subsidiedocument tijdig in te dienen wegens omstandigheden die het college zijn aan te rekenen dan zal het college de indieningsdatum opschorten. De opschorting eindigt zodra de hiervoor bedoelde omstandigheden hebben opgehouden te bestaan. Het college maakt de opschorting van de indieningsdatum schriftelijk aan de subsidieaanvrager of -ontvanger bekend.

  • 5.

    Als na de subsidieverlening een verplicht subsidiedocument niet tijdig is ingediend, stelt het college de aanvrager eenmaal in de gelegenheid het document alsnog in te dienen. Het college stelt daarvoor een uiterste datum voor welke het document moet zijn ingediend.

Artikel 0:4 Uitstelverzoeken

  • 1.

    Een aanvrager kan eenmalig een uitstelverzoek indienen voor maximaal zes weken. Dit kan schriftelijk of per e-mail.

  • 2.

    Het college weigert een uitstelverzoek als:

    • a.

      dit onbevoegd is ingediend;

    • b.

      dit later is ingediend dan 14 dagen voor de datum waarop het betreffende document had moeten zijn ingediend;

    • c.

      dit niet is voorzien van een deugdelijke motivering.

  • 3.

    Het college beslist schriftelijk zo spoedig mogelijk op een uitstelverzoek doch uiterlijk binnen twee weken na ontvangst daarvan.

Toelichting bij paragraaf 0.2 – Procedureregels indieningsvereisten

Algemeen

Met het oog op de snelheid van het subsidieproces is het wenselijk om nadere regels te stellen over de indiening van subsidiedocumenten. Subsidiedocumenten zijn aanvragen om subsidieverlening of subsidievaststelling, tussentijdse rapportages en eventuele andere verplicht gestelde documenten. Het gaat hier niet zozeer om aanscherping van onze huidige handelwijze maar om de codificatie van een al geruime tijd gebruikelijke gedragslijn. Het doel is om verduidelijking en uniformiteit van de aanvraag- en verantwoordingsprocedure te bereiken.

De Algemene termijnenwet is van toepassing. Dat houdt in dat een gestelde termijn die eindigt op een zaterdag, een zondag of een algemeen erkende feestdag wordt verlengd tot de eerste dag die geen zaterdag, zondag of een algemeen erkende feestdag is.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 0:3 – Indieningsvereisten

Het college sluit met de formulering van dit artikel aan bij artikel 6:11 Awb. Analoog hieraan zal het college een subsidieaanvraag niet weigeren vanwege te late indiening als het van mening is dat de aanvrager niet in verzuim is.

Artikel 0:4 lid 2 onder c – Uitstelverzoeken (deugdelijke motivering)

Uit de motivering van het uitstelverzoek moet blijken dat een tijdige indiening van een verplicht subsidiedocument niet mogelijk is en dat het college op grond van de aangevoerde reden redelijkerwijs niet tot het oordeel kan komen dat de aanvrager in verzuim is.

Artikel 0:4 lid 3 – Uitstelverzoeken (beslissing college)

Het college beslist binnen 14 dagen na ontvangst van een uitstelverzoek of dit wordt ingewilligd. Gebeurt dat niet op tijd dan kan de aanvrager het college met een beroep op de Wet dwangsommen bij niet tijdig beslissen in gebreke stellen. Het college heeft dan maximaal 14 dagen de gelegenheid om het besluit alsnog te nemen. Gebeurt dat niet binnen die termijn dan verbeurt het college een dwangsom. De hoogte daarvan hangt af van het aantal dagen dat het besluit te laat komt. De dwangsom bedraagt maximaal € 1.260,00.

Artikel II

Aan afdeling 0 (nul) wordt een nieuwe paragraaf 3 – Kostprijsmethode toegevoegd, luidende:

Paragraaf 0.3 Kostprijsmethode

Berekening kostprijzen

Artikel 0:5 Begripsbepaling

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

 

a. Kostprijsmethode:

Berekeningswijze voor de hoogte van een subsidie. gebaseerd op de integrale kostprijs van een agogisch uur, een product- of een activiteiteneenheid.

 

b. De Nota:

De nota Zakelijk subsidiëren zoals vastgesteld door het college op 21 november 2010, nummer 4g.

 

c. Integrale kostprijs:

De totale financiële kosten voor het leveren van een agogisch uur, een eenheid product of een activiteit bestaande uit enerzijds de som van de daaraan toe te rekenen directe kosten en baten en anderzijds de daaraan toe te rekenen indirecte kosten en baten op basis van de kostenplaatsmethode zoals beschreven in de Nota.

 

d. Productenboek:

Een door de subsidieaanvrager opgesteld overzicht van een met elkaar samenhangend stelsel van activiteiten of soorten activiteiten met het doel een door het gemeentebestuur gewenst maatschappelijk effect te bereiken. In het productenboek heeft de subsidieaanvrager een verband gelegd tussen enerzijds de beoogde mate van effectrealisatie en anderzijds het daarvoor benodigde aantal agogische uren, producten of activiteiten. Het productenboek is tevens voorzien van een tarievenlijst van deze uren, producten of activiteiten, geldend voor het jaar waarvoor subsidie wordt gevraagd.

 

e. Bestemmingsfonds subsidies gemeente Groningen:

Een bestemmingsfonds zoals bedoeld in richtlijn 640 inzake de verslaglegging van organisaties zonder winststreven voor zover dat is ontstaan uit verschillen tussen enerzijds de kosten van activiteiten waarvoor het college subsidie heeft verstrekt en anderzijds de verstrekte subsidie en voor bestedingen waarvan voorafgaande toestemming van het college nodig is.

 

f. Weerstandsvermogen:

Het eigen vermogen van een subsidieontvanger zoals beschreven in artikel 373 lid boek 2 BW vermeerderd met het Bestemmingsfonds subsidies gemeente Groningen en de wachtgeldvoorziening voor zover deze is getroffen voor de gevolgen van wachtgeldgevend ontslag van personeel dat de subsidieontvanger inzet op door het college gesubsidieerde activiteiten.

 

g. PvE:

Een document inhoudende een verzameling van eisen en wensen ten aanzien van een door het college te subsidiëren onderling samenhangend programma van door subsidieontvanger uit te voeren activiteiten gericht op het algemeen belang en passend binnen door de raad vastgestelde beleidskaders over de inhoud waarvan overeenstemming bestaat tussen de subsidieontvanger en het college en dat het college gebruikt als toetsingskader voor subsidieaanvragen.

Artikel 0:6 Toepassing

Deze paragraaf is uitsluitend van toepassing op subsidies waarvoor het college de kostprijsmethode bij beschikking van toepassing heeft verklaard. In de beschikking vermeldt het college de datum waarop deze methodiek van kracht wordt.

Artikel 0:7 Berekening kostprijzen

In gevallen waarin het college bij beschikking de kostprijsmethode van toepassing heeft verklaard, worden uurtarieven en kostprijzen van producten of activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd, berekend op basis van de integrale kostprijs zoals bedoeld in de kostenplaatsenmethode volgens de Nota.

Artikel 0:8 Productieve uren per fte

Het in de kostprijscalculatie te verdisconteren aantal productieve uren per fte bedraagt 1.280 op jaarbasis volgens de in de bijlage bij deze paragraaf opgenomen berekeningswijze. Het college kan afhankelijk van de branche waarin een aanvrager werkzaam is, andere aantallen productieve uren per fte bepalen.

Artikel 0:9 Winst en reservevorming

Van de aan producten, activiteiten of uren toerekende kosten en opslagen maken winst, reservevorming of opbouw van een weerstandsvermogen in welke vorm dan ook geen deel uit.

Bij de aanvraag om subsidieverlening in te dienen gegevens

Artikel 0:10 Te vermelden eenheden en uren

De aanvraag vermeldt de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd, het aantal eenheden, evenals welke en hoeveel uren voor de uitvoering van deze activiteiten nodig zijn.

Artikel 0:11 Productenboek

Als de aanvrager gebruik maakt van een productenboek, bevat de aanvraag een verwijzing daarnaar, voor elke activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd.

Artikel 0:12

Als het productenboek de berekening van de uurtarieven en de kostprijzen van de producten of de activiteiten bevat en als dit productenboek in bezit is van het college, kan de aanvrager voor de berekeningen van deze prijzen en tarieven volstaan met een verwijzing naar het betreffende onderdeel in dit productenboek.

Artikel 0:13

Als het productenboek uitsluitend de hoogte van de uurtarieven en de kostprijs van de producten of de activiteiten bevat, vermeldt de aanvrager de berekeningswijze van deze uurtarieven en kostprijzen evenals een verklaring voor de verschillen met het direct voorafgaande subsidietijdvak.

Artikel 0:14 Doelstellingen van de activiteiten

De aanvraag vermeldt de doelstelling die met de uitvoering van de activiteiten wordt nagestreefd en het verband met de gemeentelijke beleidsdoelstellingen zoals bedoeld in de geldende beleidsnota of zoals beschreven in het PvE.

Artikel 0:15 Berekeningsgrondslagen, indicatoren en verdeelsleutels

Voor zover de subsidieberekening is gebaseerd op uurtarieven of kostprijzen van producten of activiteiten, bevat de aanvraag de berekening daarvan evenals de grondslagen en uitgangspunten waarop de berekeningen zijn gebaseerd.

Artikel 0:16

De aanvraag bevat de indicatoren waarmee de hoeveelheid te leveren producten of de hoeveelheid uit te voeren activiteiten worden gemeten.

Artikel 0:17

De aanvraag bevat een beschrijving van de toegepaste verdeelsleutels met betrekking tot de toerekening van indirecte kosten en opslagen alsmede de wijze van toepassing.

Artikel 0:18 Urentoerekening aan activiteiten

Bij de kostprijs van een activiteiteneenheid vermeldt de aanvraag welke en hoeveel directe en indirecte uren aan één product- of activiteiteneenheid zijn toegerekend.

Artikel 0:19 Risico- en andere opslagen

Algemene kosten of risico-opslagen zijn gebaseerd op calculaties, ervaringscijfers of uitgangspunten die algemeen zijn aanvaard in de branche waarin de aanvrager in hoofdzaak werkzaam is. De aanvraag vermeldt een specificatie hiervan evenals een beschrijving van de af te dekken risico’s, de maximale omvang en een beschrijving van de waarschijnlijkheid hiervan.

Artikel 0:20

De aanvraag vermeldt de in de tarieven en kostprijzen verdisconteerde kosten, opslagen en baten evenals de in de branche algemeen aanvaarde berekeningswijzen, uitgangspunten en ervaringscijfers. De aanvraag vermeldt tevens de bron en vindplaats hiervan.

Bij de aanvraag om subsidievaststelling in te dienen gegevens

Artikel 0:21 Ingezette aantallen uren

De aanvraag om subsidievaststelling vermeldt het per activiteit of producten daadwerkelijk ingezette aantal uren, gespecificeerd per categorie.

Artikel 0:22 Voor- en nacalculatie

De aanvraag om subsidievaststelling vermeldt het per activiteit- of producteenheid vooraf gecalculeerde aantal benodigde directe en indirecte uren en de achteraf feitelijk ingezette directe en indirecte uren. Afwijkingen hiertussen worden in de staat van baten en lasten zichtbaar gemaakt als bezettingsverschillen. De toelichting op de staat van baten en lasten bevat een verklaring voor deze verschillen.

Artikel 0:23 Verklaring afwijking tussen voor- en nacalculatie

De aanvraag om subsidievaststelling vermeldt de afwijking van de door de baten – waaronder subsidies – gerealiseerde dekking voor directe en indirecte exploitatiekosten voor zover deze aan de gesubsidieerde activiteiten of producten zijn toe te rekenen en de feitelijke hoogte van de hierop betrekking hebbende kosten die resteren na aftrek van bijdragen van derden. Afwijkingen tussen de werkelijke kosten en de daarvoor gerealiseerde dekking uit subsidies worden in de staat van baten en lasten als efficiencyverschillen zichtbaar gemaakt. De toelichting op de staat van baten en lasten bevat een verklaring voor deze verschillen.

Wijze van subsidievaststelling

Artikel 0:24 Bestemmingsfonds subsidies gemeente Groningen

Mits alle subsidiabele producten en activiteiten volledig zijn uitgevoerd overeenkomstig de beschikking tot subsidieverlening kan een eventueel overschot op de subsidie in de balans als Bestemmingsfonds subsidies gemeente Groningen worden verantwoord of daaraan worden toegevoegd mits en voor zover:

  • a.

    de omvang van dit bestemmingsfonds niet groter is (of door dotatie wordt) dan 15% van de door het college verstrekte jaarlijkse subsidie.

  • b.

    de toevoeging aan dit bestemmingsfonds per boekjaar niet meer bedraagt dan 2% van de door het college verstrekte jaarlijkse subsidies.

Artikel 0:25

De subsidieontvanger dient zijn aanvraag om subsidievaststelling te voorzien van een plan dat voorziet in bestedingen ten laste van het Bestemmingsfonds subsidies gemeente Groningen. Dit plan vermeldt:

  • a.

    het bedrag van de onttrekking aan het fonds,

  • b.

    een beschrijving van de activiteiten waarvoor dit bedrag wordt aangewend,

  • c.

    de relatie van de aanvullende of extra activiteiten met de reeds gesubsidieerde activiteiten en de gemeentelijke beleidsdoelen zoals verwoord in de geldende relevante beleidsnota en

  • d.

    het tijdvak waarin de uitgaven naar verwachting zullen plaatsvinden.

Artikel 0:26

Het college verleent expliciet en schriftelijk toestemming voor de voorgenomen bestedingen ten laste van het Bestemmingsfonds subsidies gemeente Groningen. Vaststelling van de subsidie geldt niet als toestemming voor uitvoering van het in artikel 0:25 bedoelde bestedingsplan. Het college kan aan zijn toestemming voorwaarden verbinden of een termijn stellen binnen welke de activiteiten moeten zijn uitgevoerd.

TOELICHTING

Algemeen

Deze paragraaf is een verbijzondering van de berekeningswijze van de subsidie. In veel Nadere regels is bepaald dat de subsidie maximaal 100% van de noodzakelijke kosten bedraagt. Noodzakelijke kosten zijn kosten die noodzakelijk zijn om de subsidiabele activiteit naar behoren te kunnen uitvoeren, onder aftrek van de op de activiteit betrekking hebbende baten.

 

De kostprijsmethode is een manier waarop de noodzakelijke kosten worden berekend. Hierbij wordt op basis van de kostenplaatsmethode de kostprijs berekend van een agogisch uur of een activiteit. Het betreft de integrale kostprijs.

 

De ontwikkeling van deze methode is betrekkelijk arbeidsintensief en wordt daarom niet bij alle subsidies toegepast. Het college bepaalt daarom in de beschikking subsidieverlening of deze methodiek van toepassing is.

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 0:5 onder a

Onder een agogisch uur wordt verstaan een uur dat netto aan de activiteit wordt besteed. Indirecte en improductieve uren evenals overheadkosten (personele en materiële beheerkosten) worden door middel van een opslag aan de kostprijs toegerekend.

 

 

Artikel 0:5 onder f

De onderdelen waaruit volgens artikel 2:373 BW het eigen vermogen bestaat, zijn het geplaatste aandelenkapitaal en de agioreserve (alleen bij BV’s en NV’s; komen bij gesubsidieerde instellingen doorgaans niet voor), herwaarderingsreserves, andere wettelijke reserves, statutaire en overige reserves en onverdeelde winst (na aftrek van eventuele belastingen).

 

 

Artikel 0:7 en 0:8

De subsidieaanvrager moet inzichtelijk maken hoe uurtarieven en kostprijzen per activiteit zijn opgebouwd. Hierdoor kan het college beoordelen of de elementen waaruit de kostprijs is opgebouwd noodzakelijke zijn voor de uitvoering van de activiteit.

 

 

Artikel 0:24

Als de subsidieontvanger de activiteiten volledig en naar behoren heeft uitgevoerd, moet hij een eventueel overschot op de subsidie toevoegen aan een ‘Bestemmingsfonds subsidies gemeente Groningen’. Dat kan slechts voor zover het weerstandsvermogen van de subsidieontvanger kleiner is dan 15% van de som van de door het college verstrekte subsidies. Bovendien kan de jaarlijkse toevoeging niet hoger zijn dan 2% van de som van de door het college verstrekte jaarlijkse subsidies.

 

Voor zover het weerstandsvermogen of de jaarlijkse dotatie boven deze grenzen uitkomen, wordt het meerdere in de jaarrekening onder de kortlopende schulden verantwoord als terug te betalen subsidie aan de gemeente Groningen.

 

Subsidies met het doel om de omvang van het weerstandsvermogen op het in artikel 0:24 onder a genoemde peil te houden, zijn niet mogelijk.

Artikel III

Aan afdeling 0 (nul) achter paragraaf 0.3 – Kostprijsmethode wordt een nieuwe paragraaf 0.4 – Vermogensvergoeding toegevoegd, luidende:

Paragraaf 0.4 Vermogensvergoeding

Artikel 0:27 Begripsbepaling

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

 

a. Vermogensvergoeding

Een vergoeding verschuldigd door de subsidieontvanger zoals bedoeld in artikel 4:41 Awb.

 

b. Eigen vermogen

Het eigen vermogen zoals beschreven in artikel 2:373 lid 1 BW verhoogd met het Bestemmingsfonds subsidies gemeente Groningen en de wachtgeldvoorziening voor zover deze is getroffen voor medewerkers van de subsidieontvanger voor zover deze worden ingezet op subsidiabele activiteiten.

 

c. Vermogensvorming

Het Eigen vermogen voor zover gevormd door subsidieverstrekking door het college op de dag dat het college aanspraak maakt op vermogensvergoeding minus datzelfde eigen vermogen op de dag dat deze paragraaf in werking is getreden, mits de uitkomst een positief getal oplevert.

 

d. Subsidieverstrekking

De verlening en vaststelling van subsidie door het college.

Artikel 0:28 Vermogensvergoeding

De subsidieontvanger is over vermogensvorming een vergoeding verschuldigd aan het college.

Artikel 0:29 Berekeningswijze

  • 1.

    De vermogensvergoeding bedraagt 100% van de vermogensvorming.

  • 2.

    Op de berekening van de vermogenstoename kan het college een correctie toepassen voor zover die samenhangt met boekverlies of een wijziging van de waarderingsgrondslagen voor materiële vaste, immateriële en financiële activa.

  • 3.

    Bij twijfel over de juistheid van de toegepaste waarderingsgrondslagen kan het college de subsidieontvanger verplichten om hieromtrent een accountantsverklaring in te dienen.

Toelichting bij paragraaf 0.4 – Vermogensvergoeding

Algemeen

De Awb biedt de mogelijkheid om vermogen terug te vorderen dat de subsidieontvanger uit subsidieoverschotten heeft opgebouwd en dus niet aan de subsidiabele activiteiten heeft besteed. Dit wordt vermogensvergoeding genoemd. De juridische basis hiervoor wordt gevormd in de Algemene subsidieverordening. De vergoeding is alleen verschuldigd in de gevallen die genoemd zijn in artikel 4:41 lid 2 Awb.

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 0:29 lid 1

Bedoeld wordt de vermogensvorming vanaf de datum waarop deze paragraaf in werking is getreden.

 

 

Artikel 0:29 lid 2

Met de genoemde vermogenstoename wordt bedoeld de toename die het gevolg is van een positief financieel resultaat op activiteiten waarvoor ook andere partijen dan het college een bijdrage hebben verstrekt.

Als voor deze activiteiten door het college en door andere partijen gezamenlijk subsidies of andere bijdragen zijn verstrekt, wordt de vermogenstoename berekend naar rato van het aandeel van de subsidie van het college in het batig saldo van deze activiteiten.

Vaste materiële activa kunnen ook voor andere activiteiten worden ingezet dan die waarvoor het college subsidie verstrekt. Wijziging van de waarderingsgrondslagen of boekverliezen hierop kunnen dus ook betrekking hebben op andere activiteiten in de mate waarin het actief voor deze activiteiten is ingezet. De bedoelde correctie ziet hierop.

Artikel IV Toepasselijkheid lichte procedure

 

  • 1.

    In artikel 3:1 van de Nadere regels subsidies gemeente Groningen wordt de huidige tekst als volgt gewijzigd:

     

    Huidige tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 3:1 Relevante procedure

    Artikel 3:1 Relevante procedure

    Voor dit hoofdstuk is bij subsidies:

    a. van meer dan € 45.000 de uitgebreide procedure, zoals opgenomen in de verordening, van toepassing;

    b. tussen € 10.000 en € 45.000 de reguliere procedure, zoals opgenomen in de verordening, van toepassing;

    c. bij subsidies van minder dan € 10.000 de lichte procedure, zoals opgenomen in de verordening, van toepassing.

    Voor dit hoofdstuk is bij subsidies:

    a. van meer dan € 45.000 de uitgebreide procedure, zoals opgenomen in de verordening, van toepassing;

    b .tussen € 5.000 en € 45.000 de reguliere procedure, zoals opgenomen in de verordening, van toepassing;

    c. bij subsidies van minder dan € 5.000 de lichte procedure, zoals opgenomen in de verordening, van toepassing.

     

  • 2.

    In artikel 3:3 van de Nadere regels subsidies gemeente Groningen wordt de huidige tekst als volgt gewijzigd:

     

    Huidige tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 3:3 Relevante procedure

    Artikel 3:3 Relevante procedure

    In afwijking van artikel 3:1 lid c is voor subsidies van minder dan € 10.000 de reguliere procedure van toepassing.

    In afwijking van artikel 3:1 lid c. is voor subsidies van minder dan € 5.000 de reguliere procedure van toepassing.

     

  • 3.

    In artikel 4:2 van de Nadere regels subsidies gemeente Groningen wordt de huidige tekst als volgt gewijzigd:

     

    Huidige tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 4:2 Relevante procedure

    Artikel 4:2 Relevante procedure

    Voor dit hoofdstuk is bij subsidies:

    a. van meer dan € 45.000 de uitgebreide procedure, zoals opgenomen in de verordening, van toepassing;

    b. tussen € 10.000 en € 45.000 de reguliere procedure, zoals opgenomen in de verordening, van toepassing;

    c. bij subsidies van minder dan € 10.000 de lichte procedure, zoals opgenomen in de verordening, van toepassing.

    Voor dit hoofdstuk is bij subsidies:

    a. van meer dan € 45.000 de uitgebreide procedure, zoals opgenomen in de verordening, van toepassing;

    b. tussen € 5.000 en € 45.000 de reguliere procedure, zoals opgenomen in de verordening, van toepassing;

    c. bij subsidies van minder dan € 5.000 de lichte procedure, zoals opgenomen in de verordening, van toepassing.

     

  • 4.

    In artikel 5:2 van de Nadere regels subsidies gemeente Groningen wordt de huidige tekst als volgt gewijzigd:

     

    Huidige tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 5:2 Relevante procedure

    Artikel 5:2 Relevante procedure

    Voor dit hoofdstuk is bij subsidies:

    a. van meer dan € 45.000 de uitgebreide procedure, zoals opgenomen in de verordening, van toepassing;

    b. tussen € 10.000 en € 45.000 de reguliere procedure, zoals opgenomen in de verordening, van toepassing;

    c. bij subsidies van minder dan € 10.000 de lichte procedure, zoals opgenomen in de verordening, van toepassing.

    Voor dit hoofdstuk is bij subsidies:

    a. van meer dan € 45.000 de uitgebreide procedure, zoals opgenomen in de verordening, van toepassing;

    b. tussen € 5.000 en € 45.000 de reguliere procedure, zoals opgenomen in de verordening, van toepassing;

    c. bij subsidies van minder dan € 5.000 de lichte procedure, zoals opgenomen in de verordening, van toepassing.

Artikel V

Deze Nadere regel tot wijziging van de Nadere regels subsidies gemeente Groningen treedt in werking op de dag na de bekendmaking.

Naar boven