Gemeenteblad van Arnhem
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Arnhem | Gemeenteblad 2016, 137435 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Arnhem | Gemeenteblad 2016, 137435 | Verordeningen |
Algemene subsidieverordening Arnhem 2016
Op 26 september 2016 heeft de gemeenteraad van de gemeente Arnhem besloten de Algemene subsidieverordening Arnhem 2016 vast te stellen (documentnummer 2016.0.039.067).
Genoemd besluit treedt in werking op 1 oktober 2016.
Het besluit kunt u inzien bij het loket BWL. Ook zal het besluit te raadplegen zijn via het 'Bestuurlijke Informatie Systeem' op de gemeentelijke website www.Arnhem.nl . De volledige tekst treft u hieronder aan.
DE RAAD VAN DE GEMEENTE ARNHEM;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 19 juli 2016, Cluster Beleid & Regie nummer: 2016.0.037.105 ;
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;
ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING ARNHEM 2016
Artikel1. Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van alle subsidies, zoals bedoeld in art. 4:23, eerste en derde lid, van de wet, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen.
Burgemeester en wethouders kunnen conform art. 4:23, eerste lid, van de wet bij subsidieregeling vaststellen welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voor subsidie. Voor zover van toepassing, wordt hierin tevens bepaald welke doelgroepen voor subsidie in aanmerking komen, hoe de subsidie wordt berekend en hoe de subsidiebedragen worden uitbetaald.
Artikel 4. Bevoegd bestuursorgaan
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd te beslissen op aanvragen om subsidie als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de wet en tot het afwijzen van aanvragen om subsidie waarvoor noch een wettelijke grondslag bestaat, noch het gestelde in artikel 4:23, derde lid, van de wet van toepassing is. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing.
1° een opgave van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die al zijn of zullen worden ontvangen voor de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;
2° een verklaring als bedoeld in de de-minimisverordening (de-minimisverklaring);
indien het college daar om verzoekt, een verklaring dat de aanvrager geen bezoldiging,als bedoeld in artikel 10, tweede lid onderdeel a., met een functionaris overeenkomt of is overeengekomen.
Burgemeester en wethouders kunnen een rechtspersoon die voor de eerste maal subsidie aanvraagt, verzoeken om een exemplaar van de oprichtingsakte of de statuten, een kopie van het laatste bankafschrift alsmede van het jaarverslag, de jaarrekening of de balans van het voorgaande jaar aan de aanvraag toe te voegen.
Artikel 10. Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden
2. a. Burgemeester en wethouders weigeren tevens de subsidie indien met een functionaris een bezoldiging wordt of is overeengekomen die hoger is dan het bedrag aan bezoldiging waar de burgemeester van Arnhem gedurende het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de subsidie wordt aangevraagd, recht op had.
b.Subsidie wordt niet geweigerd op grond van onderdeel a van dit artikellid in het geval aannemelijk wordt gemaakt dat de subsidie niet wordt besteed aan een bezoldiging als bedoeld in dat onderdeel.
3. Onverminderd de vorige leden kunnen burgemeester en wethouders de subsidie verder in ieder geval weigeren:
Voor zover dit niet is bepaald bij subsidieregeling, wordt bij de verleningsbeschikking vermeld op welke wijze de subsidie-ontvanger de besteding van de subsidie dient te verantwoorden.
Artikel 12. Algemene verplichtingen van subsidie-ontvanger
Als aannemelijk is dat een of meer van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet , niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht of dat niet of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan of een bezoldiging, als bedoeld in artikel 10, tweede lid, onderdeel a., met een functionaris wordt overeengekomen, meldt de subsidie-ontvanger dat schriftelijk onverwijld aan burgemeester en wethouders.
Artikel 13. Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen
Bij subsidies hoger dan € 50.000, verleend voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan de verplichting worden opgelegd tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording over de tot dan verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten. De verantwoording wordt niet vaker dan één keer per jaar verlangd.
Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat de subsidie-ontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor aan burgemeester en wethouders een vergoeding verschuldigd is als zich een gebeurtenis als bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht voordoet. Daarbij wordt tevens aangegeven hoe de hoogte van de vergoeding wordt bepaald.
Artikel 16. Subsidievaststelling subsidies meer dan € 5.000
Als een aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het tijdstip, bedoeld in de artikel 15, eerste lid, aanhef en onder a of b, is ingediend, kunnen burgemeester en wethouders de subsidie-ontvanger schriftelijk een nieuwe termijn stellen. Wordt de aanvraag niet binnen deze termijn ingediend dan kunnen zij overgaan tot ambtshalve vaststelling.
Burgemeester en wethouders kunnen deze verordening, met uitzondering van de artikelen 2, 3 en 5, in individuele gevallen buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover de toepassing van die bepalingen voor de subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die onevenredig zijn in verhouding tot de met de betrokken bepalingen te dienen doelen.
In een subsidieregeling kan worden bepaald dat door burgemeester en wethouders van de inhoud van die regeling kan worden afgeweken als daaraan vasthouden voor een subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zouden zijn tot de daarmee te dienen belangen.
De Algemene subsidieverordening (ASV) is op alle subsidies op de genoemde beleidsterreinen van toepassing, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is.
Met dit artikel krijgt het college de bevoegdheid om in nadere regels, hier en verder subsidieregeling genoemd, de te subsidiëren activiteiten te bepalen. Voor zover het college iets wenst te regelen met betrekking tot de doelgroepen die voor subsidie in aanmerking komen, de berekening van de subsidie en de wijze van uitbetalen, dient dit dan eveneens in de subsidieregeling te gebeuren.
In andere artikelen van ASV worden andere bevoegdheden gedelegeerd die betrekking hebben op de inhoud van de subsidieregeling: het afwijken van termijnen, het verbinden van bepaalde verplichtingen aan de subsidie, de wijze van verdelen van het subsidieplafond.
Artikel 4. Bevoegd bestuursorgaan
Het college krijgt de bevoegdheid toegewezen om te besluiten over al hetgeen volgt uit de Algemene wet bestuursrecht, de ASV of de subsidieregelingen.
Artikel 5. Europees steunkader
Om subsidies onder een Europees steunkader te brengen moet de subsidie op het toepasselijke steunkader worden toegesneden. Daarbij kan het nodig zijn dat er afgeweken wordt van de ASV, of dat deze aangevuld wordt. Het tweede lid maakt het college daartoe bevoegd.
Artikel 6. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud
Het college stelt de subsidieplafonds vast (lid 1); bij de bekendmaking daarvan wordt tevens de door hen bepaalde wijze van verdelen vermeld (eerste lid in combinatie met artikel 4:26, tweede lid, van de Awb. De wijze van verdelen kan ook worden bekendgemaakt door te verwijzen naar de subsidieregeling waarin de wijze van verdeling is vastgelegd
De raad stelt uiteraard nog steeds de financiële kaders vast (in de begroting). Het is binnen die kaders dat het college vervolgens de subsidieplafonds kan vaststellen.
Het college, dat via artikel 4 de bevoegdheid gedelegeerd heeft gekregen om te besluiten over het verstrekken van subsidies, is verder verplicht – in lijn met de mogelijkheid van artikel 4:34, eerste lid, van de Awb – (in bepaalde gevallen) om bij het gebruik maken van deze gedelegeerde bevoegdheid een begrotingsvoorbehoud te maken (tweede lid).
In het eerste lid is bepaald dat een aanvraag voor subsidie schriftelijk dient te worden gedaan en dat als hiervoor een aanvraagformulier is vastgesteld, de aanvraag dan met gebruikmaking van dat formulier moet worden gedaan.. Met ‘schriftelijk’ is meer bedoeld dan ‘op papier geschreven’. Zo kan een aanvraag ook digitaal worden gedaan, mits de digitale weg open is gesteld. In het tweede en derde lid is bepaald welke stukken en gegevens bij de aanvraag in elk geval overgelegd dienen te worden.
Bij een subsidie aan een onderneming moet voorkomen worden dat subsidie wordt verleend die niet in overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (hierna VWEU). Daarom zijn een tweetal aanvraagvereisten opgenomen die specifiek voor ondernemingen gelden. Ten eerste, om ontoelaatbare cumulatie te voorkomen wordt een overzicht gevraagd van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd die al zijn of zullen worden ontvangen voor de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd (tweede lid, onderdeel d, onder 1). Het gaat naast subsidie bijvoorbeeld om garanties, leningen, korting op de grondprijs, etc. Ten tweede, om subsidie onder de de-minimisverordening te kunnen verlenen moet de onderneming een de-minimisverordening gevraagd worden (tweede lid, onderdeel d, onder 2). Op basis van een ingeleverde de-minimisverklaring kan het college controleren of verlenen van de subsidie in overeenstemming is met de de-minimisverordening.
Het aanvraagvereiste onder het tweede lid, onderdeel f, ziet op de weigeringsgrond onder artikel 10, tweede lid. Indien deze verklaring niet afgegeven kan worden zal de subsidie worden geweigerd.
Bij subsidieregeling of subsidiebeschikking kan het college besluiten hiervan af te wijken (vierde lid).
De aanvraagtermijnen zijn afhankelijk van het soort subsidie. Er wordt onderscheid gemaakt tussen subsidies die per kalenderjaar worden verstrekt en andersoortige subsidies. Bij subsidieregeling kan het college besluiten af te wijken van de aanvraagtermijnen die vastgesteld zijn in het eerste tot en met derde lid (vijfde lid).
Hier worden de termijnen gegeven waarbinnen het college gehouden is te beslissen op een aanvraag voor subsidie. In de Awb staan geen strikte beslistermijnen op een aanvraag om subsidie. Ook hierbij is onderscheid gemaakt tussen subsidies per kalenderjaar en andere. Bij subsidieregeling kan het college besluiten af te wijken van de beslistermijnen die vastgesteld zijn in het eerste en tweede lid (derde lid).
De beslistermijn bij aanvragen om een subsidie die bij de Europese Commissie aangemeld worden, wordt verdaagd totdat de Europese Commissie een eindebeslissing heeft genomen (vierde lid). Dit om te voorkomen dat subsidie wordt verleend die niet in overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie en vervolgens teruggevorderd dient te worden.
Artikel 10. Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden
In het eerste lid worden de algemeen geldende weigeringsgronden van artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Awb, met nadere verplichte gronden aangevuld.
Ondanks dat er sprake is van staatssteun is het soms mogelijk om steun te verstrekken op basis van een vrijstellingsverordening, waardoor het college kan volstaan met een lichte kennisgevingsprocedure. Als dat niet mogelijk is, kan goedkeuring van de Europese Commissie gevraagd worden via een formele aanmelding. Als de Europese Commissie de steun echter niet goedkeurt, dan moet het college overgaan tot weigering (vandaar de verplichte weigeringsgrond onder a). In aanvulling daarop wordt met onderdeel b bepaald dat ondernemingen waartegen een terugvorderingsactie loopt niet in aanmerking komen voor subsidie.
Hoewel loonkosten in aanmerking kunnen komen voor subsidie is van belang te waarborgen dat subsidiegeld primair ten goede komt aan het doel waarvoor de subsidie wordt verleend. De
besteding van de verleende subsidie aan bovenmatige bezoldigingen van functionarissen kan niet als een dergelijke doelmatige besteding van subsidiegeld worden aangemerkt. Daarbij gaat het veelal niet om kosten die redelijkerwijs aan de gesubsidieerde activiteit kunnen worden toegerekend.
Voor deze weigeringsgrond is wat betreft de hoogte van het bezoldigingsmaximum aangesloten bij het het bedrag aan bezoldiging waar de burgemeester van Arnhem gedurende het jaar voorafgaand aan het jaar waarin subsidie wordt aangevraagd, recht op had.
De gedachte achter deze weigeringsgrond is dat bij subsidieaanvragers die hogere
bezoldigingen dan dat bedrag overeenkomen gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat een deel van de subsidie aan dergelijke bezoldigingen wordt besteed. Vanuit het oogpunt van doelmatige besteding van subsidiegeld wordt dit onwenselijk geacht.
De bepaling heeft betrekking op alle subsidieaanvragers en ontvangers, in die zin dat de weigeringsgrond niet alleen geldt voor de instellingen die al onder de WNT vallen. Bovendien wordt gekeken naar alle bezoldigingen die door de aanvrager of ontvanger met functionarissen (met of zonder diensbetrekking) zijn overeengekomen en dus niet alleen naar die bezoldigingen die zijn overeengekomen met een topfunctionaris als bedoeld in de WNT.
In onderdeel b is bepaald dat wanneer wordt aangetoond dat de verleende subsidie niet aan dergelijke bezoldigingen zal worden besteed, de subsidie niet met toepassing van onderdeel a wordt geweigerd. De aanname die aan onderdeel a ten grondslag ligt is daarmee immers ontkracht, zodat er geen reden meer is om de subsidie met het oog op de doelmatige besteding van subsidiegeld te weigeren.
In het derde lid zijn nog enkele facultatieve weigeringsgronden opgenomen. Het college kan in deze gevallen weigeren, maar is daartoe niet verplicht.
Onderdelen a, d en e spreken voor zichzelf. Onderdeel b geeft de mogelijkheid de subsidie te weigeren als de aanvrager over voldoende eigen middelen beschikt.
Onder f is een weigeringsgrond opgenomen waarmee het college een aanvraag kan weigeren als subsidieverstrekking niet is toegestaan dan nadat deze overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het VWEU (de meldingsprocedure) is goedgekeurd door de Europese Commissie. Het gaat hier om subsidieverstrekking die in beginsel niet ongeoorloofd is vanwege strijdigheid met de toepasselijke cumulatieregels of overschrijding van het toegestane bedrag aan de-minimissteun. In deze gevallen kan het college óf weigeren de subsidie te verstrekken óf de subsidie melden bij de Europese Commissie om langs deze weg goedkeuring te verkrijgen. Een subsidie die is of kan worden goedgekeurd kan uiteraard ook op een andere grond worden geweigerd.
Onderdeel g ten slotte geeft het college de bevoegdheid in een subsidieregeling nog andere weigeringsgronden op te nemen, bijvoorbeeld weigeringsgronden die specifiek met de te subsidiëren activiteiten samenhangen.
Als de Europese Commissie tot het oordeel is gekomen dat een subsidie niet in overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie, dan moet de verleende subsidie ingetrokken en teruggevorderd worden (inclusief rente). Het vierde lid geeft het college de bevoegdheid om hier uitvoering aan te geven.
Artikel 12. Algemene verplichtingen van subsidie-ontvanger
Dit artikel bevat een meldingsplicht (eerste lid) en informatieplicht (tweede lid) die voor alle subsidie-ontvangers geldt. Met 'schriftelijk' in het eerste lid wordt meer bedoeld dan 'op papier geschreven'. De melding kan ook digitaal worden gedaan als het college de digitale weg heeft opengesteld.
Artikel 13. Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen
Dit artikel bevat een bevoegdheidsgrondslag voor het college om aan de subsidie bepaalde ’bijzondere‘ verplichtingen te verbinden, in aanvulling op wat reeds mogelijk is op grond van de Awb (zie artikel 4:37 van de Awb).
De artikelen 4:38 en 4:39 van de Awb maken het verder mogelijk om nog andere verplichtingen aan een subsidie te verbinden, als de verordening daarvoor een grondslag biedt. Die grondslag wordt hier gegeven.
De figuur van de egalisatiereserve is gebaseerd op artikel 4:72 van de Awb. Een egalisatiereserve is een reserve van de subsidie-ontvanger waaraan als bestemming het dekken van exploitatierisico’s is verbonden. De reserve wordt gevormd om tot een gelijkmatige verdeling van lasten te komen. Op grond van artikel 4:58 van de Awb is artikel 4:72 alleen van toepassing op per kalender- of boekjaar verstrekte subsidie aan een rechtspersoon en bovendien enkel als dat in de ASV, een subsidieregeling of bij de subsidieverlening is bepaald. De verplichting een egalisatiereserve te vormen als bedoeld in het eerste lid kan dus enkel aan rechtspersonen worden opgelegd, voor per kalender- of boekjaar verstrekte subsidies.
Het college kan bij een verleningsbeschikking voor een subsidie die per kalender- of boekjaar wordt verstrekt en die meer dan [bedrag(bijvoorbeeld € 50.000)] bedraagt bepalen dat de subsidie-ontvanger een egalisatiereserve dient te vormen (eerste lid). In dat geval komt het verschil tussen het vastgestelde subsidiebedrag en de kosten van de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend ten gunste of ten laste van de egalisatiereserve. De reserve wordt dus gevormd uit exploitatieoverschotten om eventuele toekomstige tekorten op te vangen.
In artikel 4:41 van de Awb is bepaald dat in bepaalde gevallen de subsidie-ontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor een vergoeding verschuldigd is aan het bestuursorgaan. Het gaat daarbij om de volgende gevallen:
Deze vergoedingsplicht echter geldt alleen als hierin is voorzien in de verordening of subsidieregeling, of – als deze ontbreken – in de subsidiebeschikking. Daarbij moet zijn bepaald hoe de hoogte van de vergoeding wordt berekend (dit hoeft geen volledige compensatie te betreffen). Met het vierde lid krijgt het college de bevoegdheid om hier uitvoering en invulling aan te geven. In de praktijk zal dit alleen aan de orde zijn bij rechtspersonen die jaarlijks subsidie ontvangen, maar het is ook mogelijk in andere gevallen.
Artikel 14. Wijze van vertrekken en eindverantwoording subsidies tot en met € 5.000
Kenmerkend voor subsidies tot en met € 5.000 is dat deze op basis van vertrouwen worden verleend; er wordt niet meer standaard om verantwoording gevraagd. In plaats daarvan geldt een actieve meldingsplicht voor de subsidie-ontvanger bij niet nakoming van de voorwaarden (zie artikel 12). Achteraf kan een risicogeoriënteerde controle plaatsvinden bij de subsidie-ontvanger.
Het tweede lid maakt mogelijk dat speciale rapportageverplichtingen worden opgelegd.
Verder wordt het voorschot in één termijn (lump sum) verstrekt en hoeft de subsidie-ontvanger geen aanvraag voor subsidievaststelling (verantwoording) in te dienen. Hierdoor kunnen de lasten voor zowel de subsidieaanvrager als de subsidieverstrekker worden bespaard.
Artikel 15. Eindverantwoording subsidies van meer dan € 5.000
In dit artikel is bepaald op welke wijze subsidie-ontvangers subsidie tussen € 5.000 en € 50.000 aan het college dienen te verantwoorden; er dient een aanvraag tot vaststelling ingediend te worden (eerste lid), deze bevat een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht (tweede lid). Ingevolge artikel 11 wordt de wijze van verantwoording al bij het besluit tot verlening van de subsidie aan de subsidie-ontvanger bekend gemaakt.
Met betrekking tot het inhoudelijk verslag kan vooraf bij de subsidieverlening al zijn aangegeven op welke manieren het aantonen kan plaatsvinden. Er kunnen daarbij verschillende instrumenten worden gebruikt, zoals bestuurs- en activiteitenverslagen, een managementverklaring, een deskundigenverklaring of andere bewijsstukken (bijvoorbeeld een publicatie), enz. Het verslag kan ook bestaan uit een algemeen jaarverslag van een rechtspersoon. Het gaat er om dat duidelijk is dat de verkregen subsidie is aangewend voor het doel waarvoor de subsidie werd verstrekt.
Bij subsidies vanaf € 50.000 wordt uitgegaan van de traditionele afrekening van subsidies; op basis van gerealiseerde kosten en baten. De vaststelling van de subsidie vindt plaats op basis van uitgevoerde activiteiten en gerealiseerde kosten.Dit wordt weergegeven in het derde lid.
Voorts kan het college, overeenkomstig het vierde lid, in een subsidiebeschikking of subsidieregeling aangeven andere bewijsmiddelen te verlangen.
Artikel 16. Subsidievaststelling subsidies van meer dan € 5.000
Het eerste lid bevat – overeenkomstig artikel 4:13 van de Awb – de termijn waarbinnen de beschikking gegeven dient te worden. Het merendeel van de aanvragen zal binnen deze beslistermijn kunnen worden afgehandeld. Meer ingewikkelde aanvragen vergen soms meer tijd. De verdaging van de beslistermijn – voor de duur van ten hoogste de in het tweede lid nader bepaalde termijn – biedt dan uitkomst. Een besluit tot verdaging is appellabel.
In de hardheidsclausule is aangegeven op welke onderdelen van de regeling deze clausule van toepassing is.
Op grond van het derde lid kunnen burgemeester en wethouders bovendien in een subsidieregeling een hardheidsclausule opnemen.
Een te treffen voorziening, die niet in de verordening of subsidieregeling is voorzien, dient altijd binnen de doelstellingen van de subsidie te passen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2016-137435.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.