Gemeenteblad van Montfoort
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Montfoort | Gemeenteblad 2016, 136154 | Beleidsregels |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Montfoort | Gemeenteblad 2016, 136154 | Beleidsregels |
Handhavingsuitvoeringsprogramma Montfoort 2016
Vastgesteld door burgemeester en wethouders van Montfoort op 9 augustus 2016
1.2 Achtergrond en wettelijk kader handhavingsuitvoeringsprogramma
1.4 Afstemming handhavingspartners
1.5 Totstandkoming van het handhavingsuitvoeringsprogramma
2.1 Verschuiving van taken en deregulering
2.2 Landelijke Handhavingsstrategie
2.4 Asbestverwijderingsbesluit
2.5 Regionale uitvoeringsdiensten
2.6 Omgevingswet en Wet (en Verordening) VTH
2.7.1 Vergroten veiligheidsbewustzijn
2.9 Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen
3. Afstemming handhavingspartners
3.5 Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden
4.1 Kwaliteitseisen handhaving Wabo
4.4.3 Keuzes en borging capaciteit
4.6.1 Kennisuitwisseling intern
4.6.2 Kennisuitwisseling regionaal
4.6.2 Kennisuitwisseling provincie
5.4. Programma stimulerende preventie
5.5 Relatie landelijke handhavingsstrategie
1. Project actualiseren van registratiesystemen en risicoanalyse
2. Actualisatie handhavingsbeleid
3. Handhavingsjaarverslag 2015
4. Handhavingsuitvoeringsprogramma 2016
5. Behandelen meldingen / klachten / handhavingsverzoeken
6. Reguliere controles voormalig provinciale bedrijven
7. Integrale controles risicovolle bedrijven
8. Reguliere controles activiteit milieu
11. Toezicht op activiteit bouwen en slopen
12. Toezicht op geweigerde, ingetrokken en buiten behandeling gestelde vergunningsaanvragen
14. Toezicht Drank- en Horecawet, de inrichting
18. Brandveiligheid (illegale) bewoning
19. Structureel Terugdringen onechte en ongewenste brandmeldingen (STOOM)
21. Toezicht Drank- en Horecawet
22. Projecten en diversen APV en bijzondere wetten
23. Handhaving openbare ruimte
24. Handhaving parkeerexcessen
Bijlage 1: Lijst met veel gebruikte afkortingen
Voor u ligt het handhavingsuitvoeringsprogramma 2016 (HUP) 2016. In dit HUP worden de voor 2016 gestelde toezicht- en handhavingsopgaven op het gebied van de fysieke leefomgeving –ofwel het omgevingsrecht– beschreven, gebaseerd op het handhavingsbeleid Montfoort 2016 - 2018.
Op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en het Besluit omgevingsrecht (Bor) worden eisen gesteld met betrekking tot toezicht en handhaving. Dat is vooral toegespitst op het milieurecht. Dat is per 14 april 2016 verder versterkt met de in werking treding van de Wet Vergunningen, Toezicht en Handhaving (Wet VTH) en de komst van de verordening VTH. Deze verordening wordt medio 2016 vastgesteld door de gemeenteraad van Montfoort. Wij trekken het onderwerp “toezicht en handhaving” daarom door in de brede context van het omgevingsrecht. Dat wil zeggen dat wij ook zaken met betrekking tot de openbare ruimte en horeca in dit beleid en uitvoeringsprogramma opnemen. Dat betreft dan zaken op basis van de Algemene plaatselijke verordening (APV) en de Drank- en horecawet.
1.2 Achtergrond en wettelijk kader integraal Handhavingsuitvoeringsprogramma
De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) bepaalt in artikel 5.3 dat bij Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) regels worden gesteld in het belang van een doelmatige handhaving. Deze AMvB is het Besluit omgevingsrecht (Bor). Op grond van artikel 7.3 van het Bor werken burgemeester en wethouders het handhavingsbeleid jaarlijks uit in een uitvoeringsprogramma, waarin wordt aangegeven welke van de voorgenomen activiteiten het komende jaar worden uitgevoerd en welke niet.
Dit programma voor de uitvoering van de handhaving vormt daarom het hart van de cyclus. Het programma komt voort uit de probleemanalyse, prioriteiten en doelen en de daarbij gehanteerde strategie. Het programma wordt vastgesteld door het college. Wat volgt uit het programma is de monitoring en de verslaglegging (evaluatie). De verbetermaatregelen die voortkomen uit de evaluatie worden gebruikt als aanscherping en verbetering van de probleemanalyse en prioriteiten. Dit maakt de beleidscyclus van de handhaving rond. Door een beperkte monitoring in de voorbije jaren is dit HUP 2016 enerzijds opgesteld – in samenwerking met ODrU en VRU - op basis van de recent uitgevoerde risico-inventarisatie en anderzijds op basis van ervaringsgegevens. Ook niet-verplichte taken, zoals handhaving van de openbare ruimte, zijn in dit programma opgenomen. Dit om een zo compleet mogelijk beeld te geven van toezicht en handhaving in de gemeente Montfoort.
Het programma is opgesteld binnen de beschikbare financiële ruimte. In de verordening VTH zal medio 2016 meer exact worden vastgelegd welke (kwaliteits)doelstellingen worden nagestreefd met de daarbij behorende personele- en financiële middelen. Dit vindt plaats volgens het principe “comply or complain”.
In het Bor zijn vereiste minimumcriteria opgenomen waaraan een handhavingsorganisatie moet voldoen. Om te voldoen aan deze criteria moet een aantal stappen systematisch worden doorlopen. Voor de totstandkoming van dit HUP is aansluiting gezocht bij de structuur van de dubbele regelkring.
Een HUP wordt door het college bekendgemaakt aan de gemeenteraad en andere handhavingspartners.
Handhaving is strikt genomen inherent aan het bestaan van regels. Een overheid die regels en wetten maakt dient ook te zorgen voor de naleving ervan. De overheid nieuwe stijl kenmerkt zich echter door het zo veel mogelijk verplaatsen van verantwoordelijkheden naar de burger/ondernemer (eigen verantwoordelijkheid) en door het afschaffen van overbodige regels. Zolang er sprake is van een integraal, doorzichtig, consequent en solide handhavingsbeleid laten burgers en bedrijven zich ook aanspreken op hun eigen verantwoordelijkheid. De verantwoordelijkheid voor naleving van de regels ligt immers altijd bij de inrichtingen-/vergunninghouder of eigenaar/gebruiker. Deze en andere uitgangspunten zijn uitgewerkt in het vigerend handhavingsbeleid. Dit wordt in het op te stellen handhavingsbeleid wederom als referentiekader opgenomen.
1.4 Afstemming handhavingspartners
Het Bor en de Regeling omgevingsrecht (Mor) verplichten een afstemming en bekendmaking van het HUP aan betrokken bestuursorganen en strafrechtelijke partners. Hieraan is uitvoering gegeven. Een concrete uitwerking daarvan is opgenomen in hoofdstuk 3. Het vastgestelde HUP is toegezonden aan de betrokken handhavingspartners.
1.5 Totstandkoming van het handhavingsuitvoeringsprogramma
Dit progamma is een product van regionale samenwerking tussen diverse gemeenten in De Waarden (Bunnik, Lopik, Montfoort, Oudewater en Woerden, Stichtse Vecht en IJsselstein), de Veiligheidsregio Utrecht (VRU) en de Omgevingsdienst Regio Utrecht (ODRU). Op onderdelen hebben de deelnemende gemeenten een eigen invulling gegeven, de zogeheten ‘couleur locale’. Voor Montfoort betekent dit bijvoorbeeld dat taken, die worden uitgevoerd door de boa’s, ook opgenomen zijn in dit programma.
Dit uitvoeringsprogramma bestaat uit zeven hoofdstukken. Hoofdstuk één beschrijft kort de aanleiding en geeft de context weer waarbinnen dit uitvoeringsprogramma tot stand gekomen is. Het tweede hoofdstuk biedt op hoofdlijnen inzicht in de actuele ontwikkelingen op het gebied van wet- en regelgeving en nieuwe vormen van toezicht en handhaving.
Hoofdstuk drie bevat een weergave van de afstemming tussen de diverse handhavingspartners. Uitvoering, capaciteit en organisatie zijn onderwerpen die terugkomen in hoofdstuk 4. Handhavingscommunicatie wordt beschreven in hoofdstuk 5. Het zesde hoofdstuk laat zien welke acties moeten volgen nadat het programma is vastgesteld.
De uit te voeren handhavingstaken worden uitgewerkt in het zevende en laatste hoofdstuk, de productbladen. Deze productbladen maken integraal deel uit van deze nota en vormen de kern van dit HUP. Per handhavingstaak wordt onder meer de doelstelling, prioritering en toezicht- en handhavingsstrategie beschreven.
Een aantal ontwikkelingen heeft invloed op de organisatie van toezicht en handhaving in Montfoort en op de uitvoering van de werkzaamheden. De taken, verbonden aan het omgevingsrecht worden uitgevoerd door de Omgevingsdienst regio Utrecht en de Veiligheidsregio Utrecht. Toezicht en handhaving van onderwerpen in de openbare ruimte worden onder andere door de boa’s uitgevoerd.
2.1 Verschuiving van taken en deregulering
Toezicht en handhaving staan op landelijk- en gemeentelijk niveau hoog op de politieke agenda. De Rijksoverheid heeft een aantal wetswijzigingen doorgevoerd, waardoor voor een aantal activiteiten niet meer vooraf een vergunning is vereist. Dit beperkt de administratieve last van burgers en bedrijven maar is wel inherent aan extra toezicht.
De afgelopen tijd is er diverse nieuwe wet- en regelgeving van kracht geworden, die van invloed is op de handhavingscapaciteit. Denk daarbij onder meer aan de Wabo, het Bor (vergunningvrij bouwen) en het Besluit algemene regels voor inrichtingen Wet milieubeheer (Activiteitenbesluit). Door deze wijziging in regelgeving is er voor veel activiteiten geen vergunning meer nodig, waardoor een verschuiving van werkzaamheden plaatsvindt van vergunningverlening naar toezicht en handhaving.
2.2 Landelijke handhavingsstrategie
De Landelijke handhavingsstrategie (LHS) beoogt het optimaliseren van eenduidig handhavend optreden en een betere afstemming tussen bestuurs- en strafrecht. Dit uit oogpunt van rechtsgelijkheid, het creëren van een gelijk “level playing field” voor bedrijven en het respecteren van het rechtsgevoel in de maatschappij. De LHS bevat instrumenten voor eenduidig bestuurs- en strafrechtelijk optreden: het handelen van toezichthouders bij overtredingen wordt landelijk gelijkgetrokken. In het handhavingsbeleid 2016 – 2018 is de LHS volledig geïmplementeerd. Om ook in de uitvoering met de LHS eenduidig te werken zijn de toezichthouders en buitengewoon opsporingsambtenaren (Boa’s) in het voorjaar 2016, samen met toezichthouders en Boa’s van de andere handhavingspartners, getraind in het toepassen van de LHS.
Sinds begin 2008 is het ministerie van Infrastructuur en Milieu gestart met de tweede fase van de modernisering van de algemene regels, die wordt onderverdeeld in tranches. Doel van deze tweede fase is om nog meer vergunningplichtige bedrijven onder het Activiteitenbesluit te brengen. Steeds meer bedrijven krijgen dan te maken met algemeen landelijk geldende regels in plaats van een vergunning of bepaalde voorwaarden aanvullend op een vergunning. Om de reikwijdte van het Activiteitenbesluit verder te verruimen is op 1 oktober 2015 de vierde tranche onder de tweede fase van het Activiteitenbesluit gepubliceerd. Deze trad per 1 januari 2016 in werking.
Inmiddels is circa 90% van onze bedrijven onder algemene regels gebracht. Bij een deel van de bedrijven geldt dat alvorens een melding oprichting of verandering kan worden geaccepteerd er eerst op een aanvraag om een omgevingsvergunning beperkte milieutoets (OBM) moet worden besloten.
2.4 Asbestverwijderingsbesluit
Naar verwachting zal medio 2016 het gewijzigde Asbestverwijderingsbesluit in werking treden. De wijziging heeft betrekking op het invoeren van een verbod op het voorhanden hebben van asbesthoudend materiaal toegepast als dakbedekking. Met ingang van 1 januari 2024 geldt er een absoluut verbod op asbesthoudende daken. Daarnaast kunnen op grond van de zorgplicht uit de Woningwet en het Bouwbesluit burgemeester en wethouders en gedeputeerde staten, op basis van de mate van verweerdheid van dakbedekking eerder de eigenaar van die dakbedekking gelasten deze te verwijderen. Bekend is dat vrijwel alle asbestdaken zijn verweerd en een bron van gevaar en vervuiling kunnen vormen.
Voor de verwijdering van asbestdaken is een subsidieregeling. Dit heeft het ministerie van Infrastructuur en Milieu (IenM) gemeld bij de aankondiging van het dakenverbod. Voor de subsidieregeling is minimaal € 75 miljoen euro beschikbaar.
2.5 Regionale uitvoeringsdienst(en)
De Omgevingsdienst regio Utrecht ondersteunt en adviseert vijftien gemeenten in de provincie Utrecht bij het uitvoeren van omgevingstaken en het ontwikkelen van omgevingsbeleid. De ODrU verzorgt voor onze gemeente het totale spectrum van vergunningverlening, toezicht en handhaving van het omgevingsrecht. In de provincie Utrecht bestaat sinds 1 januari 2014 ook de RUD Utrecht, die voor de overige gemeenten en de provincie taken uitvoert. Op termijn wordt gekeken of de omgevingsdiensten nauwer kunnen samenwerken of één gezamenlijke uitvoeringsdienst voor de provincie Utrecht kunnen vormen.
2.6 Omgevingswet en Wet (en verordening) VTH)
In lijn met het geschetste veranderingsproces in de samenleving zal naar verwachting in 2019 de Omgevingswet 1 in werking treden. De Omgevingswet wordt één van de grootste wijzigingen in de wetgeving betreffende het fysieke domein van de afgelopen decennia. De uitgangspunten van deze wet zijn participatie en integrale aanpak op basis van vertrouwen, met als doelen minder en overzichtelijkere regels, meer ruimte voor initiatieven van burgers en bedrijven en lokaal maatwerk.
De wet bundelt 25 wetten, 120 sectorale Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB’s) en honderden ministeriële regelingen. Gemeenten hebben, in tegenstelling tot de provincie, niet de verplichting een omgevingsvisie op te stellen, maar moeten wel een omgevingsplan hebben. Zowel de provinciale omgevingsverordening als het gemeentelijk omgevingsplan leggen algemene regels en vergunningplichten vast voor het gehele grondgebied.
Er zullen vier AMvB’s worden ontwikkeld, waaronder het “Omgevingsbesluit” met daarin algemene- en procedurele bepalingen en het Besluit “Kwaliteit van de leefomgeving” met daarin inhoudelijke normen die zich richten tot bestuursorganen en twee AMvB’s met uitvoeringsregels (waaronder het huidige Activiteitenbesluit en het Bouwbesluit 2012).
Deze vernieuwing van het ruimtelijk- en omgevingsrecht heeft veel impact op de gemeentelijke organisatie en op die van de ODrU. Er wordt in 2016 een projectgroep opgericht om de gevolgen van de nieuwe wetgeving goed te doorgronden en in beide organisaties te borgen.
Per 14 april 2016 trad, vooruitlopend op de Omgevingswet, de Wet (verbetering) Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving (Wet VTH) in werking. Op basis van die wet moet elke gemeente een verordening VTH vaststellen. Daarin worden organisatorische- en personele kwaliteitseisen geborgd en wordt de basis gelegd voor een uitvoerbaar en transparant handhavingsbeleid en (nieuw): een vergunningenbeleid. Daarnaast moeten gemeenten verantwoording afleggen aan het provinciebestuur (interbestuurlijk toezicht) op basis van deze nieuwe wet en de al bestaande Wet (en provinciale verordening) revitalisering generiek toezicht.
De financiële- en personele consequenties voor de gemeente Montfoort resp. de ODrU vastgesteld op 12.651 uur/jaar. Dat is de basis, waarop de omgevingstaken – ondergebracht bij de ODRU - dienen te worden uitgevoerd. Dit wordt nog geborgd in de verordening VTH.
2.7.1 Vergroten veiligheidsbewustzijn
De Veiligheidsregio Utrecht (VRU) richt zich steeds meer op preventie en het voorkomen van brand. Onveilig gedrag leidt sneller tot brand. Dat is de reden dat steeds meer aandacht wordt besteed aan het vergroten van het veiligheidsbewustzijn bij de burgers, bedrijven en instellingen door hen meer te betrekken bij preventie. Deze ontwikkeling leidt onder andere tot verbetering van het brandveilig gedrag, zowel tijdens incidenten als in de voorbereiding op mogelijke incidenten. Elke doelgroep vraagt om een aparte aanpak. Vandaar dat deze aan elke doelgroep aangepast zal worden. In het kader van het programma Stimulerende Preventie (beleidslijn Algemeen Bestuur VRU, juli 2014) het (Brand)veilig Leven (voorheen Community Safety) zal deze aanpak thematisch worden aangepakt. Voor een compleet overzicht, zie productblad 18 “Toezicht brandveiligheid”.
Bij de inwerkingtreding van de Wet veiligheidsregio’s in 2010 is een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) aangekondigd met voorschriften op het gebied van brandveiligheid van niet-bouwwerken (overige plaatsen). Deze AMvB zal de huidige gemeentelijke brandbeveiligingsverordening vervangen. De AMvB bevat materiële voorschriften met betrekking tot brandveiligheid en een vergunningen- en meldingensysteem. De AMvB zal naar verwachting medio 2016 in werking treden en heeft bijv. ook betrekking op evenementen, waaronder kermissen en circussen.
Het bestuur van de VRU heeft in juli 2014 een richting gekozen, die voor de uitvoeringsplannen van gemeenten van belang is:
Programma Stimulerende Preventie: Het bestuur wenst te investeren in de voorkant van de veiligheidsketen. Doel is het voorkomen en beperken van (de effecten van) brand(schade), door de betrokkenheid, het veiligheidsbewustzijn en zelf- en samen redzaamheid van burgers, bedrijven en instellingen te bevorderen door in te zetten op veilig(er) gedrag. De capaciteit voor stimulerende preventie wordt betrokken uit de capaciteit voor de ‘klassieke’ toezichts-, handhavings- en adviescapaciteit. Dat betekent een verschuiving van klassieke taken naar ‘stimulerende’ taken (zie ook paragraaf hierboven).
Uitwerking takenpakket (TUO): De VRU werkt aan een basistakenpakket wat zij aan alle gemeenten zou willen leveren. Daarnaast is er ruimte voor maatwerk of meerwerk afspraken. Afspraken worden vastgelegd in Taak Uitvoerings Overeenkomst (TUO). Deze is niet tijdig gereed om in dit HUP “meegenomen” te worden. Het zal hiervan op een later moment onderdeel van worden.
De nieuwe Wet natuurbescherming 2 treedt medio 2016 in werking. Deze wet komt uit een EU verplichting voort. Deze vervangt de huidige Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en Faunawet en Boswet. In feite wordt dit een “parapluwet”. De bevoegdheid wordt zo laag mogelijk gedelegeerd, dus gemeenten (bij een aanvraag om een omgevingsvergunning) en provincies (overige situaties) worden bevoegd gezag. Als een gemeente het bevoegd gezag is, is zij niet alleen bevoegd met betrekking tot vergunningverlening maar ook voor het toezicht en de handhaving.
Met de inwerkingtreding van de nieuwe Wet Natuurbescherming is aanhaken bij de omgevingsvergunning verplicht. Bij meervoudige aanvragen (dus: Wabo) wordt de route met verplichte aanhaking de hoofdroute. Dat zal betekenen dat vergunningverlening, en daarmee ook handhaving en toezicht, in een groter aantal gevallen door gemeente zal plaatsvinden. Indien bij deze meervoudige aanvraag een activiteit plaatsvindt waarvoor de provincie bevoegd is of wordt (bijvoorbeeld Natura 2000) dan geeft de provincie een verklaring van geen bezwaar af. Tot dusverre is het uitgangspunt bij deze wet dat in deze gevallen de gemeente, als vergunningverlener, handhaving en toezicht uitvoert.
De consequenties voor de gemeente Montfoort lijken vooralsnog zeer beperkt. Om die reden wordt in het kader van het HUP geen extra inzet of capaciteit vrijgemaakt.
2.9 Wet kwaliteitsborging voor het bouwen
Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties werkt aan een nieuw (verplicht) stelsel voor het bouwtoezicht in Nederland. In dit stelsel staat private kwaliteitsborging centraal. Private kwaliteitsborging houdt in dit geval in dat de initiatiefnemer het bouwproces zodanig organiseert dat het voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit 2012. Verder ziet de initiatiefnemer toe op het gehele traject van de bouw: van het initiatief tot en met het opleveren. De gemeente verleent op haar beurt een vergunning indien een bouwplan voldoet aan welstand, aan de voorschriften van het bestemmingsplan en als blijkt dat het bouwproject geen gevaar oplevert voor de directe omgeving. Er vindt dus geen toetsing van het bouwplan meer plaats aan het Bouwbesluit 2012 en de gemeente houdt op dit aspect ook geen toezicht meer tijdens de bouw. Steekproefsgewijs wel achteraf.
Zoals de planning nu is zal per 1 januari 2017 worden gestart met de privatisering van het bouwtoezicht. Dat betekent dat bouwaanvragen met een gevolgklasse I (maximaal 3 bouwlagen) niet langer door de gemeente op bouwkundige vereisten wordt beoordeeld. Vanaf 2019 zal er in dit nieuwe stelsel een gefaseerde invoering voor de gevolgklassen 2 en 3 plaatsvinden.
Bouwtoezicht zal qua accent verschuiven naar gebruikstoezicht en de toezichthouders vormen zich om tot “omgevingsinspecteur”. In hoeverre dit financiële- en/of personele consequenties heeft, danwel gevolgen voor de dienstverleningsovereenkomst met de ODrU valt op dit moment nog niet in te schatten. Het is in elk geval een uitdaging om op dit gebied intensievere samenwerking met de (toezichthouders van de) VRU te onderzoeken.
In het vigerend integraal veiligheidsplan van de gemeente Montfoort wordt aangegeven waar de prioriteiten liggen als het gaat om het gehele spectrum van veiligheid. Er zijn prioriteiten en aandachtspunten vastgesteld in het Integraal Veiligheidsplan die voor het jaarlijkse uitvoeringsprogramma van belang zijn en daarin dan ook moeten worden opgenomen. Zo krijgen de volgende thema’s hoge prioriteit in Montfoort: tegengaan overlast horeca en evenementen en daaraan gekoppeld tegengaan alcohol- en drugs(mis)bruik, tegengaan verkeersonveiligheid, tegengaan woninginbraken en autokraken. Hierin liggen onder andere taken van de boa’s besloten.
Het toezicht vanuit de VRU wordt nog aangeboden via een TUO 2016 (zie paragraaf 2.7.3.). Er wordt projectmatig aandacht besteedt aan “wonen boven winkels”, c.q. “wonen boven horeca”. De gemeente heeft aangegeven daar (bestuurlijk) belangstelling voor te hebben. Het betreft woningen met een verhoogd risico op brand of gevolgen bij brand. Denk aan woningen in oudere binnenstad, waar de brandscheiding tussen woning en winkel soms te wensen overlaat en waar het vluchten uit de woning plaats vindt door de winkel heen. Gedacht wordt aan een communicatieactie, in combinatie met steekproeftoezicht en media aandacht.
Bij dit onderwerp wordt – middels integraal toezicht - samengewerkt met de ODRU, ieder voor het eigen takenpakket.
In 2010 is de ambitie om integraal te handhaven in de wet verankerd. In de Wabo zijn kwaliteitseisen op het gebied van integrale handhaving opgenomen. De toen voorgenomen integraliteit van de handhaving is hiermee een feit.
De wet (verbetering) Vergunningen, Toezicht en Handhaving (Wet VTH), is van kracht en heeft op onderdelen de Wabo 3 gewijzigd. Met de Wet VTH wordt de afbakening van het (milieu)basistakenpakket en de plicht om deze (milieu)basistaken onder te brengen in de omgevingsdienst geborgd in een wet. Daarnaast worden kwaliteitseisen opgenomen met betrekking tot de gemeentelijke VTH taken voor wat betreft vergunningverlening, toezicht en handhaving.
De gemeente is zelf verantwoordelijk voor het borgen van de kritieke massa als geheel (basistaken en niet-basistaken) en van het vergunningproces bij de niet-basistaken. Hiervoor krijgt ieder bevoegd gezag een zorgplicht. Gemeenten bepalen zelf op welke wijze invulling wordt gegeven aan deze zorgplicht. De wet VTH deelt een bevoegdheid toe aan de gemeenteraad om daarover regels (verordening) te stellen.
Het handhavingsprogramma blijft wel verplicht (Wabo en Bor). Bij vaststelling van de Wet en (later de) verordening VTH zal de gemeente moeten voldoen aan de landelijke- en eigen kwaliteitscriteria. Dit betreft kwaliteitscriteria welke worden gesteld aan medewerkers van het bevoegd gezag en betreffen zowel opleidingsniveau als minimale personele bezetting die per taak beschikbaar moet zijn. Daarnaast betreft het kwaliteitseisen met betrekking tot de uitvoerende organisatie.
3. Afstemming met handhavingspartners
Het Bor en de Mor verplichten een afstemming en bekendmaking van het HUP aan betrokken bestuursorganen en strafrechtelijke partners. In dat kader is, naast de bij dit HUP betrokken organen, contact opgenomen met het Openbaar Ministerie, het Regionaal Milieu Team (RMT) van de politie, het Hoogheemraadschap “De Stichtse Rijnlanden” (HDSR) en de provincie Utrecht.
3.2 Openbaar Ministerie 4
Vanuit het Openbaar Ministerie (OM) is aangegeven dat ze graag wordt betrokken bij het samenstellen van het HUP, maar dat gelet op de personele capaciteit het niet mogelijk is in overleggen te participeren. De vervolging van milieuovertredingen, waarbij sprake is van economische delicten, wordt afgehandeld door het functioneel parket te Amsterdam. De vervolging van overtredingen openbare ruimte worden afgehandeld door het Openbaar Ministerie Midden-Nederland.
3.3 Politie 5
Het Milieu Team (MT) van de politie Midden Nederland valt voor wat betreft aansturing onder het functioneel parket (FP) Amsterdam. In overleg met de Landelijke Milieukamer wordt bepaald welke zaken prioriteit hebben. Tot voor kort lag de nadruk op handhaven. Dit is nu verleden tijd. Het MT behandelt nu zaken die vallen onder de noemer middel- en zware milieucriminaliteit. De nadruk ligt op opsporing. Speerpunten zijn onder andere bodem- en afvalzaken. Op het gebied van milieu zijn de milieuagenten het eerste aanspreekpunt voor de gemeente. Daarnaast is de local office het vaste aanspreekpunt voor de gemeente, de Boa’s en de ODRU. Afhankelijk van de positionering van de overtreding in de LHS-matrix komt het MT vroeg of op een later moment in beeld.
In haar reactie geeft de politie aan dat het HUP de handhaving en toezicht breed van rood, blauw, grijs tot groen goed en overzichtelijk beschrijft. Aandacht wordt gevraagd voor wat betreft de verantwoordelijkheden en bevoegdheden bij de afhandeling zit er verschil in overtredingen betreffende de openbare ruimte en de milieuzaken, die een economische delict bevatten.
3.4 Provincie Utrecht 6
Het doel binnen het domein van Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving (VTH) is het verbeteren en bewaken van de kwaliteit en veiligheid in de fysieke leefomgeving in de provincie Utrecht. Alle VTH-partners doen dit op basis van, respectievelijk vanuit hun eigen (wettelijke) taken en rol. Om gezamenlijk effectief en efficiënt te kunnen opereren, is in de wet vastgelegd dat samenwerking verplicht is en heeft de provincie de (wettelijke) taak gekregen om deze samenwerking te coördineren. De provincie geeft hier invulling aan door twee keer per jaar een bestuurlijk afstemmingsoverleg te organiseren. In dit bestuurlijk Provinciaal Milieu Overleg (PMO) zijn alle kleursporen vertegenwoordigd. In het bestuurlijke PMO worden de samenwerkingsafspraken van het Samenwerkingsprogramma VTH geëvalueerd, gemonitord (en eventueel bijgestuurd) en de nieuwe provinciale beleidsprioriteiten vastgesteld. Het ambtelijk PMO functioneert als voorportaal van het bestuurlijk PMO. Dit voorportaal en de daaronder hangende platforms, werkgroepen en dergelijke vormen samen de provinciebrede samenwerkingsorganisatiestructuur VTH.
Voor 2016 zijn samenwerkingsafspraken gemaakt met betrekking tot onder andere IGH/Ketentoezicht en een effectieve en efficiënte Boa-structuur voor het buitengebied.
3.5 Hoogheemraadschap "De Stichtse Rijnlanden" 7
Het waterschap onderkent het belang van afstemming en samenwerking met gemeenten in regio “De Waarden” op het gebied van toezicht en handhaving. Daarbij gaat het om zaken die grondwater of oppervlaktewater gerelateerd zijn zoals waterkwaliteit en –kwantiteit, medegebruik van openbaar water en nautisch toezicht op vaarbewegingen. Voor 2016 zijn afspraken gemaakt voor het samen, met de ODrU, bezoeken van bedrijven. In incidentele gevallen wordt gezamenlijk opgetrokken. In dat kader vindt uitwisseling van gegevens plaats. In voorkomende gevallen vindt er signaaltoezicht plaats.
4.1 Kwaliteitseisen handhaving Wabo
Op basis van de Wabo zijn in het Bor en de Mor kwaliteitseisen geïntroduceerd voor handhaving. Het Bor en de Mor bevatten proceseisen maar het bevoegde gezag dient de inhoudelijke beleidskeuzen te maken. Ter invulling van deze eisen zijn in de productbladen zaken als omvang taak, doelstelling, indicatoren en strategie opgenomen.
Naast de primaire toezichts- en handhavingstaken zijn er ook nog andere activiteiten nodig om tot een adequaat product te komen. Daarbij moet worden gedacht aan: kwaliteitsverbetering, opleidingen, procesbeschrijvingen, rapporteren van managementinformatie, evaluatie en afstemming. Deze zaken vormen geen onderdeel van dit HUP, maar krijgen achter de schermen wel de vereiste aandacht.
De gemeenten Montfoort en IJsselstein werken ambtelijk samen. In beide gemeenten zijn de VTH-taken overgeheveld naar de ODrU. Met het toezicht op evenementen, horeca en openbare ruimte dient meer afstemming te komen tussen partijen als de ODrU, VRU en de eigen boa’s. 8 .
Prioriteiten worden bepaald op grond van het handhavingsbeleid en de resultaten van de risicomodule. Op basis van deze gegevens van de risicomodule kan ook de verwachte capaciteitsbehoefte worden bepaald.
Met het vaststellen van de verordening VTH en het UVP / TUO 2017 wordt, op basis van de uitkomsten van de risicomodule en de prioriteiten, de definitieve capaciteitsbehoefte aangegeven. Voor dit jaar wordt daarom afgezien van een gedetailleerd overzicht per taakveld.
De DVO 2016 is leidend voor de beschikbare capaciteit. Waar nodig wordt naar dit document verwezen. De daadwerkelijke besteding van de uren komt terug in de voortgangsrapportage en het handhavingsjaarverslag. Dit jaar zijn extra middelen ingezet om de achterstanden weg te werken. Daarmee is beoogd vanaf 2017 te kunnen starten met een beheersbare werkvoorraad.
4.4.3 Keuzes en borging capaciteit
Uit de nog te realiseren vergelijking tussen de benodigde uren en beschikbare uren zal blijken in hoeverre invulling kan worden gegeven aan de beginselplicht tot handhaving. De Wet- en verordening VTH bieden beleidsvrijheid capaciteit en middelen af te wegen middels het systeem van “comply or complain” (pas toe of leg uit). Dat houdt in dat een financieel plafond prevaleert boven het oppakken van werkelijk alle toezicht- en handhavingstaken. Naar verwachting is het huidige (augustus 2016) beschikbare budget leidend is voor de mogelijkheid de taken uit te voeren. De hoog prioritaire zaken (rood en oranje gekleurd) kunnen dan zondermeer worden uitgevoerd. De overige taken worden uitgevoerd op projectbasis of geclusterd in een bepaalde periode van het jaar om redenen van efficiency. Dat vervolgens aan de (lager) prioritaire taken geen, danwel verminderd aandacht kan worden geschonken is onderdeel van het uitgangspunt van het leidende budget.
In de beschikbare capaciteit is ruimte vrijgemaakt voor het wegwerken van opgelopen achterstanden op het gebied van handhaving.
De uren van de VRU worden gebaseerd op de verdeelsleutel zoals vastgesteld in het Algemeen Bestuur van de VRU op 4 juli 2015. Daarbij heeft het bestuur ook gekozen voor extra inspanningen op het gebied van de stimulerende preventie (voor kant van de veiligheidsketen).Wat betreft de VRU is er binnen de beschikbare uren een planning gemaakt. Deze is verwerkt in de diverse productbladen.
Het HUP 2016 kan worden uitgevoerd zoals opgenomen in de begroting 2016 en de vastgelegde (dienstverlenings)overeenkomsten met de handhavingspartners. Ook deze overeenkomsten zijn geborgd in de gemeentelijke begroting.
Net als andere gemeenten kampt Montfoort met de toename van wettelijke taken vanuit Rijk en provincie en de gevolgen van deregulering. Daarvoor worden vanuit Rijk en provincie minder financiële middelen beschikbaar gesteld. Dit heeft tot gevolg dat niet alle taken op gebied van toezicht en handhaving kunnen worden uitgevoerd. Om deze reden wordt per productblad ook aangegeven welke taken niet worden uitgevoerd. De gemaakte keuzes zijn gebaseerd op de beleidsmatige prioritering en de resultaten van de risicomodule. Voor het wegwerken van de opgelopen achterstanden is extra budget beschikbaar gesteld.
4.6.1 Kennisuitwisseling intern
Maandelijks vindt binnen de gemeente een afstemmingsoverleg plaats tussen ODRU en de boa’s. Daar in worden concrete ervaringen uitgewisseld en wordt de werkvoorraad en voortgang en afdoening besproken.
Eenmaal per week vindt bij de ODRU een bouwplanoverleg plaats. Daarin worden alle (potentiele) vergunningaanvragen besproken en afgestemd conform de Wabo.
4.6.2 Kennisuitwisseling regionaal
De projectgroepleden toezicht en handhaving binnen de regio De Waarden, politie, Hoogheemraadschap "De Stichtse Rijnlanden”, de ODRU en de VRU, komen ongeveer zes maal per jaar bij elkaar om onderling ervaringen te delen, kennis uit te wisselen en projecten af te stemmen. Periodiek, minimaal tweemaal per jaar, is er een breed overleg met alle betrokken handhavingspartners.
Volgens het Bor moet de gemeentelijke organisatie ook buiten de gebruikelijke kantooruren bereikbaar en beschikbaar zijn voor de Wabo-handhaving. Denk daarbij aan het melden van acute klachten en beschikbaar voor het behandelen van incidenten. Om dit te waarborgen is dit in regionaal verband opgepakt en concreet uitgewerkt. De ODRU heeft vanaf 1 januari 2016 een 24/7 consignatiedienst in werking voor klachten vanuit milieu. De gemeente heeft ook de klachten omtrent bouwen en RO ondergebracht in deze consignatiedienst, zodat deze consignatiedienst een regeling wordt voor klachten uit de bebouwde leefomgeving.
Ook voor ondersteuning bij crisis en rampen heeft de gemeente vanaf 1 januari 2016 middels een consignatiedienst de ODRU 24/7 ingeschakeld.
Wordt communicatie gekoppeld aan handhaving met als doel de naleving te bevorderen, dan spreken we van handhavingscommunicatie. Handhavingscommunicatie is: “de planmatige inzet van effectieve communicatie middelen gekoppeld aan handhaving, ter bevordering van de naleving van wet- en regelgeving.” Dit kan variëren van educatieve tot stimulerende of dreigende communicatie, afhankelijk van de oorzaak van de overtreding die kan voortkomen uit bijvoorbeeld onkunde, ongemotiveerd zijn of een doelbewuste handeling.
Door handhavingscommunicatie in te zetten als handhavingsinstrument wordt een hoger naleefgedrag nagestreefd met een gelijkblijvende of mogelijk verminderde inzet van fysieke controles. Als gevolg van de handhavingscommunicatie zal een deel van de burgers en ondernemers de regels beter gaan naleven en zullen uiteindelijk minder corrigerende maatregelen nodig zijn. Het betreft niet alleen het nalevingsgedrag van de gecontroleerde ondernemers maar ook dat van de niet-gecontroleerden die gehoord of gelezen hebben over de controles. Handhavingscommunicatie beoogt dan ook een preventief effect. Handhavingscommunicatie kan de handhaving echter niet vervangen. Er moet altijd sprake zijn van een reële inzet van de handhaving.
Handhavingscommunicatie kan op verschillende momenten en manieren binnen de handhaving worden ingezet. Zo kan er vooraf, tijdens en/of na de handhaving worden gecommuniceerd, bijvoorbeeld via “Zenderstreeknieuws” en de gemeentelijke website.
Handhaving is het sluitstuk van de ter beschikking staande instrumenten en gaat uit van de relatie gezag versus onderdaan, terwijl naleving meer vertrekt vanuit een gelijkwaardige positie. Bij het bevorderen van naleving wordt bovendien gestimuleerd om creatieve oplossingen te zoeken in plaats van standaard een repressief middel te (moeten) gebruiken. Een dergelijke aanpak sluit beter aan bij de behoefte in de samenleving en werkt daarom vaak beter. Het is bovendien een landelijke trend aan het worden. Mits op een goede manier ingezet, kan op deze manier efficiënter gehandhaafd worden, alsmede besparingen bij de uitvoering en de naleving bevordert. Preventie is naar verhouding veel goedkoper dan repressieve handhaving. Voorwaarde is wel, dat bij de doelgroep een gedragsverandering plaatsvindt. Dit wordt niet altijd eenvoudig bereikt.
Met deze naar buiten gerichte aanpak zal de gemeente meer in de kijker komen te staan. Van belang is dat woorden overeenkomen met daden. In 2016 zullen periodiek publicaties over handhaving in de lokale krant en internetsite geplaatst worden. Wij denken daarbij ook aan het uitbrengen van voorlichtingsmateriaal ten behoeve van particulieren en bedrijven en het inzetten van social media.
5.4 Programma Stimulerende Preventie
De VRU kent sinds 2014 het programma Stimulerende Preventie binnen de directie Risicobeheersing. Hoewel het programma nog in ontwikkeling is, worden momenteel de volgende thema’s / doelgroepen onderscheiden:
Deze communicatie krijgt extra aandacht binnen de VRU, waarbij de capaciteit gevonden wordt in de capaciteit voor de klassieke advies-, toezichts- en handhavingstaken (besluit Algemeen Bestuur VRU 2014). Het is niet per se handhavingscommunicatie, maar moet wel de VTH taken van gemeente en VRU versterken.
5.5 Relatie landelijke handhavingsstrategie
Er is een landelijke handhavingsstrategie vastgesteld. Die is in het handhavingsbeleidplan 2016 – 2018 volledig opgenomen. Door middel van deze uniforme strategie worden soortgelijke overtredingen ook soortgelijk aangepakt. Voor onze gemeente betekent dit ook uniformiteit in het handhavingsproces, zoals dat door de ODRU wordt uitgevoerd.
De implementatie van de landelijke handhavingsstrategie (LHS) houdt voor ons ook in dat meer nadruk moet worden gelegd op het voorkomen van strafbare feiten. Door middel van actieve communicatie wijzen wij burgers en bedrijven op het bestaan van bepaalde regels. Daarnaast kunnen sommige handhavingsacties tevoren worden aangekondigd, waarvan een preventieve werking wordt verwacht. Mocht in die gevallen dan toch op een overtreding worden gestuit, dan zal de sancties evenredig hoger zijn. Immers: “een gewaarschuwd mens.......”
Voor preventieve handhaving wordt in principe ook gekozen bij overtredingen, die op de schaal van de landelijke handhavingsstrategie kunnen worden getypeerd als overtredingen in de categorie A1, A2 en B1. Wij opteren in voorkomende gevallen voor een bestuurlijk gesprek en voor het zenden van een waarschuwingsbrief na elke overtreding. Die waarschuwingsbrief kan ingeval van recidive worden gevolgd door een voornemen tot het opleggen van een sanctie. Immers, ook hier geldt dan het principe van “de gewaarschuwde mens.....”
Uitgaande van de kracht en goede trouw van de samenleving dan komt het accent vanzelf op preventie te liggen. De rol van de overheid daarbij is het geven van juiste en tijdige voorlichting en informatie en het levendig houden van communicatie over en weer.
Het sanctieprofiel kan verder worden uitgewerkt tot een handhavingsstrategie, zie de volgende figuur 2. Het principe van deze strategie is dat overtredingen zoveel mogelijk dienen te worden voorkomen, bijvoorbeeld door middel van voorlichting over welk gedrag wel/niet wenselijk is en welke regels gelden. Naar mate men in een lagere/diepere cirkel komt neemt het preventieve karakter van maatregelen af en neemt het repressieve karakter van maatregelen toe. Het naleven van de regels wordt dus in een zo’n vroeg mogelijk stadium bevorderd.
Figuur 2: Schematische weergave handhavingsstrategie gemeente Montfoort.
Monitoring is een methode om de resultaten van de handhavingsactiviteiten inzichtelijk te maken. Het is in feite het systematisch verzamelen, analyseren, gebruiken en communiceren van informatie over de voortgang van projecten of activiteiten. De ODRU en VRU rapporteren per kwartaal respectievelijk trimester aan de gemeente. Deze rapportages, in samenhang en onderlinge relatie met de gemeentelijke voortgangsrapportages, kunnen aanleiding geven tot bijstelling van het uitvoeringsprogramma. Deze registratie en monitoring vindt bij de boa’s niet plaats en bij de ODRU is dit systeem in opbouw.
Monitoren is het verzamelen en analyseren van informatie over:
Samenvattend, er moet worden bijgehouden of hetgeen geborgd en gepland is strookt met wat wordt uitgevoerd.
Om cyclisch en integraal te kunnen handhaven, zullen de resultaten van handhaving geëvalueerd moeten worden. De evaluatie biedt de basis voor bijsturing van doelen, programma's en werkwijzen. De echte waarde van evaluatie is uiteraard afhankelijk van de acties die daarop volgen, wat er daadwerkelijk gebeurt met de resultaten.
Over de uitvoering van het handhavingsprogramma zal jaarlijks worden gerapporteerd. Evaluatie is noodzakelijk om te kunnen volgen of de uitvoering van de handhaving ook daadwerkelijk bijdraagt aan de gestelde beleidsdoelen. Op basis van deze evaluatie kan worden bepaald of de doelen haalbaar zijn, de werkwijze de juiste is en of antwoord kan worden gegeven op de vraag of de gemeente haar middelen adequaat heeft ingezet. De conclusies die hieruit worden getrokken, worden – waar mogelijk - geïmplementeerd in het HUP 2017.
De uit te voeren handhavingstaken worden uitgewerkt in productbladen. Het overzicht aan productbladen is hieronder opgenomen. Deze productbladen vormen ‘de kern’ van dit HUP. Per handhavingstaak wordt onder andere het wettelijk kader, de doelstelling, de prioritering en de toezicht- en handhavingsstrategie beschreven.
1. Project actualiseren van registratiesystemen en risicoanalyse
2. Actualisatie handhavingsbeleid
3. Handhavingsjaarverslag 2015
4. Handhavingsuitvoeringsprogramma 2016
5. Behandelen meldingen / klachten / handhavingsverzoeken
6. Reguliere controles voormalig provinciale bedrijven
7. Integrale controles risicovolle bedrijven
8. Reguliere controles activiteit milieu
11. Toezicht op activiteit bouwen en slopen
12. Toezicht op geweigerde, ingetrokken en buiten behandeling gestelde vergunningsaanvragen
14. Toezicht Drank- en horecawet, de inrichting
18. Brandveiligheid (illegale) bewoning
19. Structureel Terugdringen onechte en ongewenste brandmeldingen (STOOM)
21. Toezicht Drank- en horecawet
22. Projecten en diversen APV en bijzondere wetten
23. Handhaving openbare ruimte
24. Handhaving parkeerexcessen
Bijlage I: Lijst met veel gebruikte afkortingen
AMvB: Algemene Maatregel van Bestuur
APV: Algemene Plaatselijke Verordening
Bibob: Wet bevordering integriteits beoordelingen door het openbaar bestuur
BIO: Bouwkundige, Installatietechnische en Organisatorische blik op brandveiligheid
GBA: Gemeentelijke Basisadministratie
HUP: HandhavingsUitvoeringsProgramma
IPPC: Integrated Pollution Prevention and Control
STOOM: Structureel Terugdringen Ongewenste Onechte Meldingen
Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
BOA: Buitengewoon Opsporingsambtenaar
FP: Functioneel Parket (Openbaar Ministerie)
HDSR: Hoogheemraadschap ‘De Stichtse Rijnlanden’
IenM: Ministerie van Infrastructuur en Milieu
NVWA: Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit
ODRU: Omgevingsdienst Regio Utrecht
RMT: Regionaal Milieuteam (politie)
RUD: Regionale Uitvoeringsdienst
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2016-136154.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.