Gemeenteblad van Zandvoort
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Zandvoort | Gemeenteblad 2016, 134795 | Beleidsregels |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Zandvoort | Gemeenteblad 2016, 134795 | Beleidsregels |
Beleidsregel gemeentelijke tegemoetkoming in de kosten kinderopvang
HOOFDSTUK 2 TEGEMOETKOMING KOA-KOPJE
Artikel 4 Omvang van de kinderopvang in relatie tot de tegemoetkoming
Voor het bepalen van het noodzakelijke aantal uren kinderopvang zijn de regels die op grond van het Besluit kinderopvangtoeslag gelden, met betrekking tot de maximale uren voor de bepaling van de hoogte van de kinderopvangtoeslag, overeenkomstig van toepassing voor de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming op basis van deze beleidsregels.
Artikel 5 Hoogte inkomen en vermogen van de ouders
Een tegemoetkoming wordt slechts verleend wanneer het gezinsinkomen minder bedraagt dan de grens genoemd in artikel 6 van de Beleidsregels ZandvoortPas en het van toepassing zijnde vermogen minder bedraagt dan het grensbedrag zoals genoemd in artikel 34 derde lid van de Participatiewet.
Artikel 6 De periode waarover een tegemoetkoming verstrekt kan worden
De tegemoetkoming wordt verleend met ingang van de datum waarop de noodzaak tot het gebruiken van kinderopvang is ontstaan, indien de aanvraag voor de tegemoetkoming op grond van het KOA-kopje binnen 8 weken na ontvangst van de beschikking van de belastingdienst is ingediend bij de gemeente Zandvoort. Bij een latere aanvraag kan de vergoeding niet eerder ingaan dan de datum van ontvangst van de aanvraag door de gemeente.
HOOFDSTUK 3 TEGEMOETKOMING KOSTEN KINDEROPVANG SOCIAAL MEDISCHE INDICATIE
Artikel 9 Eigen bijdrage kosten kinderopvang
Het college hanteert hiervoor de tabel voor de tegemoetkoming in de kosten kinderopvang vastgesteld door het ministerie van SZW. Voor ouders met een inkomen tot het inkomensniveau als genoemd in artikel 5 telt het college bij de berekening ook het KOA-kopje op van 6% van de uurprijs voor het eerste kind en 5% van de uurprijs voor alle overige kinderen. Voor de vaststelling van het vermogen wordt aangesloten bij artikel 34 Participatiewet.
HOOFDSTUK 5 VERLENING VAN EEN TEGEMOETKOMING
Artikel 15 Inhoud van de beschikking
Het besluit tot verlening van een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang bevat in ieder geval:
HOOFDSTUK 6 VASTSTELLING VAN DE TEGEMOETKOMING
Wanneer de tegemoetkoming geheel of gedeeltelijk ten onrechte wordt uitgekeerd, wordt het meerdere teruggevorderd. Hierbij zijn de artikelen 58 tot en met 60 van de Participatiewet en de Beleidsregels Terug- en Invordering en verhaal Participatiewet gemeente Zandvoort van toepassing.
De Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wkkp) regelt onder meer de verstrekking van toeslagen voor kinderopvang. De gemeente had tot eind 2012 de wettelijke plicht het ontbrekende ‘werkgeversdeel’ te bekostigen voor wettelijk vastgestelde doelgroepen die geen werkgever hebben.
Op 10 juli 2012 heeft de Eerste Kamer ingestemd met een aantal wijzigingen in de Wkkp. De belangrijkste wijziging betreft de verstrekking van (een deel van de) kinderopvangtoeslag door gemeenten aan doelgroepouders.
Vanaf 1 januari 2013 wordt de uitbetaling van de volledige toeslag voor deze ouders door de Belastingdienst gedaan.
Gemeenten hebben sinds 2013 een aantal nieuwe taken.
Met de wijzigingen in de Wkkp per 1 januari 2013 is de rol van de gemeente veranderd. De gemeente kreeg een aantal andere taken. Eén daarvan is de mogelijkheid tot het verstrekken van een aanvullende tegemoetkoming doelgroepouders, ook wel KOA-kopje genoemd.
Het uitkeren van deze extra toelage, die gemeenten onder het oude regime in aanvulling op de kinderopvangtoeslag aan doelgroepouders uitkeerden, blijft een taak van de gemeenten. Voorafgaand aan de wetswijziging was dit nog een wettelijke verplichting, maar na de wetswijziging valt het onder de gemeentelijke beleidsvrijheid. Bij de extra toelage gaat het in feite om een (gedeeltelijke) compensatie van de eigen bijdrage in de kosten van kinderopvang.
Tot de doelgroepouders behoren ouders die:
Met deze beleidsregels voegt het college met ingang van 2016 een extra doelgroep toe aan het KOAKopje;
Sinds 2009 is de maximale vergoeding kosten kinderopvang voor het eerste kind 95,5% en voor elk volgend kind 96,5% (binnen de gemaximeerde uurprijs). De vergoeding van het KOA-kopje was 4,5% respectievelijk 3,5%, voor de doelgroepouders werden de kosten hiermee voor 100% vergoed.
In 2011 was de maximale vergoeding 92% voor het eerste kind en 95,5% voor elk volgende kind; het KOA-kopje bleef 4,5% en 3,5%. Hierdoor werd de maximale vergoeding 96,5% en 99%.
In 2012 was de maximale vergoeding 90,7% voor het eerste kind en 95,5% voor elk volgende kind;
het KOA-kopje bleef 4,5% en 3,5%. Hierdoor werd de maximale vergoeding 95,2% en 99%.
Tot en met 2012 stond de hoogte van het KOA-kopje wettelijk vast.
Per 2013 is de maximale vergoeding ook 90,7% voor het eerste kind en 93,3% voor elk volgende kind;
de hoogte van het KOA-kopje is gemeentelijke beleidsvrijheid geworden. Het bestaande KOA-kopje is in Zandvoort per 2013 voortgezet. In Haarlem is het KOA-kopje verhoogd naar 6% voor het eerste kind en 5% voor overige kinderen.
Per 1 juli 2016 wordt het minimabeleid van Zandvoort herzien en waar mogelijk geharmoniseerd met de gemeente Haarlem.
Het KOA-kopje voor de genoemde doelgroepen wordt verhoogd naar 6% voor het eerste en 5% voor het volgende kind. Er blijft zo een eigen bijdrage over van 1% per kind per maand. De overgebleven eigen bijdrage heeft twee redenen.
Ten eerste is/blijft de ouder zich ervan bewust dat er kosten zijn verbonden aan de kinderopvang, die de ouder zelf moet betalen. Zodat de ouder zich bewust is van de kosten die gemaakt worden en meebetaalt aan de investering in zijn toekomst. Na uitstroom uit de uitkering of afronden van de opleiding blijft deze verantwoordelijkheid en routine in stand indien nog steeds gebruik wordt gemaakt van de opvang.
De tweede reden voor een eigen bijdrage is dat een kind op de opvang lunch, drinken en tussendoortjes krijgt, en er hierdoor sprake is van enige uitsparing van kosten.
Tegemoetkoming kosten kinderopvang sociaal medische indicatie(SMI)
De Wkkp heeft een aantal artikelen die betrekking hebben op de doelgroep met een sociaal-medische indicatie (artikel 1.6 , eerste lid sub k en l en artikel 1.23 Wkkp). De wetgever heeft bij inwerkingtreding van de Wkkp besloten om deze artikelen vooralsnog niet in werking te laten treden.
Als kinderopvang uitsluitend op grond van een sociaal-medische reden nodig is, komt men niet in aanmerking voor een tegemoetkoming via de belastingdienst op grond van de Wet kinderopvang.
Sinds 2005 heeft de wetgever aan de algemene middelen van het gemeentefonds het benodigde budget toegevoegd voor kinderopvang voor de doelgroep ‘sociaal-medische indicatie’. Gemeenten werden daardoor in staat gesteld naar eigen inzicht huishoudens met sociaal-medische problematiek financieel te ondersteunen in het benodigde kinderopvanggebruik. Vanaf 2010 wordt, blijkens de meicirculaire gemeentefonds 2009 van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, deze regeling voor een tegemoetkoming voor kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie structureel voortgezet. De gemeente houdt dus beleidsvrijheid ten aanzien van deze doelgroep.
In de beleidsregels is de berekening van de vergoeding opgenomen. Voor het vaststellen van de vergoeding wordt dezelfde tabel gebruikt die de belastingdienst ook gebruikt. Voor ouders met een minimuminkomen wordt de vergoeding verhoogd met het percentage uit het KOA-kopje van de gemeente. Ook voor ouders die een vergoeding ontvangen op grond van de SMI geldt immers dat zij zich op deze wijze bewust zijn van de kosten en dat zij enige kosten uitsparen vanwege de lunch, het drinken en de tussendoortjes die het kind nuttigt op de opvang.
Verder worden er in deze regeling nadere regels gesteld met betrekking tot een vergoeding in de eigen bijdrage kinderopvang boven het maximum uurtarief. De kosten boven de maximum uurprijs komen volgens de Wet kinderopvang volledig voor rekening van de ouder.
Wanneer kinderen echter speciale zorg nodig hebben kan dat de kosten en dus de prijs voor de opvang verhogen. Om de benodigde zorg te garanderen is besloten dat deze extra kosten ook in aanmerking komen voor vergoeding. Hierbij worden de individuele omstandigheden meegewogen, dit betreft kinderen die niet op de reguliere kinderopvang kunnen meedraaien, bijvoorbeeld door autisme of een andere aandoening.
Hoofdlijnen van het proces van verstrekking van de vergoedingen
In deze beleidsregel worden de hoofdlijnen van het proces van verstrekking van de tegemoetkomingen door gemeente Zandvoort vastgelegd. Daarbij zijn twee uitgangspunten gehanteerd.
Het eerste uitgangspunt is dat de uitvoeringslasten voor zowel de gemeente als de aanvragers van de tegemoetkoming zo beperkt mogelijk moeten zijn.
Het tweede uitgangspunt is dat de gemeentelijke uitgaven die gemoeid zijn met de verstrekking van de tegemoetkomingen zo goed mogelijk beheersbaar zijn. De verstrekking van de tegemoetkoming vindt op dezelfde wijze plaats als bij aanvragen bijzondere bijstand.
Voordat de tegemoetkoming wordt vastgesteld, kan gemeente onderzoek doen naar de rechtmatigheid van de tegemoetkoming door gegevens van de ouders te controleren en eventuele inlichtingen bij de houders van een kinderopvangorganisatie op te vragen.
De artikelsgewijze toelichting is beperkt tot die artikelen die ook daadwerkelijk toelichting behoeven.
De tegemoetkoming wordt verstrekt op grond van artikel 35 Participatiewet. Voor een aantal bepalingen wordt aansluiting gezocht bij de Wkkp. Voor de verstrekking op grond van de Participatiewet is gekozen om zo een eenduidig mogelijke uitvoering te bewerkstelligen met andere verstrekkingen op grond van de bijzondere bijstand.
De doelgroepen zijn niet beperkt tot de in de Wkkp genoemde doelgroepen. Van de mogelijkheid om zelf doelgroepen aan te wijzen is gebruik gemaakt in het kader van deze beleidsregel.
Naast de doelgroepen zoals die zijn opgenomen in de Wkkp, voelt de gemeente zich verantwoordelijk voor de aanvullende compensatie voor parttime werkenden met een aanvullende bijstandsuitkering.
Daarom is deze groep ook benoemd tot gemeentelijke doelgroep. Het gaat hier overigens om alleenstaande ouders en om partners, die beiden parttime werken op dezelfde tijden. Wanneer een van beide partners thuis is en voor het kind / de kinderen kan zorgen, bestaat er geen recht op de gemeentelijke tegemoetkoming.
Om het volledig uitstromen uit de bijstandsuitkering te bevorderen is het KOA-Kopje ook beschikbaar gesteld aan ouders in de eerste twee jaar direct na uitstroom uit de uitkering. Dit geldt alleen wanneer hun inkomen niet hoger is dan de inkomensgrenzen voor de minima en zij dus tot de minima blijven behoren. De reden van uitstroom uit de uitkering moet het verrichten van arbeid zijn. Dit geldt zowel voor arbeid in loondienst als voor arbeid als zelfstandige of als zzp’er. Van belang is dat de belastingdienst de werkzaamheden als arbeid ziet en er aanspraak is op de kinderopvangtoeslag van de belastingdienst.
Artikel 4 Omvang van de kinderopvang in relatie tot de tegemoetkoming
Een tegemoetkoming wordt slechts verstrekt voor zover kinderopvang noodzakelijk is voor de combinatie van de zorg voor het kind en de taak van de ouder waardoor deze tot de doelgroep behoort (deelname aan een voorziening gericht op arbeidsinschakeling, participatie, inburgering, studie of het verrichten van betaald werk). Bij de bepaling van de noodzaak wordt tevens rekening gehouden met de verplichtingen van de eventuele partner van de ouder en de reistijden van de ouder en de partner.
Indien de ouder gedurende meer uren gebruikt maakt van kinderopvang dan naar het oordeel van het college noodzakelijk is, wordt bij de bepaling van de tegemoetkoming slechts rekening gehouden met de kosten tot het maximale aantal noodzakelijke uren. De meerkosten als gevolg van het onnodig afnemen van uren worden niet meegenomen bij het bepalen van het recht op de tegemoetkoming.
Hierbij wordt aangesloten bij de regels op grond van 1.7 van de Wkkp met betrekking tot de kinderopvangtoeslag.
De aanvullende gemeentelijke tegemoetkoming in de kosten kinderopvang verstrekt het college aan parttime werkenden met een aanvullende bijstandsuitkering.
Ouders waarvan de bijstandsuitkering is beëindigd wegens arbeid maar waarvan het inkomen onder de inkomensgrenzen van de minima blijft, kunnen nog twee jaar aanspraak maken op de tegemoetkoming op grond van het KOA-kopje. Als deze mogelijkheid er niet is, is het voor ouders financieel nadelig om uit te stromen uit de uitkering. Deze regeling draagt bij aan het meer zelfredzaam maken van deze ouders. De regeling geldt alleen voor ouders die ook met werk tot de minima blijven behoren. Door de periode van aanspraak op twee jaar te stellen hebben ouders dan twee jaar de tijd om hun inkomen verder te verbeteren.
Artikel 5 Hoogte inkomen en vermogen van de ouders
Voor het gezinsinkomen wordt aangesloten bij de minimaregelingen. Dit is 115% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Voor de vermogensvaststelling wordt aangesloten bij artikel 34 derde 9 lid Participatiewet. Hiermee sluiten we aan bij de uitgangspunten van de Zandvoort Pas, en kunnen houders van deze Zandvoort Pas een vereenvoudigde aanvraag indienen.
Artikel 6 De periode waarover een tegemoetkoming verstrekt kan worden
De periode waarover de tegemoetkoming kan worden verstrekt is begrensd.
Enerzijds geldt de begin- en einddatum van het traject, de studie of de werkzaamheden, waardoor de noodzaak van kinderopvang ontstaat.
Anderzijds geldt de datum aanvraag. De belastingdienst kent de kinderopvangtoeslag niet eerder toe dan vanaf de eerste dag van de maand voor de maand waarin de toeslag is aangevraagd.
Deze werkwijze hanteren wij ook ten aanzien van de tegemoetkoming. De aanvraag voor de tegemoetkoming dient echter wel binnen 8 weken na ontvangst van de beschikking van de belastingdienst te worden ingediend. Zodat de vergoeding van de kosten aan ouders, alsook de uitgaven van de gemeente tijdig duidelijk zijn.
Iemand vraagt op 15 oktober kinderopvangtoeslag aan met ingang van 15 augustus. De periode 15 augustus tot 1 september wordt afgewezen; de toeslag wordt vanaf 1 september toegekend.
Ook voor het overige volgen wij de wettelijke regels.
Per 1 januari 2012 waren de regels al veranderd wat betreft het aantal uren waarover de ouders recht hebben op kinderopvangtoeslag. Ouders ontvangen alleen nog maar kinderopvangtoeslag over de uren van de minst werkende ouder. Als bijvoorbeeld vader 20 uur werkt en moeder 10 uur, dan wordt de toeslag berekend over 10 uur.
Hier wordt onderscheid gemaakt tussen de te vergoeden uren bij de dagopvang en buitenschoolse opvang.
Artikel 7 Hoogte tegemoetkoming KOA-kopje
In het eerste lid is de hoogte van de gemeentelijke tegemoetkoming voor de gemeentelijke doelgroepen geregeld. Hierin is geregeld dat de vergoeding 6% is voor het eerste kind en 5% voor alle volgende kinderen. De wet kinderopvang spreekt van het eerste kind; dit is het kind met de hoogte kosten aan kinderopvang. Dit hoeft niet het oudste kind te zijn. Het tweede lid verwijst naar artikel 1.7 Wkkp, in dit artikel wordt de maximale uurprijs voor de kinderopvang geregeld. Indien de uurprijs van de kinderopvang hoger ligt dan deze landelijke grens, komt het meerdere niet in aanmerking voor de vergoeding van zowel de belastingdienst als van de gemeente.
In het eerste lid wordt verwezen naar artikel 1.6 eerste lid sub k of l van de Wkkp. De hier genoemde sub k en sub l zijn sinds 2005 opgenomen in de wet, maar ze zijn nooit in werking getreden. Hieronder is de tekst van sub k en l opgenomen.
Artikel 1.6 eerste lid sub k van de Wkkp luidt:
Behoort tot een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorie personen met een lichamelijke, zintuiglijke, verstandelijke of psychische beperking en voor wie bij besluit als bedoeld in artikel 23 is vastgesteld dat een of meer van deze beperkingen kinderopvang noodzakelijk maken.
Artikel 1.6 eerste lid sub l van de Wkkp luidt:
Een kind heeft ten aanzien van wie, bij besluit als bedoeld in artikel 23, is vastgesteld datkinderopvang in het belang van een goede en gezonde ontwikkeling van dat kind noodzakelijk is.
In het geval van een sociaal-medische indicatie dient een advies te worden ingewonnen bij een ‘onafhankelijke organisatie die beschikt over adequate deskundigheid ’. Het college kan gebruik maken van een indicatieadvies van het CJG. Wanneer sprake is van begeleiding van de ouder(s) en/of het kind kan gebruik worden gemaakt van de doorverwijzing van een andere organisatie die beschikt over adequate deskundigheid, niet zijnde een organisatie die belang heeft bij de verstrekking van de tegemoetkoming zoals een kindercentrum of gastouderbureau.
Wanneer bij een twee-oudergezin een ouder om sociale of medische redenen niet zelf voor het kind kan zorgen, dan wordt de andere ouder geacht voor het kind te zorgen. Kinderopvang is pas nodig wanneer voor beide ouders een SMI geldt en de opvang niet op een andere manier is te regelen.
Daarnaast kan kinderopvang nodig zijn wanneer een van de ouders een SMI heeft en de andere ouder werkt, naar school gaat, of een traject naar werk volgt. Bij gezinssituaties waarbij een ouder werkt en de andere een SMI heeft en daardoor niet zelf voor zijn kinderen kan zorgen is er in de regel geen kinderopvangtoeslag mogelijk via de belastingdienst. Deze ouders zijn voor een tegemoetkoming van de kosten kinderopvang geheel afhankelijk van de gemeente.
Artikel 9 Eigen bijdrage kosten kinderopvang
Bij het vaststellen van de hoogte van de draagkracht wordt aangesloten bij de tabel voor de tegemoetkoming in de kosten kinderopvang vastgesteld door het ministerie van SZW. Voor ouders met een inkomen tot het minimumniveau wordt het KOA-kopje hierbij opgeteld. Voor het vaststellen van het vermogen wordt aangesloten bij artikel 34 Participatiewet; ouders met een vermogen boven het grensbedrag komen niet in aanmerking voor een tegemoetkoming.
Wanneer kinderen speciale zorg nodig hebben, kan dat de kosten en dus de prijs voor de opvang verhogen. Om de benodigde zorg te garanderen kan het college deze extra kosten ook vergoeden.
Hierbij wordt de individuele omstandigheden meegewogen.
Artikel 10 Ingangsdatum van de tegemoetkoming
Dit artikel bepaalt de ingangsdatum van verstrekking van de bijzondere bijstand. Er zijn drie ingangsdata mogelijk:
Dit om te voorkomen dat tot in het oneindige een beroep kan worden gedaan op de bijzondere bijstand over het verleden. In de praktijk is de verwachting dat niet veel ouders zo’n lange periode wachten met het indienen van de aanvraag, ook gezien de hoogte van de kosten kinderopvang. De weging van de kennelijke hardheid is aan het college. De periode van 12 maanden sluit aan bij de gehanteerde periode bij de verlening van bijzondere bijstand.
Artikel 12 Omvang van de kinderopvang
Bij het onderzoek naar de noodzaak van de kinderopvang op SMI wordt betrokken wat de ouder binnen het eigen netwerk kan regelen aan kinderopvang.
Van de opvang moet wel daadwerkelijk gebruik worden gemaakt.
Artikel 13 Te verstrekken gegevens bij een aanvraag
Een aanvraag voor een gemeentelijke tegemoetkoming voor het KOA-kopje kan niet eerder ingediend worden dan wanneer de aanvrager een beschikking van de Belastingdienst met betrekking tot de toekenning van de kinderopvangtoeslag heeft ontvangen.
Een aanvraag op grond van de SMI kan worden ingediend zodra opvang noodzakelijk is en er een contract is tot kinderopvang.
Artikel 15 Inhoud van de beschikking
Het college neemt bij aanvragen SMI het besluit op basis van het uitgebrachte indicatieadvies. Dit advies is niet bindend. Dit betekent dat het college van dat advies kan afwijken.
Als het college een beschikking geeft die afwijkt van het uitgebrachte advies, zal het college de redenen voor de afwijking in de beschikking moeten motiveren (artikel 4:20 Awb). De motiveringverplichting geldt vooral voor het geval waarin een positief advies wordt gegeven en het college een afwijzend besluit neemt.
Artikel 16 De uitbetaling van de tegemoetkoming
Van het bepaalde in het tweede lid kan gebruik worden gemaakt in situaties vergelijkbaar met artikel 57 Participatiewet.
Indien de ouder en of de partner in een ander verband recht of aanspraak heeft op een gedeeltelijke vergoeding van de kosten wordt de weigeringsgrond afgestemd op de hoogte van de aanspraak uit ander verband.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2016-134795.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.