Beleidsregels aanvullende bijzondere bijstand levensonderhoud voor jongeren gemeente Krimpen aan den IJssel

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Krimpen aan den IJssel;

 

gelet op artikel 12 van de Participatiewet;

 

overwegende dat het wenselijk is het beleid bijzondere bijstand noodzakelijke kosten van het bestaan (levensonderhoud) voor jongeren van 18 tot 21 jaar vast te leggen in beleidsregels;

 

b e s l u i t:

 

vast te stellen de Beleidsregelsaanvullende bijzondere bijstand levensonderhoud voor jongeren

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Krimpen aan den IJssel;

    • b.

      jongere(n): de bijstandsgerechtigde van 18 tot 21 jaar;

    • c.

      wet: de Participatiewet.

  • 2.

    Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet.

Artikel 2 Verzoek

  • 1.

    Het college beoordeelt het recht op de aanvullende bijzondere bijstand levensonderhoud voor jongeren op verzoek.

  • 2.

    Bij een aanvraag om algemene bijstand is op het verzoek in lid 1 artikel 41, lid 4 van de wet, van toepassing.

Artikel 3 Recht op aanvullende bijzondere bijstand levensonderhoud

  • 1.

    De jongere die geen of onvoldoende beroep kan doen op zijn ouder(s) voor de noodzakelijke kosten van het bestaan, komt in aanmerking voor aanvullende bijzondere bijstand levensonderhoud.

  • 2.

    Bij een toekenning van aanvullende bijzondere bijstand levensonderhoud wordt in alle gevallen een verhaalsprocedure bij de ouder(s) gestart, tenzij op voorhand vaststaat dat een verhaalsprocedure niet tot enig resultaat kan of zal leiden.

Artikel 4 Hoogte aanvullende bijzondere bijstand levensonderhoud

  • 1.

    De hoogte van de aanvullende bijzondere bijstand levensonderhoud voor jongeren bedraagt een vast percentage van de norm, genoemd in artikel 21, aanhef en onderdeel b van de wet, zijnde:

    • a.

      25%: bij gehuwden beide 18 tot 21 jaar zonder kinderen;

    • b.

      10%: bij gehuwden één echtgenoot 18 tot 21 jaar en één echtgenoot 21 jaar of ouder zonder kinderen;

    • c.

      25%: bij beide gehuwden 18 tot 21 jaar met kinderen;

    • d.

      0%: bij gehuwden één echtgenoot 18 tot 21 jaar en één echtgenoot 21 jaar of ouder met kinderen;

    • e.

      40%: bij een alleenstaande ouder van 18 tot 21 jaar;

    • f.

      25%: bij een alleenstaande van 18 tot 21 jaar.

  • 2.

    Indien sprake is van één of meer kostendelende medebewoners bedraagt de hoogte van de aanvullende bijzondere bijstand levensonderhoud voor jongeren een vast percentage van de norm, genoemd in artikel 21, aanhef en onderdeel b van de wet:

    • a.

      12,5%: bij gehuwden beide 18 tot 21 jaar zonder kinderen;

    • b.

      0%: bij gehuwden één echtgenoot 18 tot 21 jaar en één echtgenoot 21 jaar of ouder zonder kinderen;

    • c.

      12,5%: bij beide gehuwden 18 tot 21 jaar met kinderen;

    • d.

      0%: bij gehuwden één echtgenoot 18 tot 21 jaar en één echtgenoot 21 jaar of ouder met kinderen;

    • e.

      20%: bij een alleenstaande ouder van 18 tot 21 jaar;

    • f.

      12,5%: bij een alleenstaande van 18 tot 21 jaar.

Artikel 5 Jongeren in een inrichting

  • 1.

    In het geval een jongere in een inrichting verblijft bestaat recht op bijzondere bijstand voor de kosten van levensonderhoud.

  • 2.

    De hoogte van de bijzondere bijstand wordt afgestemd op de persoonlijke situatie van de jongere, doch bedraagt niet meer dan de normen genoemd in artikel 23 van de wet.

Artikel 6 Citeertitel

Deze beleidsregels wordt aangehaald als: Beleidsregels aanvullende bijzondere bijstand levensonderhoud voor jongeren.

Artikel 7 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking op 1 oktober 2016.

  • 2.

    De beleidsregels zijn ook van toepassing op personen die op de datum van inwerkingtreding reeds aanvullende bijzondere bijstand levensonderhoud voor jongeren ontvangen, voor zover de beleidsregels voor hem gunstiger zijn.

 

Krimpen aan den IJssel, 13 september 2016,

Het college van burgemeester en wethouders,

de secretaris, de burgemeester,

Toelichting Beleidsregels aanvullende bijzondere bijstand levensonderhoud voor jongeren

Algemeen

De hoogte van de normen algemene bijstand voor jongeren van 18 tot 21 jaar zijn afgestemd op het feit dat deze groep een beroep kan doen op de ouderlijke onderhoudsplicht. Ouders zijn voor hen verplicht te voorzien in de kosten van levensonderhoud en studie (artikel 1:395a BW).

Er kan echter niet zonder meer van worden uitgegaan dat de jongeren altijd voor hun bestaanskosten volledig een beroep op de ouders kunnen doen. Voor zover dit beroep niet mogelijk is, wordt voorzien in een recht op bijzondere bijstand. Als aanvullende bijzondere bijstand voor levensonderhoud wordt verleend omdat de jongere niet in staat is de ouderlijke onderhoudsplicht te effectueren, kan het college deze bijzondere bijstand op de ouders verhalen.

De wettelijk grondslag voor het verlenen van bijzondere bijstand levensonderhoud aan jongeren is te vinden in artikel 12 Participatiewet.

Met deze beleidsregels wil het college invulling geven aan de mogelijkheden die artikel 12 Participatiewet biedt om bijzondere bijstand levensonderhoud aan jongeren te verstrekken.

 

Artikelsgewijs

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit artikel is een aantal begrippen gedefinieerd. Wanneer een begrip niet is gedefinieerd, dient te worden teruggevallen op hetgeen hieronder in de wet en de Algemene wet bestuursrecht wordt verstaan.

 

Artikel 2 Verzoek

Lid 1

Een verzoek om algemene bijstand wordt kenbaar gemaakt door een aanvraag in te dienen bij het UWV via werk.nl. Deze aanvraag wordt ter afhandeling overgedragen aan het college. Het is voor een jongere niet mogelijk om via het UWV bijzondere bijstand voor levensonderhoud voor jongeren aan te vragen.

Over de afhandeling van de aanvraag om bijstand zal het college contact met de jongere hebben. Als uit deze contacten blijkt dat de jongere met de algemene bijstand en de bijdrage van zijn ouder(s) niet in zijn bestaan kan voorzien, kan hij om aanvullende bijzondere bijstand levensonderhoud vragen. Dit behoeft niet per se schriftelijk te gebeuren. Hij kan een dergelijk verzoek mondeling kenbaar maken bij zijn casemanager. Deze kan dan een totaal beoordeling doen op het inkomen van de jongere en het recht op algemene bijstand levensonderhoud en bijzondere bijstand levensonderhoud beoordelen.

 

Lid 2

In artikel 41, lid 4 van de wet is bepaald dat jongeren tot 27 jaar pas vier weken na de melding bij het UWV een aanvraag voor algemene bijstand kunnen indienen. De aanvraag wordt ook niet eerder dan vier weken na de melding door het college in behandeling genomen. De reden hiervan is dat jongeren eerst zelf vier weken naar werk moeten zoeken alvorens aanspraak op een uitkering en/of ondersteuning kan bestaan. Bovendien moeten jongeren de mogelijkheden van reguliere scholing onderzoeken.

In dit lid is bepaald dat dit bij een aanvraag om algemene bijstand ook geldt voor het verzoek om aanvullende bijzondere bijstand levensonderhoud voor jongeren.

Ontvangt de jongere al algemene bijstand en wordt later een verzoek om aanvullende bijzondere bijstand levensonderhoud gedaan, dan geldt de zoekperiode van vier weken niet.

 

Artikel 3 Recht op aanvullende bijzondere bijstand levensonderhoud

Volgens de Centrale Raad van Beroep moet de vraag of er een noodzaak is tot zelfstandige huisvesting altijd individueel beoordeeld worden (zie CRvB 14-05-2002, nrs. 99/3899 en 99/3900 NABW). Het is dus niet mogelijk om hierover beleidsregels vast te stellen. Voorbeelden van een zelfstandige huisvesting voor jongeren zouden kunnen zijn:

  • de ouders van de jongere zijn overleden of wonen in het buitenland;

  • de jongere is in het kader van de Wet op de Jeugdzorg buiten het gezinsverband van de ouder(s) geplaatst;

  • de jongere is niet officieel uit huis geplaatst, maar het is niet verantwoord om hem nog langer bij zijn ouders te laten wonen;

  • de ouders van de jongere zijn onvindbaar of niet bereikbaar;

  • er is sprake van een zodanig verstoorde relatie tussen de jongere en zijn ouders, dat van hem niet gevergd kan worden dat hij zijn intrek bij zijn ouders zou nemen;

  • de jongere woont op de datum van de bijstandsaanvraag al geruime tijd niet meer op het adres van de ouder(s), denk aan een periode van 12 maanden of langer;

  • belanghebbende gaat zelfstandig wonen op een moment dat hij niet kon voorzien dat hij op korte termijn bijstandsbehoevend zou zijn.

Het bovenstaande is niet limitatief. Dit betekent dat een noodzaak tot zelfstandige huisvesting ook aan de orde zou kunnen zijn in situaties die hier niet zijn genoemd.

Verondersteld wordt dat jongeren die bij hun ouder(s) inwonen niet in aanmerking behoeven te komen voor bijzondere bijstand levensonderhoud.

In alle gevallen wordt een verhaalsprocedure gestart bij de ouder(s). De jongere laat - indien mogelijk - zijn ouders tijdens de aanvraagprocedure een verklaring ondertekenen of en zo ja, tot welk bedrag zij kunnen/willen bijdragen in het levensonderhoud van de jongere. Als op voorhand al duidelijk vaststaat dat een verhaalsprocedure niet tot enig resultaat kan of zal leiden, kan besloten worden af te zien van een verhaalsprocedure.

 

Artikel 4 Hoogte aanvullende bijzondere bijstand levensonderhoud

Lid 1

De hoogte van de aanvullende bijzondere bijstand voor jongeren bedraagt een bepaald percentage van de norm gehuwden van 21 jaar tot de AOW-leeftijd, zoals genoemd in artikel 21 aanhef en onderdeel b. van de wet (per 1 juli 2016: € 1.395,93 per maand). Met dit systeem van percentages is er een redelijke aansluiting bij de bedragen die voor de inwerkingtreding van deze beleidsregels golden.

Voor jongeren tot 21 jaar moet er een financiële prikkel blijven om toe te treden tot de arbeidsmarkt dan wel een studie te gaan volgen. Een hogere uitkering helpt hier niet bij. Naar de geldende normbedragen per 1 juli 2016 levert dit het volgende overzicht op:

gezinssituatie

algemene bijstand inclusief vakantietoeslag

aanvullende bijzondere bijstand levensonderhoud

totale bijstands uitkering inclusief vakantietoeslag

beide gehuwden

18 tot 21 jaar zonder kinderen

€ 482,40

€ 348,98 (25%)

€ 831,38

één gehuwde18 tot 21 jaar en één gehuwde 21 jaar tot AOW-leeftijd zonder kinderen

€ 939,17

€ 139,59 (10%)

€ 1.078,76

beide gehuwden

18 tot 21 jaar met kinderen

€ 761,59

€ 348,98 (25%)

€ 1.110,57

één gehuwde 18 tot 21 jaar en één gehuwde 21 jaar tot AOW-leeftijd met kinderen

€ 1.218,36

-

€ 1.218,36

alleenstaande ouder

18 tot 21 jaar

€ 241,20

€ 558,37 (40%)

€ 799,57

(€ 1.0 55 , 07 ) *

alleenstaande

18 tot 21 jaar:

  • -

    thuiswonend

  • -

    uitwonend

 

 

€ 241,20

€ 241,20

 

 

-

€ 348,98 (25%)

 

 

€ 241,20

€ 590,18

* Alleenstaande ouders krijgen ter compensatie voor een lagere norm een verhoging van het kindgebonden budget via de alleenstaande ouderkop van de Belastingdienst van € 255,50 per maand (bedrag 2016).

Lid 2

In de Participatiewet geldt de kostendelersnorm. Dit betekent hoe meer kostendelende medebewoners in dezelfde woning wonen, hoe lager de algemene bijstandsuitkering. De kostendelersnorm geldt niet voor personen jonger dan 21 jaar. Dit betekent voor hen geen lagere wettelijke norm (algemene bijstand) als er kostendelende medebewoners in dezelfde woning wonen.

 

Gehuwden 1 persoon jonger dan 21 jaar en 1 persoon 21 jaar of ouder

De kostendelersnorm geldt wel voor gehuwden waarbij één echtgenoot 18 tot 21 jaar is en de andere echtgenoot 21 jaar of ouder en er sprake is van kostendelende medebewoners. De totale gehuwdennorm wordt dan bepaald door de optelsom van de norm voor de jongere van 18 tot 21 jaar en de kostendelersnorm voor de echtgenoot van 21 jaar en ouder.

In het geval de woning met één kostendelende medebewoner wordt gedeeld zal de norm voor de gehuwde van 21 jaar of ouder € 697,97 per maand (€ 1.395,93 : 2) bedragen (bedragen per 1 juli 2016).

De norm voor de gehuwde jonger dan 21 jaar is dan volgens artikel 22a, lid 3 van de wet:

  • met kinderen € 520,39 per maand. De totale bijstand voor de gehuwden tezamen wordt dan € 1.218,36 per maand;

  • zonder kinderen € 241,20 per maand. De totale bijstand voor de gehuwden tezamen wordt dan € 939,17 per maand.

Dit betekent dat de totale gehuwdennorm bij het delen van de woning met slechts één kostendelende medebewoner voor gehuwden waarbij één gehuwde jonger is dan 21 jaar en één gehuwde 21 jaar of ouder is op hetzelfde niveau ligt als in de situatie dat er geen kostendelende medebewoner(s) in dezelfde woning woont.

Pas bij twee kostendelende medebewoners daalt de totale bijstandsuitkering.

Aangezien de schaalvoordelen bij het gezamenlijk bewonen van dezelfde woning ook moet doorwerken bij jongeren, is in dit lid (onderdeel b. en d.) geregeld dat geen aanvullende bijzondere bijstand levensonderhoud wordt verstrekt als er bij gehuwden, waarvan één echtgenoot 21 jaar of ouder is, één of meer kostendelende medebewoners in dezelfde woning wonen. Overigens valt op te merken dat de algemene bijstand van gehuwden waarvan één gehuwde 18 tot 21 jaar is en één gehuwde 21 jaar tot AOW-leeftijd met kinderen al dusdanig hoog is dat ook zonder kostendelende medebewoners geen aanspraak bestaat op aanvullende bijzondere bijstand levensonderhoud.

 

Overige leefvormen

Ook voor de leefvormen, gehuwden 18 tot 21 jaar, alleenstaande ouders en alleenstaanden, moet bij kostendelende medebewoners de aanvullende bijzondere bijstand levensonderhoud lager worden vastgesteld. Men is dan immers in staat om de (woon)kosten gezamenlijk te delen.

Bij deze leefvormen wordt de aanvullende bijzondere bijstand levensonderhoud met 50% verlaagd als er één of meer kostendelende medebewoners in dezelfde woning wonen. Het maakt daarbij dus niet uit of er sprake is van één of meer kostendelende medebewoners. De verlaging blijft altijd 50%. De hoogte van de algemene bijstand blijft ongewijzigd.

Door gebruik te maken van de term “kostendelende medebewoners” wordt aansluiting gevonden bij de uitzonderingen van de kostendelersnorm die gelden voor personen vanaf 21 jaar. Dit betekent dat waar sprake is van een commerciële relatie, een inwonend persoon jonger dan 21 jaar of een student, de jongere met deze persoon geen kosten kan delen.

Kortom: waar de kostendelersnorm uitzonderingen biedt aan personen van 21 jaar of ouder, gelden deze uitzonderingen ook bij jongeren voor de bijzondere bijstand levensonderhoud.

 

Artikel 5 Jongeren in een inrichting

Op grond van artikel 13, lid 2, onderdeel a van de wet heeft een jongere geen recht op algemene bijstand als hij in een inrichting verblijft.

De jongere kan in dit geval - als hij niet in zijn noodzakelijke kosten van het bestaan kan voorzien – een beroep doen op de bijzondere bijstand. De hoogte van deze bijzondere bijstand is anders dan de bedragen van artikel 4. Een jongere in een inrichting heeft immers veel minder kosten dan een jongere die zelfstandig woont.

Daarom wordt in dit artikel bepaald dat de hoogte van de bijzondere bijstand afgestemd wordt op de persoonlijke situatie van de jongere, doch dat de bijzondere bijstand niet meer bedraagt dan de normen genoemd in artikel 23 van de wet. Dit zijn de wettelijke bedragen die gelden voor personen vanaf 21 jaar die in een inrichting verblijven.

 

Artikel 6 Citeertitel

Dit artikel behoeft geen toelichting.

 

Artikel 7 Inwerkingtreding

Als op de dag van inwerkingtreding van de beleidsregels de jongere aanvullende bijzondere bijstand voor levensonderhoud ontvangt, blijven de oude bedragen op hem van toepassing zolang deze gunstiger voor hem zijn. De nieuwe beleidsregels zijn op hem van toepassing vanaf het moment dat deze gunstiger voor hem zijn.

Naar boven