Verordening Adviesraad Sociaal Domein Nieuwegein

 

De raad van de gemeente Nieuwegein;

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 23 augustus 2016.

gelet op artikel 47 van de Participatiewet, artikel 2.1.3, derde lid van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en art 2.10 van de Jeugdwet;

b e s l u i t :

Vast te stellen de “Verordening Adviesraad Sociaal Domein Nieuwegein”.

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Adviesraad Sociaal Domein: adviesorgaan dat het college gevraagd en ongevraagd

    adviseert bij de voorbereiding en uitvoering van het beleid op het gebied van het

    Sociaal Domein van de gemeente Nieuwegein; verder te noemen adviesraad;

  • b.

    College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nieuwegein;

  • c.

    Raad: de gemeenteraad van de gemeente Nieuwegein;

  • d.

    Ingezetenen: ingezetene van gemeente Nieuwegein zoals omschreven in art 2.1.3 van de Wmo 2015 en art 2.10 van de Jeugdwet.

  • e.

    Ervaringsdeskundigen: een persoon die door ervaring van tegenslag, ziekte, beperking, lotgeval of levensomstandigheid in staat is om de kennis die niet door studie of onderwijs maar door deze ervaring is opgedaan - de zogeheten ervaringsdeskundigheidte benutten. De ervaringsdeskundige benut deze kennis door soortgelijke ervaringen van anderen te verhelderen, door lotgenoten te helpen, door als klankbord te dienen voor beleidswijzigingen of technische innovaties die gericht zijn op verbetering van het betreffende ervaringsdomein, of door te ondersteunen bij programma's die bijvoorbeeld gericht zijn op armoedepreventie en het voorkomen en afwennen van een ongezonde of onwenselijke levensstijl.

Artikel 2. Doelstelling

  • 1.

    De raad beoogt met het instellen van de Adviesraad Sociaal Domein te voldoen aan de wettelijke verplichtingen om ingezetenen te betrekken bij de ontwikkeling van het gemeentelijk beleid in het Sociaal Domein.

  • 2.

    Het doel van de adviesraad is te komen tot voorstellen en adviezen ter bevordering van een integraal en evenwichtig beleid in het Sociaal Domein.

Artikel 3. Taak

  • 1.

    De adviesraad heeft tot taak:

    • a.

      het college gevraagd van advies te dienen over voorstellen tot gemeentelijke regelgeving, beleid, plannen en de uitvoering daarvan die worden getroffen op het terrein van het Sociaal Domein, waaronder in ieder geval op het terrein van de Wet maatschappelijke ondersteuning, de Jeugdwet en de Participatiewet, de Woningwet en de Huisvestingswet. Het college stelt de raad in kennis van de adviezen van de adviesraad.

    • b.

      de adviesraad heeft de mogelijkheid het college ongevraagd van advies te dienen over de waarnemingen die de adviesraad doet in de leefwereld van de ingezetenen van Nieuwegein met betrekking tot bovengenoemde wetten. Het college stelt de raad in kennis van de adviezen van de adviesraad.

  • 2.

    Onverminderd het eerste lid is advisering op het terrein van de Participatiewet voorbehouden aan de regionale Cliëntenraad van de WIL, voor zover de taken op basis van de gemeenschappelijke regeling aan de WIL zijn gedelegeerd. Voor taken die hier niet onder vallen zoals verordeningen en lokale aangelegenheden waaronder het armoedebeleid is de Adviesraad Sociaal Domein wel bevoegd advies uit te brengen.

  • 3.

    Tot de taak van de adviesraad behoort niet de vertegenwoordiging van of behartiging van belangen van individuele personen of rechtspersonen.

Artikel 4. Samenstelling, benoeming en ontslag

  • 1.

    De adviesraad bestaat uit 15 leden en een onafhankelijke voorzitter.

  • 2.

    De leden van de adviesraad dienen ingezetene te zijn van de gemeente Nieuwegein. Leden van de adviesraad mogen geen lid zijn van de raad, het college of werkzaam zijn bij de gemeente Nieuwegein, gemeenschappelijke regelingop het terrein van het sociaaldomein, dan wel een al dan niet commerciële instelling die actief is op het terrein van het Sociaal Domein.

  • 3.

    De adviesraad bestaat voor meer dan de helft uit ervaringsdeskundigen op het gebied van de Wet maatschappelijke ondersteuning, de Jeugdwet, de Participatiewet, deWoningwet en de Huisvestingswetdusdanig dat alle gebieden in de adviesraad vertegenwoordigd zijn.

  • 4.

    Het college benoemt de leden en de voorzitter op voordracht van de adviesraad. Het college kan een voordracht gemotiveerd afwijzen.

  • 5.

    De zittingsduur van de leden en de voorzitter bedraagt 4 jaar. Een herbenoeming is één keer mogelijk.

  • 6.

    Het lidmaatschap van de adviesraad eindigt:

    • a.

      op eigen verzoek;

    • b.

      bij verhuizing uit Nieuwegein;

    • c.

      bij wijziging van de persoonlijke omstandigheden als gevolg waarvan sprake wordt van de onder lid 2 van dit artikel genoemde onverenigbaarheden;

    • d.

      na het verstrijken van de zittingsduur;

    • e.

      na een ontslagbesluit van het college op verzoek van de adviesraad.

Artikel 5.Werkwijze en Vergaderingen

  • 1.

    De vergaderingen van de adviesraad zijn openbaar. De deuren kunnen op verzoek van de voorzitter of één van de leden om gewichtige redenen worden gesloten, maar uitsluitend bij besluit van meerderheid van stemmen van de aanwezige leden.

  • 2.

    De voorzitter neemt niet deel aan de stemmingen van de adviesraad.

  • 3.

    De voorzitter van de adviesraad onderhoudt contact met het college en de raad en vertegenwoordigt de adviesraad naar buiten toe.

  • 4.

    De adviesraad kan werkgroepen op deelonderwerpen vormen.

  • 5.

    De adviesraad brengt jaarlijks vóór 1 april aan het college en de raad verslag uit van zijn werkzaamheden en bevindingen. Dit verslag bevat tevens de financiële verantwoording van de besteding van het in artikel 7 bedoelde budget. Dit jaarverslag wordt in het artikel 6 lid 5 van deze verordening bedoelde overleg geagendeerd en besproken.

  • 6.

    De Adviesraad Sociaal Domein kan een reglement instellen om haar werkwijze nader uit te werken.

Artikel 6. Samenwerking adviesraad en college

  • 1.

    Het college draagt er zorg voor dat de beschikbare informatie die nodig is om te kunnen adviseren tijdig aan de adviesraad wordt verstrekt.

  • 2.

    Daarbij geeft het college tenminste inzicht in de planning van agendering van onderwerpen. Per onderwerp wordt in het overleg tussen college en adviesraad de betrokkenheid bij de ontwikkeling van het desbetreffende besluit vastgesteld.

  • 3.

    In geval de raad het bevoegde orgaan is, stuurt het college het advies van de adviesraad samen met het raadsvoorstel aan de raad.

  • 4.

    In het geval het college afwijkt van het advies van de adviesraad, wordt dit bij het voorstel aan de raad vermeld, waarbij tevens is aangegeven waarom en op welke onderdelen van het advies wordt afgeweken.

  • 5.

    Het college voert regelmatig doch minimaal twee keer per jaar overleg met de adviesraad.

Artikel 7. Budget en faciliteiten

Jaarlijks stelt de raad, op verzoek van de Adviesraad Sociaal Domein, een budget beschikbaar om de taken als vastgelegd in deze verordening te kunnen uitvoeren. Een verslag van de besteding van het budget vormt onderdeel van het jaarverslag. Het budget is bedoeld voor de volgende doeleinden:

  • a.

    ondersteuning door ambtelijke medewerkers;

  • b.

    vergaderfaciliteiten zoals vergaderruimten, kopieer- en postmogelijkheden;

  • c.

    een vergoeding voor de leden van de adviesraad, welke vergoeding plaatsvindt met inachtneming van het bepaalde in de verordening rechtspositie, wethouders, raads- en commissieleden art. 26 lid 2 onder b;

  • d.

    faciliteiten voor deskundigheidsbevordering en documentatie;

  • e.

    faciliteiten voor publiciteit en overleg met de achterban.

Artikel 8. Ambtelijk secretaris

  • 1.

    Het college benoemt in afstemming met de adviesraad een ambtelijk secretaris voor de Adviesraad Sociaal Domein.

  • 2.

    De ambtelijk secretaris staat de adviesraad bij de uitvoering van zijn taak terzijde.

  • 3.

    De ambtelijk secretaris legt met betrekking tot de wijze waarop de ondersteunende taken worden verricht rechtstreeks verantwoording af aan de voorzitter van de adviesraad.

Artikel 9. Evaluatie

  • 1.

    De uitvoering van deze verordening wordt eenmaal per twee jaar door het college geëvalueerd.

  • 2.

    Het college stuurt de in lid 1 genoemde tweejaarlijkse evaluatie aan de gemeenteraad.

Artikel 10. Overgangsbepalingen

  • 1.

    De leden van de raad van Wmo-vragers die op het moment van inwerkingtreding van deze verordening zitting hebben in die raad, zetten hun lidmaatschap voort in de adviesraad voor de duur van de benoeming zoals deze gold in de raad van Wmo-vragers, tenzij zij op eigen verzoek het lidmaatschap willen beëindigen.

  • 2.

    De verordening raad van Wmo-vragers wordt ingetrokken.

Artikel 11. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van de bekendmaking.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: “Verordening Adviesraad Sociaal

Domein Nieuwegein”.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 22 september 2016 van de gemeenteraad van Nieuwegein

 

 

 

 

J.S.Y. Houtman

F.T.J.M. Backhuijs

 

raadsgriffier

burgemeester

 

Bijlage: relevante wetsartikelen

 

Participatiewet; Artikel 47 Cliëntenparticipat ie

De gemeenteraad stelt bij verordening regels over de wijze waarop de personen, bedoeld in artikel 7, eerste lid, of hun vertegenwoordigers worden betrokken bij de uitvoering van deze wet, waarbij in ieder geval wordt geregeld de wijze waarop deze personen of hun vertegenwoordigers:

  • a.

    vroegtijdig in staat worden gesteld gevraagd en ongevraagd advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen;

  • b.

    worden voorzien van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen;

  • c.

    deel kunnen nemen aan periodiek overleg;

  • d.

    onderwerpen voor de agenda van dit overleg kunnen aanmelden;

  • e.

    worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie. 

  •  

  •  

  • Wet maatschappelijke ondersteuning; Artikel 2.1.3

  • 1.

    De gemeenteraad stelt bij verordening de regels vast die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het in

  • 2.

    In de verordening wordt in ieder geval bepaald:

  • a.

    op welke wijze en op basis van welke criteria wordt vastgesteld of een cliënt voor een maatwerkvoorziening voor zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen of opvang in aanmerking komt;

  • b.

    op welke wijze de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld waarbij geldt dat de hoogte toereikend moet zijn;

  • c.

    welke eisen worden gesteld aan de kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen;

  • d.

    ten aanzien van welke voorzieningen een regeling voor de afhandeling van klachten van cliënten vereist is;

  • e.

    ten aanzien van welke voorzieningen een regeling voor medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder die voor de gebruikers van belang zijn, vereist is.

     

  • 3.

    In de verordening wordt bepaald op welke wijze ingezetenen, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, worden betrokken bij de uitvoering van deze wet, waarbij in ieder geval wordt geregeld de wijze waarop zij:

  • a.

    in de gelegenheid worden gesteld voorstellen voor het beleid te doen;

  • b.

    vroegtijdig in staat worden gesteld gevraagd en ongevraagd advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen;

  • c.

    worden voorzien van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen;

  • d.

    deel kunnen nemen aan periodiek overleg;

  • e.

    onderwerpen voor de agenda van dit overleg kunnen aanmelden;

  • f.

    worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie. 

  •  

  •  

  • Jeugdwet; Artikel 2:10

  • -

    Indien naar het oordeel van het college een jeugdige of een ouder jeugdhulp nodig heeft in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen en voor zover de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen ontoereikend zijn, treft het college ten behoeve van de jeugdige die zijn woonplaats heeft binnen zijn gemeente, voorzieningen op het gebied van jeugdhulp en waarborgt het college een deskundige toeleiding naar, advisering over, bepaling van en het inzetten van de aangewezen voorziening, waardoor de jeugdige in staat wordt gesteld:

  • a.

    gezond en veilig op te groeien;

  • b.

    te groeien naar zelfstandigheid, en

  • c.

    voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren, rekening houdend met zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau.

  • -

    Voorzieningen op het gebied van jeugdhulp omvatten voor zover naar het oordeel van het college noodzakelijk in verband met een medische noodzaak of beperkingen in de zelfredzaamheid, het vervoer van een jeugdige van en naar de locatie waar de jeugdhulp wordt geboden.

  • -

    Indien een jeugdige die de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, aangewezen is op permanent toezicht en die jeugdhulp als bedoeld in

  • -

    Het college houdt bij de bepaling van de aangewezen vorm van jeugdhulp redelijkerwijs rekening met:

  • a.

    behoeften en persoonskenmerken van de jeugdige en zijn ouders, en

  • b.

    de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders.

  • -

    Voor zover redelijkerwijs mogelijk, wordt de jeugdige en zijn ouders keuzevrijheid geboden met betrekking tot de activiteiten van jeugdhulp.

  • -

    Het college draagt er zorg voor dat de jeugdige in het geval van een uithuisplaatsing, indien redelijkerwijs mogelijk, bij een pleegouder of in een gezinshuis wordt geplaatst, tenzij dit aantoonbaar niet in het belang is van de jeugdige.

 

Naar boven