Gemeenteblad van Schiedam
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Schiedam | Gemeenteblad 2016, 131964 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Schiedam | Gemeenteblad 2016, 131964 | Verordeningen |
Wijziging Algemene plaatselijke verordening gemeente Schiedam 2013
De raad van de gemeente Schiedam;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 23 augustus 2016, met nummer 16VR038;
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;
gezien het advies van de raadscommissie van 7 september 2016;
besluit vast te stellen de volgende wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Schiedam 2013.
De tekst van hoofdstuk 3 van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Schiedam 2013 wordt in zijn geheel vervangen en komt te luiden:
De artikelen 1:2, 1:3 en 1:5 tot en met 1:8 zijn niet van toepassing op het bij of krachtens dit hoofdstuk bepaalde.
Met het oog op de in dit hoofdstuk genoemde belangen, kan de burgemeester over de uitoefening van de bevoegdheden zoals genoemd in dit hoofdstuk nadere regels vaststellen.
Artikel 3:6 Concentratie seksbedrijven
Het college kan delen van de gemeente aanwijzen waarbinnen voor het vestigen van een seksinrichting geen vergunning wordt verleend. Daarbij kan worden bepaald dat de aanwijzing geldt voor seksbedrijven van een nader aangewezen aard.
Een vergunning wordt geweigerd indien:
de exploitant of beheerder minder dan vijf jaar geleden voor de dag dat de vergunning wordt aangevraagd, bij meer dan één rechterlijke uitspraak of strafbeschikking onherroepelijk veroordeeld is tot een onvoorwaardelijke geldboete van € 500,- of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a, van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
Een vergunning kan worden geweigerd:
indien de exploitant of de beheerder betrokken is of ernstige nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten of strafbare feiten in of vanuit het seksbedrijf, dan wel toestaan of gedoogt dat in zijn seksbedrijf strafbare feiten of activiteiten worden gepleegd, waarmee de openbare orde nadelig wordt beïnvloed;
er aanwijzingen zijn dat voor of bij de exploitant personen werken of zullen werken die, als het prostituees betreft, nog niet de leeftijd van 21 jaar hebben bereikt, als het overige personen betreft, nog niet de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt, slachtoffer zijn van mensenhandel of verblijven of werken in strijd met het bepaalde bij of krachtens de Vreemdelingenwet 2000 of de Wet arbeid vreemdelingen.
Artikel 3:11 Intrekkingsgronden
De vergunning kan worden geschorst of ingetrokken:
indien de exploitant of de beheerder betrokken is of ernstige nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten of strafbare feiten in of vanuit het seksbedrijf, dan wel toestaat of gedoogt dat in zijn seksbedrijf strafbare feiten of activiteiten worden gepleegd, waarmee de openbare orde nadelig wordt beïnvloed;
Artikel 3:11a Sluiting van een seksinrichting
Een sluiting kan op aanvraag van een belanghebbende door het bevoegde bestuursorgaan worden opgeheven, wanneer later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en naar het oordeel van het bevoegde bestuursorgaan voldoende garanties aanwezig zijn, dat geen herhaling van de situatie die tot de sluiting heeft geleid, zal plaatsvinden.
Artikel 3:12 Melding gewijzigde omstandigheden
De exploitant meldt elke verandering waardoor zijn seksbedrijf niet langer in overeenstemming is met de op grond van artikel 3:10, eerste lid, in de vergunning opgenomen gegevens, zo spoedig mogelijk aan het bevoegd bestuursorgaan. Deze verleent een gewijzigde vergunning, als het seksbedrijf aan de vereisten voldoet.
Artikel 3:13 Verlenging vergunning
Op een aanvraag om verlenging van een vergunning zijn de artikelen 3:5, 3:8, 3:9, 3:10 en 3:17, derde lid, van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat actuele gegevens en bescheiden waarover het bevoegd bestuursorgaan al de beschikking heeft niet nogmaals overgelegd dienen te worden.
Artikel 3:16 Leeftijd en verblijfstitel prostituees
Het is een exploitant of de beheerder verboden een prostituee voor of bij zich te laten werken die:
De toelichting van hoofdstuk 3 komt te luiden:
Hoofdstuk 3. Regulering prostitutie en seksbranche
Afdeling 1. Algemene bepalingen
Afbakening van dit hoofdstuk van de Algemene plaatselijke verordening (hierna: APV) ten opzichte van enkele (algemene) bepalingen uit andere delen van de APV is wenselijk aangezien de genoemde bepalingen betrekking hebben op onderwerpen die waarschijnlijk op termijn in of krachtens de Wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche (hierna: Wrp) in afwijking van de (algemene) bepalingen van de APV geregeld ( moeten) worden. Om niet binnen afzienbare termijn opnieuw substantiële materiële wijzigingen aan te hoeven brengen in de betreffende regelgeving- en om ontvlechting daarvan te zijner tijd te vergemakkelijken- is ervoor gekozen vooruitlopend op de verwachte inwerkingtreding van de Wrp deze materie nu veelal in lijn met de Wrp te regelen. Het betreft de volgende onderwerpen 1:2 (Beslistermijn), 1:3 (Indiening aanvraag), 1:5 (Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing), 1:6 (Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing), 1:7 (Termijnen) en 1:8 (Weigeringsgronden).
In artikel 3:2 worden veel voorkomende begrippen gedefinieerd, waarbij op onderdelen wordt aangesloten bij bestaande definities.
Omdat de APV, met het oog op toezicht, bepaalt dat in advertenties voor seksbedrijven of prostituees bepaalde nummers (vergunningnummer, telefoonnummer) moeten worden vermeld, is ervoor gekozen het begrip ‘advertentie’ ruim te omschrijven. Er is immers een veelheid aan mogelijkheden om aandacht op de aangeboden dienstverlening te vestigen. Voor alle vormen van reclame met behulp van een medium (kranten, televisie, internet, posters, flyers) geldt het voorschrift. Daarbij moet het gaan om uitingen die wervend van karakter zijn en het oogmerk hebben de klandizie te vergroten. Daarop ziet het bijvoeglijk naamwoord: commerciële.
De dagelijkse leiding in een seksinrichting kan in plaats van bij de exploitant zelf, bij een beheerder berusten. Het is van belang ook voor deze persoon, die primair verantwoordelijk is voor de dagelijkse gang van zaken in de seksinrichting, expliciet enkele bepalingen op te nemen in de APV.
Een veel voorkomende vorm van een niet-locatiegebonden prostitutiebedrijf is een escortbedrijf. Een escortbedrijf bemiddelt tussen klanten en prostituees. De prostituee bezoekt de klant, of gaat met de klant naar een andere plaats dan de plek waar de bemiddeling plaatsvindt. De bemiddeling kan plaatsvinden vanuit een bedrijfspand, maar het is ook denkbaar dat gewerkt wordt vanaf een privéadres met gebruikmaking van bijvoorbeeld een website op internet. De bemiddeling kan in persoon plaatsvinden, maar over het algemeen zal het telefonisch gaan of via een website op internet. In de APV is een afzonderlijke definitie opgenomen van escortbedrijf, omdat dit type prostitutiebedrijven niet locatie-gebonden is, wat het toezicht lastiger maakt en bijzondere aandacht vergt.
Voor de definitie van exploitant is aansluiting gezocht bij een van de definities van het begrip leidinggevende in artikel 1, eerste lid, onderdeel 1°, van de Drank- en Horecawet. Het ‘voor rekening en risico’ heeft betrekking op de natuurlijke persoon of op de rechtspersoon. Onder deze definitie valt ook de vennoot in een personenvennootschap. Het bestuur van een rechtspersoon kan zelf ook een rechtspersoon zijn, maar gelet op de (persoonlijke) eisen die worden gesteld aan de exploitant, dient er uiteindelijk altijd één natuurlijke persoon te zijn die kan worden beschouwd als exploitant in de zin van de APV- al dan niet als vertegenwoordiger van die rechtspersoon. Een seksbedrijf heeft altijd een exploitant. Ook in het geval een prostituee zelfstandig bedrijfsmatige activiteiten opereert is er sprake van een seksbedrijf, meer precies: een prostitutiebedrijf. In dergelijke gevallen dient de prostituee enerzijds aangemerkt te worden als prostituee, maar anderzijds ook als exploitant.
De prostituee/exploitant dient daarmee dus ook te voldoen aan alle eisen die aan een prostituee worden gesteld en aan de eisen die aan de exploitant worden gesteld. Hieruit volgt onder andere dat de prostituee/exploitant minimaal 21 dient te zijn. Vergunningen worden immers geweigerd als de exploitant de leeftijd van 21 jaar nog niet bereikt heeft (artikel 3:9, eerste lid, aanhef en onder d).
In dit hoofdstuk van de APV heeft het begrip klant een beperktere betekenis dan in het spraakgebruik: het is hier een afnemer van seksuele diensten. Dus aanwezigen in een seksinrichting die (vooralsnog) slechts iets drinken, of een vertoning komen bekijken, vallen niet onder dit begrip. Hetzelfde geldt uiteraard voor eventuele andere aanwezigen, zoals de exploitant, de beheerder, het personeel dat in de bedrijfsruimte van het seksbedrijf werkzaam is, toezichthouders en personen die aanwezig zijn vanwege bijvoorbeeld het leveren van goederen of het uitvoeren van reparaties of onderhoud.
In de APV wordt het begrip prostituee gebruikt, omdat dit het meest aansluit bij het spraakgebruik en bij de praktijk binnen de prostitutiebranche. Aangezien dit woord, op deze wijze geschreven, taalkundig vrouwelijk is, wordt in voorkomende gevallen gebruik gemaakt van vrouwelijke voornaamwoorden (zij, haar). In alle gevallen waar ‘prostituee’ staat, wordt evenzeer de (mannelijke) prostitué bedoeld. Dit komt in de definitie van de term ‘prostituee’ tot uitdrukking door de sekseneutrale aanduiding: degene die.
De definitie van prostitutie sluit aan bij de formulering in artikel 237f, eerste lid, onder 3 en 5, van het Wetboek van Strafrecht. Het ‘zich beschikbaar stellen’ duidt op een structurele situatie, zodat allerlei incidenten seksuele handelingen met een ander niet onder het begrip ‘prostitutie’ vallen, zelfs niet als ‘de ander’ een tegenprestatie levert. Bij ‘betaling’ zal het veelal gaan om een geldbedrag, maar het is daar niet toe beperkt. De betaling geschiedt door of ten behoeve van ‘de ander’, wat impliceert dat het meewerken aan pornofilms geen prostitutie is in de zin van de APV.
Prostitutiebedrijven zijn er in verschillende varianten. In de eerste plaats vallen hieronder de locatiegebonden bedrijven met één of meerdere seksinrichtingen (zoals de bordelen en clubs). Ook een niet-locatiegebonden bedrijf kan een prostitutiebedrijf zijn: veelal gaat het dan om een escortbedrijf, dat bemiddelt tussen prostituees en klanten. Als prostitutie plaatsvindt in woningen, kunnen (delen) van deze locaties -onder omstandigheden- als seksinrichting aangemerkt worden. Een dergelijke (ruimte in een) ‘privéwoning’ is voor het publiek toegankelijk nu klanten toegang wordt verschaft. Is de prostituee op enigerlei wijze werkzaam voor degene die de ruimte beschikbaar stelt, dan is er zonder meer sprake van een prostitutiebedrijf. Er zijn ook prostituees die niet werkzaam zijn voor of bij een door een ander geëxploiteerd prostitutiebedrijf, maar die zelfstandig werken, veelal thuis. Indien een prostituee op haar thuisadres werkzaam is en geen andere prostituees in haar woning laat werken, is er in beginsel geen sprake van een prostitutiebedrijf, maar van een aan huis gebonden beroep, en is geen vergunning nodig. Indien echter de activiteiten van de thuiswerkende prostituee een zakelijke uitstraling hebben, bijvoorbeeld als er zodanig met dat adres wordt geadverteerd dat er een publiekstrekkende werking vanuit gaat, er verlichting of reclame-uitingen aan het pand aan het pand zichtbaar zijn of er meerdere prostituees op hetzelfde adres werkzaam zijn, dan is er sprake van bedrijfsmatige activiteiten en daarmee van een prostitutiebedrijf waarvoor een vergunning noodzakelijk is.
Het begrip ‘seksbedrijf’ duidt op een activiteit of op activiteiten, en dus niet op de locatie waar de verrichtingen of vertoningen plaatsvinden, daarvoor wordt in de APV de term ‘seksinrichting’ gebruikt.
Binnen de omschrijving valt het gelegenheid geven tot het zich beschikbaar stellen voor het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling (prostitutie), en het gelegenheid geven tot het verrichten van seksuele handelingen voor een ander, zoals ‘peepshows’ en ‘sekstheaters’, maar bijvoorbeeld ook het bedrijfsmatig en tegen betaling verzorgen van webcamseks. Daarnaast wordt onder dit begrip ook verstaan het in een seksinrichting tegen betaling aanbieden van erotisch-pornografische vertoningen: de seksbioscopen. Of een activiteit ‘bedrijfsmatig’ wordt verricht, hangt af van een aantal factoren. Is er personeel in dienst, dan is er zonder meer sprake van een bedrijf. Maar een individu zonder personeel kan ook een bedrijf zijn in de zin van de APV, en is dan dus vergunningplichtig.
Het oogmerk om (een aanvulling op) een inkomen te genereren, het aantal uren dat de activiteit wordt besteed, de wijze van klantenwerving (bijvoorbeeld of er wordt geadverteerd om de werkzaamheden onder de aandacht van publiek te brengen en klanten te trekken) en de organisatiegraad en de omvang van het prostitutieaanbod zijn aspecten om te bepalen of er bedrijfsmatige activiteiten worden verricht. Of er sprake is van bedrijfsmatige activiteiten zal dus moeten worden vastgesteld aan de hand van de feitelijke situatie.
Wanneer zelfstandig werkende prostituees dat op bedrijfsmatige wijze doen, zijn zij ook vergunningplichtig. Indien sprake is van slechts één prostituee, die niet adverteert, die in zijn of haar eigen woning werkt en er in deze woning slechts één werkplek is, wordt dit in beginsel niet als bedrijfsmatige exploitatie aangemerkt. Deze uitzondering voor thuiswerkers is echter geen automatisme en zal in elk geval niet worden gemaakt indien de woning door uithangborden en verlichting het karakter heeft van een seksinrichting.
Het begrip ‘seksbedrijf’ wordt dus gebruikt als verzamelnaam, waarbinnen specifieke vormen zijn te onderscheiden: als gelegenheid wordt geboden tot prostitutie, dan is er sprake van een ‘prostitutiebedrijf’, en als dat geschiedt door bemiddeling tussen prostituees en klanten, dan wordt van een ‘escortbedrijf’ gesproken.
Er is voor gekozen om een aparte definitie op te nemen voor het begrip ‘raamprostitutiebedrijf’ omdat dit onderdeel van de prostitutiesector een bijzondere uiterlijk verschijningsvorm is en invloed op de omgeving heeft en er daarom sectorspecifieke regels voor de raamprostitutie in dit hoofdstuk zijn opgenomen.
Met het begrip ‘seksinrichting’ wordt geduid op de voor publiek toegankelijk locatie van een seksbedrijf. Dit kan samen vallen met de locatie waar de exploitant van het seksbedrijf zich heeft gevestigd, maar dat is zeker niet altijd - en bij escortbedrijven per definitie niet - het geval. In de definitie is gekozen voor de term ‘besloten ruimte’, omdat dit meer omvat dan het begrip ‘gebouw’. Onder besloten ruimte worden ook begrepen een vaar- of voertuig. Het bijvoeglijk naamwoord ‘besloten’ duidt erop dat de ruimte zich niet in de open lucht bevindt. Het moet dus gaan om een overdekt en geheel of gedeeltelijk door wanden omsloten ruimte, die al dan niet met enige beperking voor het publiek toegankelijk is. De toevoeging van het begrip ‘voor publiek toegankelijk’ is van belang, aangezien volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad de gemeenteraad zijn bevoegdheid overschrijdt, wanneer hij handelingen verbiedt die in geen enkel opzicht een openbaar karakter hebben en in geen enkel opzicht betrekking hebben op de openbare orde. Kort samengevat luidt het standpunt van de Hoge Raad over het element van openbaarheid in de gemeentelijke verordeningen als volgt:
indien van het voorgaande geen sprake is maar de aard en de omvang van de gevolgen van de handeling of toestand (mede gelet op de plaatselijke omstandigheden) zodanig kunnen zijn dat zij een gevaar betekenen voor de openbare orde, zedelijkheid of gezondheid, dan heeft de verboden handeling of toestand een terugslag op openbare belangen en is mitsdien voldaan aan het vereiste van openbaarheid. In een arrest van 10 oktober 1975 overwoog de Hoge Raad dat een bepaling in de Rotterdamse APV inzake de sluiting van bordelen bleef binnen de grenzen van artikel 168 gemeentewet (oud) ‘daar met de sluiting van een perceel 9(...), ook in gevallen waarin (…) de verboden handelingen elk karakter van openbaarheid missen, de openbare orde kan zijn gediend’,
Onder “werkruimte’ wordt verstaan een zelfstandig onderdeel van een seksinrichting waarin de seksuele handelingen met een ander tegen betaling worden verricht. Eén seksinrichting kan één (of natuurlijk geen) werkruimte hebben, of meerdere.
Met ‘zelfstandig’ wordt hier niet bedoeld dat een werkruimte altijd geheel zelfvoorzienend hoeft te zijn; het ziet op de van elkaar te onderscheiden delen van een seksinrichting waarin over het algemeen telkens één prostitutie haar diensten aanbiedt. Een deel van een seksinrichting dat apart verhuurd wordt zal veelal een afzonderlijke werkruimte zijn.
Artikel 3:3 Bevoegd bestuursorgaan
Overeenkomstig artikel 160, eerste lid, aanhef en onder b, van de Gemeentewet is het college belast met uitvoering van raadsbesluiten (waaronder verordeningen zoals de APV), tenzij bij of krachtens de wet de burgemeester daarmee is belast. In veruit de meeste gevallen dient de burgemeester te worden aangemerkt als het ‘bevoegde bestuursorgaan’ bij de vergunningverlening voor een seksbedrijf. Zijn bevoegdheid treft namelijk de voor het publiek openstaande gebouwen (zoals veruit de meeste seksinrichtingen) en de daarbij behorende erven (zie in dit verband artikel 174 van de Gemeentewet). De burgemeester is ook bevoegd als het gaat om woonboten.
Woonboten worden thans echter aangemerkt als bouwwerk in de zin van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). In de lijn daarmee worden woonboten - voor zover het betreft de uitvoering van dit hoofdstuk - aangemerkt als gebouwen als bedoeld in artikel 174, eerste lid, van de Gemeentewet. Wel is het college bevoegd als het gaat om escortbedrijven. Aangezien de burgemeester het bevoegde bestuursorgaan is bij de overige vergunningen inzake seksbedrijven, heeft het college de bevoegdheid ter zake gemandateerd aan de burgemeester op grond van artikel 168, eerste lid, van de Gemeentewet.
De doelstellingen van de wetgever, zoals deze in de gemeentelijke beleidsregels verder vorm zijn gegeven, hebben geresulteerd in een aantal nadere regels, die op alle seksbedrijven van toepassing zijn.
Afdeling 2. Vergunning seksbedrijf
Er is voor gekozen om seksbedrijven met een vergunningstelsel te reguleren. Dit houdt in dat het uitoefenen van een seksbedrijf verboden is, tenzij een vergunning is verleend. De keuze voor een vergunningenstelsel sluit aan bij bestaande structuren. Een uitgangspunt is tevens dat legaal aanbod in beginsel illegaal aanbod tegengaat, de zogeheten kanalisatiegedachte. Daarbij wordt aangenomen dat als er een legaal en betrouwbaar aanbod bestaat, er niet langer aanleiding is voor klanten om te kiezen voor een illegaal aanbod met alle daarmee samenhangende onwenselijkheden en onzekerheden.
Met het oog op de rechtszekerheid voor het bedrijfsleven is bepaald dat de beslistermijn voor een vergunning voor een seksbedrijf twaalf weken telt (tweede lid). Deze termijn kan éénmaal met twaalf weken worden verlengd (derde lid).
Het vierde lid is opgenomen omdat na inwerkingtreding van de Dienstenrichtlijn als uitgangspunt geldt dat een vergunning van rechtswege wordt verleend wanneer de termijn, waarbinnen het antwoord op de aanvraag moet volgen, verstreken is (zie artikel 13, vierde lid, van de Dienstenrichtlijn). Dit is bedoeld als prikkel voor de overheid om tijdig te beslissen en zorgt ervoor dat burgers en bedrijven geen nadeel ondervinden van een mogelijk te trage besluitvorming. De verwachting bestaat dat de wettelijke termijn in dit artikel ruim genoeg zijn om tijdig op een aanvraag om een vergunning te besluiten. Zou dat evenwel niet lukken, dan wordt het belang van een daadwerkelijke afweging bij vergunningen als hier aan de orde geacht zwaarder te wegen dan voornoemd uitgangspunt.
Artikel 3:6 Concentratie seksbedrijven
Op grond van dit artikel kan het college delen van de gemeente aanwijzen waarbinnen voor het vestigen van seksinrichtingen geen vergunning wordt verleend. Het kan bijvoorbeeld gewenst zijn om deze inrichtingen te weren uit woonwijken of andere gebieden die vanuit een oogpunt van openbare orde, veiligheid of woon- en leefomgeving ‘gevoelig’ zijn. De aanwijzing van het college betreft een concretiserend besluit van algemene strekking waartegen bezwaar en beroep open staat. Het langs deze weg vormgegeven concentratiebeleid moet altijd in samenhang bekeken worden met de relevante bestemmingsplannen, waarin – louter ter behartiging van het belang van een goede ruimtelijke ordening en derhalve noodzakelijk enkel gestoeld op ruimtelijk relevante overwegingen en criteria – voort kan vloeien dat het uitoefenen van (een bepaald type) seksbedrijf (op bepaalde) locaties planologisch niet aanvaardbaar wordt bevonden.
Straat- en raamprostitutie zijn verboden in artikel 3:19.
Artikel 3:7 0-beleid raamprostitutiebedrijven en maximering aantal seksbedrijven
In Schiedam is ervoor gekozen raamprostitutiebedrijven geheel niet toe te staan. In Schiedam geldt op dit moment geen maximum voor het aantal seksbedrijven. Indien het college daartoe aanleiding ziet kan het college dat middels het tweede lid bepalen door een concretiserend besluit van algemene strekking.
Met dit artikel wordt de wijze van indiening van de aanvraag van een vergunning geregeld, evenals welke gegevens en bescheiden moeten worden overgelegd. De vereiste gegevens worden nodig geacht teneinde een weloverwogen beslissing te kunnen nemen over de aanvraag van de vergunning.
Het overleggen van een situatietekening en een plattegrond is uiteraard niet nodig als het een vergunning betreft die niet (mede) voor een seksinrichting wordt aangevraagd. Daarvan is bijvoorbeeld sprake als het gaat om het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie in de vorm van bemiddeling tussen klant en prostituee vanuit een locatie die niet voor publiek toegankelijk is. Er is dan wel sprake van een seksbedrijf, maar niet van een seksinrichting.
Omdat in de toekomst naar verwachting steeds vaker bij indiening sprake zal zijn van digitale documenten, wordt geen specifieke schaalaanduiding voorgeschreven. De maatvoering moet uit de situatieschets (onder k) en tekening (onder l) blijken. Als bescheiden worden overgelegd, moet de gekozen schaal zodanig zijn dat de beoordelaar er voldoende informatie uit kan halen om tot beoordeling van de aanvraag te komen.
In het belang van het toezicht en handhaving worden seksbedrijven verplicht het opgegeven telefoonnummer dat in de vergunning wordt vermeld (zie artikel 3:10, eerste lid, aanhef en onder e) te gebruiken in advertenties.
Zo wordt bewerkstelligd dat een bepaald telefoonnummer waarmee geadverteerd wordt altijd te herleiden is tot een bepaald seksbedrijf, een bepaalde exploitant en het adres waar het bedrijf word uitgeoefend. Doordat het nummer bovendien in de vergunning wordt vermeld, wordt voorkomen dat het nummer vaak verandert, dan zou immers telkens op aanvraag de vergunning gewijzigd dienen te worden.
In dit artikel is de vereiste ‘verklaring omtrent betalingsgedrag’ (tweede lid, onder i) opgenomen om de wil en noodzaak te benadrukken dat exploitanten als goed ondernemer hun (betalings-) verplichtingen bij de Rijksbelastingdienst dienen na te komen. Het gaat dan specifiek om belastingen die gerelateerd zijn aan de bedrijfsvoering van het seksbedrijf en daaruit voortvloeien. Bij de aanvraag of vernieuwing van een vergunning dient de exploitant een verklaring inzake nakoming fiscale verplichtingen conform atikel 1.1.12 Leidraad Invordering 2008 te overleggen. Deze verklaring wordt afgegeven door de Rijksbelastingdienst en mag op het moment van overlegging niet ouder zijn dan twee maanden. De inhoud van deze verklaring moet zien op de fiscale verplichtingen van de aanvrager alsmede dat van zijn of haar bestuurders (ingeval de aanvrager een NV, BV, stichting of vereniging is) dan wel zijn of haar informanten (indien de aanvrager een v.o.f. of c.v. is). Uit deze verklaring dient te blijken dat de exploitant zijn fiscale verplichtingen nakomt. Indien uit de verklaring blijkt dat de exploitant verwijtbaar of nalatig heeft gehandeld in het nakomen van zijn fiscale betalingsverplichtingen kan dit leiden tot het weigeren van de exploitatievergunning. De beoordeling is aan het bevoegd bestuursorgaan. Als het bevoegd bestuursorgaan dat nodig acht voor de beoordeling van een aanvraag, kan hij verlangen dat aanvullende gegevens worden overgelegd (vierde lid). Uiteraard moeten die gegevens wel in verband staan met de weigeringsgronden van de aangevraagde vergunning.
In het eerste lid staan de gronden op basis waarvan een vergunning in ieder geval wordt geweigerd. In het vijfde lid staan de gronden waarbij ruimte bestaat voor een afweging of een vergunning al dan niet zal worden geweigerd. Zo kan, als een vergunning de afgelopen vijf jaar is ingetrokken, die intrekking een zelfstandige weigeringsgrond zijn voor een nieuwe vergunning.
De achtergrond van veel van de, met name in het eerste lid, genoemde eisen is dat de exploitant en/of beheerder verantwoordelijk zijn voor een goede gang van zaken in het seksbedrijf en de directe omgeving daarvan. Het gaat om de geschiktheid van de exploitant of beheerder voor de uitoefening van dit beroep en hun rol daarin.
Thuisprostitutie wordt niet beschouwd als de uitoefening van een ‘vrij beroep’, dat zonder meer aan huis moet kunnen worden uitgeoefend. Wel kan thuisprostitutie worden gezien als de uitoefening van een ‘beroep of bedrijf aan huis’.
Hieruit volgt dat als het bestemmingsplan een beroep of bedrijf aan huis toestaat, dat thuisprostitutie dan in het algemeen ook toegelaten moet worden (voor wat betreft het bestemmingsplan).
Vanwege de kwetsbaarheid van degenen die voor exploitanten werken, is het van belang dat de exploitant (en indien van toepassing: de beheerder) niet onder curatele staat, niet is ontzet uit het ouderlijk gezag of voogdij en niet in enig opzicht van slecht levensgedrag is. Vanwege de aard van de branche is het niet wenselijk dat een exploitant of beheerder jonger is dan 21 jaar.
De eisen sluiten zoveel mogelijk aan bij de eisen die de Drank en Horecawet en daaronder vallende lagere regelgeving stellen aan exploitanten en leidinggevenden. Dit betekent dat in het geval een seksbedrijf tevens een drank- en horecavergunning nodig heeft, met één antecedentenonderzoek kan worden volstaan. Voor de reikwijdte van het begrip ‘niet in enig opzicht van slecht levensgedrag’ moet aansluiting worden gevonden bij de terminologie van de Drank- en Horecawet. De toetsing aan deze eis is niet bij voorbaat aan regels gebonden. Derhalve is de burgemeester bij de beoordeling of er sprake is van slecht levensgedrag vrij in de wijze van beoordeling en zijn er geen beperkingen aan de feiten of omstandigheden die mogen worden betrokken bij dit oordeel. Uit de jurisprudentie volgt dat een onherroepelijke veroordeling niet noodzakelijk is om te mogen spreken van in enig opzicht van slecht levensgedrag zijn. Op dit moment is het op grond van artikel 13 van het Besluit justitiële gegevens mogelijk om justitiële gegevens te vragen met het oog op de beoordeling van de aanvrager. Denkbaar is ook om het betrouwbaarheidsoordeel te baseren op de verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens. Een verklaring omtrent het gedrag wordt afgegeven door de Minister van Veiligheid en Justitie en strekt ter beoordeling van de strafrechtelijke integriteit van de aanvrager.
Een bepaald crimineel verleden kan ertoe leiden dat de betreffende persoon niet als exploitant of beheerder in de seksbranche werkzaam mag zijn. De aanvraag voor een vergunning voor een seksbedrijf moet worden geweigerd als de exploitant of beheerder onherroepelijk is veroordeeld voor een gewelds- of zedendelict of voor mensenhandel. Daarbij is overwogen dat ook andere veroordelingen van dusdanige aard kunnen zijn dat kan worden geconcludeerd dat de betreffende persoon onvoldoende over het verantwoordelijkheidsbesef beschikt dat nodig is in een branche waarin geweld en uitbuiting bovenmatig vaak voorkomen. Daarom wordt in het eerste lid, onderdeel g bepaald dat een onherroepelijke veroordeling tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van meer dan zes maanden in de vijf jaar voorafgaand aan de aanvraag voor de vergunning, los van voor welk feit deze straf is opgelegd, een absolute weigeringsgrond is. Betrokkenheid bij witwassen, belastingfraude, overtreding van de bepalingen gesteld bij of krachtens de Opiumwet of de Wet wapens en munitie of een veroordeling voor deelneming aan een criminele organisatie, zijn delicten waar de seksbranche van verschoond zou moeten zijn.
Voorst geldt dat ter voorkoming van gevaarzetting voor anderen die onder verantwoordelijkheid van de exploitant vallen, vermeden moet worden dat een exploitant of beheerder in een seksbedrijf de leiding heeft, terwijl op grond van zijn strafrechtelijk verleden een patroon van alcoholmisbruik aannemelijk is. Herhaalde veroordelingen wegens rijden onder invloed en hinderlijke openbare dronkenschap wijzen daar op. In sub h van het eerste lid zijn daarom die feiten opgenomen, naast andere feiten waarvan het vanwege de specifieke aard van de branche ongewenst is dat deze herhaaldelijk gepleegd zijn door de exploitant of beheerder, die in combinatie leiden tot een verplichte weigering van de vergunning. Het gaat hier dus minder om de hoogte van de straf, maar meer om het feit dat een bepaald patroon zichtbaar is. De weigeringsgrond bestaat zodoende bij meer dan één veroordeling voor dergelijke feiten in de afgelopen vijf jaar. De aard van de straffen mag verschillen. Dat kunnen twee geldboetes zijn, twee andere hoofdstraffen en één geldboete en één andere hoofdstraf. De straffen kunnen bij rechterlijke uitspraak of strafbeschikking zijn opgelegd. Er wordt over een periode van vijf jaar teruggekeken.
In het vierde lid leidt in navolging van de zedelijkheidseisen voor de drank- en horecasector de periode dat de exploitant of beheerder een vrijheidsstraf uitzit, tot een evenredige verlening van de termijn dat hij niet veroordeeld mag zijn.
In het vijfde lid zijn de gronden opgenomen op grond waarvan een vergunning kan, maar niet behoeft te worden geweigerd. De in het vijfde lid opgenomen gronden spreken grotendeels voor zichzelf. Door verwijzing naar de gronden van artikel 3:11 kunnen onder ander ook de gezondheid en de arbeidsomstandigheden van de werknemers reden zijn een vergunning te weigeren.
Buiten op basis van de in dit artikel genoemde gronden, kan een vergunning bovendien worden geweigerd of ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (wet Bibob). Dit volgt uit artikel 7, eerste lid van die wet.
Artikel 3:10 Eisen met betrekking tot vergunning
In dit artikel wordt bepaald welke gegevens in ieder geval in een vergunning worden vermeld. Hiermee wordt getracht het toezicht op en de naleving van de vergunningvoorschriften te faciliteren. Hetzelfde doel heeft het tweede lid, dat daarnaast ook van betekenis is voor (mogelijke) klanten van een seksbedrijf: zij kunnen eenvoudig vaststellen of het om een vergund bedrijf gaat.
Artikel 3:11 Intrekkingsgronden
Het eerste lid bevat een opsomming van de omstandigheden waaronder een vergunning zonder meer moet worden ingetrokken. Anders dan in het tweede lid is hier dus geen sprake van een discretionaire bevoegdheid van het bevoegd bestuursorgaan. Het gaat daarbij om situaties waarin onjuiste dan wel onvolledige gegevens hebben geleid tot vergunningverlening op onjuiste gronden. Voorts gaat het, onder c, om eisen gesteld aan exploitant en/of beheerder, degenen die verantwoordelijk zijn voor de goede gang van zaken in het seksbedrijf. Onder e is de relatie met de ruimtelijke plannen opgenomen. Dit om de afstemming tussen planologische eisen en openbare orde-eisen te bewaken.
De situatie beschreven in het tweede lid zien op situaties waarin een vergunning kan worden ingetrokken. In zulke gevallen zal er dus altijd een afweging van belangen moeten plaatsvinden. Het kan daarbij gaan om aanwijzingen van tewerkstelling van personen, niet zijnde prostituees onder de 18 jaar, prostituees onder de 21 jaar of slachtoffers van mensenhandel, maar ook om strijdigheid met bepalingen inzake bijvoorbeeld adverteren of indien het bedrijfsplan niet goed wordt nageleefd. Indien op enigerlei wijze sprake is van handelen in strijd met het bepaalde in dit hoofdstuk (zie onder e) kan de vergunning worden ingetrokken.
De jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State leert dat het bevoegd gezag op zich aannemelijk kan maken, dat aantasting van het woon- en leefklimaat wordt veroorzaakt door de cumulatieve effecten van het totaal aantal inrichtingen in zijn gemeente. Desalniettemin dient per inrichting te worden aangetoond of aannemelijk gemaakt, dat en in hoeverre door de aanwezigheid van die inrichting dan wel door de manier van exploiteren ervan, het woon- of leefklimaat in de omgeving van de inrichting wordt beïnvloed.
Voorts is van belang dat een exploitant of beheerder meewerkt aan toezicht op de naleving van de bepalingen in dit hoofdstuk. Indien hij bemoeilijkt of belemmert kan er reden zijn zijn vergunning in te trekken. Omdat het een kwetsbare sector is mogen er geen personen tewerk worden gesteld die onherroepelijk zijn veroordeeld voor een gewelds- of zedenmisdrijf dan wel voor mensenhandel.
Buiten op basis van de in dit artikel genoemde gronden, kan een vergunning bovendien ingetrokken worden in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur. Dit volgt uit artikel 7, eerste lid, van die wet. Omdat schorsing in die gevallen niet voor de hand ligt, is dat hier verder niet geregeld.
Artikel 3:11a Sluiting van een seksinrichting
Het bevoegd gezag kan om redenen van openbare orde (bijvoorbeeld bij het zich voordoen van een geweldsincident) dan wel de veiligheid of gezondheid van in de inrichting werkzame personen of klanten het noodzakelijk achten een seksinrichting (tijdelijk) te sluiten.
Indien sprake is van een illegale seksinrichting kan het bevoegd gezag het pand waarin het illegale seksbedrijf geëxploiteerd wordt (tijdelijk) sluiten. Er is sprake van een illegale seksinrichting wanneer een seksbedrijf wordt geëxploiteerd zonder een benodigde vergunning. Dit is een overtreding van artikel 3:3, eerste lid.
Indien het gaat om een pand dat als woning is bestemd, maar dat pand door de exploitatie van bedrijfsmatige prostitutie feitelijk niet meer als woning wordt gebruikt, kan het bevoegde gezag deze illegale seksinrichting tevens sluiten.
De wetgever heeft ervan afgezien het begrip woning te definiëren. Het bevoegd gezag verstaat onder woning een voor bewoning gebruikte ruimte. Of een woning gebruikt wordt als woonruimte blijkt uit de Basis Registratie Personen (BRP, voorheen Gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens).
Een persoon die incidenteel overnacht in een woning en niet op dit adres in de BRP staat ingeschreven , wordt niet aangemerkt als bewoner.
Thuisprostitutie, prostitutie door één persoon in zijn of haar woning, is toegestaan zonder vergunning zolang de activiteiten van de thuiswerkende prostituee geen zakelijke uitstraling hebben of bedrijfsmatig plaatsvinden.
Artikel 3:12 Melding gewijzigde omstandigheden
Om oog te kunnen houden op relevante veranderingen moet de vergunningverlener daarvan weet hebben. De vergunninghouder wordt derhalve verplicht dergelijke wijzigingen te melden. Als er met inachtneming van de geldende regels geen bezwaar bestaat tegen een voortgezet bedrijf, wordt een gewijzigde vergunning verleend; daarbij behoeft niet de gehele procedure te worden doorlopen als ware het een aanvraag om een nieuwe vergunning. Afhankelijk van de aard van de wijzigingen kan ook de geldigheidsduur van de vergunning worden aangepast. Als blijkt dat de wijzigingen niet zijn gemeld, moet dat leiden tot het intrekken van de vergunning (artikel 3:11, eerste lid, onder a).
Artikel 3:13 Verlenging vergunning
De aanvraag om de verlenging van een vergunning wordt behandeld als zijnde een nieuwe aanvraag. Daardoor kunnen de belangrijke vragen die ten tijde van oorspronkelijke beoordeling beantwoord zijn nogmaals bekeken worden in het licht van de nieuwe situatie. Om onnodige administratieve lasten te voorkomen is het niet nodig om bij de aanvraag om verlenging van een vergunning nogmaals actuele gegevens en bescheiden te overleggen waarover het bevoegde bestuursorgaan al beschikking heeft. Hierbij kan onder andere gedacht worden aan de gegevens die overeenkomstig artikel 3:10, eerste lid op de vergunning vermeld staan. Deze zouden te allen tijde actueel moeten zijn (zie artikel 3:12). Ook is het bijvoorbeeld overbodig om plattegronden, situatietekeningen en het bedrijfsplan nogmaals aan te leveren, voor zover deze ongewijzigd zijn.
Afdeling 3. Uitoefenen seksbedrijf
Paragraaf 3.1 Regels voor alle seksbedrijven
Artikel 3:14 Sluitingstijden seksinrichting;aanwezigheid;toegang
De algemene sluitingstijden van het eerste lid gelden niet voor seksinrichtingen waarvan bij vergunning is bepaald dat daarvoor afwijkende sluitingstijden gelden. Dergelijke afwijkende sluitingstijden kunnen bij het verlenen van de vergunning daaraan verbonden worden, maar ook lopende de vergunning, als de omstandigheden daartoe aanleiding geven. Afwijkende sluitingstijden kunnen zowel ruimer als meer beperkend zijn. De sluitingstijden zijn echter niet van toepassing op sekswinkels; daarop is het regime van de Winkeltijdenwet van toepassing.
Het derde lid richt zich niet tot de exploitant en beheerder, maar tot de bezoekers van de seksinrichting. Het begrip ‘bezoeker’ heeft een ruimere betekenis dan het in de APV gehanteerde begrip ‘klant’. Een klant is een afnemer van seksuele diensten; onder bezoekers vallen echter bijvoorbeeld ook de aanwezigen in een seksinrichting die (vooralsnog) slechts iets drinken, of een vertoning komen bekijken. Hoewel niet iedere bezoeker per definitie een klant is, is iedere klant per definitie wel een bezoeker. Personen die bijvoorbeeld professionele reparatie- of schoonmaakwerkzaamheden uitvoeren, zullen – als zij zich daartoe beperken – uiteraard niet als ‘bezoeker’ aangemerkt worden.
Verder mogen personen die de leeftijd van 18 nog niet hebben bereikt niet worden toegelaten tot seksinrichtingen (vierde lid).
De verplichting in advertenties het nummer te vermelden van de vergunning die aan een seksbedrijf is verleend, en geen andere nummers, vergemakkelijkt het toezicht. Voor niet-vergunde bedrijven is het niet mogelijk op deze manier te adverteren.
Het vermelden van het vergunningkenmerk, bedrijfsnaam en telefoonnummer is van belang voor de uitoefening van het toezicht. De toezichthouder (politie) kan aan de hand van deze gegevens achterhalen in welke gemeente de vergunning is afgegeven en indien nodig contact opnemen met het desbetreffende bedrijf of gemeente indien nodig.
Paragraaf 3.2 Regels voor alle prostitutiebedrijven en prostituees
Artikel 3:16 Leeftijd en verblijfstitel prostituees
De exploitant of beheerder mag in het bedrijf geen prostituees werkzaam laten zijn die de leeftijd van 21 jaar nog niet hebben bereikt. Zijn die daar toch werkzaam dan is de exploitant of beheerder in overtreding. Het gebruik van de terminologie ‘werken voor of bij’ in de aanhef van het artikel is allesomvattend, hetgeen betekent dat hieronder iedere werkrelatie wordt begrepen.
Dit kan uiteenlopen van de huur van een kamer tot een dienstverband. De leeftijdseis draagt bij aan het voorkomen van misstanden in de prostitutiebranche, omdat juist jonge vrouwen en mannen daarvan vaker slachtoffer zijn. Bovendien is het vanwege de aard van de branche niet wenselijk dat prostituees jonger zijn dan 21 jaar. Personen van 21 jaar zijn geestelijk meer volwassen, weerbaarder en meer in staat tot een weloverwogen beslissing. Daarnaast is de kans grote dan personen van 21 jaar beschikken over een startkwalificatie waardoor een eventuele economische druk om te kiezen voor prostitutie vermindert. Het beschikken over een startkwalificatie vergemakkelijkt bovendien een eventuele uitstap.
De leeftijd van 21 jaar is een leeftijdsgrens die vaker wordt gehanteerd. In de APV geldt deze grens ook voor exploitanten en leidinggevenden. Overigens zoals eerder opgemerkt, een prostituee die zelfstandig bedrijfsmatige activiteiten opereert valt enerzijds aan te merken als exploitant van een vergunningplichtig prostitutiebedrijf en anderzijds als prostituee bij dat bedrijf. Los van de hier gestelde leeftijdseis is dus uitgesloten dat in een dergelijke constructie prostituees legaal aan de slag kunnen; de aanvraag van een exploitant/prostituee die de leeftijd van 21 jaar nog niet bereikt heeft zal immers geweigerd worden (artikel 3:9, eerste lid, aanhef en onder d).
Ter versterking van de sociale positie van de prostituee is het van belang dat er in een prostitutiebedrijf maatregelen worden getroffen op het gebied van hygiëne en van de gezondheid, de veiligheid, het zelfbeschikkingsrecht van de prostituees. Daartoe moet bij het aanvragen van een vergunning de exploitant een bedrijfsplan overleggen, zodat vooraf kan worden beoordeeld of de exploitant voor deze punten voldoende oog heeft, en zorg draagt voor goede arbeidsomstandigheden. Deze verplichting geldt voor alle prostitutiebedrijven, dus ook voor escortbedrijven. Uiteraard volgt uit de aard van de werkzaamheden dat een bedrijfsplan van een escortbureau – op bepaalde punten – een andere uitwerking vereist dan een bedrijfsplan van een prostitutiebedrijf met een andere aard.
Artikel 3:18 Verdere verplichtingen van de exploitant en beheerder prostitutiebedrijf
De aanwezigheid van de exploitant of beheerder is noodzakelijk tijdens de openingsuren van de seksinrichting van een prostitutiebedrijf. Deze bepaling is opgenomen om effectief tegen schijnbeheer op te kunnen treden. De exploitant is te allen tijde verantwoordelijk voor hetgeen zich in en rond de seksinrichting afspeelt. Daarnaast is het vanwege de kwetsbaarheid van prostituees gewenst dat de exploitant aanwezig is om toezicht te houden.
Aangezien een dergelijke eis niet na te leven is voor één persoon, kan het ook om de beheerder gaan: deze heeft immers grotendeels dezelfde verantwoordelijkheden als de exploitant en kan daar op aangesproken worden. Voor escortbedrijven is een fysieke aanwezigheidsplicht niet mogelijk. Om die reden geldt dat de exploitant of beheerder effectief toezicht houdt gedurende de uren dat het escortbedrijf daadwerkelijk wordt uitgeoefend.
Voor het toezicht is het daarnaast van belang dat - zo nodig – toezichthouders permanent inzage kunnen hebben in de bedrijfsadministratie en dat bekend is welke prostituees voor of bij een exploitant werkzaam zijn. Onder actuele gegevens wordt verstaan: naam, leeftijd, adres, alsmede kopieën van paspoorten of andere wettige verblijfspapieren.
Bij het tweede lid, onder b, wordt met deugdelijke ook bedoeld dat deze genoemde elementen van de administratie dienen te voldoen aan de verplichtingen volgend uit artikel 52 van de Algemene Wet Rijkbelastingen. De administratie dient ingevolge deze wet voor de termijn van zeven jaar bewaard te worden.
In het tweede lid, onder e, is opgenomen de verplichting om ieder signaal van mensenhandel of andere vormen van dwang en uitbuiting onverwijld bij de politie te melden. Richtinggevend hierbij is de signalenlijst uit de Aanwijzing mensenhandel van het Openbaar Ministerie (Stcrt. 2013, 16816).
De Meldplicht ziet uiteraard ook op de situatie dat een prostituee zich schuldig maakt aan mensenhandel of aan andere vormen van dwang en uitbuiting.
Paragraaf 3.3 Raam- en straatprostitutie
Artikel 3:19 Verbod raam- en straatprostitutie
Artikel 3:19 bevat een verbod voor straat- en raamprostitutie. Ten behoeve van de bescherming van de openbare orde, veiligheid en het woon- en leefklimaat van de directe omgeving, alsmede de bescherming van de zedelijkheid en de (geestelijke) volksgezondheid is het wenselijk dat geen tippelzones in Schiedam kunnen worden aangewezen. Hierdoor is het tippelen in heel de gemeente Schiedam verboden.
Het eerste lid, onder a bevat de omschrijving van straatprostitutie (tippelen). De redactie van deze bepaling is zó gekozen, dat het niet alleen de prostituee of eventueel anderen die klanten werven, maar ook de klant strafbaar is bij het zoeken naar seksueel contact. Het eerste lid van dit artikel betreft het verbod op gedragingen waarmee iemand – in het openbaar (winkels daaronder begrepen) – tot prostitutie kan worden uitgenodigd of uitgelokt, dan wel op deze uitnodiging of uitlokking ingaat. Met de bepaling kan ook worden opgetreden tegen raamprostitutie. In het eerste lid, onder b wordt het verrichten van ontuchtige handelingen in het kader van prostitutie strafbaar gesteld. Het verrichten van deze ontuchtige handelingen wordt in algemene zin verboden, waarbij het er niet toe doet of deze handelingen in de open lucht, dan wel in voertuigen plaatsvinden.
Artikel II Overgangs- en slotbepaling
Prostitutiebedrijven die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit wijzigingsbesluit beschikken over een geldige vergunning, dienen uiterlijk met ingang van 1 april 2017 of bij de verlenging van hun vergunning als dat eerder is, aan de verplichtingen als bedoeld in de artikelen 3:17 en 3:18, tweede lid, onder b, te voldoen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2016-131964.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.