Gemeente Heerlen - Wijziging gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Zuid-Limburg.

Het college van burgemeester en wethouders van Heerlen heeft op 8 december 2015 onder voorbehoud van toestemming van de raad (toestemming verleend op 27 januari 2016) besloten de Gemeenschappelijke Regeling Veiligheidsregio Zuid-Limburg te wijzigen waardoor deze per 1 januari 2016 als volgt komt te luiden:

 

De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten:

 

Beek, Brunssum, Eijsden-Margraten, Gulpen-Wittem, Heerlen, Kerkrade, Landgraaf, Maastricht, Meerssen, Nuth, Onderbanken, Schinnen, Simpelveld, Sittard-Geleen, Stein, Vaals, Valkenburg aan de Geul en Voerendaal.

 

Overwegende

 

- dat de genoemde gemeenten op grond van artikel 8 Wet veiligheidsregio’s behoren tot de regio Limburg-Zuid, zoals opgenomen in de bijlage bij deze wet;

 

- dat op grond van artikel 9 Wet veiligheidsregio’s de colleges van burgemeester en wethouders voor de regio Limburg-Zuid een gemeenschappelijke regeling dienen te treffen, waarbij een openbaar lichaam wordt ingesteld met de aanduiding: veiligheidsregio;

 

- dat de hiertoe in 2011 getroffen gemeenschappelijke regeling gewijzigd dient te worden als gevolg van de op 1 januari 2015 in werking getreden wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

 

- dat daarnaast nog wijzigingen in de gemeenschappelijke regeling dienen te worden aangebracht als gevolg van externe en interne ontwikkelingen in wet- en regelgeving en de organisatie van de veiligheidsregio;

 

Gelezen

 

- het voorstel van het algemeen bestuur tot wijziging van de gemeenschappelijke regeling;

 

Gelet op

 

- de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Gemeentewet, de Algemene wet bestuursrecht, de Wet veiligheidsregio’s, de Wet ambulancezorg, de Politiewet 2012 en de Wet publieke gezondheid;

- de toestemming van de gemeenteraden van de hiervoor genoemde gemeenten tot wijziging van de gemeenschappelijke regeling;

 

Besluiten:

 

- de Gemeenschappelijke Regeling Veiligheidsregio Zuid-Limburg te wijzigen, zodat deze als volgt zal luiden:

 

HOOFDSTUK 1 BEGRIPSBEPALINGEN

 

 

Artikel 1 Definities

 

1. In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:

 

a. Wgr: Wet gemeenschappelijke regelingen;

b. Wvr: Wet veiligheidsregio’s;

c. regeling: deze gemeenschappelijke regeling;

d. gemeente: de gemeente waarvan het college deze regeling heeft getroffen;

e. college: het college van burgemeester en wethouders van een gemeente;

f. Veiligheidsregio Zuid-Limburg: het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 2 van deze regeling;

g. gedeputeerde staten: het college van gedeputeerde staten van de provincie Limburg;

h. voorzitter directie: de functionaris belast met de algehele leiding en aansturing van de organisatie van de veiligheidsregio, zoals bedoeld in Hoofdstuk 9 van de regeling;

i. commandant: de commandant van de brandweer, zoals bedoeld in artikel 25, lid 3 Wvr;

j. directeur publieke gezondheid: de directeur GHOR, zoals bedoeld in artikel 32, lid1 Wvr en artikel 14 Wet publieke gezondheid;

k. bijstand: aanvullend personeel en materieel ten behoeve van de ondersteuning binnen en buiten de eigen regio, aangevraagd door of namens het bevoegd gezag;

l. brandweer: de brandweerorganisatie als bedoeld in artikel 25, lid 1 Wvr;

m. GGD Zuid Limburg: de organisatie die voor Zuid-Limburg onder andere de wettelijke taken verzorgt, zoals die zijn vastgelegd in Hoofdstuk IV van de Wet publieke gezondheid;

n. GHOR: de geneeskundige hulpverleningsorganisatie in de regio, belast met de coördinatie, aansturing en regie van de geneeskundige hulpverlening en met de advisering van andere overheden en organisaties op dat gebied;

o. coördinerend gemeentesecretaris: de coördinerend functionaris als bedoeld in artikel 36 Wvr;

p. rijksheren: de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen functionarissen die in buitengewone omstandigheden noodbevoegdheden namens de vakminister uitoefenen;

q. personeel: personen in dienst van de Veiligheidsregio Zuid-Limburg;

r. politiechef: de functionaris als bedoeld in artikel 1, lid 1 sub h van de Politiewet 2012.

 

HOOFDSTUK 2 ALGEMENE BEPALINGEN

 

 

Artikel 2.1 Het openbaar lichaam

 

1. Met toepassing van artikel 9 van de Wvr juncto artikel 8, lid 1 van de Wgr wordt een openbaar lichaam ingesteld, genaamd “Veiligheidsregio Zuid-Limburg”.

 

2. Het openbaar lichaam is gevestigd te Maastricht.

 

Artikel 2.2 Het bestuur

 

De Veiligheidsregio Zuid-Limburg kent de volgende bestuursorganen:

a. het algemeen bestuur;

b. het dagelijks bestuur;

c. de voorzitter.

 

HOOFDSTUK 3 DOELSTELLING, TAKEN, BEVOEGDHEDEN EN VERANTWOORDELIJKHEDEN

 

 

Artikel 3.1 Doelstelling

 

Het doel van de gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Zuid-Limburg is het realiseren van een efficiënte en kwalitatief hoogwaardige organisatie en uitvoering van de brandweer, geneeskundige hulpverlening, gemeentelijke bevolkingszorg, rampenbestrijding en crisisbeheersing binnen het werkgebied van de veiligheidsregio.

 

Artikel 3.2 Overdracht taken en bevoegdheden

 

Door de colleges worden de taken en bevoegdheden zoals genoemd in artikel 10 van de Wvr aan het bestuur van de Veiligheidsregio Zuid-Limburg overgedragen.

 

Artikel 3.3 Taken

 

Het openbaar lichaam heeft tot taak:

a. het uitvoeren van de taken en bevoegdheden welke bij of krachtens de Wvr en de Wet publieke gezondheid aan het openbaar lichaam zijn toegekend;

b. het coördineren van de voorbereiding van de gemeentelijke processen op het gebied van crisisbeheersing en rampenbestrijding;

c. het uitvoeren van overige taken en bevoegdheden welke door de colleges aan het bestuur van de veiligheidsregio zijn over- dan wel opgedragen.

 

Artikel 3.4 Verantwoordelijkheid brandweerzorg

 

Het bestuur van de Veiligheidsregio Zuid-Limburg is verantwoordelijk voor de brandweerzorg in zowel bestuurlijke als operationele zin.

 

Artikel 3.5 Brandweerzorgtaken op verzoek van een gemeente

 

1. De brandweer is bevoegd tot het verrichten van diensten voor een of meer deelnemende gemeenten, anders dan de primaire brandweerzorg, indien deze daarom verzoekt dan wel verzoeken en het algemeen bestuur dit verzoek inwilligt.

 

2. De dienstverlening zoals bedoeld in het vorige lid geschiedt op basis van een overeenkomst tussen het openbaar lichaam en de gemeente die deze aangaat. In deze overeenkomst wordt neergelegd welke prestaties de brandweer zal leveren, de kosten die hiervoor bij die gemeente in rekening worden gebracht en de voorwaarden waaronder deze dienstverlening wordt verleend.

 

Artikel 3.6 Verantwoordelijkheidsverdeling GHOR - GGD

 

1. Het bestuur is verantwoordelijk voor de GHOR-taken zoals vastgelegd in de Wvr.

 

2. GGD Zuid Limburg is verantwoordelijk voor de operationele GHOR-taken zoals vastgelegd in de Wvr en de Wet publieke gezondheid.

 

3. Over de in de voorgaande leden genoemde verantwoordelijkheidsverdeling en de gevolgen daarvan sluiten de besturen van de Veiligheidsregio Zuid-Limburg en de GGD Zuid Limburg een bestuursovereenkomst.

 

 

Artikel 3.7 Bevolkingszorg

 

1. Het bestuur van de Veiligheidsregio Zuid-Limburg bereidt de gemeentelijke processen Bevolkingszorg voor.

 

2. De coördinerend gemeentesecretaris is belast met de coördinatie van de maatregelen en voorzieningen die de gemeenten treffen met het oog op een ramp of crisis.

 

HOOFDSTUK 4 HET ALGEMEEN BESTUUR

 

 

Artikel 4.1 Samenstelling

 

1. Het algemeen bestuur bestaat uit de burgemeesters van de gemeenten.

 

2. Bij verhindering of ontstentenis van een burgemeester wordt hij vervangen overeenkomstig het bepaalde in artikel 77 Gemeentewet.

 

Artikel 4.2 Vergaderingen en werkwijze

 

1. Het algemeen bestuur vergadert jaarlijks tenminste vier maal, gelijkelijk verdeeld over het jaar. Het algemeen bestuur vergadert voorts zo vaak als de voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig oordeelt of als tenminste een vijfde van het aantal leden van het algemeen bestuur daarom verzoekt. De voorzitter is gehouden binnen drie weken na ontvangst ervan uitvoering te geven aan een dergelijk verzoek.

 

2. Het algemeen bestuur nodigt voor zijn vergaderingen de functionarissen uit als genoemd in artikel 12, lid 1 en artikel 13 van de Wvr.

 

3. De voorzitter nodigt andere functionarissen uit om als adviseur aan de vergaderingen deel te nemen, indien hun aanwezigheid in verband met de te behandelen onderwerpen van belang is.

 

4. In ieder geval nemen de leden van de directie (de commandant, de directeur publieke gezondheid, de coördinerend gemeentesecretaris en de politiechef) als vaste adviseurs deel aan de vergaderingen van het algemeen bestuur.

 

5. De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar. Door het algemeen bestuur kan met gesloten deuren worden vergaderd, indien tenminste een vijfde deel van de aanwezige leden daarom vraagt of indien de voorzitter dit nodig acht. Het algemeen bestuur beslist vervolgens dat met gesloten deuren zal worden vergaderd. Van een besloten vergadering wordt een afzonderlijk verslag gemaakt, dat niet openbaar wordt gemaakt, tenzij het algemeen bestuur anders beslist.

 

6. In een besloten vergadering kan niet worden besloten over: de vaststelling of wijziging van de begroting, de vaststelling van de jaarrekening, de wijziging of liquidatie van de gemeenschappelijke regeling, benoeming of ontslag van de leden van het dagelijks bestuur.

 

7. Besluiten worden met meerderheid van stemmen genomen. De leden van het algemeen bestuur hebben ieder één stem en daarboven één stem per volledig veelvoud van 25.000 inwoners. Het stemgewicht van de gemeenten wordt jaarlijks bepaald op basis van het inwonertal op 1 januari van het voorafgaande jaar zoals dat is opgenomen in de bevolkingsstatistiek van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Indien bij een stemming de stemmen staken, beslist de stem van de voorzitter.

 

8. Het algemeen bestuur stelt voor zijn vergaderingen en werkwijze een reglement van orde vast. Het reglement van orde wordt ter kennisneming aan de deelnemende gemeenten gezonden.

 

Artikel 4.3 Taken en bevoegdheden

 

1. Het algemeen bestuur is bevoegd tot regeling en bestuur inzake de aan de Veiligheidsregio Zuid-Limburg toegekende en overgedragen taken, voor zover in de Wvr, de Wgr of in deze regeling de bevoegdheid daartoe niet aan het dagelijks bestuur of de voorzitter is toegekend.

 

2. Het algemeen bestuur wijst in nauw overleg met de gemeenten de coördinerend gemeentesecretaris aan.

 

3. Het algemeen bestuur is bevoegd tot de oprichting van en de deelneming in andere openbare lichamen, stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen, indien dat in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang.

 

Artikel 4.4 Aanwijzingsbevoegdheid voorschriften brandweerzorg

 

1. Het algemeen bestuur is bevoegd aanwijzingen te geven aan het bestuur van een gemeente ten aanzien van het niveau van de brandweertaken en daarbij behorende prestatie-eisen en kwaliteitskaders, waaraan in die gemeente minimaal voldaan moet worden.

 

2. Indien het bestuur van een gemeente naar het oordeel het algemeen bestuur in gebreke blijft bij het opvolgen van de aanwijzingen bedoeld in het eerste lid, is het algemeen bestuur op grond van artikel 10a van de Wgr bevoegd namens en ten laste van de betrokken gemeente een besluit uit te voeren of te doen uitvoeren dan wel kan het algemeen bestuur dit geschil op grond van artikel 28 van de Wgr, ter beslissing voorleggen aan gedeputeerde staten.

 

 

HOOFDSTUK 5 HET DAGELIJKS BESTUUR

 

 

Artikel 5.1 Samenstelling

 

1. Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en drie leden.

 

2. De leden worden uit en door het algemeen bestuur aangewezen.

 

3. Bij de samenstelling van het dagelijks bestuur geldt het uitgangspunt dat een evenredige geografische verdeling over de regio wordt aangehouden. Als verdeling geldt dat per geografische eenheid volgens de zogenaamde vier politiedistricten van vóór 1 januari 2012 minimaal één zetel wordt ingevuld.

 

Artikel 5.2 Zittingsduur

 

1. Het lidmaatschap van het dagelijks bestuur eindigt zodra het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt of wanneer het lid van het dagelijks bestuur als zodanig ontslag neemt.

 

2. Het lid van het dagelijks bestuur dat ontslag neemt, blijft zijn functie waarnemen totdat in zijn opvolging is voorzien. Het algemeen bestuur beslist binnen drie maanden na het ontstaan van een vacature over de invulling daarvan.

 

3. Het tweede lid is niet van toepassing op het moment dat het lid van het dagelijks bestuur niet meer het ambt van burgemeester van een van de deelnemende gemeenten bekleedt.

 

Artikel 5.3 Onvrijwillig ontslag

 

1. Het algemeen bestuur kan een lid van het dagelijks bestuur ontslaan, indien dit lid niet meer het vertrouwen bezit van het algemeen bestuur.

 

2. Onvrijwillig ontslag van een lid van het dagelijks bestuur wordt onmiddellijk van kracht.

 

Artikel 5.4 Vergaderingen en werkwijze

 

1. Het dagelijks bestuur vergadert jaarlijks tenminste vier maal en voorts zo vaak als de voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig oordeelt of als tenminste twee leden van het dagelijks bestuur daarom verzoeken. De voorzitter is gehouden binnen drie weken na ontvangst van een dergelijk verzoek daaraan uitvoering te geven.

 

2. De leden van de directie (de commandant, de directeur publieke gezondheid, de coördinerend gemeentesecretaris en de politiechef) nemen als vaste adviseurs aan de vergaderingen deel. Het dagelijks bestuur kan andere personen uitnodigen om als adviseur aan de vergaderingen deel te nemen.

 

3. Besluiten van het dagelijks bestuur worden met gewone meerderheid van stemmen genomen. Indien bij een stemming de stemmen staken, geeft de stem van de voorzitter de doorslag.

 

4. Het dagelijks bestuur stelt voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden een reglement van orde vast. Het reglement van orde wordt ter kennisneming aan het algemeen bestuur gezonden.

 

Artikel 5.5 Taken en bevoegdheden

 

1. Het dagelijks bestuur is naast de in artikel 33b van de Wgr genoemde taken en bevoegdheden belast met:

a. het beheer van de eigendommen en geldmiddelen van het openbaar lichaam;

b. het nemen van alle conservatoire maatregelen, zowel in als buiten rechte en het doen van alles wat nodig is ter voorkoming van verjaring en het verlies van recht en bezit;

c. het afsluiten van een adequate aansprakelijkheidsverzekering voor schade aan personen en goederen als mede vermogensschade;

d. het houden van een voortdurend toezicht op het beheer en de exploitatie van het openbaar lichaam;

e. het behartigen van de belangen van het openbaar lichaam bij andere overheidslichamen, diensten of personen.

 

2. Het dagelijks bestuur kan bovenstaande bevoegdheden of onderdelen daarvan mandateren aan de voorzitter directie.

 

HOOFDSTUK 6 DE VOORZITTER

 

 

Artikel 6.1 Aanwijzing en vervanging

 

1. De benoeming van de voorzitter vindt plaats overeenkomstig het bepaalde in artikel 11, lid 2 van de Wvr.

 

2. De voorzitter is tevens voorzitter van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur.

 

3. Het algemeen bestuur kiest uit haar midden een plaatsvervangend voorzitter, die deel uitmaakt van het dagelijks bestuur.

 

4. Bij verhindering of ontstentenis wordt de voorzitter vervangen door de plaatsvervangend voorzitter.

 

5. Bij verhindering of ontstentenis van de voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter wijst het algemeen bestuur een van zijn leden aan die de voorzitter vervangt.

 

Artikel 6.2 Taken en Bevoegdheden

 

1. De voorzitter leidt de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.

 

2. De voorzitter vertegenwoordigt het openbaar lichaam in en buiten rechte. Hij kan deze vertegenwoordiging opdragen aan een door hem aan te wijzen persoon. Over een dergelijke opdracht informeert hij het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.

 

3. De voorzitter tekent de stukken die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan. Deze stukken worden door de secretaris mede ondertekend.

 

4. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid kan het dagelijks bestuur de voorzitter toestaan om de ondertekening van stukken die van het dagelijks bestuur uitgaan op te dragen aan een ander lid van het dagelijks bestuur of de ondertekening te mandateren aan de secretaris of aan een ander persoon.

 

HOOFDSTUK 7 COMMISSIES

 

 

Artikel 7.1 Commissies van advies

 

1. Het algemeen bestuur kan vaste dan wel tijdelijke commissies van advies instellen.

 

2. Vaste commissies van advies voor het dagelijks bestuur dan wel de voorzitter worden door het algemeen bestuur ingesteld op voorstel van deze bestuursorganen.

 

3. Andere commissies van advies aan het dagelijks bestuur dan wel de voorzitter worden door deze bestuursorganen ingesteld.

 

4. Artikel 24 van de Wgr is van toepassing op de vaste en andere commissies van advies.

 

Artikel 7.2 Bestuurscommissie

 

1. Het algemeen bestuur kan, overeenkomstig artikel 25 van de Wgr, commissies instellen met het oog op de behartiging van bepaalde belangen.

 

2. Het algemeen bestuur wijst een lid van het dagelijks bestuur aan als voorzitter van een commissie als bedoeld in het eerste lid van dit artikel.

 

HOOFDSTUK 8 INFORMATIE EN VERANTWOORDING

 

 

Artikel 8.1 Informatie- en verantwoordingsplicht (leden) algemeen bestuur

 

1. Het algemeen bestuur draagt zorg voor verstrekking van noodzakelijke verantwoordingsinformatie aan de raden en colleges van de gemeenten. Informatiebijeenkomsten voor leden van die bestuursorganen van de gemeenten zijn in elk geval onderdeel van dit informatietraject.

 

2. Een lid van het algemeen bestuur geeft aan de raad en het college van zijn gemeente of aan een of meer van de leden van die bestuursorganen gevraagd en ongevraagd alle inlichtingen die voor een juiste beoordeling van het door het algemeen bestuur van de veiligheidsregio gevoerde en te voeren beleid nodig is.

 

3. Alvorens de gevraagde inlichtingen te verstrekken kan het lid van het algemeen bestuur zich daarover nader laten informeren door het dagelijks bestuur.

 

4. Een lid van het algemeen bestuur is verantwoording verschuldigd aan de raad en het college van zijn gemeente voor het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid.

 

5. Het afleggen van verantwoording vindt plaats overeenkomstig het reglement van orde van het desbetreffende bestuursorgaan met dien verstande dat termijnen worden verdubbeld om het lid van het algemeen bestuur de gelegenheid te geven zich door het dagelijks bestuur nader te laten informeren.

 

Artikel 8.2 Informatie- en verantwoordingsplicht (leden) dagelijks bestuur

 

1. De leden van het dagelijks bestuur verstrekken zowel gezamenlijk als ieder afzonderlijk de door het algemeen bestuur of door een of meer leden daarvan gevraagde inlichtingen. Schriftelijk gevraagde inlichtingen worden zo mogelijk schriftelijk gegeven.

 

2. De leden van het dagelijks bestuur leggen zowel gezamenlijk als ieder afzonderlijk verantwoording af aan het algemeen bestuur voor het door het dagelijks bestuur gevoerde bestuur.

 

Artikel 8.3 Informatie- en verantwoordingsplicht voorzitter

 

Het bepaalde in artikel 8.2 is van overeenkomstige toepassing op de voorzitter voor het door hem als zodanig gevoerde bestuur.

 

HOOFDSTUK 9 ORGANISATIE: DIRECTIE EN PERSONEEL

 

Artikel 9.1 Voorzitter directie

 

1. De Veiligheidsregio Zuid-Limburg kent een directie.

 

2. De directie wordt gevormd door:

a. de commandant;

b. de directeur publieke gezondheid;

c. de coördinerend gemeentesecretaris;

d. de politiechef.

 

3. Het algemeen bestuur wijst uit de directie een voorzitter aan.

a. Het voorzitterschap kan aan een bepaalde periode worden gekoppeld.

b. De voorzitter van de directie kan niet de politiechef zijn.

c. De directie kiest uit haar midden een plaatsvervangend voorzitter. Het algemeen bestuur wordt hierover geïnformeerd

 

Artikel 9.2 Taken voorzitter directie

 

De voorzitter directie is in ieder geval belast met de volgende taken:

a. de dagelijkse leiding en aansturing van de organisatie van de Veiligheidsregio Zuid-Limburg;

b. zorgdragen binnen de directie voor periodieke afstemming over sturing en beheer met betrekking tot de taken van de veiligheidsregio;

c. het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter gevraagd en ongevraagd van advies dienen met betrekking tot hun taken en bevoegdheden;

d. zorgdragen voor een effectieve en efficiënte uitvoering van de besluiten van het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter;

e. functioneren als ambtelijk secretaris van de bestuursorganen van de Veiligheidsregio Zuid-Limburg en in die hoedanigheid het mede ondertekenen van de stukken van die bestuursorganen.

 

Artikel 9.3 Organisatie en personeel

 

1. Het dagelijks bestuur bepaalt, gehoord de voorzitter directie, de inrichting en werkwijze van de organisatie in een organisatieverordening.

 

2. Het dagelijks bestuur benoemt, schorst en ontslaat, binnen de kaders van de begroting, de commandant. Alvorens de commandant te benoemen stuurt het dagelijks bestuur -gehoord hebbende de directie- een competentieprofiel aan het algemeen bestuur, dat daarover zijn zienswijze kenbaar kan maken.

 

3. Het dagelijks bestuur benoemt, schorst en ontslaat, binnen de kaders van de begroting, het overige personeel van de Veiligheidsregio Zuid-Limburg. Het dagelijks bestuur kan deze bevoegdheden, met uitzondering van het nemen van disciplinaire maatregelen, mandateren aan de voorzitter directie.

 

4. Voor de rechtspositie van het personeel van de Veiligheidsregio Zuid-Limburg is de CAR-UWO van toepassing.

 

HOOFDSTUK 10 FINANCIËN

 

 

Artikel 10.1 Financieel beleid, beheer, organisatie en controle

 

1. Het algemeen bestuur stelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 212 Gemeentewet de verordening financieel beleid, beheer en organisatie vast.

 

2. Het algemeen bestuur stelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 213 Gemeentewet de verordening controle financieel beheer en financiële organisatie vast.

 

3. Het dagelijks bestuur zendt de in de vorige leden genoemde verordeningen twee weken na de vaststelling ervan aan gedeputeerde staten.

 

Artikel 10.2 Financiële en beleidsmatige kaders

 

Het dagelijks bestuur zendt vóór 15 april van het jaar voorafgaande aan het begrotingsjaar de algemene financiële en beleidsmatige kaders en de voorlopige jaarrekening aan de raden van de gemeenten.

 

Artikel 10.3 Begroting

 

1. Het dagelijks bestuur stelt jaarlijks de ontwerpbegroting van het openbaar lichaam op met toelichting en een meerjarenraming met toelichting voor ten minste drie op het begrotingsjaar volgende jaren. Bij de inrichting van de begroting en de meerjarenraming wordt inzichtelijk gemaakt welke kosten verband houden met de taken benoemd in artikel 3.3 van de regeling en hoe de verdeling van die kosten over de gemeenten zal zijn.

 

2. Het dagelijks bestuur zendt de ontwerpbegroting en bijbehorende stukken acht weken voordat deze aan het algemeen bestuur worden aangeboden toe aan de colleges en raden van de gemeenten.

 

3. De ontwerpbegroting wordt door de colleges van de gemeenten voor een ieder ter inzage gelegd en, tegen betaling van de kosten, ook algemeen verkrijgbaar gesteld.

 

4. De raden van de deelnemende gemeenten kunnen voor 1 juni bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur ter vaststelling wordt aangeboden.

 

5. Het algemeen bestuur stelt jaarlijks vóór 1 juli de begroting vast in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij dient.

 

6. Binnen twee weken na vaststelling, doch in ieder geval vóór 1 augustus zendt het dagelijks bestuur de begroting aan gedeputeerde staten.

 

7. Het bepaalde in het tweede, vierde en zesde lid van dit artikel is, met uitzondering van de in de leden 4 en 6 genoemde termijnen, van overeenkomstige toepassing op begrotingswijzigingen.

 

 

Artikel 10.4 Jaarstukken

 

1. Van de inkomsten en uitgaven van het openbaar lichaam wordt door het dagelijks bestuur over elk begrotingsjaar verantwoording afgelegd aan het algemeen bestuur, onder overlegging van de conceptjaarrekening, het jaarverslag met daarbij behorende bescheiden, zoals vermeld in artikel 213 Gemeentewet. Na de eigen oordeelsvorming zendt het dagelijks bestuur de conceptjaarrekening jaarlijks vóór 15 april toe aan de raden van de deelnemende gemeenten.

 

2. In de jaarrekening wordt – overeenkomstig de in de desbetreffende begroting opgenomen verdeelsleutel – het door elk van de onderscheidenlijke rechtspersonen over het desbetreffende jaar werkelijk verschuldigde bedrag opgenomen.

 

3. De conceptjaarrekening en het jaarverslag worden door de gemeenten voor eenieder ter inzage gelegd en, tegen betaling van de kosten, algemeen verkrijgbaar gesteld. Artikel 197, tweede en derde lid Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

 

4. De raden van de gemeenten kunnen vóór 1 juni bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de conceptjaarrekening en het jaarverslag naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de stukken, zoals deze aan het algemeen bestuur ter vaststelling worden aangeboden. De jaarrekening wordt vervolgens door het algemeen bestuur vastgesteld.

 

5. Het dagelijks bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft aan gedeputeerde staten en voorts aan de raden van de gemeenten.

 

6. Behoudens later in rechte gebleken onregelmatigheden, ontlast de vaststelling van de jaarrekening de leden van het dagelijks bestuur ten aanzien van het daarin verantwoorde financieel beheer.

 

HOOFDSTUK 11 ARCHIEF

 

 

Artikel 11 Archiefbescheiden

 

1. De bepalingen van de Archiefwet 1995 en van de daarop gebaseerde uitvoeringsvoorschriften zijn van overeenkomstige toepassing op deze regeling.

 

2. Het dagelijks bestuur draagt de zorg voor de archiefbescheiden van de bestuursorganen van het openbaar lichaam.

 

3. Het algemeen bestuur stelt een verordening vast betreffende de wijze waarop de in het voorgaande lid bedoelde zorg dient te worden verricht. Deze verordening wordt aan gedeputeerde staten medegedeeld.

 

4. Gedeputeerde staten oefenen toezicht uit op de in het tweede lid bedoelde zorg.

 

HOOFDSTUK 12 TOETREDEN, UITTREDEN, WIJZIGEN EN OPHEFFEN

 

 

Artikel 12.1 Toetreden

 

1. Toetreding tot deze regeling is slechts mogelijk in geval van wijziging van de indeling van gemeenten in de regio’s als vermeld in artikel 8 van de Wvr en de daarop gebaseerde bijlage.

 

2. In geval van een eventuele toetreding kan het algemeen bestuur nadere voorwaarden bepalen, waaronder deze zal plaatsvinden.

 

Artikel 12.2 Uittreden

 

Uitreding is slechts mogelijk in geval van wijziging van de indeling van de gemeenten in de regio’s als vermeld in artikel 8 van de Wvr en de daarop gebaseerde bijlage.

 

Artikel 12.3 Wijzigen

 

1. Deze regeling kan worden gewijzigd bij eensluidende besluiten van de colleges, na verkregen toestemming van hun raden, van tenminste twee derde van de gemeenten.

 

2. Het college van de plaats van vestiging, zoals vermeld in artikel 2.1, lid 2 van deze regeling, maakt de wijziging tijdig in de gemeenten bekend door kennisgeving van de inhoud daarvan in de Staatscourant. Artikel 140 Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

 

Artikel 12.4 Opheffen

 

1. Deze regeling kan slechts worden opgeheven voorzover dat op grond van de artikelen 8 en 9 van de Wvr mogelijk wordt gemaakt.

 

2. In geval van een opheffing, zoals vermeld in het voorgaande lid, wordt het algemeen bestuur belast met het opstellen van een liquidatieplan. Bij het opstellen van dit plan kan zo nodig worden afgeweken van de bepalingen in deze regeling. In het plan wordt voorzien in de personele gevolgen van de opheffing.

 

3. Het algemeen bestuur stelt het liquidatieplan vast nadat de colleges en raden van de gemeenten hun zienswijzen daarop hebben kunnen inbrengen.

 

4. Het dagelijks bestuur wordt belast met de uitvoering van het liquidatieplan.

 

5. Het openbaar lichaam blijft voortbestaan zolang dit voor de liquidatie van het vermogen nodig is. De bestuursorganen blijven zolang functioneren.

 

HOOFDSTUK 13 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

 

Artikel 13.1 Inwerkingtreding, citeertitel en bekendmaking

 

1. Deze regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd. De gewijzigde regeling treedt in werking op 1 januari 2016.

 

2. Deze regeling kan worden aangehaald als “Gemeenschappelijke Regeling Veiligheidsregio Zuid-Limburg”.

 

3. Het college van de plaats van vestiging draagt zorg voor toezending van de regeling aan gedeputeerde staten en de bekendmaking van de regeling door kennisgeving van de inhoud daarvan in de Staatscourant. Artikel 140 Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

 

4. Het dagelijks bestuur draagt zorg voor opneming van het openbaar lichaam en de regeling in het Handelsregister.

 

Artikel 13.2 Overgang rechten en plichten

 

Met ingang van 1 januari 2012 heeft de Gemeenschappelijke Regeling Veiligheidsregio Zuid-Limburg alle bezittingen en schulden, alsmede alle bestaande contracten, rechten en verplichtingen overgenomen van de Gemeenschappelijke Regeling Brandweer-GHOR Zuid-Limburg.

 

 

 

 

Toelichting op Gemeenschappelijke Regeling Veiligheidsregio Zuid-Limburg

 

Algemeen

 

Achtergrond

De verplichte vorming van veiligheidsregio’s vloeit direct voort uit de Wet veiligheidsregio’s. Uit de onderzoeken naar de vuurwerkramp in Enschede en de cafébrand in Volendam is gebleken dat de organisatie van de rampenbestrijding en crisisbeheersing beter kan en ook beter moet. Zoals het georganiseerd was, biedt naar het oordeel van de wetgever onvoldoende oplossing en borging voor de risico’s en gevolgen van steeds complexere en ingrijpendere rampen en crises. Dit alles heeft geleid tot de Wet veiligheidsregio’s die op 1 oktober 2010 in werking is getreden.

 

In de Memorie van Toelichting (Kamerstukken II, 31 117, nr. 3, p. 1) van de Wet veiligheidsregio’s is aangegeven dat met deze wet wordt beoogd een efficiënte en kwalitatief hoogwaardige organisatie van brandweerzorg, geneeskundige hulpverlening, rampenbestrijding en crisisbeheersing onder één regionale bestuurlijke regie te realiseren.

 

In Zuid-Limburg zijn de gemeenten op grond van artikel 9 van de Wet veiligheidsregio’s (hierna: Wvr) verplicht met elkaar een gemeenschappelijke regeling te treffen. In artikel 8 van de Wvr wordt de verdeling van de regio’s over het grondgebied aangegeven. In de bijlage bij de Wvr worden 25 regio’s onderscheiden. Voor de Zuid-Limburgse gemeenten wordt de regio Limburg-Zuid ingesteld, waartoe 18 gemeenten behoren, te weten: Beek, Brunssum, Eijsden-Margraten, Gulpen-Wittem, Heerlen, Kerkrade, Landgraaf, Maastricht, Meerssen, Nuth, Onderbanken, Schinnen, Simpelveld, Sittard-Geleen, Stein, Vaals, Valkenburg aan de Geul, Voerendaal.

 

De naamgeving van de veiligheidsregio is onderdeel geweest van een korte discussie binnen de regio. Het algemene gevoelen was dat men er de voorkeur aan geeft om uit te gaan van de naam Zuid-Limburg in plaats van Limburg-Zuid. Dit komt voort uit het feit dat men de naam Zuid-Limburg ziet als een merknaam voor het betreffende gebied. Daarnaast dienden bij het kiezen voor de naam Limburg-Zuid de nodige logo’s vervangen te worden.

 

Deze keuze is onderwerp van overleg geweest met het ministerie van Veiligheid en Justitie. Er wordt immers afgeweken van de benaming in de bijlage bij artikel 8 van de Wvr. Van de zijde van het ministerie bestond hiertegen geen bezwaar.

 

Wijziging gemeenschappelijke regeling

In 2015 werd het noodzakelijk de gemeenschappelijke regeling te wijzigen. De directe aanleiding daartoe is de wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen (hierna: Wgr) die op 1 januari 2015 in werking is getreden. Door deze wijziging komt de Wgr zelfstandiger te staan ten opzichte van de Gemeentewet. Sinds de invoering van de dualisering van het gemeentebestuur in 2002 ging men ten aanzien van het functioneren van gemeenschappelijke regelingen nog steeds uit van de Gemeentewet zoals die gold tot 2002. Dat leverde vaak moeilijke toepassings- en uitlegsituaties op. Door de wijziging van de Wgr is die situatie nu recht getrokken. Dat wil overigens niet zeggen dat de wijze van samenstelling en functioneren van de bestuursorganen van een gemeenschappelijke regeling die een openbaar lichaam is in de zin van artikel 8, lid 1 Wgr, zoals de Veiligheidsregio Zuid-Limburg, nu dualistisch is geworden. Dit blijft in een dergelijke gemeenschappelijke regeling nog steeds monistisch. Zo worden bijvoorbeeld de leden van het dagelijks bestuur door en vanuit het midden van het algemeen bestuur benoemd.

Naast de wijziging van de Wgr vormde ook de wijziging van de Politiewet per 1 januari 2013 aanleiding om kritisch naar de tekst van de gemeenschappelijke regeling te kijken.

 

Bij deze noodzakelijke wijziging van de gemeenschappelijke regeling is tegelijkertijd van de gelegenheid gebruik gemaakt om de hele regeling door te lichten op basis van de externe en interne ervaringen met het functioneren ervan. Dat heeft geleid tot wenselijke wijzigingen bijvoorbeeld in de organisatie van de veiligheidsregio.

 

Bij de wenselijke wijzigingen is ook gelet op het voorkomen van herhaling in de gemeenschappelijke regeling van bepalingen die al duidelijk en uitputtend zijn geformuleerd in met name de Wvr, de Wgr en de Gemeentewet. Zo kan de gemeenschappelijke regeling gedereguleerd worden.

 

Door deze noodzakelijke en wenselijke wijzigingen in een voorstel mee te nemen is er per 1 januari 2016 een gemeenschappelijke regeling voor handen die niet alleen volledig actueel is, maar bovendien toekomstgericht.

 

Artikelsgewijs

 

Hierna volgt een toelichting op de individuele artikelen, dit voor zover dit noodzakelijk is. Artikelen die voor zich spreken, worden niet nader toegelicht.

 

Artikel 3.1 Doelstelling

 

Voor de bepaling van de doelstelling van de Veiligheidsregio Zuid-Limburg is aansluiting gezocht bij de doelstelling die in de Wvr is opgenomen. Als gekozen zou worden voor een gedetailleerdere beschrijving van de doelstelling, ontstaat snel de kans op een opsomming die slechts een herhaling is van taken en bevoegdheden die op grond van de Wvr aan de veiligheidsregio’s zijn opgedragen. Uit het oogpunt van deregulering is dat ongewenst.

 

Artikel 3.2 Overdracht taken en bevoegdheden

 

De bevoegdheden die worden overgedragen vanuit de colleges aan de bestuursorganen van de gemeenschappelijke regeling zijn opgenomen onder artikel 10 van de Wvr. Door naar dit artikel te verwijzen in artikel 3.2, wordt voorkomen dat de regeling moet worden aangepast wanneer de over te dragen bevoegdheden in de toekomst wijzigen.

 

Deze overdrachtsbepaling is daarmee ook een uitwerking van het gestelde in de artikelen 10 en 30 van de Wgr omtrent het overdragen en opdragen van taken en bevoegdheden aan organen van een gemeenschappelijke regeling.

 

Artikel 3.3 Taken

 

In artikel 3.3 worden de taken omschreven waaraan de gemeenschappelijke regeling uitvoering dient te geven. Door verwijzing naar de betreffende wetgeving zoals opgenomen onder a. en twee specifieke taken die zijn opgenomen onder b. en c. wordt een sluitend takenpakket in de regeling opgenomen. Mocht de Wvr of de Wet publieke gezondheid wijzigen, dan behoeft de regeling daar niet op aangepast te worden.

 

Artikel 3.4 Brandweerzorg

 

In dit artikel komt tot uitdrukking dat het bestuur van de veiligheidsregio, zowel in beleidsmatig opzicht als ook in operationele zin verantwoordelijk is voor de brandweer binnen de veiligheidsregio.

 

 

Artikel 3.5 Brandweerzorgtaken op verzoek van een gemeente

 

Dit artikel regelt eventuele aanvullende diensten die de brandweer voor een deelnemende gemeente kan verrichten. Indien een of meerdere gemeenten het algemeen bestuur van de gemeenschappelijke regeling verzoeken tot het verrichten van specifieke brandweerzorgtaken, dan dient het algemeen bestuur hiertoe te besluiten. Bovendien dient er voor deze aanvullende dienstverlening een opdrachtovereenkomst gesloten te worden. Enerzijds om te bepalen waaruit deze dienstverlening bestaat en anderzijds tegen welke vergoeding deze dienstverlening wordt verricht.

 

Artikel 3.6 Verantwoordelijkheidsverdeling GHOR - GGD

 

In dit artikel is de verantwoordelijkheidsverdeling opgenomen tussen de gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Zuid-Limburg (beleidsmatig) en de gemeenschappelijke regeling GGD Zuid Limburg (operationeel). Hiertoe zal een separate bestuursovereenkomst worden gesloten tussen de dagelijkse besturen van genoemde gemeenschappelijke regelingen.

 

Artikel 3.7 Bevolkingszorg

 

Dit artikel ziet op de overkoepelende taakstelling van de gemeenschappelijke regeling opdat gemeenten zich beter regionaal kunnen voorbereiden op het bestrijden van rampen en zware ongevallen. De rol en taak van de coördinerend gemeentesecretaris (zie artikel 36 van de Wvr) wordt hier in de kern vastgelegd.

 

Artikel 4.1 Samenstelling (algemeen bestuur)

 

In artikel 11, lid 1 van de Wvr is in afwijking van artikel 13, lid 6 van de Wgr bepaald, dat het algemeen bestuur van de veiligheidsregio bestaat uit de burgemeesters van de deelnemende gemeenten. Op grond van deze verplichte samenstelling van het algemeen bestuur wordt in het tweede lid van artikel 4 voor de vervanging van een burgemeester dan ook functioneel aangesloten bij de vervangingsregeling voor burgemeesters zoals bepaald in artikel 77 Gemeentewet.

 

Artikel 4.2 Vergaderingen en werkwijze

 

In de artikelen 12, lid 1 en 13 van de Wvr is bepaald welke functionarissen uitgenodigd moeten worden de vergadering van het algemeen bestuur bij te wonen. In artikel 4.2, lid 3 is de mogelijkheid om andere personen als adviseur in de vergaderingen van het algemeen bestuur uit te nodigen (zie ook artikel 12, lid 2 van de Wvr). De leden van de directie (de commandant, de directeur publieke gezondheid, de coördinerend gemeentesecretaris en de politiechef) zullen als vaste adviseurs optreden (zie artikel 4.2, lid 4).

 

Artikel 4.2, lid 7 werkt het gewogen stemrecht nader uit. Aan deze stemverhouding wordt gehecht, omdat de gemeenten door hun verschillende schaalgrootte een verschillend belang kunnen hebben bij de taken en bevoegdheden van de gemeenschappelijke regeling. De laatste zin van dit artikellid berust op artikel 11, lid 5 van de Wvr.

 

Artikel 4.3 Taken en bevoegdheden

 

Dit artikel berust op artikel 33 van de (gewijzigde) Wgr. Omdat in de (gewijzigde) Wgr het dagelijks bestuur het personeel benoemt, schorst en ontslaat (zie artikel 33b, lid 1, sub d) is dit ook van toepassing op de commandant (van de brandweer). Zie hierna bij de artikelen 9.1 en 9.2.

 

Het bepaalde in het tweede lid van dit artikel is een uitwerking van artikel 36 van de Wvr. Het betreft hier geen medewerker van de organisatie van de gemeenschappelijke regeling. Gelet op de aard van de taak van deze functionaris is daarom gekozen voor een aanwijzing door het algemeen bestuur, in een goed op elkaar afgestemd overleg met de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten.

 

Het derde lid dient opgenomen te worden, omdat artikel 31a van de (gewijzigde) Wgr dat uitdrukkelijk als een verplichting stelt.

 

De in artikel 33a van de Wgr opgenomen delegatiemogelijkheid van het algemeen bestuur aan het dagelijks bestuur wordt niet in de gemeenschappelijke regeling opgenomen, omdat deze bevoegdheid rechtstreeks voortvloeit vanuit de Wgr.

 

Artikel 4.4 Aanwijzingsbevoegdheid voorschriften brandweerzorg

 

Ondanks dat de brandweer in Zuid-Limburg is geregionaliseerd, rusten op de deelnemende gemeenten nog steeds taken die van invloed (kunnen) zijn op de taakuitoefening van de brandweer. Zie in dit verband ook de artikelen 3 en 3a van de Wvr. Als voorbeeld kan de kwaliteit en kwantiteit van brandkranen worden genoemd. Het bestuur van de veiligheidsregio dient te beschikken over bevoegdheden om gemeenten aan te kunnen spreken op hun taak. Dit is middels een aanwijzingsbevoegdheid opgenomen in artikel 4.4. Om de aanwijzingsbevoegdheid te kunnen handhaven is het tweede lid bij dit artikel opgenomen.

 

Artikel 5.1 Samenstelling (dagelijks bestuur)

 

De tekst van dit artikel is in overeenstemming met het bepaalde in de leden 1 en 3 van artikel 14 van de Wgr. In het derde lid van artikel 5.1 is opgenomen dat bij de samenstelling van het dagelijks bestuur een evenredige geografische verdeling wordt aangehouden overeenkomstig de vier politiedistricten zoals die bestonden vóór 1 januari 2012. Die regionale benadering weerspiegelt nog steeds een evenwichtige verdeling over de veiligheidsregio.

 

Artikel 5.2 Zittingsduur

 

Door de koppeling aan het ambt van burgemeester spreekt deze bepaling voor zich. Een lid van het dagelijks bestuur dat als zodanig ontslag neemt, blijft uiteraard lid van het algemeen bestuur. Om een (formele) vacature in het dagelijks bestuur niet te lang te laten bestaan, is in het tweede lid een termijnbepaling opgenomen.

 

Artikel 5.3 Onvrijwillig ontslag

 

In artikel 5.3, lid 1 is de vertrouwensregel opgenomen. Wanneer een lid van het dagelijks bestuur niet meer het vertrouwen geniet van het algemeen bestuur dan zal hij zijn positie in het dagelijks bestuur moeten verlaten. Hij blijft dan wel lid van het algemeen bestuur, omdat hij immers op grond van de Wvr als burgemeester deel uit maakt van het algemeen bestuur. In een dergelijke situatie werkt artikel 5.2 van de regeling niet. Het algemeen bestuur zal binnen de termijn tot invulling van de vacature dienen over te gaan. in de tussentijd zullen de werkzaamheden binnen het dagelijks bestuur door de overige leden moeten worden waargenomen.

 

 

Artikel 5.4 Vergaderingen en werkwijze

 

In het tweede lid is, in overeenstemming met het daarover bepaalde bij het algemeen bestuur, voorzien in een vaste adviseursrol van de leden van de directie (de commandant, de directeur publieke gezondheid, de coördinerend gemeentesecretaris en de politiechef).

 

In het dagelijks bestuur geldt, in afwijking van het algemeen bestuur, geen gewogen stemverhouding. Het bepaalde in de laatste zin van het derde lid is afgeleid van artikel 11, lid 5 van de Wvr.

 

Artikel 5.5 Taken en bevoegdheden

 

Lid 1 is in overeenstemming gebracht met het bepaalde in artikel 44b van de (gewijzigde) Wgr. Deze bepaling is in de regeling nog aangevuld met nadere taken waarmee het dagelijks bestuur wordt belast.

 

Ofschoon het bepaalde in het tweede lid juridisch gezien niet strikt noodzakelijk is (zie artikel 10:3 Algemene wet bestuursrecht), is dit hier toch uitdrukkelijk geformuleerd om het dagelijks bestuur ruimte te geven bij het inrichten van de organisatie en de positie en taken van de voorzitter directie daarin (zie verder bij de artikelen 9.1 en 9.2).

 

Artikel 6.1 Aanwijzing en vervanging (voorzitter)

 

De wijze van benoeming (en schorsing en ontslag) van de voorzitter is uitputtend geregeld in artikel 11, lid 2 van de Wvr. Het algemeen bestuur houdt wel de wettelijke bevoegdheid tot de aanwijzing van een plaatsvervangend voorzitter (artikel 11, lid 3 van de Wvr).

 

In het vierde lid van dit artikel is nog een voorziening getroffen, indien zowel de voorzitter als diens plaatsvervanger verhinderd mochten zijn.

 

Artikel 7.1 Commissies van advies

 

Dit artikel is in overeenstemming gebracht met het bepaalde in artikel 24 van de Wgr. Met name de positie van het algemeen bestuur met betrekking tot het instellen van vaste adviescommissies voor het dagelijks bestuur dan wel de voorzitter is daarin aangescherpt.

 

Artikel 7.2 Bestuurscommissies

 

Op de eerste plaats moet hier opgemerkt worden dat de Wgr in artikel 25 alleen functionele (= bestuurs-) commissies kent. Territoriale commissies in de regio zijn dus niet toegestaan.

 

In het tweede lid van dit artikel is uitdrukkelijk bepaald dat het algemeen bestuur steeds een lid van het dagelijks bestuur tot voorzitter van een bestuurscommissie moet benoemen. Op deze wijze wordt geborgd dat er steeds een bestuurlijke relatie blijft bestaan tussen een commissie en het algemeen en dagelijks bestuur.

 

Artikelen 8.1 t/m 8.3 Informatie en verantwoording (algemeen bestuur, dagelijks bestuur en voorzitter)

 

Met name de artikelen 8.1 en 8.2 zijn in overeenstemming gebracht met het bepaalde in de artikelen 16 t/m 19a van de Wgr. Dat betekent onder andere dat er geen directe informatie- en verantwoordingslijn van (de leden van) het dagelijks bestuur aan de colleges en raden van de gemeenten bestaat. Deze lijn bestaat in de gemeenschappelijke regeling alleen tussen (de leden van) het dagelijks en algemeen bestuur. De informatie- en verantwoordingsplicht van de voorzitter zijn daarvan afgeleid.

 

 

Artikel 9.1 Directie veiligheidsregio

 

De gemeenschappelijke regeling kent een directie. Voor de bevordering van een eenduidige aansturing en werkwijze wijst het algemeen bestuur een voorzitter van de directie aan.

 

Artikel 9.2 Taken voorzitter directie

 

In dit artikel is een niet uitputtende opsomming gegeven van de taken van de voorzitter directie. Het principe van de eenhoofdige leiding komt met name onder a. tot uitdrukking. Verder zijn hier van belang het gestelde onder b. (afstemming binnen de directie) en onder e. (optreden als ambtelijk secretaris van het algemeen en dagelijks bestuur en de voorzitter).

 

Artikel 9.3 Organisatie en personeel

 

De inrichting van de organisatie is op grond van artikel 33b, lid 1, sub c van de Wgr een exclusieve bevoegdheid van het dagelijks bestuur. Hierbij heeft de voorzitter directie een belangrijke adviesrol.

 

Op grond van artikel 33b, lid 1, sub b van de Wgr is de benoeming, schorsing en het ontslag van de commandant een exclusieve bevoegdheid van het dagelijks bestuur. Omdat het algemeen bestuur ook direct te maken kan hebben met de commandant is in het tweede lid bepaald dat het dagelijks bestuur -gehoord hebbende de directie- een competentieprofiel opstelt, dat het algemeen bestuur kan beoordelen.

 

Artikelen 10.1 t/m 10.4 Financiën

 

Ofschoon de Wgr in de artikelen 34, 34 a, 34 b en 35 duidelijke bepalingen bevat over het begrotingsproces en de jaarrekeningprocedure, bepaalt artikel 35, lid 6 nog eens uitdrukkelijk dat de artikelen 186 t/m 213 Gemeentewet (Financiën van de gemeente) van overeenkomstige toepassing zijn. In het verlengde daarvan geldt ook het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV) voor gemeenschappelijke regelingen.

 

De bepalingen in de regeling zijn nu in overeenstemming met deze wettelijke uitgangspunten.

 

Artikel 11 Archiefbescheiden

 

Ten aanzien van de archiefbescheiden kan worden opgemerkt dat dit een standaardbepaling is.

 

Artikelen 12.1 t/m 12.4 Toetreden, uittreden, wijzigen en opheffen

 

Deze gemeenschappelijke regeling is een verplichte vorm van samenwerking. De Wvr bepaalt dit uitdrukkelijk, met name in de artikelen 8 en 9 (en de bijlage met regio-indeling). Dit uitgangspunt werkt door naar de bepalingen over toetreding, uittreding, wijziging en opheffing van de regeling. De bestuurlijke bevoegdheden zijn in deze beperkt door de kaders die de Wvr stelt. De betreffende bepalingen zijn in overeenstemming met deze kaders opgesteld.

 

 

Artikelen 13.1 Inwerkingtreding, citeertitel en bekendmaking

 

Artikel 13.1 is in overeenstemming gebracht met de aangepaste publicatiebepaling in artikel 26 van de Wgr. Daarnaast is de wettelijke verplichting opgenomen om de gemeenschappelijke regeling, die als openbaar lichaam een rechtspersoon is, te registreren in het Handelsregister.

 

Ondertekening

Aldus, na verkregen toestemming van de raad van de gemeente Heerlen bij besluit van (27 januari 2016, door het college vastgesteld in zijn vergadering van 8 december 2015.

Het college van burgemeester en wethouders

De burgemeester,

R.K.H. Krewinkel

de secretaris,

C.L.A.F.M. Bruls

Naar boven