Wijziging Nadere regels kleine evenementen

De burgemeester van de gemeente Wijchen,

 

gelet op artikel 2:25 tweede lid van de Algemene plaatselijke verordening;

BESLUIT

 

vast te stellen de Wijziging Nadere regels kleine evenementen.

Artikel I Wijziging Nadere regels kleine evenementen

(de nieuwe of gewijzigde tekst is vet gedrukt)

 

A. Artikel 2 lid 7 en 12 tot en met 14 wijzigt als volgt:

 

Oude tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2 Algemene voorschriften

Het verbod zoals bedoeld in artikel 2:25 lid 1 Apv geldt niet voor kleine evenementen die voldoen aan de volgende voorschriften:

7. Het evenement vindt niet plaats op zondag voor 13:00 uur.

12. Er wordt geen zwak alcoholhoudende drank geschonken, tenzij daarvoor ontheffing is verleend op basis van artikel 35 van de Drank- en Horecawet.

13. Er wordt geen tent gebruikt voor meer dan 50 personen of met een oppervlakte van meer dan 50 m2 en er worden geen overige objecten geplaatst met een oppervlakte van meer dan 25 m2.

14. Het evenement veroorzaakt geen geluidhinder, er wordt buiten alleen gebruik gemaakt van achtergrondmuziek. Een omroepinstallatie is niet toegestaan.

Artikel 2 Algemene voorschriften

Het verbod zoals bedoeld in artikel 2:25 lid 1 Apv geldt niet voor kleine evenementen die voldoen aan de volgende voorschriften:

7. Het evenement begint op zondag niet voor 13:00 uur, tenzij ontheffing wordt verleend op grond van de Zondagswet.

Het evenement begint op overige dagen niet voor 07:00 uur.

12. Er wordt geen zwak alcoholhoudende drank geschonken, tenzij:

– het een besloten feest betreft; of

– ontheffing wordt verleend op basis van artikel 35 van de Drank- en Horecawet.

13. Er wordt geen tent gebruikt voor meer dan 250 personen.

14. Het evenement veroorzaakt geen geluidhinder:

– er wordt buiten alleen gebruik gemaakt van achtergrondmuziek. Een omroepinstallatie is niet toegestaan; of

– ontheffing voor geluid wordt verleend op basis van artikel 4:6 apv.

 

B. Artikel 3 wijzigt als volgt:

 

Oude tekst

Nieuwe tekst

Artikel 3 Veiligheidsvoorschriften

Voor kleine evenementen gelden tijdens het evenement de volgende voorschriften:

1. De contactpersoon van de organisatie dient gedurende het gehele evenement bereikbaar te zijn.

2. De gebruikte openbare ruimte dient schoon te worden achtergelaten.

3. Als er door het evenement schade ontstaat aan de openbare ruimte dan wordt de schade op kosten van de organisator hersteld.

4. Omwonenden dienen ten minste 2 dagen van te voren door de organisatie schriftelijk in kennis te worden gesteld van het evenement en de daarmee gepaard gaande hinder.

5. De aanwezige bomen en beplanting dienen te worden ontzien en waar nodig te worden beschermd.

6. De veiligheid van de bezoekers mag op geen enkele wijze in gevaar worden gebracht.

7. Voor de hulpverlenende diensten moet een doorgaande route met een breedte van 4,5 meter waarvan 3,50 meter verhard en een hoogte van 4,2 meter beschikbaar zijn. Gebouwen moeten tot op 10 meter benaderbaar zijn voor hulpverlenende diensten. Eventuele hekwerken of afzettingen moeten gemakkelijk te openen zijn. Er moeten voldoende maatregelen worden genomen om parkeren voor de hekken te voorkomen.

8. Brandkranen en andere waterwinplaatsen moeten worden vrij gehouden en bereikbaar zijn voor brandweervoertuigen.

9. De nooduitgangen dienen te allen tijde vrij gehouden te worden en direct zonder het gebruik van hulpmiddelen te openen.

10. Er moeten voldoende blusmiddelen aanwezig zijn, hierbij is tenminste één goed zichtbare en bereikbare blusmiddel met een inhoud van 6 kg/L per 200 m2 gebruiksoppervlak noodzakelijk. Aanwezige blusmiddelen mogen niet aan het oog onttrokken worden door versiering of andere obstakels. Blusmiddelen moeten voorzien zijn van een geldig keurmerk conform de NEN 2559.

11. Er moet op toegezien worden dat er geen brandgevaarlijke situaties ontstaan door onveilig gebruik van vuur, gas en/of elektriciteit. De verschillende elektrische toestellen, snoeren en stekkers moeten onbeschadigd zijn.

12. Kabels, snoeren, leidingen, lopers, matten en dergelijke moeten zo zijn aangebracht dat vallen en struikelen wordt voorkomen.

13. Onverminderd het bovenstaande dienen voorts alle maatregelen getroffen te worden om ontstaan en uitbreiding van brand, het ontstaan van ongevallen of onveilige situaties zo goed als redelijkerwijs mogelijk te voorkomen.

14. De aanwijzingen van functionarissen van de gemeente, brandweer, politie en andere overheidsdiensten moeten stipt en direct worden opgevolgd.

 

Voor het gebruik van een tent:

15. De constructie van de tent dient voldoende stabiel te zijn.

16. De constructiematerialen van een tent inclusief tentdoek, vaste zijpanelen e.d. moeten:

a. voor het beperken van ontwikkeling van brand, bepaald overeenkomstig NEN 6065, ten minste behoren tot klasse 4 van de in die norm bedoelde bijdrage tot brandvoortplanting;

b. voor het beperken van het ontstaan van rook, bepaald overeenkomstig NEN 6066 geen grotere rookdichtheid hebben dan 10 m-1

17. De organisator moet er op toe zien dat er niet meer dan 50 personen in de tent aanwezig zijn.

18. De toegangen tot het terrein en de tent moeten worden vrijgehouden van geparkeerde auto’s, (brom)fietsen en overige obstakels.

19. De tent moet tot op een afstand van maximaal 30 meter bereikbaar zijn voor hulpverlenende diensten.

20. De ligging van de tent moet met inbegrip van eventuele scheerlijnen e.d. zodanig zijn, dat voldoende ruimte beschikbaar is, met een minimale breedte van 3,5 meter, voor een snelle en veilige ontvluchting vanuit de tent naar de openbare weg.

21. Open vuur in of nabij de tent is niet toegestaan.

 

Voor rommelmarkten, tentoonstellingen, braderieën e.d. in gebouwen:

22. Alle voorschriften van de gebruiksvergunning van het gebouw blijven onverminderd van toepassing.

23. In vluchtwegen en in voor ontvluchting bestemde doorgangen en uitgangen mogen geen voorwerpen aanwezig zijn waardoor de benodigde vrije doorgang wordt verminderd of waaraan men zich kan verwonden of die de ontvluchting kunnen verhinderen.

24. Blusmiddelen, alarmeringsmiddelen, vluchtwegen en uitgangen moeten altijd goed zichtbaar, bruikbaar en gebruiksgereed worden gehouden.

25. Tussen de rijen stands, tafels, kramen en dergelijke moeten doorgangen van ten minste 1,1 meter breedte worden vrijgehouden.

26. Bij in rijen opgestelde zitplaatsen moet tussen de rijen, eventueel inclusief tafels, een vrije effectieve ruimte aanwezig zijn van tenminste 40 centimeter.

27. Bij in rijen opgestelde zitplaatsen moeten, indien een rij meer dan 4 stoelen bevat en 4 of meer rijen achter elkaar zijn geplaatst, deze zo zijn gekoppeld of aan de vloer zijn bevestigd dat deze door gedrang niet kunnen verschuiven of omvallen.

28. Een rij zitplaatsen die slechts aan één einde op een gangpad of uitgang uitkomt, mag niet meer dan 8 zitplaatsen bevatten.

29. Een rij zitplaatsen die aan beide einden op een gangpad of uitgang uitkomt, mag ten hoogste bevatten:

a. 16 zitplaatsen, indien de vrije ruimte tussen de rijen kleiner is dan 45 centimeter;

b. 32 zitplaatsen, indien de vrije ruimte tussen de rijen groter is dan 45 centimeter;

c. 50 zitplaatsen, indien de vrije ruimte tussen de rijen groter is dan 45 centimeter én aan beide einden van de rijen per 4 rijen een uitgang met een breedte van tenminste 1,10 meter aanwezig is.

30. Meubels en voor aankleding of versiering te gebruiken voorwerpen op minder dan 2,50 meter hoogte boven de vloer mogen slechts een zodanige ruimte beslaan dat ten minste:

a. 0,25 m2 vloeroppervlakte beschikbaar blijft voor iedere persoon waarvoor geen zitplaats aanwezig is;

b. 0,30 m2 voor iedere persoon waarvoor een zitplaats aanwezig is die zodanig is aangebracht dat deze door gedrang niet kan verschuiven of omvallen (gekoppelde zitplaatsen);

c. 0,50 m2 voor iedere persoon waarvoor een zitplaats aanwezig is die niet zodanig is aangebracht dat deze door gedrang niet kan verschuiven of omvallen (niet-gekoppelde zitplaatsen).

31. Alle deuren en ruimten waarin het publiek wordt toegelaten, moeten zodanig zijn uitgevoerd dat zij zonder gebruik te maken van sleutels of andere losse voorwerpen steeds onmiddellijk zijn te openen.

32. Kachels of verwarmingselementen met open vuur, open gloeidraden of open verwarmingselementen zijn verboden, met uitzondering van kook/baktoestellen. Verplaatsbare ruimteverwarmingstoestellen, straalkachels en direct gestookte hete luchtkanonnen zijn niet toegestaan.

33. Het is verboden met brandbaar gas gevulde tanks, flessen en ballons en licht ontvlambare vloeistoffen aanwezig te hebben, uitgezonderd gasflessen ten behoeve van kook/baktoestellen.

 

Voor rommelmarkten, tentoonstellingen, braderieën e.d. in de open lucht:

34. De stands, kramen of podia moeten zodanig worden geplaatst dat alle toe- en uitgangen van woningen en/of bedrijven onbelemmerd te bereiken zijn.

35. Tussen de achterzijde van de stands, kramen of podia en de achterliggende bebouwing moet een strook van ten minste 1 meter breed worden vrijgehouden.

 

Voor het gebruik van stoffering en versiering:

36. Versieringen van papier, dennengroen, weefsels, of andere brandbare stoffen, zijn niet toegestaan.

37. Stoffering en versiering mogen niet in contact komen met spots en andere warm wordende apparatuur.

38. Gordijnen en andere verticale stofferingen moeten 10 centimeter vrij van de vloer worden gehouden.

39. Tussen het vloeroppervlak en de versiering moet een vrije hoogte van minimaal 2,5 meter overblijven. Deze versiering mag niet gemakkelijk ontvlambaar zijn, in geval van brand mag geen druppelvorming plaatsvinden.

40. Met brandbaar gas gevulde ballonnen zijn niet toegestaan.

41. Wanneer er meer dan 50 personen aanwezig zijn moet het textiel door impregneren moeilijk brandbaar zijn gemaakt. Het impregneren moet uitgevoerd worden conform de voorschriften van de fabrikant.

 

Voor het gebruik van kook- en baktoestellen:

42. Het gebruik van vetten en oliën is alleen toegestaan in thermisch beveiligde toestellen.

43. In de onmiddellijke nabijheid moet een draagbaar brandblusapparaat met een inhoud van minimaal 6 kg/L aanwezig zijn.

44. Bij het gebruik van pannen of toestellen voor bakken en braden moet een goed sluitende deksel en/of branddeken aanwezig zijn.

 

Voor het gebruik van een barbecue of grill:

45. In de onmiddellijke nabijheid moet een draagbaar brandblusapparaat met een inhoud van minimaal 6 kg/L aanwezig zijn.

46. Bij windkracht 5 of hoger mag geen barbecue/grill worden ontstoken.

47. Bij inpandig gebruik is uitsluitend een barbecue/grill toegestaan die voorzien is van een gasdetectiesysteem dat bij een defect een geluidssignaal geeft en de gastoevoer automatisch afsluit.

 

Voor het gebruik van gasflessen:

48. Brandbare vloeistoffen en gassen, evenals licht brandbare stoffen, mogen niet in tijdelijke bouwwerken aanwezig zijn. De opslag van deze stoffen moet ten minste 5 meter vanaf het bouwwerk zijn gelegen.

49. Het gebruik van andere brandbare gassen dan butaan of propaan is niet toegestaan. Het gebruik van LPG-tanks als brandstofreservoir voor verbruikstoestellen is eveneens niet toegestaan.

50. De verbinding tussen gasflessen en verbruikstoestellen moet bestaan uit een koperen leiding of uit een goedgekeurde slang.

51. De slangen tussen gasflessen en verbruikstoestellen moeten:

a. met behulp van deugdelijke slangklemmen zijn bevestigd;

b. zodanig zijn aangebracht dat deze vrij en niet onder spanning staan;

c. zodanig zijn aangebracht dat zij op geen enkele wijze aan ontoelaatbare temperatuursinvloeden of mechanische beschadigingen worden blootgesteld.

52. Daar waar het gevaar bestaat dat over gasleidingen gelopen wordt, moeten deze beschermd worden door een stevige afscherming.

53. De totale waterinhoud van de aanwezige gasflessen (gevulde en lege flessen gezamenlijk) mag maximaal 110 liter bedragen.

54. De gasflessen moeten tegen opwarming door zonnestraling worden beschermd.

55. Gasflessen waarvan de goedkeuring niet of meer dan 10 jaar geleden heeft plaatsgevonden, mogen niet aanwezig zijn.

Artikel 3 Veiligheidsvoorschriften

Voor kleine evenementen gelden tijdens het evenement de volgende voorschriften:

1. De contactpersoon van de organisatie dient gedurende het gehele evenement bereikbaar te zijn.

2. De gebruikte openbare ruimte dient schoon te worden achtergelaten.

3. Als er door het evenement schade ontstaat aan de openbare ruimte dan wordt de schade op kosten van de organisator hersteld.

4. Omwonenden dienen ten minste 2 dagen van te voren door de organisatie schriftelijk in kennis te worden gesteld van het evenement en de daarmee gepaard gaande hinder.

5. De aanwezige bomen en beplanting dienen te worden ontzien en waar nodig te worden beschermd.

6. De veiligheid van de bezoekers mag op geen enkele wijze in gevaar worden gebracht.

7. Voor de hulpverlenende diensten moet een doorgaande route met een breedte van 4,5 meter waarvan 3,50 meter verhard en een hoogte van 4,2 meter beschikbaar zijn. Gebouwen moeten tot op 10 meter benaderbaar zijn voor hulpverlenende diensten. Eventuele hekwerken of afzettingen moeten gemakkelijk te openen zijn. Er moeten voldoende maatregelen worden genomen om parkeren voor de hekken te voorkomen.

8. Brandkranen en andere waterwinplaatsen moeten worden vrij gehouden en bereikbaar zijn voor brandweervoertuigen.

9. De nooduitgangen dienen te allen tijde vrij gehouden te worden en direct zonder het gebruik van hulpmiddelen te openen.

10. Er moeten voldoende blusmiddelen aanwezig zijn, hierbij is tenminste één goed zichtbare en bereikbare blusmiddel met een inhoud van 6 kg/L per 200 m2 gebruiksoppervlak noodzakelijk. Bij elke (nood)uitgang moet op een goed zichtbare en bereikbare plaats een brandblusapparaat zijn aangebracht met een inhoud van tenminste 6 kg/L. In een tent voor meer dan 50 personen moeten minimaal twee brandblussers aanwezig zijn.

Aanwezige blusmiddelen mogen niet aan het oog onttrokken worden door versiering of andere obstakels. Blusmiddelen moeten voorzien zijn van een geldig keurmerk conform de NEN 2559.

11. Er moet op toegezien worden dat er geen brandgevaarlijke situaties ontstaan door onveilig gebruik van vuur, gas en/of elektriciteit. De verschillende elektrische toestellen, snoeren en stekkers moeten onbeschadigd zijn.

12. Kabels, snoeren, leidingen, lopers, matten en dergelijke moeten zo zijn aangebracht dat vallen en struikelen wordt voorkomen.

13. Onverminderd het bovenstaande dienen voorts alle maatregelen getroffen te worden om ontstaan en uitbreiding van brand, het ontstaan van ongevallen of onveilige situaties zo goed als redelijkerwijs mogelijk te voorkomen.

14. De aanwijzingen van functionarissen van de gemeente, brandweer, politie en andere overheidsdiensten moeten stipt en direct worden opgevolgd.

 

Voor het gebruik van een tent:

15. De constructie van de tent dient voldoende stabiel te zijn.

16. De constructiematerialen van een tent inclusief tentdoek, vaste zijpanelen e.d. moeten:

a. voor het beperken van ontwikkeling van brand, bepaald overeenkomstig NEN 6065, ten minste behoren tot klasse 4 van de in die norm bedoelde bijdrage tot brandvoortplanting;

b. voor het beperken van het ontstaan van rook, bepaald overeenkomstig NEN 6066 geen grotere rookdichtheid hebben dan 10 m-1

17. De organisator moet er op toe zien dat er niet meer dan 50 personen in de tent aanwezig zijn.

18. De toegangen tot het terrein en de tent moeten worden vrijgehouden van geparkeerde auto’s, (brom)fietsen en overige obstakels.

19. De tent moet tot op een afstand van maximaal 30 meter bereikbaar zijn voor hulpverlenende diensten.

20. De ligging van de tent moet met inbegrip van eventuele scheerlijnen e.d. zodanig zijn, dat voldoende ruimte beschikbaar is, met een minimale breedte van 3,5 meter, voor een snelle en veilige ontvluchting vanuit de tent naar de openbare weg.

21. Open vuur in of nabij de tent is niet toegestaan.

 

Voor evenementen in tenten en gebouwen:

22. De afstand van de tent tot ieder ander bouwsel dient ten minste 10 meter te bedragen. Bij een hoge vuurbelasting in de tent moet de afstand tenminste 15 meter bedragen. Dit geldt eveneens indien de tent naast een brandgevaarlijk of monumentaal pand komt te staan.

23. De afstand tussen een opstellingsplaats buiten de tent voor een bak- en braadinrichting of bakwagen dient minimaal 5 meter te bedragen.

24. De tent mag geen verdiepingsvloer hebben.

25. Het minimum aantal (nood)uitgangen per tent is twee.

26. De vrije breedte van een (nood)uitgang is minimaal 90 cm.

27. De vrije hoogte van een (nood)uitgang is minimaal 200 cm.

28. De vrije hoogte van een gangpad waarvan meer dan 50 personen gebruik moeten kunnen maken, moet over de benodigde uitgangsbreedte minimaal 2 meter bedragen.

29. Voor iedere 100 personen is 90 cm aan vrije (nood)uitgang breedte vereist.

30. De (nood)uitgangen moeten zover mogelijk van elkaar gelegen zijn, met dien verstande dat de loopafstand tot enige uitgang niet groter dan 30 meter mag zijn.

31. De paden naar de (nood)uitgangen moeten over een breedte van minimaal twee meter worden vrijgehouden van obstakels. Dit geldt ook voor de buitenzijde van de tent.

32. Een hoogteverschil van meer dan 21 cm tussen de vloer en de tent en het aansluitende terrein ter plaatse van de uitgangen, moet worden overbrugd door een trap of hellingbaan; de breedte moet tenminste gelijk zijn aan de breedte van de uitgang, vermeerderd met 50 cm. De trap of hellingbaan moet steeds voldoende stroef zijn.

33. Houten vloeren, vloerdelen en/of podia dienen zodanig te zijn aangebracht dat er geen open naden tussen de vloerdelen ontstaan.

34. De (nood)uitgangen moeten met één handeling (zonder gebruik te maken van losse voorwerpen) over de volle breedte te openen zijn en draaien in de richting van de vluchtroute.

35. Een deur van een ruimte voor meer dan 100 personen en een deur waarop bij het vluchten meer dan 100 personen zijn aangewezen kunnen in de vluchtrichting worden geopend door:

a. een lichte druk tegen de deur, of

b. een lichte druk tegen een op circa 1 m boven de vloer over de volle breedte van de deur aangebrachte panieksluiting die voldoet aan NEN-EN 1125: 1997, inclusief wijzigingsblad A1: 2001 en correctieblad C1: 2002

36. Direct boven de (nood)uitgang(en) van de tent moet een transparantverlichting worden aangebracht met pictogrammen conform NEN 6088. De transparantverlichting moet binnen 15 seconden na het uitvallen van de voorziening voor elektriciteit overschakelen op een noodstroomvoorziening.

37. De transparantverlichting moet goed zichtbaar zijn en permanent branden indien er publiek aanwezig is; bij spanningsuitval moet deze minimaal 30 minuten blijven branden.

38. Er moet een noodverlichtingsinstallatie zijn aangebracht die is aangesloten op een voorziening voor noodstroom die binnen 15 seconden na het uitvallen van de voorziening voor elektriciteit gedurende minimaal 30 minuten een verlichtingssterkte kan geven van tenminste 1 lux op de vloer gemeten.

39. Voor de verlichting mag uitsluitend gebruik worden gemaakt van elektrische verlichting.

40. De elektrische gloeilampen, schijnwerpers, enz. moeten zodanig zijn opgehangen, geplaatst of beschermd, dat zij onder geen omstandigheid met brandbare goederen of stoffen in aanraking kunnen komen.

41. De elektrische installatie moet voldoen aan het gestelde in NEN 1010.

42. Kachels of verwarmingselementen met open vuur, open gloeidraden of open verwarmingselementen zijn verboden.

43. Het is verboden verplaatsbare ruimteverwarmingstoestellen, straalkachels en direct gestookte hete luchtkanonnen in de tent te doen of laten gebruiken.

44. Gasinstallaties dienen te voldoen aan de voorwaarden gesteld in NEN1078 en NEN3324.

45. Tijdelijke gasinstallaties voor verwarming en kookdoeleinden mogen maximaal 10 meter vanaf een niet vast opgesteld verbruikstoestel worden geplaatst.

46. Lopers, matten en dergelijke die in vluchtwegen zijn bevestigd, moeten vast aan de vloer (grond) zijn bevestigd.

47. Alle voorschriften van de gebruiksvergunning van het gebouw blijven onverminderd van toepassing.

48. In vluchtwegen en in voor ontvluchting bestemde doorgangen en uitgangen mogen geen voorwerpen aanwezig zijn waardoor de benodigde vrije doorgang wordt verminderd of waaraan men zich kan verwonden of die de ontvluchting kunnen verhinderen.

49.Blusmiddelen, alarmeringsmiddelen, vluchtwegen en uitgangen moeten altijd goed zichtbaar, bruikbaar en gebruiksgereed worden gehouden.

50. Tussen de rijen stands, tafels, kramen en dergelijke moeten doorgangen van ten minste 1,1 meter breedte worden vrijgehouden.

51. Bij in rijen opgestelde zitplaatsen moet tussen de rijen, eventueel inclusief tafels, een vrije effectieve ruimte aanwezig zijn van tenminste 40 centimeter.

52. Bij in rijen opgestelde zitplaatsen moeten, indien een rij meer dan 4 stoelen bevat en 4 of meer rijen achter elkaar zijn geplaatst, deze zo zijn gekoppeld of aan de vloer zijn bevestigd dat deze door gedrang niet kunnen verschuiven of omvallen.

53. Een rij zitplaatsen die slechts aan één einde op een gangpad of uitgang uitkomt, mag niet meer dan 8 zitplaatsen bevatten.

54. Een rij zitplaatsen die aan beide einden op een gangpad of uitgang uitkomt, mag ten hoogste bevatten:

a. 16 zitplaatsen, indien de vrije ruimte tussen de rijen kleiner is dan 45 centimeter;

b. 32 zitplaatsen, indien de vrije ruimte tussen de rijen groter is dan 45 centimeter;

c. 50 zitplaatsen, indien de vrije ruimte tussen de rijen groter is dan 45 centimeter én aan beide einden van de rijen per 4 rijen een uitgang met een breedte van tenminste 1,10 meter aanwezig is.

55. Meubels en voor aankleding of versiering te gebruiken voorwerpen op minder dan 2,50 meter hoogte boven de vloer mogen slechts een zodanige ruimte beslaan dat ten minste:

a. 0,25 m2 vloeroppervlakte beschikbaar blijft voor iedere persoon waarvoor geen zitplaats aanwezig is;

b. 0,30 m2 voor iedere persoon waarvoor een zitplaats aanwezig is die zodanig is aangebracht dat deze door gedrang niet kan verschuiven of omvallen (gekoppelde zitplaatsen);

c. 0,50 m2 voor iedere persoon waarvoor een zitplaats aanwezig is die niet zodanig is aangebracht dat deze door gedrang niet kan verschuiven of omvallen (niet-gekoppelde zitplaatsen).

56. Alle deuren en ruimten waarin het publiek wordt toegelaten, moeten zodanig zijn uitgevoerd dat zij zonder gebruik te maken van sleutels of andere losse voorwerpen steeds onmiddellijk zijn te openen.

57. Kachels of verwarmingselementen met open vuur, open gloeidraden of open verwarmingselementen zijn verboden, met uitzondering van kook/baktoestellen. Verplaatsbare ruimteverwarmingstoestellen, straalkachels en direct gestookte hete luchtkanonnen zijn niet toegestaan.

58. Het is verboden met brandbaar gas gevulde tanks, flessen en ballons en licht ontvlambare vloeistoffen aanwezig te hebben, uitgezonderd gasflessen ten behoeve van kook/baktoestellen.

59. Meubelen en voor aankleding of versiering te gebruiken voorwerpen op en op minder dan 2,50 meter hoogte boven de vloer, moeten indien de vrije vloeroppervlakte minder dan 0,50 m2 per persoon bedraagt, zodanig zijn aangebracht dat zij door gedrang niet kunnen verschuiven of omvallen.

 

Voor evenementen in de open lucht:

60. De stands, kramen of podia moeten zodanig worden geplaatst dat alle toe- en uitgangen van woningen en/of bedrijven onbelemmerd te bereiken zijn.

61. Tussen de achterzijde van de stands, kramen of podia en de achterliggende bebouwing moet een strook van ten minste 1 meter breed worden vrijgehouden.

 

Voor het gebruik van stoffering en versiering:

62. Versieringen van papier, dennengroen, weefsels, of andere brandbare stoffen, zijn niet toegestaan.

63. Stoffering en versiering mogen niet in contact komen met spots en andere warm wordende apparatuur.

64. Gordijnen en andere verticale stofferingen moeten 10 centimeter vrij van de vloer worden gehouden.

65. Tussen het vloeroppervlak en de versiering moet een vrije hoogte van minimaal 2,5 meter overblijven. Deze versiering mag niet gemakkelijk ontvlambaar zijn, in geval van brand mag geen druppelvorming plaatsvinden.

66. Met brandbaar gas gevulde ballonnen zijn niet toegestaan.

67. Wanneer er meer dan 50 personen aanwezig zijn moet het textiel door impregneren moeilijk brandbaar zijn gemaakt. Het impregneren moet uitgevoerd worden conform de voorschriften van de fabrikant.

 

Voor het gebruik van kook- en baktoestellen:

68. Het gebruik van vetten en oliën is alleen toegestaan in thermisch beveiligde toestellen.

69. In de onmiddellijke nabijheid moet een draagbaar brandblusapparaat met een inhoud van minimaal 6 kg/L aanwezig zijn.

70. Bij het gebruik van pannen of toestellen voor bakken en braden moet een goed sluitende deksel en/of branddeken aanwezig zijn.

 

Voor het gebruik van een barbecue of grill:

71. In de onmiddellijke nabijheid moet een draagbaar brandblusapparaat met een inhoud van minimaal 6 kg/L aanwezig zijn.

72. Bij windkracht 5 of hoger mag geen barbecue/grill worden ontstoken.

73. Bij inpandig gebruik is uitsluitend een barbecue/grill toegestaan die voorzien is van een gasdetectiesysteem dat bij een defect een geluidssignaal geeft en de gastoevoer automatisch afsluit.

 

Voor het gebruik van gasflessen:

74. Brandbare vloeistoffen en gassen, evenals licht brandbare stoffen, mogen niet in tijdelijke bouwwerken aanwezig zijn. De opslag van deze stoffen moet ten minste 5 meter vanaf het bouwwerk zijn gelegen.

75. Het gebruik van andere brandbare gassen dan butaan of propaan is niet toegestaan. Het gebruik van LPG-tanks als brandstofreservoir voor verbruikstoestellen is eveneens niet toegestaan.

76. De verbinding tussen gasflessen en verbruikstoestellen moet bestaan uit een koperen leiding of uit een goedgekeurde slang.

77. De slangen tussen gasflessen en verbruikstoestellen moeten:

a. met behulp van deugdelijke slangklemmen zijn bevestigd;

b. zodanig zijn aangebracht dat deze vrij en niet onder spanning staan;

c. zodanig zijn aangebracht dat zij op geen enkele wijze aan ontoelaatbare temperatuursinvloeden of mechanische beschadigingen worden blootgesteld.

78. Daar waar het gevaar bestaat dat over gasleidingen gelopen wordt, moeten deze beschermd worden door een stevige afscherming.

79. De totale waterinhoud van de aanwezige gasflessen (gevulde en lege flessen gezamenlijk) mag maximaal 110 liter bedragen.

80. De gasflessen moeten tegen opwarming door zonnestraling worden beschermd.

81. Gasflessen waarvan de goedkeuring niet of meer dan 10 jaar geleden heeft plaatsgevonden, mogen niet aanwezig zijn.

 

C. Artikel 4 vierde lid wijzigt als volgt:

 

Oude tekst

Nieuwe tekst

Artikel 4 Melding

4. De organisator krijgt een ontvangstbevestiging van de melding indien deze akkoord is. Indien de melding niet voldoet aan de vereisten dan krijgt de organisator bericht dat de melding niet akkoord is, waarna eventueel een vergunning aangevraagd kan worden.

Artikel 4 Melding

4. De organisator krijgt een ontvangstbevestiging van de melding. Indien de melding niet voldoet aan de vereisten dan krijgt de organisator bericht dat de melding niet akkoord is, waarna eventueel een evenementenvergunning aangevraagd kan worden.

Artikel II Inwerkingtreding

Deze Wijziging Nadere regels kleine evenementen treedt in werking de eerste dag na bekendmaking.

 

Vastgesteld op 6 september 2016

mr. J.Th.C.M. Verheijen

burgemeester

Toelichting

 

Hoofdstuk 2. Artikelsgewijze toelichting, Artikel 2 Algemene voorwaarden Lid 7 en 8, Lid 11 en 12, Lid 13 en Lid 14 wijzigt als volgt:

 

Oude tekst

Nieuwe tekst

Lid 7 en 8

Op grond van de Zondagswet is het verboden op zondag voor 13.00 uur evenementen te houden. De eindtijden zijn afgestemd op de eindtijden in het evenementenbeleid. In lijn met de sluitingstijden voor horeca mag op vrijdag- en zaterdagavond een evenement een uur langer doorgaan.

 

Lid 11 en 12

Voor het schenken van zwak-alcoholhoudende drank tijdens een evenement is een ontheffing op basis van de Drank- en horecawet vereist. Het schenken van sterk-alcoholhoudende drank kan niet met een ontheffing toegestaan worden. Indien het evenement in een horeca inrichting (en niet daarbuiten) met een geldige drank- en horecavergunning gehouden wordt, dan mag op basis van die vergunning alcohol-houdende drank (zwak en sterk) geschonken worden. Dan is een ontheffing niet nodig.

 

Lid 13

Indien een tent geplaatst wordt dan mag deze niet voor meer dan 50 personen gebruikt worden of groter zijn dan 50 m2.

De grens van 50 m2 komt overeen met het criterium voor het moeten aanvragen van een gebruiksvergunning voor gebruik van een inrichting, niet zijnde een bouw-werk (artikel 2 Brandbeveiligingsverordening 2010). Bij evenementen wordt geen aparte gebruiksvergunning verleend maar deze wordt verwerkt in de evenementen-vergunning. Daarom kan bij gebruik van een grotere tent niet volstaan worden met een melding.

 

Onder ‘objecten’ worden verstaan constructies of tijdelijke bouwwerken zoals bijvoorbeeld stormbanen of kermisattracties.

 

Lid 14

Met ‘achtergrondmuziek’ wordt bedoeld muziek waarbij zonder stemverheffing gepraat kan worden. Versterkte live-muziek of een dj-installatie zijn in ieder geval niet toegestaan.

Lid 7 en 8

Op grond van de Zondagswet is het verboden op zondag voor 13.00 uur evenementen te houden, tenzij een ontheffing wordt verleend. De begintijden van de overige dagen en de eindtijden zijn afgestemd op de eindtijden in het evenementenbeleid. In lijn met de sluitingstijden voor horeca mag op vrijdag- en zaterdagavond een evenement een uur langer doorgaan.

 

Lid 11 en 12

De Drank- en horecawet verbiedt het schenken van alcoholhoudende drank zonder vergunning. Voor evenementen kan een ontheffing worden verleend, maar alleen voor zwak-alcoholhoudende drank. Voor een besloten feest is geen ontheffing nodig. Een feest is besloten als er een specifieke, afgebakende groep bezoekers is en het feest dus niet toegankelijk is voor anderen.

Indien het evenement in een commerciële horeca inrichting (en niet daarbuiten) met een geldige drank- en horecavergunning gehouden wordt, dan mag op basis van die vergunning alcoholhoudende drank (zwak en sterk) geschonken worden. Dan is een ontheffing niet nodig.

Voor een evenement in een paracommerciële horeca inrichting dat niet past binnen de doelstelling van de organisatie, is een ontheffing op grond van artikel 4 lid 4 Drank- en horecawet vereist.

 

Lid 13

Indien een tent geplaatst wordt dan mag deze niet voor meer dan 250 personen gebruikt worden.

De grens van 250 personen is in overleg met de brandweer bepaald. Voor dit soort tenten zijn standaard brandveiligheidsvoorschriften voldoende (zie artikel 3). Voor grotere tenten is maatwerk nodig en dat kan niet met een melding. Daarom is voor grotere tenten een evenementenvergunning nodig.

 

Lid 14

Met ‘achtergrondmuziek’ wordt bedoeld muziek waarbij zonder stemverheffing gepraat kan worden. Versterkte live-muziek of een dj-installatie zijn in ieder geval niet toegestaan. Als de organisator hiervan gebruik wil maken dan moet een ontheffing geluidhinder aangevraagd worden (naast de melding voor het evenement).

Naar boven