Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Delft 2016

 

 

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Delft,

gelet op de artikelen11 lid 4, 12 lid 2 en 17 van de verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Delft 2015,

gelet op het uitvoeringsbesluit wet maatschappelijke ondersteuning 2015 d.d. 27/10/2014,

besluit vast te stellen het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Delft 2016.

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

1.Wet:

de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

2.Verordening:

de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Delft 2015.

3.Beleidsregels:

de Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2015.

Artikel 2. Hoogte van het persoonsgebonden budget (pgb)

  • 1.

    De hoogte van het pgb voor huishoudelijke hulp bedraagt:

    • maximaal € 21,58 per uur voor huishoudelijke hulp 1, zoals omschreven in de beleidsregels § 3.1.2, als de hulp wordt geleverd door een daartoe opgeleid persoon;

    • maximaal € 26,49 per uur voor huishoudelijke hulp 2, zoals omschreven in de beleidsregels § 3.1.2, als de hulp wordt geleverd door een daartoe opgeleid persoon;

    • maximaal € 17,50 per uur indien zorgvrager de huishoudelijke hulp inkoopt bij een dienstverlener vallend onder de Regeling Persoonlijke Dienstverlening aan Huis (vergoeding voor een arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 5, eerste lid van de Wet op de loonbelasting 1964).

  • 2.

    De hoogte van het pgb voor individuele begeleiding basis bedraagt:

    • maximaal € 35,84 per uur, voor zover de begeleiding wordt uitgevoerd door een daartoe opgeleid persoon, die niet behoort tot het sociale netwerk van de zorgvrager;

    • maximaal € 20,= per uur, als de begeleiding wordt geleverd door een persoon die niet daartoe is opgeleid, dan wel behoort tot het sociale netwerk van de zorgvrager.

  • 3.

    De hoogte van het pgb voor individuele begeleiding speciaal bedraagt:

    • maximaal € 55,28 per uur, voor zover de begeleiding wordt uitgevoerd door een daartoe opgeleid persoon, die niet behoort tot het sociale netwerk van de zorgvrager;

    • maximaal € 20,= per uur, als de begeleiding wordt geleverd door een persoon die niet daartoe is opgeleid, dan wel behoort tot het sociale netwerk van de zorgvrager.

  • 4.

    De hoogte van het pgb voor begeleiding groep bedraagt:

    • maximaal € 44,30 per dagdeel, voor zover de begeleiding wordt geleverd door een daartoe opgeleid persoon, die niet behoort tot het sociale netwerk van de zorgvrager;

    • maximaal € 20,= per dagdeel, als de begeleiding wordt geleverd door een persoon die niet daartoe is opgeleid, dan wel behoort tot het sociale netwerk van de zorgvrager.

  • 5.

    De hoogte van het pgb voor vervoer van en naar de dagbesteding bedraagt per dag, de werkelijk te maken kosten,

    • tot een maximum van € 20,35 voor rolstoelgebonden zorgvragers,

    • tot een maximum van € 7,15 voor niet-rolstoelgebonden zorgvragers.

  • 6.

    De hoogte van het pgb voor kortdurend verblijf bedraagt maximaal € 35,= per etmaal.

  • 7.

    De hoogte van het pgb voor beschermd wonen:

  • a.

    bedraagt maximaal de tarieven zoals vermeld in bijlage 1 bij dit besluit, vastgesteld op basis van de klasse en het soort ondersteuning dat is geïndiceerd, en voor zover de begeleiding wordt uitgevoerd door een daartoe opgeleid persoon die niet behoort tot het sociale netwerk van de zorgvrager;

  • b.

    voor bewoners van een wooninitiatief beschermd wonen, is een budgetophoging van maximaal € 4.000,= per jaar mogelijk; de definitie van een wooninitiatief is dat er minimaal 3 en maximaal 26 bewoners op 1 adres, of binnen een straal van 100 meter wonen, waarin ten minste één gemeenschappelijke verblijfsruimte aanwezig is die geschikt is voor het ontplooien van gezamenlijke activiteiten.

  • 8.

    De hoogte van een pgb voor overige maatwerkvoorzieningen is maximaal gelijk aan de kostprijs van deze voorziening bij de door de gemeente gecontracteerde leverancier, dan wel aan de kostenberekening van een geaccepteerde offerte van een ter zake deskundig leverancier.

Artikel 3. Eigen bijdrage voor maatwerkvoorzieningen

  • 1.

    De bedragen per vier weken, de inkomensbedragen en de percentages die gelden voor de berekening van de eigen bijdrage, die zorgvrager verschuldigd is ingevolge artikel 12 lid 2 van de verordening, zijn gelijk aan die genoemd in artikel 3.8, eerste lid, van het uitvoeringsbesluit Wmo 2015, en vermeld in bijlage 2 bij dit besluit.

  • 2.

    Ter vaststelling van de eigen bijdrage voor een maatwerkvoorziening geldt de werkelijke kostprijs van de voorziening.

  • 3.

    In afwijking op lid 2 geldt als kostprijs voor de vaststelling van de eigen bijdrage:

    • € 14,20 per uur voor begeleiding individueel, inclusief persoonlijke verzorging en verpleging,

    • € 14,20 per dagdeel voor begeleiding groep,

    • € 42,60 per etmaal voor kortdurend verblijf.

  • 4.

    In afwijking op lid 1 wordt de eigen bijdrage voor personen die verblijven in een instelling voor beschermd wonen vastgesteld overeenkomstig de artikelen 3.11 tot en met 3.19 van het uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

  • 5.

    In aanvulling op lid 1 geldt voor de eigen bijdrage voor personen die verblijven in een instelling voor maatschappelijke opvang de bepaling over zak- en kleedgeld en zorgtoeslag ingevolge artikel 3.20 van het uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

  • 6.

    Geen eigen bijdrage in de kosten wordt opgelegd indien:

    • de kostprijs van de eenmalig te verstrekken maatwerkvoorziening lager is dan € 250,=;

    • de maatwerkvoorziening gerealiseerd wordt in een woongebouw waarvan de woning van belanghebbende onderdeel uitmaakt, én voor zover de voorziening betrekking heeft op het toe- en/of doorgankelijk maken van het woongebouw;

    • alle gevallen zoals omschreven in de wet evenals artikel 3.8, lid 4 van het uitvoeringsbesluit Wmo.

  • 7.

    In aanvulling op lid 2 wordt de kostprijs van een maatwerkvoorziening in bruikleen bepaald in relatie tot de vastgestelde levensduur van de maatwerkvoorziening.

  • 8.

    Als een maatwerkvoorziening wordt verstrekt voordat zorgvrager de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt, gaat de eigen bijdrage pas in vanaf de 18-jarige leeftijd.

Artikel 4.

Tegemoetkoming en voor meerkosten personen met een beperking

  • 1.

    Indien de te verlenen voorziening bestaat uit het gebruik van een taxi of auto voor lokaal en regionaal vervoer, overeenkomstig de beleidsregels § 5.1.1, dan kan een financiële tegemoetkoming worden verstrekt. De hoogte van deze tegemoetkoming bedraagt per maand maximaal:

    • € 87,= voor het gebruik van een taxi of auto,

    • € 122,= voor het gebruik van een rolstoeltaxi.

  • 2.

    Indien zorgvrager een tegemoetkoming is verstrekt ingevolge het vorige lid, en in aanmerking komt voor een gehandicaptenparkeerplaats, dan kan een tegemoetkoming worden verstrekt in de inrichtingskosten van de gehandicaptenparkeerplaats. De hoogte van de tegemoetkoming is gelijk aan de werkelijk gemaakte kosten tot een maximum van € 333,=.

  • 3.

    Indien de te verlenen voorziening bestaat uit een vergoeding voor verhuis- en inrichtingskosten, overeenkomstig de beleidsregels § 3.2.1, dan kan daarvoor een financiële tegemoetkoming worden verstrekt. De tegemoetkoming voor verhuis- en herinrichtingskosten is gelijk aan de werkelijk gemaakte kosten tot een maximum van € 2.717,=

  • 4.

    Indien de zorgvrager de huidige dan wel een te betrekken woning als gevolg van een aanpassing aan die woning tijdelijk niet kan bewonen, en als gevolg daarvan voor dubbele woonlasten komt te staan, dan kan gedurende maximaal 6 maanden een tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting worden verleend, ingevolge artikel 17 van de verordening. De hoogte van deze tegemoetkoming is gelijk aan de werkelijk gemaakte kosten tot een maximum van:

    • de maximum huurgrens van de Wet op de huurtoeslag, zijnde € 710,68 indien de tijdelijke huisvesting zelfstandige woonruimte betreft;

    • 50% van de maximum huurgrens van de Wet op de huurtoeslag, indien de tijdelijke huisvesting niet-zelfstandige woonruimte betreft.

  • 5.

    Indien de te verlenen voorziening bestaat uit een woningsanering of vervanging van tapijt ingevolge artikel 17 van de verordening, dan kan een financiële tegemoetkoming worden verstrekt. De hoogte van de tegemoetkoming is gelijk aan de bedragen zoals vermeld in bijlage 3 bij dit besluit.

  • 6.

    Het college verleent een tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, keuring en reparatie van een liftinstallatie indien die verstrekking heeft plaatsgevonden in het kader van de wet, de WVG dan wel de Regeling Geldelijke Steun Huisvesting Gehandicapten of de Beschikking Geldelijke Steun Huisvesting Gehandicapten. De hoogte van de tegemoetkoming is gelijk aan de werkelijk gemaakte kosten.

  • 7.

    De hoogte van overige tegemoetkomingen ingevolge artikel 17 van de verordening wordt vastgesteld op basis van een door de gemeente opgestelde kostenberekening.

Artikel 5. Primaat van verhuizen

  • 1.

    Het bedrag waarboven het primaat van de verhuizing wordt gehanteerd, overeenkomstig de beleidsregels § 3.2.1, bedraagt € 5.000,=

  • 2.

    Indien een verhuizing de goedkoopst adequate voorziening is, maar zorgvrager kiest ervoor niet te verhuizen, dan kan een tegemoetkoming worden verstrekt voor een woonvoorziening, van bouwkundige of woontechnische aard. De hoogte van de tegemoetkoming is gelijk aan de werkelijke gemaakte kosten tot een maximum van € 2717,=.

Artikel 6.Terugbetaling bij verkoop van de woning

  • 1.

    De woningeigenaar die een woonvoorziening van bouwkundige of woontechnische aard heeft ontvangen waarvan de kostprijs hoger is dan € 5.000,=, en die binnen een periode van 10 jaar na de datum van gereedmelding van de werkzaamheden de woning verkoopt, is gehouden de gemeente een deel van de voorziening terug te betalen.

  • 2.

    De hoogte van het terug te betalen bedrag is gelijk aan de kostprijs van de voorziening verminderd met 10 procent per jaar afschrijvingstermijn.

  • 3.

    Deze bepaling is niet van toepassing indien de woning wordt verkocht aan de persoon ten behoeve van wie de voorziening is verleend of een andere persoon aan wie op grond van de verordening een vergelijkbare voorziening zou zijn toegekend.

Artikel 7. Huurderving

  • 1.

    Het college kan in geval van huurbeëindiging van een aangepaste woning een tegemoetkoming verlenen aan de woningeigenaar in verband met derving van huurinkomsten voor de duur van maximaal vijf maanden, gerekend vanaf de tweede maand van huurderving. De periode van vijf maanden, zoals genoemd kan met ten hoogste drie maanden worden verlengd indien vaststaat dat binnen deze periode een belanghebbende voor de woning in aanmerking komt.

  • 2.

    Indien een woning ten gevolge van het realiseren van een woningaanpassing voor een nieuwe bewoner leeg staat, kan het college een tegemoetkoming verlenen aan de eigenaar van de woonruimte voor de duur van maximaal vijf maanden, gerekend vanaf de tweede maand van huurderving. De tegemoetkoming is gelijk aan de kale huur van de woonruimte, zoals bedoeld in de Wet op de huurtoeslag, en is ten hoogste de maximum huurgrens van de Wet op de huurtoeslag.

Artikel 8 Regiotaxi

  • 1.

    Het recht op het gebruik van de regiotaxi tegen gereduceerd tarief bedraagt maximaal 600 zones per jaar.

  • 2.

    In afwijking op lid 1 wordt het recht op gebruik van de regiotaxi tegen gereduceerd tarief gesteld op maximaal 200 zones per jaar als de cliënt over een vervoersvoorziening beschikt om zich lokaal te verplaatsen.

  • 3.

    Voor gebruik van de regiotaxi is de cliënt per verreden zone een ritbijdrage verschuldigd van € 0,65; voor de vierde en vijfde zone van eenzelfde rit geldt het dubbele tarief.

  • 4.

    De in het vorige lid bedoelde ritbijdrage is van toepassing op het toegekende maximum aantal zones per jaar.

Artikel 9. Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1.

    Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Delft 2016.

  • 2.

    Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2016, onder gelijktijdige intrekking van het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2015.

Bijlage 1: Hoogte van het persoonsgebonden budget voor beschermd wonen

(op basis van de klasse en voor zover de zorg binnen beschermd wonen wordt uitgevoerd door een daartoe opgeleid persoon die niet behoort tot het sociale netwerk van de zorgvrager).

Bijlage 2:Normbedragen voor de vaststelling van de eigen bijdrage aan maatwerkvoorzieningen

Jaarlijks bepaalt de Minister de maximale eigen bijdrage die gemeenten kunnen vragen bij verstrekking van een maatwerkvoorziening, alsmede de inkomensgrenzen binnen welke deze gelden. De gemeente Delft volgt deze maxima.

 

Bedrag vanaf 1 januari 201 6

Standaardmaximum per vier weken

 

a.voor de ongehuwde persoon die de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt

b.voor de ongehuwde persoon die de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt

€ 19,40

a.voor de gehuwde personen indien één van beiden de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt of beiden die leeftijd nog niet hebben bereikt

b.voor de gehuwde personen die beiden de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt

€ 27,80

 

 

Voor deze categorieën wordt de eigen bijdrage opgehoogd met 1/13 de deel van 15% van het gedeelte dat genoemde inkomensgrens te boven gaat.

In komensgrens vanaf 1 januari 201 6  

a.voor de ongehuwde persoon die de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt

€ 22.486,=

a.voor de ongehuwde persoon die de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt

€ 16.887,=

a.voor de gehuwde personen indien een van beiden de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt of beiden die leeftijd nog niet hebben bereikt

€ 28177,=

a.voor de gehuwde personen die beiden de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt

€ 23.374,=

Bijlage 3: Maximale hoogte tegemoetkoming voor woningsanering ingevolge artikel 4 lid5 van dit besluit

  • a.

    Voor gordijnen en vloerbedekking worden de volgende normbedragen per vierkante meter gehanteerd:

    • overgordijnen woonkamer: € 33,50 per m2 raamoppervlak

    • overgordijnen slaapkamer: € 24,02per m2 raamoppervlak

    • vitrage woon- en slaapkamer: € 22,06 per m2 raamoppervlak

    • vloerbedekking woonkamer: € 17,88 per m2 vloeroppervlak

    • vloerbedekking slaapkamer: € 15,79 per m2 vloeroppervlak

  • a.

    Bij het bepalen van de hoogte van de financiële tegemoetkoming wordt rekening gehouden met afschrijving van de te vervangen gordijnen, vitrage en vloerbedekking op de volgende wijze:

    • leeftijd tot 2 jaar : vergoeding van 100% van het normbedrag

    • leeftijd tot 4 jaar : vergoeding van 75% van het normbedrag

    • leeftijd tot 6 jaar : vergoeding van 50% van het normbedrag

    • leeftijd tot 8 jaar : vergoeding van 25% van het normbedrag

    • leeftijd ouder dan 8 jaar: geen vergoeding i.v.m. economische afschrijving

Toelichting

Het besluit maatschappelijke ondersteuning maakt deel uit van de lokale regelgeving inzake de Wet maatschappelijke ondersteuning. Daartoe behoren naast het besluit ook de verordening en de beleidsregels. Het doel en de onderlinge relatie van deze 3 ‘regelingen’ is als volgt:

De verordening is het ‘hoogste’ document. Zij regelt de procedure waarbinnen de voorziening voor de zorgvrager gestalte krijgt, met de nadruk op een zorgvuldige doorloop hiervan. Daarnaast legt de verordening ook een aantal inhoudelijke regels in grote lijnen vast o.a. inzake het persoonsgebonden budget en de eigen bijdrage van de zorgvrager aan een maatwerkvoorziening.

De beleidsregels zijn geen regels in de letterlijke betekenis van het woord. Zij dienen vooral als eenduidig afwegingskader waarbinnen de Wmo-professional de situatie van de zorgvrager integraal beoordeelt om te komen tot een adequate oplossing.

Het besluit stelt nadere regels voor onderwerpen die de verordening slechts globaal regelt en/of delegeert aan het college. Daarnaast vult het besluit een aantal beleidsregels concreet in. Tenslotte stelt het college in het besluit de hoogte van de financiële regelingen vast, voor zover van toepassing binnen de grenzen van het landelijk uitvoeringsbesluit Wmo.

Artikelsgewijze toelichting

Enkel die bepalingen die nadere toelichting behoeven, worden hieronder behandeld.

Artikel 2. Hoogte van het persoonsgebonden budget

Dit artikel vult artikel 11 van de verordening aan, meer bepaald lid 4, dat de hoogte van het pgb voor de meeste maatwerkvoorzieningen specifieert, per domein van zorg en het type hulpverlener. Gezien het belang van het pgb is ervoor gekozen om de bepalingen grotendeels in de verordening op te nemen, en de gemaakte keuzes aldaar van een uitgebreide toelichting te voorzien.

De bepalingen in dit besluit vervolledigen het overzicht en leggen de bedragen vast. Mochten in de loop van het jaar de prijzen van de vergelijkbare diensten ‘zorg in natura’ wijzigen, dan kan dit gevolgen hebben voor de maximum pgb-bedragen vastgesteld in dit besluit.

Wordt een pgb verstrekt aan een persoon die behoort tot het sociaal netwerk van de zorgvrager, dan wordt bij de indicatiestelling rekening gehouden met de zorg en hulp die als gebruikelijk kan worden gezien. Dit kan invloed hebben op de hoogte van het pgb. In de Wlz is het gebruikelijk geen pgb toe te kennen voor meer dan 40u/w ten behoeve van een zorgverlener die behoort tot het sociale netwerk van de cliënt.

Artikel 4. Tegemoetkoming voor taxikosten en woonvoorzieningen

Dit artikel is een uitwerking van artikel 17 van de verordening waarbij het college een tegemoetkoming kan verstrekken aan personen die te maken hebben met meerkosten ingevolge een beperking of chronische ziekte. Op grond van dit artikel kunnen bestaande financiële tegemoetkomingen gehandhaafd worden, met name voor die verstrekkingen waar zorg in natura of een pgb niet voor de hand ligt. Denk bijvoorbeeld aan de verhuiskostenvergoeding. Een tegemoetkoming vereist een subsidiebeschikking. Een tegemoetkoming is geen maatwerkvoorziening, zodoende is het trekkingsrecht en de eigen bijdrageregeling hierop niet van toepassing.

Naar boven