Nadere regels non-formele taal- en rekeneducatie Rotterdam 2016

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam,

 

gelezen het voorstel van de concerndirecteur Maatschappelijke Ontwikkeling van 19 januari 2016; kenmerk 16MO00263;

 

gelet op:

  • Titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • de Subsidieverordening Rotterdam 2014 (SVR);

  • Beleidskader 2015–2019 ‘Met taal versta je elkaar’,

overwegende,

 

dat het noodzakelijk is gebleken de ‘Nadere regels non-formele taal- en rekeneducatie Rotterdam 2015-2019’ aan te scherpen. Deze aanscherping ziet met name toe op de onderwerpen ‘eigen bijdragen’, ‘samenwerkingsverbanden’ en ‘bestaande behoefte’. Daarom worden de ‘Nadere regels non-formele taal- en rekeneducatie Rotterdam 2015-2019’ ingetrokken en vervangen door de navolgende ‘Nadere regels non-formele taal- en rekeneducatie Rotterdam 2016’, ter uitvoering van het Beleidskader 2015-2019 ‘Met taal versta je elkaar’,

 

besluit vast te stellen:

 

Nadere regels non-formele taal- en rekeneducatie Rotterdam 2016

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze Nadere regels wordt verstaan onder:

 

a. beleidskader:

Beleidskader 2015-2019 ‘Met taal versta je elkaar’;

 

b. burgers:

ingezetenen van de gemeente Rotterdam volgens de Basisregistratie Personen in de leeftijd van 18-65 jaar;

 

c. contentgerichte samenwerking:

samenwerking tussen aanbieders van taal en rekeneducatie en professionals actief binnen de maatschappelijke context zoals benoemd in het beleidskader, waarbij een aantoonbare praktijkgerichte component onderdeel uitmaakt van de samenwerking;

 

d. deelaspecten eindtermen WEB:

deelaspecten van de eindtermen van de WEB zoals bedoeld in de Regeling eindtermen educatie 2013;

 

e. doorlopende leerlijn:

taal- en rekeneducatie waarbij een sluitende leerlijn wordt gevormd tussen de taalactiviteit die de deelnemer volgt en een vervolgactiviteit die de vorm kan hebben van enerzijds doorstroom naar informele, non-formele en formele taal- en rekeneducatie en anderzijds de vorm kan hebben van activiteiten in de gemeente Rotterdam en waarbij centraal staat dat deelnemers blijven oefenen met de Nederlandse taal;

 

f. eindtermen WEB:

de eindtermen zoals opgenomen in de Regeling eindtermen educatie 2013;

 

g. eigen bijdrage deelnemer:

verplichting in de vorm van een financiële bijdrage van € 50,– van de deelnemer die wordt geïnd door de aanbieders;

 

h. eigen bijdrage:

de eigen bijdrage als bedoeld in artikel 4, lid 9;

 

i. formele educatie:

educatie gericht op de in de WEB opgenomen eindtermen en die opleidt tot een diploma;

 

j. gebiedsgericht:

gericht op een gebied dat is genoemd in artikel 2.1, eerste lid van de Verordening op de gebiedscommissies 2014;

 

k. informele taalactiviteiten:

zeer laagdrempelige activiteiten die niet leiden tot een diploma en geen relatie hebben met de WEB;

 

l. leefgebieden:

de leefgebieden met betrekking tot gezondheid en zorg, werk en inkomen en integratie zoals genoemd in hoofdstuk 4 van het beleidskader;

 

m. maatschappelijke context:

maatschappelijke context zoals beschreven in het beleidskader;

 

n. Nadere regels:

Nadere regels non-formele taal- en rekeneducatie Rotterdam 2016;

 

o. non-formele educatie:

taal- en rekeneducatie, gericht op deelaspecten van de eindtermen WEB en die niet-diplomagericht is;

 

p. professionele docent:

persoon die beschikt over een pedagogisch- didactische aantekening, een uitstekende beheersing van de Nederlandse taal heeft en een bijdrage levert aan de taal- en rekeneducatie waarvoor hij een betaling ontvangt;

 

q. sociaal ondernemer:

een ondernemer die een maatschappelijke opgave op een bedrijfsmatige manier aanpakt, waarbij wordt blijk gegeven van een bijdrage aan het doel van deze Nadere regels;

 

r. taalvrijwilliger:

persoon die onbetaald en in enig georganiseerd verband ondersteuning biedt in de bevordering van de beheersing van de Nederlandse taal van burgers;

 

s. unieke deelnemers:

individuele deelnemers die door een accountant in het kader van de noodzakelijk controle en verantwoording geïdentificeerd kunnen worden;

 

t. WEB:

Wet educatie en beroepsonderwijs.

Artikel 2 Doelen vorm van de subsidie

  • 1.

    De Nadere regels zijn van toepassing op aanvragen voor eenmalige activiteiten met betrekking tot non-formele taal en rekeneducatie.

  • 2.

    Subsidieaanvragen kunnen alleen betrekking hebben op bestaande of nieuwe non-formele taal- en rekeneducatie voor burgers binnen de context van de doelstellingen die zijn geformuleerd in hoofdstuk 5 van het beleidskader.

Artikel 3 Doelgroep

  • 1.

    De non-formele taal- en rekeneducatie is gericht op Rotterdammers die tot een risicogroep behoren en problemen ondervinden op tenminste één van de drie leefgebieden, waarbij een risico is gelegen in een achterstand met betrekking tot de beheersing van de Nederlandse taal.

  • 2.

    Risicogroepen met betrekking tot het gebied van gezondheid en zorg zijn ouderen en allochtonen.

  • 3.

    Risicogroepen met betrekking tot het gebied van werk en inkomen zijn laaggeletterden met schulden, langdurig werklozen en 55 plussers.

  • 4.

    Risicogroepen met betrekking tot het gebied van integratie zijn allochtone vrouwen, ouderen en EU-arbeidsmigranten.

Artikel 4 Aanvragers

  • 1.

    De aanvragers van een subsidie voor het uitvoeren van taal- en rekeneducatie zijn in elk geval:

    • a.

      taalaanbieders;

    • b.

      vrijwilligersorganisaties;

    • c.

      wijkgerichte bewoners- of belangenorganisaties;

    • d.

      sociaal ondernemers;

    • e.

      professionele organisaties, waaronder bedrijven en instellingen actief binnen één of meerdere maatschappelijke contexten.

  • 2.

    Om in aanmerking te komen voor een subsidie moet sprake zijn van een samenwerkingsverband van tenminste twee van de in het eerste lid genoemde organisaties.

  • 3.

    Het bestaan van een samenwerkingsverband als genoemd in het vorige lid dient te worden aangetoond met een samenwerkingsovereenkomst.

  • 4.

    In de in het vorige lid bedoelde overeenkomst geven de samenwerkingspartijen specifiek aan voor welk onderdeel van de activiteit elke deelnemer verantwoordelijk is en welke bijdrage een deelnemer hieraan levert.

  • 5.

    De samenwerkingsovereenkomst als genoemd in het derde lid maakt onderdeel uit van de subsidieaanvraag en is door de samenwerkende partijen ondertekend.

  • 6.

    De aanvrager stuurt de door de deelnemers ondertekende samenwerkingsovereenkomst mee.

  • 7.

    In de samenwerkingsovereenkomst is vastgelegd dat de leden akkoord zijn met het inhoudelijke plan zoals bedoeld in artikel 8, eerste lid, aanhef en sub a en dat zij hun medewerking verlenen aan de uitvoering daarvan.

  • 8.

    De aanvrager is bereid kosteloos medewerking te verlenen aan onderzoek door het college naar de kwaliteit en de resultaten van de taal- en rekeneducatie onderdeel uitmakend van de gesubsidieerde activiteiten.

  • 9.

    Professionele organisaties zijn, indien het taalactiviteiten betreft voor hun eigen werknemers, verplicht een eigen bijdrage te leveren.

  • 10.

    Een eigen bijdrage als bedoeld in het vorige lid kan geleverd worden in de vorm van een financiële bijdrage en/of het om niet beschikbaar stellen van een leslocatie en/of het gratis beschikbaar stellen van lesmateriaal en benodigdheden voor de werknemer van een organisatie om de lessen te kunnen volgen en/of het kunnen volgen van de lessen onder werktijd.

  • 11.

    De werkgever geeft in de aanvraag tot vaststelling van de subsidie aan wat de activiteiten als bedoeld in artikel 2, eerste lid, hem hebben opgeleverd.

  • 12.

    Aanbieders van non-formele taal- en rekeneducatie hebben geen diploma-erkenning nodig.

  • 13.

    Ten behoeve van de non-formele taaleducatie worden naast professionele docenten ook taalvrijwilligers ingezet.

Artikel 5 Subsidiabele activiteiten

  • 1.

    Een organisatie kan ten behoeve van de in artikel 2 genoemde doelstelling een subsidie aanvragen voor één of meerdere van de volgende activiteiten:

    • a.

      non-formele educatie;

    • b.

      werving en training van taalvrijwilligers voor inzet ten behoeve van de taal- rekeneducatie.

  • 2.

    De werving en training van taalvrijwilligers als genoemd in het vorige lid kan betrekking hebben op werkzoekenden met een bijstandsuitkering die een tegenprestatie voor hun uitkering moeten leveren.

  • 3.

    De aanvrager moet in zijn aanvraag aannemelijk maken dat de taalactiviteit een bijdrage levert aan het verbeteren van de taalvaardigheid in relatie tot een of meerdere leefgebieden.

  • 4.

    Nadat de subsidiabele activiteiten zijn beëindigd dient de subsidieontvanger in de aanvraag tot vaststelling van de subsidie aan te tonen dat de taalactiviteiten een bijdrage hebben geleverd aan de verbetering van de taalvaardigheid in relatie tot een of meerdere leefgebieden, volgens de criteria zoals genoemd in de beschikking tot subsidieverlening.

  • 5.

    De activiteiten dienen in het zelfde jaar te worden uitgevoerd als het jaar waarin de subsidie is verleend.

  • 6.

    Activiteiten met betrekking tot informele en formele taal- en rekeneducatie zijn niet subsidiabel.

  • 7.

    Het minimaal te subsidiëren bedrag per aanvraag is € 10.000,–.

Artikel 6 Doelgerichte criteria

  • 1.

    Ten aanzien van de uit te voeren en dan wel te ontwikkelen taal- en rekeneducatie waarvoor een subsidieaanvraag wordt ingediend dient sprake te zijn van:

    • a.

      aantoonbare samenwerking, zoals bedoeld in hoofdstuk 3 van het beleidskader;

    • b.

      concreet gedefinieerd meetbaar resultaat, zoals bedoeld in paragraaf 3.1.1 van het beleidskader;

    • c.

      doorlopende leerlijn zoals bedoeld in paragraaf 3.1.4 van het beleidskader;

    • d.

      contextgerichtheid, zoals bedoeld in paragraaf 3.1.5 van het beleidskader;

    • e.

      bereik doelgroep, zoals bedoeld in paragraaf 3.1.5 van het beleidskader;

    • f.

      passende inzet personeel bij uitvoering;

    • g.

      onderbouwing bestaande behoefte;

    • h.

      onderbouwing geografische behoefte;

    • i.

      duurzaamheid, zoals bedoeld in paragraaf 3.1.6 van het beleidskader.

  • 2.

    Onder het begrip ‘bestaande behoefte’ als genoemd in het eerste lid, sub g wordt een door de aanvrager en/of samenwerkingspartner(s) geconstateerde behoefte verstaan, met betrekking tot een of meerdere van de drie leefgebieden als genoemd in de paragrafen 5.1 tot en met 5.3 van het beleidskader.

  • 3.

    De taal- en rekeneducatie dient een oplossing of gedeeltelijke oplossing te zijn voor een bestaand probleem met betrekking tot een of meerdere van de onderwerpen als genoemd in de paragrafen 5.1 tot en met 5.3 van het beleidskader.

  • 4.

    In geval van bestaande taal- en rekeneducatie geldt naast de in de vorige leden genoemde voorwaarden ook de voorwaarde dat sprake dient te zijn van bewezen effect van de genoemde educatie.

Artikel 7 Weigeringsgronden

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 8 van de Subsidieverordening Rotterdam 2014 bestaat geen recht op subsidie op grond van de Nadere regels indien:

    • a.

      de aanvraag niet voldoet aan het bepaalde in de Nadere regels;

    • b.

      door andere partijen, al dan niet binnen het beleidskader, in afdoende mate taal- en rekeneducatie worden aangeboden.

    • c.

      sprake is van taal- en rekeneducatie die valt onder andere wet- en regelgeving dan de WEB.

  • 2.

    Inburgeringsplichtigen zijn uitgesloten van deelname aan activiteiten gefinancierd op grond van de Nadere regels.

  • 3.

    Van het bepaalde in het eerste lid, sub b kan, binnen de kaders van de doelstellingen van het beleidskader, worden afgeweken.

Artikel 8 Eisen aan de aanvraag

  • 1.

    De aanvraag bevat:

    • a.

      een inhoudelijk plan van maximaal 6 pagina’s waarin alle criteria genoemd in artikel 6 zijn opgenomen, alsmede een beschrijving van de output en outcome;

    • b.

      een financiële onderbouwing.

  • 2.

    Aanvrager dient als leidraad voor de opstelling van de aanvraag gebruik te maken van de bij de Nadere regels behorende bijlage ‘Leidraad aanvraag non-formele taal- en rekeneducatie’.

  • 3.

    Indien de aanvraag zich richt op het opleiden van taalvrijwilligers, maakt een begeleidingsplan ten behoeve van deze taalvrijwilliger onderdeel uit van de aanvraag.

  • 4.

    Onder output als genoemd in het eerste lid, sub a wordt een direct tot de activiteit herleidbaar resultaat verstaan, zoals het aantal deelnemers aan de activiteiten met betrekking tot de non-formele taal- en rekeneducatie.

  • 5.

    Onder outcome als genoemd in het eerste lid, sub a wordt het effect verstaan dat de activiteit heeft op de deelnemers.

  • 6.

    Afhankelijk van de doelstelling van de activiteit heeft de outcome in dit kader betrekking op toename van kennis en vaardigheden op het betreffende leefgebied en indien mogelijk de doorstroom naar bijvoorbeeld vrijwilligerswerk, een participatieactiviteit of andere vormen van educatie.

Artikel 9 Beoordeling subsidieaanvragen

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in de Subsidieverordening Rotterdam 2014, worden bij de beoordeling van de aanvraag de volgende criteria gehanteerd:

    • a.

      kwaliteit van de aanvraag in relatie tot de vereisten uit de Nadere regels;

    • b.

      in hoeverre het inhoudelijk plan past binnen het beleidskader;

    • c.

      de aanwezigheid van een duidelijke kosten- en batenanalyse bij de inzet van vrijwilligers in combinatie met professionele taaltrainers en -docenten in geval van non-formele taal- en rekeneducatie;

    • d.

      de mate waarin aanvrager en leden van het samenwerkingsverband zoals beschreven in artikel 4, een bijdrage leveren aan de zelfredzaamheid van de burger binnen het contextgericht taalbeleid;

    • e.

      de mate waarin de doorlopende leerlijn voor de individuele deelnemer gerealiseerd wordt;

    • f.

      de mate waarin wordt samengewerkt met partners zoals vermeld in artikel 4 van de Nadere regels;

    • g.

      de toereikendheid van het subsidieplafond;

    • h.

      een evenredige verdeling van de taal- en rekeneducatie over de drie maatschappelijke leefgebieden als genoemd in het beleidskader.

  • 2.

    Bij een inhoudelijk en kwalitatief vergelijkbare aanvraag heeft de economisch meest gunstige aanvraag voorrang.

Artikel 10 Verdeelsleutel

  • 1.

    Het subsidieplafond wordt jaarlijks door het college vastgesteld.

  • 2.

    Voor 2016 is het subsidieplafond vastgesteld op € 1.200.000,–.

  • 3.

    Subsidieaanvragen worden in beginsel in volgorde van ontvangst van de volledige aanvraag afgehandeld, waarbij tevens een evenredige verdeling over de drie leefgebieden in aanmerking wordt genomen, als omschreven in hoofdstuk 5 van het beleidskader.

Artikel 11 Wijze en tijdstip van indienen aanvraag

  • 1.

    De periode waarin een aanvraag in 2016 kan worden ingediend loopt van 1 januari tot 1 april van dat jaar. De subsidie wordt aangevraagd via het digitale subsidieloket van de gemeente Rotterdam.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan het college besluiten om in 2016 subsidie te verlenen op basis van aanvragen voor kortdurende activiteiten met betrekking tot non-formele taal- en rekeneducatie, die zijn ingediend na 1 april 2016 en die in dat jaar aanvangen en eindigen.

  • 3.

    Voor de aanvragen 2017 en 2018 kunnen de aanvragen worden ingediend van 1 januari tot 1 maart van het jaar waarin de activiteiten aanvangen waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

  • 4.

    In afwijking van het bepaalde in het vierde lid kan het college besluiten om subsidie te verlenen op basis van aanvragen voor kortdurende activiteiten met betrekking tot non-formele taal- en rekeneducatie, die zijn ingediend na 1 maart van 2017 voor activiteiten die in dat jaar aanvangen en eindigen en na 1 maart 2018 voor activiteiten die in het laatstgenoemde jaar aanvangen en eindigen.

Artikel 12 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van de Nadere regels of de daarop gebaseerde beleidsregels, als toepassing van deze regelgeving naar het oordeel van het college tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 13 Inwerkingtreding en looptijd

  • 1.

    De Nadere regels treden in werking op de eerste dag van de maand, volgend op de maand van bekendmaking in het Gemeenteblad en werken terug tot en met 1 januari 2016.

  • 2.

    De Nadere regels vervallen met ingang van 1 januari 2019.

Artikel 14 Intrekking ‘Nadere regels non-formele taal- en rekeneducatie Rotterdam 2015–2019

De Nadere regels non-formele taal- en rekeneducatie Rotterdam 2015–2019 worden ingetrokken.

Artikel 15 Citeertitel

Deze Nadere regels worden aangehaald als: Nadere regels non-formele taal- en rekeneducatie Rotterdam 2016.

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van 19 januari 2016.

De secretaris,

Ph. F. M. Raets

De burgemeester,

A. Aboutaleb

Leidraad aanvraag non-formele taal- en rekeneducatie

Met taal versta je elkaar

1. Probleemstelling

Beschrijf hieronder het volgende;

  • 1)

    de noodzaak van de activiteiten: geografische behoefte bestaande behoefte

  • 2)

    de doelgroep

  • 3)

    op welk leefgebied de aanvraag betrekking heeft: (taal & integratie/taal werk & inkomen, taal gezondheid & zorg)

  • 4)

    Welke concrete resultaten worden gerealiseerd (hoofdstuk 5, beleidskader).

2. Werkwijze/aanpak

Beschrijf hieronder het volgende; (aan de hand van de vragen)

  • 1)

    Wat wil de organisatie doen?

    • a.

      Bestaande behoefte.

    • b.

      Doel.

    • c.

      Outcome.

  • 2)

    Met wie wil de organisatie de resultaten bereiken?

    • a.

      Aantoonbare samenwerking (inclusief samenwerkingsovereenkomst).

    • b.

      Taakverdeling tussen de organisaties.

  • 3)

    Waar wil de organisatie de taalactiviteit uitvoeren?

    • a.

      Welk(e) gebied(en)/wijk(en)

    • b.

      Toelichting op deze keuze.

  • 4)

    Hoe wil de organisatie dat doen?

    • a.

      Hoe wordt de doelgroep bereikt

    • b.

      Wat is het aantal deelnemers (output)

    • c.

      Hoe toont u het uitsluiten van inburgingsplichtigen aan.

    • d.

      Passende inzet personeel bij uitvoering (professionals/vrijwilligers).

    • e.

      Hoe geeft u vorm aan de activiteit: duur/frequentie/opbouw/lesvorm/

      praktijkopdrachten.

    • f.

      Hoe worden de taalactiviteiten geïntegreerd binnen de maatschappelijke context.

    • g.

      In geval van bestaande taal en reken-educatie bewezen effect/succes.

    • h.

      U dient de omschrijven hoe u de relatie met de deelaspecten van de eindtermen WEB verwerkt in uw taalactiviteit. http://wetten.overheid.nl/BWBR0032543/geldigheidsdatum_10-11-2015

    • i.

      Hoe laat u de eigen bijdrage van de deelnemers terugkomen in de activiteiten.

3. Aantoonbaarheid resultaten duurzaamheid

  • 1)

    Hoe waarborgt uw organisatie de outcome?

    • a.

      Hoe geeft u vorm aan de doorlopende leerlijn?

    • b.

      Duurzaamheid/lange termijneffecten.

      • Hoe borgt u de resultaten?

      • Wat is het vervolg na de taalactiviteit?

    • c.

      Evaluatie/meting.

      • Hoe maakt u de resultaten aantoonbaar?

4. Begroting

  • 1)

    Wat kost het om bovenstaande uit te voeren?

    • a.

      Invulling begrotingsformat.

    • b.

      Kostprijs per deelnemer.

  • Zie bestaand format

Toelichting

Algemene toelichting

Per 1 januari 2015 is de WEB gewijzigd. De wetswijziging is op 8 juli 2014 door de Eerste kamer aangenomen. Deze wetswijziging heeft betrekking op:

  • de afbouw van de gedwongen winkelnering (75% verplichte inkoop in 2015, 50% in 2016 en 25% in 2017;

  • een regionale inkoop met de arbeidsmarktregio Rijnmond, waarvan Rotterdam Centrumgemeente is;

  • naast formele educatie is non-formele educatie ook toegestaan binnen de WEB, waarbij de activiteiten gericht moeten zijn op de deelaspecten van de eindtermen binnen de WEB.

De Nadere regels non-formele taal- en rekeneducatie Rotterdam 2016 hebben als doel taal en rekenen in samenhang met andere maatschappelijke problemen aan te pakken. Onder de burgers is behoefte aan diverse vormen van taal- en rekeneducatie waarmee verschillende doelen bereikt kunnen worden, zoals het vinden van een (betere) baan, het gezond worden en blijven, het voorkomen en verminderen van schulden e.d. Door non-formele taal- en rekeneducatie in deze maatschappelijke context aan te bieden, is er oog voor de diversiteit in taal- en rekenbehoeften.

De informele taalactiviteiten en non-formele taalactiviteiten die geen relatie hebben met de (deelaspecten) van de eindtermen van de WEB vallen buiten deze Nadere regels. Deze activiteiten zijn onder gebracht bij bewonersinitiatieven en welzijn. Bij non-formele taal- en rekeneducatie zijn naast taalvrijwilligers ook professionele docenten actief. Deze taal- en rekeneducatie dient aan te sluiten op het formele taalaanbod. Formele educatie maakt geen onderdeel uit van deze Nadere regels.

 

Als gevolg van de evaluatie van de subsidieverstrekking in het eerste uitvoeringsjaar van het nieuwe taalbeleid (2015), ter uitvoering van het Beleidskader 2015-2019 ‘Met taal versta je elkaar’, zijn de ‘Nadere regels non-formele taal- en rekeneducatie Rotterdam 2015-2019’ ingetrokken en vervangen door deze ‘Nadere regels non-formele taal- en rekeneducatie Rotterdam 2016’. In de onderhavige Nadere regels non-formele taal- en rekeneducatie Rotterdam 2016 is een groot gedeelte van de Nadere regels 2016-2019 opgenomen, maar de nieuwe regeling 2016 bevat tevens een aanscherping en verdere uitwerking van de voorgaande Nadere regels 2016-2019. Deze aanscherping ziet met name op de onderwerpen ‘eigen bijdragen’, ‘samenwerkingsverbanden’ en ‘bestaande behoefte’.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit artikel is een aantal in de Nadere regels gebruikte begrippen gedefinieerd. Hierbij is aangesloten op de definities en uitleg, die worden gehanteerd in de WEB en in het beleidskader.

De Regeling eindtermen educatie 2013 die in sub d van de begripsbepaling wordt genoemd, is te vinden via de website Overheid.nl: http://wetten.overheid.nl/BWBR0032543/geldigheidsdatum_07-01-2016

Artikel 2 Beleidsregels

Het college kan deze Nadere regels nader uitwerken in beleidsregels.

Artikel 3 Doel en vorm van de subsidie

De bestaande of nieuwe taal- en rekeneducatie dient een bijdrage te leveren aan het doel dat een individuele burger wil bereiken binnen de context van de in hoofdstuk 5 van het beleidskader genoemde leefgebieden :

  • a.

    Gezondheid en zorg.

  • b.

    Werk en Inkomen.

  • c.

    Integratie.

Artikel 4 Doelgroep

Spreekt voor zich.

Artikel 5 Aanvragers

Minimaal twee van genoemde organisaties kunnen vanuit een samenwerkingsverband een aanvraag doen. Het is hierbij niet noodzakelijk dat een van de twee partijen tot de categorie taalaanbieder behoort. Andere organisaties genoemd onder lid 1 van artikel vier kunnen immers ook beschikken over professionals en taalvrijwilligers. Een samenwerkingsverband met meerdere organisaties is eveneens toegestaan. Bij de aanvraag dient een getekende overeenkomst van de samenwerkende organisaties geleverd te worden. In deze overeenkomst geeft de organisatie aan welke specifieke bijdrage door hen geleverd wordt aan de taalactiviteit. Het gaat hierbij expliciet niet om intenties maar betreft een daadwerkelijke bijdrage

Daarnaast geven zij aan het eens te zijn met de uitvoering van taal- en rekeneducatie in relatie tot de maatschappelijke context en met de samenwerking met betrekking tot deze Nadere regels.

 

Het doel is de samenwerking te bevorderen tussen partijen gericht op contextrijk taalleren. Vandaar dat bij de aanvraag de eis van een samenwerkingsverband wordt gesteld. Daarbij geldt dat er altijd een (1) rechtspersoon de aanvraag doet en de verantwoording neemt.

 

De aanvragende organisatie blijft ook in het geval van samenwerking tussen meer partijen het aanspreekpunt in de subsidierelatie. De manier waarop de samenwerking tussen de organisaties en initiatieven wordt vormgegeven moet blijken uit de subsidieaanvraag en is verder de verantwoordelijkheid van de aanvragende organisatie.

 

Een sociale onderneming kenmerkt zich door een aanpak die is onderbouwd met een duurzaam verdienmodel waarin maatschappelijke baten opwegen tegen maatschappelijke kosten. De sociale onderneming kan verschillende rechtsvormen hebben.

Artikel 6 Subsidiabele activiteiten

In dit artikel worden de soorten activiteiten genoemd die voor subsidie in aanmerking kunnen komen, mits de activiteiten gericht zijn op resultaten zoals genoemd in het beleidskader.

Tegenprestatie

In het eerste lid sub b. is aandacht voor vrijwilligers die met een bijstandsuitkering een tegenprestatie dienen te leveren. Hiermee kunnen organisaties een bijdrage leveren aan activering van werkzoekenden. Deze bepaling sluit aan bij het reeds ingezette beleid in Rotterdam om tegenprestaties te bevorderen en bij te dragen aan Social Return.

Het tweede lid geeft aan dat aantoonbare resultaten moeten worden bereikt. Dit geldt ook voor de inzet van de taalvrijwilligers die geworven en getraind zijn. Hun inzet als taalvrijwilliger moet eveneens effect hebben op de verbetering van de taalvaardigheid in relatie tot een of meerdere leefgebieden. Het gaat dus niet sec om de werving en training maar juist ook om hun inzet.

Het zesde lid benoemt naast formele activiteiten ook informele activiteiten. Deze informele activiteiten worden over het algemeen uitgevoerd door vrijwilligers. Pedagogische en didactische voorwaarden worden bij de uitvoering van deze activiteiten niet gesteld. De uitvoering kan overal plaatsvinden, dit is niet locatie gebonden.

Artikel 7 Doelgerichte criteria

Aanvragen komen alleen in aanmerking voor subsidie indien deze gezamenlijk worden ingediend met een bedrijf/instelling/organisatie in relatie tot één van de drie leefgebieden. Er kan sprake zijn van aanverwante relaties binnen meerdere contexten. Uit de aanvraag dient duidelijk te blijken wie welke taken heeft en welke verantwoordelijkheden heeft. Aantoonbare samenwerkingsovereenkomsten dienen hiervoor als bewijs. Samenwerkingsovereenkomsten tussen bedrijfsonderdelen die herleidbaar zijn tot dezelfde juridische entiteit worden niet geaccepteerd bij de aanvraag.

De te realiseren resultaten conform het beleidskader moeten duidelijk in de aanvraag vermeld worden en direct herleidbaar zijn tot de activiteiten (output).

De relatie tussen taal en het effect op verbetering op één of meerdere leefgebieden dient eveneens uitgewerkt te worden. Welk effect hebben de activiteiten op de maatschappelijke context van de deelnemer (outcome).

Uit de aanvraag dient helder te zijn welke concrete en meetbare outcome met de taalactiviteit(en) wordt gerealiseerd. Bij de vaststelling van de subsidie wordt bekeken of deze outcome daadwerkelijk is gerealiseerd. Hierop wordt eveneens afgerekend.

 

Het realiseren van een niveauverhoging op het gebied van taal is geen doel op zich. De taalactiviteit dient binnen een maatschappelijke context te zijn geïntegreerd waardoor de taalactiviteit op die manier vorm en invulling krijgt. Er is vaak samenhang met meerdere contexten. Binnen de taalactiviteit dient hier rekening mee te worden gehouden.

 

In de aanvraag wordt vermeld wanneer tijdens de taalactiviteiten, professionele docenten en wanneer taalvrijwilligers worden ingezet, inclusief een onderbouwing waarom voor deze inzet wordt gekozen.

Tevens wordt beschreven hoe de taalvrijwilliger getraind en duurzaam voor de organisatie wordt ingezet. Het is immers van belang dat gedurende de uitvoering van de taal- en rekeneducatie de juiste ondersteuning geboden wordt en continuïteit gewaarborgd is. De passende inzet kunt u aantonen door bij de aanvraag CV’s van de professionele docenten mee te sturen.

 

Indien de aanvraag uitsluitend gericht is op werving en training van taalvrijwilligers voor inzet ten behoeve van de taal- rekeneducatie dient de aanvrager een begeleidingsplan mee te sturen waarin beschreven is op welke manier de taalvrijwilliger opgeleid, begeleid en ‘verleid’ wordt om zo lang mogelijk (duur benoemen) als taalvrijwilliger aan de slag te blijven.

 

De noodzaak van de taalactiviteit dient onderbouwd te worden op basis van de bestaande behoefte van de burger, gesignaleerd door de aanvrager en/of samenwerkingspartner(s) en gerelateerd aan de drie leefgebieden.

 

De wijkprofielen van Rotterdam zijn een instrument dat een bijdrage kan leveren aan de onderbouwing van de taalbehoefte op wijkniveau. Wijken die ver of onder het gemiddelde scoren op taal binnen de wijkprofielen genieten de voorkeur als uitvoeringslocatie van de taalactiviteit.

 

Burgers moeten steeds minder afhankelijk worden van de overheid. Dit betekent ook dat voorzieningen aangeboden door de overheid een eigen bijdrage kennen. Op deze manier voelen burgers zich meer verantwoordelijk voor hun eigen besluit om mee te doen aan een voorziening. In de aanvraag dient te worden omschreven in welke vorm de eigen bijdrage van € 50,– wordt ingezet ten behoeve van de deelnemers. Individuen/gezinnen die in de schuldsanering zitten betalen geen eigen bijdrage. Zij moeten dit aantonen door een beschikking.

 

Om te voorkomen dat het geleerde na afronding van de activiteit wegzakt, is het belangrijk dat burgers actief blijven. De taal- en rekeneducatie dient daarom een duurzaam karakter te hebben. Dit houdt in dat er een lange termijneffect in de aanvraag en verantwoording dient te worden aangetoond.

 

Deze Nadere regels staan open voor zowel bestaande als nieuwe initiatieven. Indien een bestaande taalactiviteit, passend binnen het beleidskader, wordt aangevraagd, dient bij de aanvraag een kort rapport (max. 2 A4) te worden toegevoegd waarin aangetoond wordt dat de activiteit succesvol is.

Artikel 8 Weigeringsgronden

Indien er sprake is van een mogelijkheid tot financiering van de aanvraag vanuit een andere bron, is een beroep op subsidie op grond van deze Nadere regels niet mogelijk. Uitzonderingen hierop zijn, binnen de kaders van de doelstellingen van het beleidskader, mogelijk, bijvoorbeeld als het gaat om cofinanciering van landelijke of Europese projecten.

Artikel 9 Eisen aan de aanvraag

Spreekt voor zich.

Artikel 10 Beoordeling subsidieaanvragen

Het college beoordeelt of de subsidieaanvraag aan alle criteria voldoet. Daarnaast wordt gekeken naar de kwaliteit van de taal- en rekeneducatie en de mate waarin de taal- en rekeneducatie bijdraagt aan de gewenste maatschappelijke context.

Het subsidieplafond bepaalt uiteindelijk hoeveel activiteiten voor subsidieverlening in aanmerking kunnen komen.

Artikel 11 Verdeelsleutel

Spreekt voor zich.

Artikel 12 Wijze en tijdstip van indienen aanvraag en besluitvorming

Het indienen van de aanvragen gebeurt in de eerste drie maanden van 2016 en de eerste twee maanden van 2017 en 2018. De activiteiten moeten in het desbetreffende kalenderjaar starten en eindigen. Voor het hanteren van deze periode is gebruik gemaakt van de bevoegdheid die het college heeft op grond van artikel 6, vierde lid van de Subsidieverordening Rotterdam 2014 om andere termijnen te stellen voor het indienen van een aanvraag dan genoemd in de eerste drie leden van voornoemd artikel. Na 1 april (2016) en 1 maart (2017 en 2018) kunnen nog aanvragen worden ingediend, echter alleen voor kortdurende activiteiten. Er dient rekening te worden gehouden met de beoordelingstermijn van een subsidieaanvraag. Deze is bepaald in de Subsidieverordening Rotterdam 2014. Het digitale loket is te vinden op de website www.rotterdam.nl/subsidies.

Artikel 13 Hardheidsclausule

In deze Nadere regels is een hardheidsclausule opgenomen om, in gevallen waarin toepassing van de regeling – gegeven de doelstelling en de strekking van die regeling – een ‘onbillijkheid van overwegende aard zou opleveren’, een onderdeel van die regeling buiten toepassing te laten of daarvan af te wijken. Met andere woorden: de hardheidsclausule ziet op situaties die niet voorzien zijn bij het vaststellen van de Nadere regels en waarin het niet redelijk zou zijn om de aanvraag af te wijzen, ook al wordt niet geheel voldaan aan het bepaalde in de Nadere regels.

Artikel 14 Inwerkingtreding en looptijd

Spreekt voor zich.

Artikel 15 Intrekking ‘Nadere regels non-formele taal- en rekeneducatieRotterdam 2015-2019

De ‘Nadere regels non-formele taal- en rekeneducatie Rotterdam 2015-2019 worden ingetrokken en vervangen door deze ‘Nadere regels non-formele taal- en rekeneducatie Rotterdam 2016’.

Artikel 16 Citeertitel

Spreekt voor zich.

Bijlage:

Dit gemeenteblad 2016, nummer 9, is uitgegeven op 28 januari 2016 en ligt op werkdagen van 8.30 tot 16.00 uur ter inzage bij het Bestuurlijk Informatiecentrum Rotterdam (BIR), locatie Stadswinkel Centrum, Coolsingel 40 (zijde Doelwater, tegenover hoofdbureau politie)

(Zie ook: www.bis.rotterdam.nl – Regelgeving of Gemeentebladen chronologisch)

Naar boven