Nadere regeling niet vrij toegankelijke jeugdhulp 2016

Burgemeester en wethouders van de gemeente Woensdrecht:

 

In behandeling genomen de Nadere regeling jeugdhulp 2016 d.d. 5 april 2016;

 

Overwegende dat de raad op 23 oktober 2014 de verordening Jeugdhulp heeft vastgesteld;

 

Gelet op dat in artikel 4 van deze verordening is bepaald dat het college bij nadere regeling regels vaststelt met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening en dat het college daarbij aangeeft op welke wijze hij jeugdigen en ouders informeert over de mogelijkheid en het belang om in bepaalde gevallen een beroep op jeugdhulp te doen.

Overwegende voorts dat in artikel 5 van deze verordening is bepaald dat het college bij nadere regeling kan bepalen dat afgezien kan worden van het vastleggen van de aangeboden individuele voorziening in een afzonderlijke beschikking.

 

Besluiten:

 

Vast te stellen de navolgende Regeling niet vrij toegankelijke jeugdhulp:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder

  • a.

    gesprek: gesprek als bedoeld in artikel 4 van deze regeling

  • b.

    melding: melding van een hulpvraag als bedoeld in artikel 2 van deze regeling

  • c.

    hulpvraag: behoefte van een jeugdige of zijn ouders aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet

  • d.

    wet: Jeugdwet

 

Artikel 2. Toegang jeugdhulp via de gemeente, melding hulpvraag

  • 1.

    Jeugdigen en ouders kunnen een hulpvraag melden bij het college.

  • 2.

    Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk.

  • 3.

    In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke maatregel of vraagt het college een machtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de wet.

  • 4.

    Jeugdigen en ouders kunnen zich rechtstreeks wenden tot een overige voorziening.

 

Artikel 3. Vooronderzoek

  • 1.

    Het college verzamelt alle voor het onderzoek bedoeld, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie en maakt vervolgens zo spoedig mogelijk met hem een afspraak voor een gesprek.

  • 2.

    Voor het gesprek verschaffen de jeugdige of zijn ouders aan het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige of zijn ouders verstrekken in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.

  • 3.

    Het college kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid.

     

Artikel 4. Gesprek

  • 1.

    Het college onderzoekt in een gesprek tussen de jeugdprofessional en de jeugdige of zijn ouders, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

     

    a. de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en het probleem of de hulpvraag;

    b. de concrete doelen die moeten worden bereikt om de jeugdige naar vermogen leeftijdsadequaat te laten functioneren in een steunend systeem;

    c. het vermogen van de jeugdige of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden;

    d. de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening;

    e. de mogelijkheden om jeugdhulp te verlenen met gebruikmaking van een overige voorziening;

    f. de mogelijkheden om een individuele voorziening te verstrekken;

    g. de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen;

    h. hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders, en

    i. de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de jeugdige of zijn ouders in begrijpelijke bewoordingen worden ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 2.

    In overleg met de jeugdige en zijn ouders kunnen desgewenst ook andere deskundigen aan het gesprek deelnemen.

  • 3.

    Het college informeert de jeugdige of zijn ouders over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt hen, voor zover aan de orde, toestemming om hun persoonsgegevens te verwerken.

  • 4.

    In het gesprek maken de jeugdprofessional en de jeugdige en zijn ouders inhoudelijke afspraken om te komen tot een gezinsplan als bedoeld in artikel 5 van deze regeling.

  • 5.

    Het college kan in overleg met de jeugdige en zijn ouders afzien van een gesprek of anderszins afwijken van het bepaalde in dit artikel.

 

Artikel 5. Gezinsplan

  • 1.

    Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek en gesprek, bedoeld in de artikelen 3 en 4 van deze regeling en legt dit vast in het gezinsplan.

  • 2.

    In het gezinsplan worden, onder regie van de jeugdige en/of zijn ouders en met ondersteuning van de jeugdprofessional, de zorgvraag en de gezamenlijke doelen die worden nagestreefd in kaart gebracht. Afhankelijk van de aard van de problematiek wordt ook aandacht besteed aan het cliëntprofiel.

  • 3.

    Het college streeft ernaar dat:

    • a.

      het (eerste) gesprek binnen twee weken na de melding plaatsvindt;

    • b.

      de gesprekken over het gezinsplan uiterlijk acht weken na het eerste gesprek worden afgerond.

  • 4.

    Het gezinsplan wordt door de jeugdige en/of ouders en de jeugdprofessional ondertekend.

  • 5.

    Indien in het gezinsplan afspraken worden gemaakt over niet-vrij toegankelijke zorg die zal worden geleverd door een externe zorgaanbieder stelt die zorgaanbieder in samenspraak met de jeugdige en/of zijn ouders een zorgarrangement op waarin de zorgintensiteit, de inhoud van de van de te leveren zorg en de wijze waarop de te verlenen zorg zal worden geëvalueerd, wordt beschreven.

  • 6.

    Het arrangement wordt ondertekend door de zorgaanbieder, de jeugdige en zijn ouder, wordt als bijlage gevoegd aan het gezinsplan en maakt hiervan onderdeel uit.

 

Artikel 6. Aanvraag en beschikking
  • 1.

    Jeugdigen en ouders kunnen een aanvraag om een individuele voorziening schriftelijk indienen bij het college.

  • 2.

    Het college kan een door de jeugdige en/of ouders mede voor akkoord ondertekend gezinsplan aanmerken als een aanvraag als de jeugdige en/of zijn ouders dat op het verslag hebben aangegeven.

  • 3.

    Het college kan - mits sprake is van een door de jeugdige en/of ouders medeondertekend gezinsplan - beslissen dat volstaan kan worden met het toezenden van het gezinsplan op basis waarvan de individuele voorziening wordt toegekend.

  • 4.

    Het bepaalde in het derde lid lijdt uitzondering:

    • a.

      bij weigering van een gevraagde individuele voorziening;

    • b.

      indien de individuele voorziening bestaat uit de toekenning van financiële middelen zoals een pgb.

 

Artikel 7 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze regeling treedt – na bekendmaking – met terugwerkende kracht, in werking op 1 januari 2016.

  • 2.

    Deze regeling wordt aangehaald als: Nadere regeling niet vrij toegankelijke jeugdhulp 2016.

 

Burgemeester en wethouder van Woensdrecht

De secretaris, De burgemeester,

Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders d.d. 5 april 2016.

Naar boven