Handhavingsbeleid artikel 13b Opiumwet gemeente Olst-Wijhe

 

Inleiding

Artikel 13b van de Opiumwet, ook wel aangehaald als de Wet Damocles, biedt de burgemeester de mogelijkheid bestuursdwang toe te passen en woningen of voor het publiek toegankelijke inrichtingen te sluiten als daar sprake is van drugshandel. Hierbij hoeft niet aangetoond te worden dat de openbare orde in het geding is. Louter de aanwezigheid van drugs boven de normen voor eigen gebruik in de woningen vormt al voldoende rechtvaardiging om de woning of het lokaal te sluiten.

In deze notitie wordt weergegeven hoe het handhavingsbeleid van de gemeente Olst-Wijhe er op dit gebied uit ziet. In voorkomende gevallen hoeft dan niet per situatie een uitgebreide onderbouwing te worden gegeven, maar kan verwezen worden naar deze beleidslijn. Opgemerkt wordt, dat de burgemeester gemotiveerd kan afwijken van deze lijn. Het handhavingsbeleid is voorzien van een toelichting en een uitgewerkt stappenplan.

 

De burgemeester van de gemeente Olst-Wijhe;

gelet op artikel 13b, eerste lid van de Opiumwet en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

na raadpleging van de lokale driehoek op 6 juni 2016;

BESLUIT:

vast te stellen het Handhavingsbeleid artikel 13b Opiumwet gemeente Olst-Wijhe

 

Artikel 1 Definities

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • 1.

    harddrugs: middelen vermeld op lijst I behorend bij de Opiumwet;

  • 2.

    softdrugs: hasjiesj en hennep (ook stekjes) zoals omschreven in lijst II behorend bij de Opiumwet, ook wel aangeduid als hasj, marihuana, weed, wiet of stuff;

  • 3.

    handel in drugs: het verkopen, afleveren of verstrekken van harddrugs of softdrugs, dan wel het daartoe aanwezig zijn daarvan; onder verkoop wordt tevens verstaan het sluiten van een mondelinge overeenkomst tot koop en verkoop van drugs, waarbij de aflevering van de drugs elders plaatsvindt;

  • 4.

    lokaal: een pand al dan niet toegankelijk voor het publiek, zoals een winkel, café, loods of bedrijfsruimte. Onder lokaal wordt tevens verstaan het bij het lokaal behorende erf;

  • 5.

    woning: een pand dat in hoofdzaak dient tot bewoning dan wel dienstbaar is aan het wonen. Zowel koop- als huurwoningen vallen onder deze definitie. Onder woning wordt tevens verstaan het bij een woning behorende erf;

  • 6.

    sluiting: een sluiting met toepassing van artikel 13b, eerste lid van de Opiumwet.

     

Artikel 2 Reacties op drugshandel in woningen

De burgemeester reageert op de hierna vermelde wijze op handel in drugs in woningen, waarbij opgemerkt wordt dat eerdere waarschuwingen/maatregelen ten aanzien van dezelfde inrichting/woning hun gelding voor een termijn van vijf jaar blijven houden, ongeacht of er een wijziging heeft plaatsgevonden van exploitant/persoon:

1. Handel in harddrugs:

  • a.

    Bij een eerste overtreding van de Opiumwet wordt volstaan met een schriftelijke waarschuwing aan de overtreder dat bij herhaling de woning wordt gesloten; deze waarschuwing geldt voor een termijn van vijf jaar. Tevens vindt er een gesprek met de burgemeester plaats;

  • b.

    Bij een tweede overtreding van de Opiumwet binnen vijf jaar na de eerste overtreding wordt de woning gesloten voor een periode van maximaal drie maanden;

  • c.

    Bij een derde overtreding van de Opiumwet binnen vijf jaar na de tweede overtreding wordt de woning gesloten voor een periode van maximaal zes maanden;

  • d.

    Bij een vierde en volgende overtreding van de Opiumwet binnen vijf jaar na de derde overtreding, wordt de woning gesloten voor een periode van maximaal twaalf maanden.

2. Handel in softdrugs:

  • a.

    Bij een eerste overtreding van de Opiumwet wordt volstaan met een schriftelijke waarschuwing aan de overtreder dat bij herhaling de woning wordt gesloten; deze waarschuwing geldt voor een termijn van vijf jaar. Tevens vindt er een gesprek met de burgemeester plaats;

  • b.

    Bij een tweede overtreding van de Opiumwet binnen vijf jaar na de eerste overtreding wordt de woning gesloten voor een periode van een maximaal één maand.

  • c.

    Bij een derde overtreding van de Opiumwet binnen vijf jaar na de eerste overtreding wordt de woning gesloten voor een periode van een maximaal drie maanden.

  • d.

    Bij een vierde en volgende overtreding van de Opiumwet binnen vijf jaar na de tweede overtreding wordt de woning gesloten voor een periode van maximaal zes maanden.

Constatering

1 e constatering

2 e constatering

3 e constatering binnen 5 jaar na voorgaande constatering

4 e en volgende constatering binnen 5 jaar na voorgaande constatering

Aanwezigheid van

harddrugs en/of

verkoop van

harddrugs in een

woning

Schriftelijke bestuurlijke waarschuwing + gesprek

Max. drie maanden sluiting

Max. zes maanden sluiting

Max. twaalf maanden sluiting

Aanwezigheid van

softdrugs en/of

verkoop van softdrugs in een woning

Schriftelijke bestuurlijke waarschuwing + gesprek

Max. één maand sluiting

Max. drie maanden sluiting

Max. zes maanden sluiting

Getrapt optreden

In deze matrix staan de verschillende, in zwaarte oplopende, in te zetten middelen beschreven. Het uiteindelijke sluiten van een woning is een uiterst(e) middel om de openbare orde te herstellen. Dit betekent, dat in het kader van de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit de burgemeester eerst moet putten uit minder vergaande maatregelen om het doel van handhaving te bereiken. Vandaar dat er wordt gekozen voor een getrapt optreden, tenzij de overtreding van dien aard is dat een directe sluiting is geoorloofd.

 

Artikel 3 Reacties op drugshandel in lokalen

De burgemeester reageert op de hierna vermelde wijze op handel in drugs in lokalen, waarbij opgemerkt wordt dat eerdere waarschuwingen/maatregelen ten aanzien van hetzelfde lokaal hun gelding blijven houden, ongeacht of er een wijziging heeft plaatsgevonden van exploitant/persoon.

1. Handel in harddrugs:

  • a.

    Bij een eerste overtreding van de Opiumwet wordt het lokaal gesloten voor een periode van maximaal zes maanden;

  • b.

    Bij een tweede overtreding van de Opiumwet, binnen vijf jaar na de eerste overtreding, wordt het lokaal gesloten voor een periode van maximaal twaalf maanden;

  • c.

    Bij een derde en volgende overtreding van de Opiumwet, binnen vijf jaar na de eerste overtreding, wordt het lokaal gesloten voor een periode van maximaal vierentwintig maanden;

2. Handel in softdrugs:

  • a.

    Bij een eerste overtreding van de Opiumwet wordt het lokaal gesloten voor een periode van maximaal drie maanden;

  • b.

    Bij een tweede overtreding van de Opiumwet, binnen vijf jaar na de eerste overtreding, wordt het lokaal gesloten voor een periode van maximaal zes maanden;

  • c.

    Bij een derde en volgende overtreding van de Opiumwet, binnen vijf jaar na de eerste overtreding, wordt het lokaal gesloten voor een periode van maximaal twaalf maanden;

Constatering

1 e constatering

2 e constatering binnen 5 jaar na voorgaande constatering

3 e en volgende constatering binnen 5 jaar na voorgaande constatering

Aanwezigheid van en/of

verkoop van harddrugs

in een lokaal

zes maanden sluiting

twaalf maanden sluiting

vierentwintig maanden sluiting

Aanwezigheid van

softdrugs en/of verkoop

softdrugs in lokaal

drie maanden sluiting

zes maanden sluiting

twaalf maanden sluiting

Wanneer de overtreder niet de eigenaar/uitbater/exploitant/huurder van het lokaal is, ontvangt deze eerst een schriftelijke waarschuwing. Bij een volgende overtreding binnen vijf jaar, na de eerste overtreding, wordt wel overgegaan tot sluiting zoals hiervoor aangegeven.

 

Artikel 4 Stappenplan

De toepassing van de genoemde handelswijze in artikel 2 en 3 geschiedt volgens een stappenplan.

Dit plan kent de volgende opbouw (zie verder bijlage 2):

  • 1.

    Voorbereiding

  • 2.

    Waarschuwing (door burgemeester) en vooroverleg (burgemeester met overtreders)

  • 3.

    Belangenafweging en vervolgstappen

  • 4.

    Motivering sluitingsbevel

  • 5.

    Bekendmaking sluitingsbevel

  • 6.

    Feitelijke sluiting

  • 7.

    Kostenverhaal

  • 8.

    Heropening

     

Artikel 5 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als “Handhavingsbeleid artikel 13b Opiumwet gemeente Olst-Wijhe”.

 

Artikel 6 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking de dag na die van bekendmaking.

Aldus vastgesteld op 15 juli 2016

De burgemeester van Olst-Wijhe,

A.G.J. Strien

 

Bijlage 1 Toelichting Handhavingsbeleid

Inleiding

Op 1 november 2007 is het gewijzigde artikel 13b Opiumwet in werking getreden waarbij de burgemeester bevoegd is bestuursrechtelijk op te treden indien in woningen of lokalen dan wel in of bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. Het toepassingsbereik van dit artikel is daarmee uitgebreid tot ook de niet voor het publiek toegankelijke lokalen en woningen (voorheen slechts op voor publiek toegankelijke lokalen). Ook kan worden opgetreden tegen hennepkwekerijen.

Voor handhaving van de Opiumwet is de gecoördineerde inzet van het openbaar bestuur, het openbaar ministerie en de politie vereist en is strikte handhaving noodzakelijk. Dit beleid is daarom afgestemd in het lokale driehoeksoverleg waarin genoemde partners vertegenwoordigd zijn.

Op welke wijze en wanneer de burgemeester zijn discretionaire bevoegdheid op grond van artikel 13b Opiumwet zal inzetten, is vastgelegd in dit beleid. Argumenten om dit beleid te formuleren zijn onder andere:

  • -

    Handel in drugs in of bij woningen en/ of lokalen vormt een ernstige aantasting van de openbare orde, veiligheid en volksgezondheid.

  • -

    De beleidsregel sluit aan bij/ vloeit voort uit de landelijke en regionale bestuurlijke aanpak georganiseerde misdaad;

  • -

    Om aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit te voldoen is het gewenst om bestuurlijk handhaving van art. 13b Opiumwet vast te leggen in lokaal beleid;

  • -

    De bestuursrechter eist een gedegen onderbouwing, bij voorkeur door middel van beleidsregels.

Het doel van de beleidsregels is onder andere:

  • -

    dat overtredingen gevolgd worden door een reactie, die aansluit bij de aard en de ernst van de overtreding;

  • -

    de verboden situatie te beëindigen;

  • -

    herhaling van de overtreding te voorkomen;

  • -

    transparantie voor de burger in de maatregelen die genomen worden;

  • -

    de handhavingsactiviteiten van de driehoekspartners op elkaar af te stemmen en complementair te laten zijn.

Juridisch kader

Opiumwet

Artikel 13b, eerste lid van de Opiumwet geeft de burgemeester de bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in woningen of lokalen dan wel in of bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. Dit betekent dat de burgemeester bestuursdwang kan toepassen als de woning of het lokaal betrokken is bij drugshandel. De burgemeester kan ten aanzien van deze bevoegdheid beleidsregels vaststellen op grond van artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht.

Strafrecht en bestuursrecht in de Opiumwet

De Opiumwet stelt de in- en uitvoer van drugs, de vervaardiging, de verkoop, het bezit en het vervoer van drugs strafbaar. De strafrechtelijke kant van de Opiumwet is gericht op de aanpak van de handel en de handelaren. Het Openbaar Ministerie heeft niet de mogelijkheid om te beletten dat een lokaal of een woning gebruikt wordt voor drugshandel. De burgemeester heeft deze bevoegdheid wel. Artikel 13b van de Opiumwet is dan ook een bestuursrechtelijk element in de Opiumwet. Handel, gebruik en aanwezigheid van drugs hebben een nadelig effect op de openbare orde. Bij de handel in drugs wordt de aantasting van de openbare orde zonder meer aangenomen. De aantasting van de openbare orde hoeft niet door middel van feiten of omstandigheden te worden aangetoond. Dit is voor toepassing van artikel 13b Opiumwet uitdrukkelijk gesteld. Het toepassen van bestuursdwang is erop gericht de handel in of vanuit een lokaal of woning te beëindigen en beëindigd te houden. De toepassing is dan ook meer gericht op de locatie (lokaal of woning) en in mindere mate op de belanghebbende.

Aanwijzing Opiumwet

Bij de beoordeling of sprake is van een overtreding van de Opiumwet wordt aansluiting gezocht bij hetgeen uit jurisprudentie blijkt en de gedoogcriteria die in de Aanwijzing Opiumwet van het Openbaar Ministerie zijn vastgelegd. In de Aanwijzing Opiumwet is opgenomen wat er bedoeld wordt met handelshoeveelheid drugs (alles onder deze hoeveelheden wordt in principe aangemerkt als zijnde een gebruikershoeveelheid). Onder handelsvoorraad wordt het volgende verstaan:

• harddrugs: meer dan 0,5 gram. Hierbij wordt het volgende onderscheid gemaakt:

  • -

    0,5 gram harddrugs (bijv. cocaïne/amfetamine)

  • -

    1 pil/ tablet (bijv. XTC)

  • -

    5 ml (bijv. 1 ampul/buisje/consumptie-eenheid GHB).

• softdrugs: meer dan 5 gram

• hennepplanten: meer dan 5 planten

Hennepconvenant

Politie, gemeenten, woningcorporaties en andere partners zoals de energiemaatschappij, UWV en de

belastingdienst werken samen om door middel van een integrale aanpak een einde te maken aan de ongewenste ontwikkelingen ten aanzien van hennepkwekerijen in de provincies Overijssel en Gelderland. Het doel van de samenwerking is het nemen van preventieve en repressieve maatregelen, om gevaarlijke situaties te beëindigen, activiteiten met betrekking tot hennepkwekerijen te voorkomen en te bestrijden, de leefbaarheid in de betreffende straten en buurten te verbeteren, gevoelens van onveiligheid weg te nemen en het oneigenlijke gebruik van woonruimte, het oneigenlijk gebruik van uitkeringen, het illegaal aftappen van elektriciteit en een breed palet van sancties en maatregelen toe te passen op de hennepkweker.

De samenwerkingsafspraken zijn vastgelegd in het regionaal hennepconvenant “Integrale aanpak van hennepkwekerijen in Oost-Nederland”.

Het regionaal hennepconvenant wordt regulier toegepast bij ontdekking van hennepplantages. Sluiting van woningen op grond van artikel 13b in samenhang met dit beleid is, gelet op het ultimum remedium karakter, in beginsel niet aan de orde indien het doel van de sluiting wordt bereikt door uitvoering van het hennepconvenant of toepassing van andere middelen. Dit neemt niet weg dat zich situaties kunnen voordoen waarbij maatregelen naast elkaar of opeenvolgend worden ingezet (bijv. in het geval de huuropzegging enige tijd in beslag neemt, maar de spoedeisendheid een directe sluiting vereist.

Hieronder volgt een artikelsgewijze toelichting.

Artikel 1 Definities

Bij de definities is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de wettekst van artikel 13b Opiumwet.

Artikelen 2 en 3 Reacties op drugshandel in woningen respectievelijk lokalen

Bij overtreding van artikel 13b van de Opiumwet zal de burgemeester zijn bevoegdheid om bestuursrechtelijk op te treden bij woningen inzetten, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen harddrugs en softdrugs en eveneens tussen woningen en lokalen.

De peildatum van ‘eerste overtreding’ is het moment van constatering door de politie.

Woningen:

Bij het aantreffen van hard- en softdrugs of de handel hierin, wordt in principe gekozen voor een bestuurlijke schriftelijke waarschuwing gevolgd door een gesprek.

In de matrix op pagina 4 staan de verschillende, in zwaarte oplopende, in te zetten middelen beschreven. Het uiteindelijke sluiten van een woning is een uiterst(e) middel om de openbare orde te herstellen. Dit betekent, dat in het kader van de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit de burgemeester eerst moet putten uit minder vergaande maatregelen om het doel van handhaving te bereiken. Vandaar dat er wordt gekozen voor een getrapt optreden, tenzij de overtreding van dien aard is dat een directe sluiting is geoorloofd.

  • Jurisprudentie laat zien (ECLI:NL:RVS:2012:BY4412) dat de burgemeester bij het aantreffen van harddrugs in de woning, erf of het lokaal zonder waarschuwing kan overgaan tot het toepassen van een last onder bestuursdwang gericht op sluiting van de woning.

  • Tot sluiting van de woning kan bij eerste constatering direct worden overgegaan indien sprake is van een ernstig situatie. De indicatoren om te bepalen of er sprake is van een ernstige situatie zijn weergegeven in bijlage 3 behorende bij dit beleid

Lokalen:

Wat betreft de bestuursrechtelijke aanpak in lokalen wordt onderscheid gemaakt tussen de aanpak van gevallen waarin softdrugs dan wel harddrugs zijn betrokken. Aan activiteiten die te maken hebben met harddrugs zijn maatschappelijk gezien grotere volksgezondheidsrisico’s verbonden en deze kunnen een grotere negatieve invloed hebben op het woon- en leefklimaat dan softdrugs. Bij overtredingen van lijst I (harddrugs) worden langere sluitingstijden ook noodzakelijk geacht om een einde aan de overtredingen te maken, dan wel herhalingen te voorkomen, omdat de handel meestal plaatsvindt in een harder crimineler milieu. Een langere sluitingstermijn is noodzakelijk om de situatie te normaliseren.

Indien de overtreder een andere is dan de eigenaar/uitbater/exploitant/huurder zal de burgemeester slechts overgaan tot sluiting van het lokaal nadat de eigenaar/uitbater/exploitant/huurder een schriftelijke waarschuwing heeft ontvangen, dat er in zijn of haar lokaal sprake is van overtreding van de Opiumwet.

Bij een tweede constatering van drugshandel, binnen vijf jaar, zal de burgemeester tot sluiting van het lokaal overgaan voor de termijnen zoals genoemd in de beleidsregel.

Indien de eigenaar/uitbater/exploitant/huurder zelf als overtreder kan worden aangemerkt dan zal de burgemeester onmiddellijk tot sluiting overgaan.

Op grond van het bepaalde in artikel 5, eerste lid van het Besluit eisen zedelijk gedrag Drank- en Horecawet 1999, leidt een sluiting van een horecabedrijf voor een periode van tenminste een maand, tot intrekking van de horecavergunning op grond van de Drank- en Horecawet. Leidinggevenden (ondernemers, bedrijfsleiders, beheerders) van het betreffende horecabedrijf zijn dan gedurende de eerstvolgende vijf jaar niet meer gerechtigd op te treden als leidinggevende in een horecabedrijf.

Informatieverstrekking politie

De Opiumwet biedt geen mogelijkheid om gemeentelijke toezichthouders aan te wijzen. Om zijn taak te kunnen uitvoeren, ontvangt de burgemeester van de politie de benodigde informatie, bv. uit opsporingsonderzoeken.

Voornemen en zienswijze

Bij de procedure tot sluiting van een woning, lokaal en/of bijbehorend erf op grond van artikel 13b Opiumwet worden de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht in acht genomen. Alvorens over te gaan tot het daadwerkelijk sluiten van een woning, lokaal en/of bijbehorend erf zal aan belanghebbenden de gelegenheid worden geboden een zienswijze in te dienen op het voorgenomen besluit.

Herstelsanctie: geen last onder dwangsom maar last onder bestuursdwang (sluiting)

Bij het toepassen van bestuursrechtelijke herstelsancties kan het bestuursorgaan – in dit geval de burgemeester – kiezen tussen een last onder dwangsom of een last onder bestuursdwang. Bij de keuze speelt de effectiviteit van de sanctie om de overtreding zo snel mogelijk te beëindigen een rol. Bij het opleggen van een dwangsom is er geen zekerheid dat de overtreder de overtreding op korte termijn feitelijk beëindigt en is hier dus in principe geen geschikt middel. Om die reden is gekozen voor een last onder bestuursdwang inhoudende het bevel van de burgemeester tot tijdelijke sluiting van een inrichting als bedoeld in artikel 13b Opiumwet. Met deze maatregel wordt beoogd de “loop” naar de woning/het lokaal of de daarbij behorende erven eruit te halen en de overtreding te beëindigen, dan wel herhaling van de overtreding te voorkomen.

Op (de voorbereiding van) de last onder bestuursdwang zijn de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Omvang van de bestuursdwang

De last onder bestuursdwang inhoudende de sluiting, wordt bekend gemaakt aan de overtreder en aan andere rechthebbenden. Zelfs als de overtreder niet bekend is, kan artikel 13b Opiumwet worden toegepast. De burgemeester kan dan volstaan met het bekend maken van het besluit aan de wel bekende rechthebbenden conform artikel 5:24 lid 3 Awb.

De last houdt in dat het pand ontoegankelijk is en blijft gedurende de termijn van sluiting en dat een aankondiging van de sluiting duidelijk zichtbaar moet worden aangebracht op het betreffende pand. De last zal een concrete omschrijving inhouden van wat moet worden gesloten en gesloten moet worden gehouden en in voorkomend geval een nadere aanduiding van de betreffende ruimten dan wel de erven. Indien de overtreder geen gevolg geeft aan de last, zal de burgemeester overgaan tot feitelijke sluiting en zal de woning, het lokaal of gebouw ontoegankelijk worden gemaakt.

Ook de eigenaar kan gedurende de sluiting niet over zijn eigendom beschikken ook al heeft de eigenaar zelf de overtreding van de Opiumwet niet begaan.

Afwijkingsbevoegdheid

De bevoegdheid van de burgemeester om bij geconstateerde drugshandel in woningen en lokalen en/of op de daarbij behorende erven bestuursrechtelijk op te treden betreft een discretionaire bevoegdheid.

Op welke wijze en wanneer de burgemeester zijn bevoegdheid zal inzetten is vastgelegd in dit beleid.

In beginsel sluit de zwaarte van de maatregel aan op de aard en de frequentie van de overtreding, teneinde te bereiken dat de overtreding ongedaan wordt gemaakt, dan wel herhaling wordt voorkomen.

Inherent aan deze bevoegdheid is de mogelijkheid om op grond van artikel 4:84 Awb in een concreet geval te kunnen afwijken van het vastgestelde beleid. Dat zal de burgemeester doen in het geval van dermate bijzondere omstandigheden die vasthouden aan het beleid niet rechtvaardigen.

 

Bijlage 2 Uitgebreid stappenplan

A. 1e constatering

1. Voorbereiding

De feitelijke constatering van de verkoop, levering of verstrekking van drugs of het aantreffen van daartoe aanwezige drugs is voldoende om op grond van artikel 13b Opiumwet bestuurlijk op te treden. De politie meldt de burgemeester alle meldingen en feitelijke constateringen van drugshandel. De burgemeester verzamelt en bundelt deze samen met eventuele waarschuwingsbrieven aan de bewoners of de exploitant. Op grond van deze feiten kan de burgemeester overgaan tot maatregelen en indien noodzakelijk uiteindelijk tot sluiting van het pand.

Het komt voor dat omwonenden van een woning of lokaal bang zijn voor represailles en niet willen dat hun persoonsgegevens worden toegevoegd aan het dossier. Dan kunnen verklaringen geanonimiseerd aan het dossier worden toegevoegd (Raad van State 4 augustus 2004, LJ-Nummer AQ6022).

2. Waarschuwing (door burgemeester) en vooroverleg (burgemeester met overtreders).

De burgemeester kan de overtreder op grond van de geconstateerde feiten schriftelijk - door middel van een waarschuwingsbrief - op de hoogte brengen. Dit geldt als een officiële waarschuwing. Ook de eigenaar van het lokaal of de woning kan worden aangeschreven. De waarschuwing is geen besluit. In het geval van een hennepkwekerij wordt vanzelfsprekend de kwekerij ontmanteld. Dit kan op strafrechtelijke of op bestuursrechtelijke gronden.

De geconstateerde feiten worden besproken. Er wordt bekeken hoe de overtreding door de overtreder binnen een vastgestelde periode kan worden beëindigd en wat de eventuele consequenties zullen zijn bij voortzetting. Hierbij verwijst de burgemeester naar het lokale handhavingsarrangement.

Al naar gelang de omstandigheden van het geval kan ook gekozen worden voor toepassing van spoedeisende bestuursdwang.

B. 2e constatering

1. Voorbereiding

De feitelijke constatering van de verkoop, levering of verstrekking van drugs of het aantreffen van daartoe aanwezige drugs is voldoende om op grond van artikel 13b Opiumwet bestuurlijk op te treden. De politie meldt de burgemeester alle meldingen en feitelijke constateringen van drugshandel. De burgemeester verzamelt en bundelt deze samen met eventuele waarschuwingsbrieven aan de bewoners of de exploitant. Op grond van deze feiten kan de burgemeester overgaan tot maatregelen en indien noodzakelijk uiteindelijk tot sluiting van het pand.

Het komt voor dat omwonenden van een woning of lokaal bang zijn voor represailles en niet willen dat hun persoonsgegevens worden toegevoegd aan het dossier. Dan kunnen verklaringen geanonimiseerd aan het dossier worden toegevoegd (Raad van State 4 augustus 2004, LJ-Nummer AQ6022).

3. Belangenafweging

De burgemeester moet voor het nemen van dit sluitingsbevel de gevolgen van zijn besluit afzetten tegen de gevolgen die dit met zich mee brengt voor de overtreder.

4. Motivering sluitingsbevel

Is de overtreding van de Opiumwet niet beëindigd en gaat de burgemeester over tot sluiting, dan zal dit besluit voldoende moeten worden gemotiveerd. Bij deze motivering kan de burgemeester een aantal factoren betrekken.

De duur van de sluiting kan in de eerste plaats afhankelijk zijn van de bestemming van het pand: gaat het om een woning of een lokaal? In het geval van een woning kan een onderverdeling worden gemaakt in een huur- en koopwoning.

Gaat het om een gehuurde woning dan zal civielrechtelijk de huurovereenkomst door de woningcorporatie kunnen worden ontbonden en is een verdere sluiting van de woning niet nodig, maar wel mogelijk.

Gaat het om een koopwoning, dan kan het van belang zijn of deze daadwerkelijk wordt bewoond of in schijn wordt bewoond. In het geval van een bewoond pand worden de bewoners uit de woning geplaatst. Dit is bij schijnbewoning niet het geval. Er zijn immers geen bewoners. In dit laatste geval is de eigenaar van het pand de belanghebbende.

Verder kan de duur van de sluiting afhankelijk zijn van de zwaarte van de overtreding. Het gaat hierbij om de hoeveelheid en het soort drugs. Gezien de eis van proportionaliteit geldt hier dat hoe meer en hoe zwaarder de categorie drugs is, hoe zwaarder de maatregel kan zijn.

Ten slotte zal de duur van de sluiting afhankelijk zijn van de mate van herhaling en de duur van de overtreding. Ook hierbij geldt de eis van proportionaliteit: hoe vaker de overtreding plaats vindt, hoe zwaarder de maatregel kan zijn. Wat betreft de duur van de overtreding is het van belang om te zorgen dat de toeloop tot het pand wordt beëindigd. Wanneer de sluitingstermijn te kort blijkt kan de burgemeester de sluiting verlengen.

Het bevel tot sluiting van een lokaal of woning is een besluit in de zin van artikel 1:3 Awb. De overige bepalingen van deze wet zijn dan ook van toepassing. Dit betekent dat alle belanghebbenden tegen het besluit bezwaar kunnen aantekenen en vervolgens, na de beslissing op het bezwaarschrift, beroep bij de bestuursrechter kunnen instellen. Belanghebbenden zijn in ieder geval de bewoners en gebruikers van de woning of het lokaal, en de eigenaar (in geval van verhuur). Horen kan zowel schriftelijk (bijvoorbeeld met het concept van voorgenomen besluit) als mondeling (dus ook telefonisch op zeer korte termijn) (art. 4:9 Awb).

5. Bekendmaking sluitingsbevel

Het sluitingsbevel op grond van artikel 13b Opiumwet wordt op schrift gesteld en aangetekend verzonden. In het bevel tot sluiting worden doorgaans de volgende elementen opgenomen:

  • Sluiting op grond van artikel 13b Opiumwet;

  • Welk pand is gesloten;

  • Waarom tot sluiting is overgegaan (subsidiariteit, proportionaliteit);

  • De termijn van de sluiting;

  • De begunstigingstermijn;

In een last onder bestuursdwang moet krachtens jurisprudentie in de regel een begunstigingstermijn worden opgenomen. Begunstiging houdt in dat de overtreder de gelegenheid krijgt zelf aan het bevel te voldoen. Deze termijn moet zodanig zijn dat in redelijkheid de overtreder de gelegenheid heeft gevolg te geven aan het bevel. De begunstigingstermijn is ten hoogste twee weken, maar er kan voor een kortere periode gekozen worden. Alleen in het uitzonderlijke geval van onmiddellijk gevaar, zal gekozen worden voor toepassing van spoedeisende bestuursdwang. In dat geval wordt tot onmiddellijke sluiting overgegaan en wordt het bevel vervolgens schriftelijk bekend gemaakt aan de overtreder (artikel 5:31 Awb).

  • Welke dwangmiddelen zullen worden toegepast;

  • Dat tegen het besluit bezwaar en beroep mogelijk is.

De kosten van sluiting kunnen ingevolge artikel 5:25 eerste lid, Awb op de belanghebbende worden verhaald.

6. Feitelijke sluiting

Na afloop van de begunstigingstermijn gaat de burgemeester ertoe over de betreffende ruimte zo nodig fysiek te sluiten. Dit kan op verschillende manieren worden geregeld.

Uitvoeren sluiting door eigenaar zelf

Wanneer een last onder bestuursdwang wordt opgelegd, krijgt de eigenaar van het pand de gelegenheid om dit zelf af te sluiten. De sluiting wordt uitgevoerd door middel van het afdichten van deuren en ramen en het vervangen van sloten. Onder het zelf afsluiten wordt verstaan het in het bijzijn van een medewerker van de gemeente Olst-Wijhe (laten) vervangen van de sloten van het pand, waarna het door de gemeente verzegeld wordt. De sleutels van deze nieuwe sloten blijven gedurende de sluitingsperiode in bezit van de gemeente Olst-Wijhe. Op deze manier heeft de gemeente, maar ook de eigenaar van het pand, de maximaal haalbare zekerheid dat er niemand anders in het bezit is van een sleutel waarmee eenvoudig toegang verschaft kan worden tot het gesloten pand.

Het doorbreken van het zegel levert een strafbaar feit op grond van artikel 199 van het Wetboek van Strafrecht op.

Uitvoeren sluiting door gemeente Olst-Wijhe

Wanneer geen gehoor wordt gegeven aan de last onder bestuursdwang, zal de gemeente zelf de ramen en deuren afdichten, de sloten vervangen en het pand verzegelen. Ook dan blijven de sleutels gedurende de sluitingsperiode in bezit van de gemeente Olst-Wijhe.

Ernstige vervuiling en/of bederfelijke goederen en zaken

Indien er sprake is van ernstige vervuiling en/of aanwezigheid van goederen en zaken die aan bederf of teloorgang onderhevig (kunnen) zijn, wordt gekozen voor ontsmetting en/of ontruiming.

De eigenaar/bewoner is verantwoordelijk voor het verwijderen van eventueel aanwezige huisdieren.

Als hij dit niet doet, worden deze in beslag genomen en meegenomen naar een tijdelijk opslaglocatie (bijvoorbeeld het dierenasiel). De eigenaar heeft het recht om de huisdieren terug te eisen.

Aanduiding op het pand

Na sluiting van een pand brengt de gemeente Olst-Wijhe hierop altijd een aanduiding aan, waarop staat dat het pand gesloten is ingevolge artikel 13b Opiumwet. Dit om duidelijk kenbaar te maken dat het pand gesloten is en daardoor de bekendheid als pand waar verdovende middelen beschikbaar zijn teniet te doen.

Op grond van artikel 2.41 van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Olst-Wijhe kan opgetreden worden tegen personen die een krachtens artikel 13b Opiumwet gesloten lokaal of woning betreden.

Verplichte registratie

Op grond van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken dient de sluiting van het pand binnen vier dagen te worden ingeschreven in de landelijke voorziening.

Vervangende woonruimte

Het kan voorkomen dat bewoners die niet met de drugshandel in en rond het pand te maken hebben, getroffen worden door een sluitingsbevel op grond van artikel 13b. Uit jurisprudentie met betrekking tot artikel 8 ERVM blijkt dat in dit geval aan de 'onschuldige' bewoner passende vervangende woonruimte moet worden aangeboden. In een aantal gemeenten wordt bemiddeld bij het vinden van vervangende woonruimte.

Aanvullende maatregelen

Soms is sluiting niet voldoende en zijn aanvullende maatregelen nodig om de leefbaarheid rond het gesloten pand te herstellen. De wet Victor regelt het natraject van onder andere een sluiting op grond van artikel 13b Opiumwet. De wet Victor maakt het mogelijk om het beheer van een pand over te nemen (artikel 14 woningwet) en daarna eventueel te onteigenen (art. 77 Onteigeningswet).

7. Kostenverhaal

De kosten van de sluiting van een woning of lokaal kunnen de overtreder redelijkerwijs in het geheel of gedeeltelijk worden toegerekend. In de dwangbeschikking moet hiervan melding worden gemaakt.

Kostenverhaal kan plaatsvinden bij dwangbevel (artikel 5:26 Awb). Betrokkene kan tegen het dwangbevel in verzet gaan bij de rechtbank. Na verzet bij de rechtbank bestaat vervolgens de mogelijkheid van hoger beroep en cassatie. Het verzet schorst de tenuitvoerlegging, de gemeente kan hiervan ontheffing vragen (artikel 5:26 lid 4). Voordat de kosten per dwangbevel worden ingevorderd, zal eerst geprobeerd kunnen worden de kosten te innen via het versturen van een nota en eventueel betalingsherinneringen. Om bewijstechnische redenen is het raadzaam de nota’s aangetekend met handtekening voor ontvangst te versturen.

8. Heropening

Wanneer na heropening van een pand de drugshandel opnieuw plaatsheeft, wordt zo mogelijk opnieuw een sluitingsbevel uitgevaardigd.

 

Bijlage 3 Indicatorenlijst

Tot sluiting van een woning kan bij eerste constatering direct worden overgegaan indien sprake is van een ernstige situatie. Van een ernstige situatie is sprake als het aannemelijk is dat drugshandel in al dan niet georganiseerd verband in of vanuit een woning plaatsvindt of als aanwezigheid van drugs hierop duidt.

Om te kunnen nagaan of sprake is van een dergelijke aannemelijkheid is onderstaande indicatorenlijst samengesteld. De indicatorenlijst heeft een alternatief en geen cumulatief karakter. Ook op basis van enkele indicatoren kan aannemelijkheid aan de orde zijn. De indicatorenlijst is nadrukkelijk een hulpmiddel. Voor toepassing van de maatregel moet uiteraard altijd eerst gekeken worden of voldaan wordt aan de criteria van artikel 13b Opiumwet en de voorwaarden zoals gesteld in dit beleid.

Indicatorenlijst.

  • a.

    de hoeveelheid aangetroffen middelen als bedoeld in lijst I en/of lijst II van de Opiumwet (dit zal in ieder geval een grotere hoeveelheid moeten zijn dan een hoeveelheid die duidt op eigen gebruik. Er moet minimaal sprake zijn van een hoeveelheid die duidt op beroeps- of bedrijfsmatige handel (hierbij wordt aangesloten bij de richtlijnen van de Procureurs Generaal). Indien sprake is van een dergelijke hoeveelheid kan op grond van de jurisprudentie aangenomen worden dat het gaat om handel en hoeft er geen sprake te zijn van daadwerkelijke verkoop, aflevering of verstrekking. Daarnaast kan er sprake zijn van andere signalen die duiden op beroeps- of bedrijfsmatigheid, zoals de aanwezigheid van verpakkingsmateriaal, grote som(men) (handels) geld, weegschaal, assimilatielampen e.d.);

  • b.

    de mate waarin de woning betrokken is bij de drugshandel in georganiseerd verband;

  • c.

    er is sprake van gewelds- of andere openbare orde delicten;

  • d.

    er is sprake van één of meer (vuur)wapen(s)/verboden wapenbezit als bedoeld in de Wet Wapens en Munitie;

  • e.

    er is een vermoeden van verwijtbaarheid van de bewoner(s)/betrokkene(n);

  • f.

    er is een vermoeden dat de bewoner(s)/betrokkene(n) verkeert/verkeren in kringen van personen met antecedenten (hierbij moet vooral gedacht worden aan antecedenten t.a.v. de Opiumwet of de Wet Wapens en Munitie, maar ook antecedenten op het gebied van geweld tegen personen of zaken, zoals mishandeling, bedreiging, vernieling of diefstal e.d. kunnen een rol spelen);

  • g.

    er is sprake van recidive;

  • h.

    er is sprake van een combinatie van middelen als bedoeld in lijst I en lijst II Opiumwet;

  • i.

    de mate van gevaar voor de omgeving, mate van risico voor omwonenden;

  • j.

    de mate van overlast;

  • k.

    aannemelijkheid dat de woning niet in overeenstemming met de woonfunctie wordt gebruikt;

  • l.

    aannemelijkheid dat behalve de woning of het daarbij behorende erf nog één of meer locaties betrokken is/zijn bij drugshandel in georganiseerd verband of als aanwezigheid van drugs hierop duidt of:

  • m.

    overige feiten of omstandigheden die duiden op drugshandel in georganiseerd verband.

Naar boven