Verordening Tegenprestatie GemeenteGennep 2016

 

De Raad van de Gemeente Gennep,

 

gelet op artikel 8a eerste lid, aanhef en onderdeel b van de Participatiewet;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 21 juni 2016,

 

gelezen het advies van de commissie Samenleving en Milieu van 4 juli 2016,

 

overwegende dat het wettelijk verplicht is om het opdragen van een tegenprestatie in het kader van de Participatiewet, de Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers (IOAW) en de Wet Inkomensvoorziening oudere en arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen bij verordening te regelen,

 

besluit vast te stellen de

 

Verordening Tegenprestatie Gemeente Gennep 201 6

 

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

 

Artikel 1. Begrippen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gennep;

  • b.

    mantelzorg: langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.

     

Hoofdstuk 2 De tegenprestatie naar vermogen

Artikel 2. Inhoud van een tegenprestatie

  • 1.

    Het college kan onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden, die additioneel van aard zijn, inzetten als tegenprestatie. Het betreft werkzaamheden die:

    • a.

      naar hun aard niet noodzakelijkerwijze zijn gericht op toeleiding tot de arbeidsmarkt;

    • b.

      niet noodzakelijkerwijze zijn bedoeld als re-integratieinstrument;

    • c.

      niet leiden tot verdringing.

  • 2.

    Het maatschappelijk nut van de activiteiten, genoemd onder 1, kan ook betrekking hebben op verhoging van het participeren in de samenleving of eigen ontwikkeling van de belanghebbende.

     

Artikel 3. Het opdragen van een tegenprestatie

  • 1.

    Het college kan een belanghebbende die bijstand ontvangt op grond van de Participatiewet of een uitkering op grond van de IOAW of IOAZ een tegenprestatie opdragen.

  • 2.

    Bij het opdragen van een tegenprestatie houdt het college rekening met de volgende factoren:

    • a.

      de tegenprestatie moet naar vermogen kunnen worden verricht door een belanghebbende;

    • b.

      de persoonlijke situatie en individuele omstandigheden van een belanghebbende moeten in aanmerking worden genomen;

    • c.

      de persoonlijke wensen en kwaliteiten van een belanghebbende. De belanghebbende kan zelf ook een tegenprestatie voorstellen;

    • d.

      als een belanghebbende al maatschappelijke activiteiten of vrijwilligerswerk verricht, moet daarmee rekening worden gehouden,

       

Artikel 4. Duur en omvang van een tegenprestatie

  • 1.

    De tegenprestatie wordt opgelegd voor bepaalde tijd.

  • 2.

    De tegenprestatie wordt opgedragen voor maximaal 16 uren per week, tenzij belanghebbende en college instemmen met een hoger aantal uren per week.

     

Artikel 5. Mantelzorg

Het college draagt geen tegenprestatie op indien een belanghebbende mantelzorg verricht voor zover het verrichten van mantelzorg naar het oordeel van het college redelijkerwijs noodzakelijk is.

 

Artikel 6. Geen werkzaamheden voorhanden

  • 1.

    Het college draagt geen tegenprestatie op indien geen werkzaamheden voorhanden zijn die kunnen worden ingezet als tegenprestatie.

  • 2.

    Indien het college geen tegenprestatie opdraagt omdat geen werkzaamheden voorhanden zijn, beoordeelt het college binnen 12 maanden opnieuw of op dat moment wel werkzaamheden voorhanden zijn die kunnen worden ingezet als tegenprestatie.

     

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 7. Inwerkingtreding

  • 1.

    De Verordening tegenprestatie Participatiewet, vastgesteld op 13 oktober 2014, wordt ingetrokken;

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de datum van publicatie.

     

Artikel 8. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Tegenprestatie Participatiewet, IOAW en IOAZ.

 

 

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 18 juli 2016,

 

De griffier,

De voorzitter,

 

 

Algemene Toelichting

 

De maatschappelijke tegenprestatie is een relatief nieuw wettelijk fenomeen. In de Wet Werk en Bijstand is deze ingevoerd in 2012 en nu wordt deze overgenomen in de Participatiewet. De wetgever overwoog dat de tegenprestatie voor uitkeringsgerechtigden een gelegenheid is om te blijven participeren in de samenleving en om een sociaal netwerk, arbeidsritme en regelmaat te behouden. Dit zijn volgens de regering ook noodzakelijke voorwaarden om de kansen op de arbeidsmarkt te vergroten.

 

De tegenprestatie is niet geheel onomstreden. In de discussies over de maatschappelijke wederprestatie komen twee thema’s geregeld terug: Leidt dit niet tot verdringing van reguliere arbeid en in hoeverre is het gerechtvaardigd (en toegestaan) om mensen tot arbeid te verplichten waar geen betaling of ander voordeel tegenover staat.

 

In het kader van het beleidsprogramma Ontmoeten, Meedoen, Ondersteunen (en vooruitlopend daarop in pilotvorm) heeft de gemeente Gennep sinds mei 2012 ervaring opgedaan met de tegenprestatie. Deze past immers binnen het kader van wederkerigheid dat op meerdere plekken in het beleidsprogramma terugkomt. Ook past de tegenprestatie bij het ontwikkelen van de eigen kracht van inwoners.

 

Met ingang van mei 2012 vraagt de gemeente Gennep van elke bijstandsaanvrager direct om actief te worden, hetzij in de vorm van re-integratie, hetzij in de vorm van maatschappelijke activiteiten. Daarbij is de inwoner zelf het vertrekpunt. De activiteiten worden gezocht die passen binnen de “krachten en bekwaamheden” van de inwoner en die zo nauw mogelijk aansluiten bij zijn interesses.

 

De ervaringen die gedurende twee jaar zijn opgedaan met deze vorm van wederprestatie zijn gunstig te noemen. Belanghebbenden reageren vrijwel altijd positief. Het bezig zijn geeft een gevoel van nuttig zijn, biedt gelegenheden tot ontmoeting en versterkt het zelfwaardegevoel.

 

In deze aanpak is het tot dusver niet nodig geweest om een dwingend instrumentarium te hanteren zoals dat in de wet en in deze verordening wordt neergelegd. De wet schrijft echter voor dat er wel een dwingend instrumentarium is. Er zijn ook wel situaties denkbaar dat een dwingend instrumentarium nodig kan worden. Gedacht kan dan worden aan échte niets-willers, die alle inspanningen voor de bijstand willen ontlopen. Dan kan het nodig zijn om vanuit het college de mogelijkheid te hebben om scherp op te treden.

 

Toelichting aanpassing in 2016

 

Bij de omvorming van de Wet werk en bijstand in de Participatiewet, had de wetgever in de opdracht om de Tegenprestatie bij verordening te regelen de verwijzing naar de IOAW en IOAZ door een verschrijving laten vervallen. De wetgever heeft dit later hersteld, maar de gemeentelijke verordening baseert zich nog op de oorspronkelijke tekst. De aanpassing van de verordening in 2016 heeft alleen betrekking op het alsnog toevoegen van de IOAW en de IOAZ in de aanhef en de benaming van de verordening en in het eerste lid van artikel 3.

 

Artikelgewijze toelichting

Artikel 1. Begrippen

Deze bepaling spreekt voor zich.

 

Artikel 2. Inhoud van een tegenprestatie

Het eerste lid geeft een beschrijving van de aard van tegenprestaties. Een tegenprestatie is geen re-integratieinstrument. De tegenprestatie hoeft dan ook niet getoetst te worden aan het nut dat de tegenprestatie heeft voor de re-integratie.

 

Dit wil niet zeggen dat een tegenprestatie niet nuttig màg zijn voor de inwoner zelf. De tegenprestatie moet niet geïnterpreteerd worden als “strafwerk”. Integendeel, vaak zal de tegenprestatie wel een nut voor de inwoner zèlf hebben. Zelfs een tegenprestatie die voornamelijk nut heeft voor de inwoner zelf, kan daarmee ook een maatschappelijk nut vervullen door de inwoner maatschappelijk te binden.

 

Artikel 3. Het opdragen van een tegenprestatie

Bij voorkeur wordt een tegenprestatie gevonden die niet dwingend hoeft te worden opgelegd omdat de inwoner de activiteit zelf ook wil uitvoeren. In dat geval is immers het nut voor alle betrokkenen het hoogst. Een maatschappelijke wederprestatie wordt alleen dwingend opgelegd als de belanghebbende naar het oordeel van het college onvoldoende deelneemt aan het maatschappelijk verkeer of aan re-integratie naar arbeid. Een niets-willer mag erop worden aangesproken dat tegenover het vangnet dat de samenleving hem biedt, ook een eigen inspanningsverplichting staat.

Uiteraard kan een wederprestatie alleen worden opgelegd als deze past bij de krachten en bekwaamheden van de betreffende inwoner. Ook bij het dwingend aanbieden van een tegenprestatie zal het college bovendien zoeken naar een wederprestatie die past bij de interesses van de inwoner.

Deze bepaling impliceert ook dat het college onderzoek doet naar de persoonlijke omstandigheden en interesses en de resultaten van dit onderzoek in de motivering van besluiten die in verband met de wederprestatie worden genomen uitdrukkelijk vermeldt.

 

Artikel 4. Duur en omvang van een tegenprestatie

De tegenprestatie wordt opgelegd voor bepaalde tijd. Het college vormt een oordeel over de omstandigheden die aanleiding zijn tot het opleggen van een wederprestatie. Bij dat oordeel hoort ook een afweging over de duur van de wederprestatie. Dit is maatwerk in het individuele geval. De uitkomst van dat maatwerk moet op grond van de Algemene wet bestuursrecht wel worden gemotiveerd en die motivering staat vanzelfsprekend open voor toetsing in bezwaar en beroep.

De tegenprestatie is geen (voltijds-) baan en is in urenomvang begrenst. Hierover kunnen met de inwoner echter nadere (afwijkende) afspraken worden gemaakt.

 

Artikel 5. Mantelzorg

Voor de definitie van mantelzorg wordt verwezen naar de verordening Wet maatschappelijke ondersteuning. Van mantelzorg is geen sprake bij gebruikelijke zorg binnen het eigen gezin en ook niet bij incidenteel bijspringen buiten het eigen gezin.

 

Artikel 6. Geen werkzaamheden voorhanden

Als er tijdelijk geen werkzaamheden beschikbaar zijn, moet de inwoner er wel rekening mee blijven houden dat in de toekomst alsnog werkzaamheden beschikbaar kunnen komen. Er ligt ook een opdracht voor het college om periodiek opnieuw naar mogelijkheden te kijken.

 

Artikel 7. Inwerkingtreding

De verordening treedt gelijktijdig met de wet in werking.

 

Artikel 8. Citeertitel

Om gebruik te kunnen maken van landelijk of regionaal ontwikkelde standaardbrieven en standaardformulieren, wordt de gemeentenaam in de citeertitel niet genoemd.

Naar boven