Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Apeldoorn 2015

 

HOOFDSTUK 1. BEGRIPSBEPALINGEN

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn;

gelet op de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, het Uitvoeringsbesluit Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Apeldoorn 2015;

BESLUITEN:

vast te stellen het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Apeldoorn 2015.

Artikel 1.1. Begripsbepalingen

In dit hoofdstuk zijn de begripsbepalingen opgenomen die aanvullend zijn op de begripsbepalingen van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, Het Uitvoeringsbesluit Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Apeldoorn 2015.

aanschafprijs: de prijs waarvoor een voorziening wordt ingekocht door het college.

afschrijvingstermijn: de periode waarover een voorziening economisch wordt afgeschreven.

bezoekbare woning: een woning die toegankelijk is en woonkamer bereikbaar en toilet bruikbaar zijn.

CAK: Centraal Administratie Kantoor.

hoofdverblijf: de plaats waar een persoon feitelijk de meeste nachten per jaar doorbrengt.

instandhoudingskosten: kosten van een mogelijk krachtens de wet te verlenen voorziening voor onderhoud, keuring en reparatie van deze voorziening.

Nibud: het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting.

periode: een vierwekelijkse termijn die gehanteerd wordt door het CAK bij de inning van de eigen bijdrage. Een jaar kent 13 perioden.

pgb: persoonsgebonden budget.

raamovereenkomst: raamovereenkomst maatwerkvoorzieningen Wmo 2015 en de raamovereenkomst maatwerkvoorzieningen maatschappelijke opvang en beschermd wonen GGZ 2015.

roerende voorziening: voorzieningen die uit hun aard zichzelf kunnen verplaatsen dan wel verplaatst kunnen worden en niet duurzaam met de grond zijn verbonden.

subsidieregeling: subsidieregeling algemene voorzieningen Wmo 2015.

Uitvoeringsbesluit: Besluit van 27 oktober 2014, houdende regels ter uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning 2015).

UWV:Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen.

verordening: Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Apeldoorn 2015.

HOOFDSTUK 2. TEGEMOETKOMING MEERKOSTEN

Artikel 2.1. Tegemoetkoming

Ongeacht de hoogte van het inkomen kan het college ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie op aanvraag een tegemoetkoming in de kosten verstrekken aan cliënten die als gevolg van een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen die daarmee verband houden aannemelijke meerkosten hebben.

Artikel 2.2. Beëindiging tegemoetkoming

Bij het overlijden van de cliënt eindigt een periodieke financiële tegemoetkoming op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de cliënt is overleden.

HOOFDSTUK 3. BIJDRAGE VOOR MAATWERKVOORZIENING OF PGB

Artikel 3.1. Bijdrage voor maatwerkvoorziening of pgb

  • 1.

    Voor alle maatwerkvoorzieningen, met uitzondering van de voorzieningen genoemd in het derde en vierde lid van dit artikel, is de cliënt zowel voor een verstrekking in natura als in de vorm van een pgb een bijdrage verschuldigd.

  • 2.

    Indien de maatwerkvoorziening of pgb is vertrekt ten behoeven van een woningaanpassing van een minderjarig kind, is de bijdrage verschuldigd door de in artikel 2.1.5, eerste lid, van de wet, bedoelde persoon of personen.

  • 3.

    De bijdrage is niet verschuldigd:

    • a.

      indien de cliënt of de echtgenoot van de cliënt een bijdrage als bedoeld in artikel 3.11 of 3.12 van het Uitvoeringsbesluit dan wel een bijdrage ingevolge de artikelen 4 of 14 van het Bijdragebesluit zorg verschuldigd is;

    • b.

      indien de cliënt of zijn echtgenoot gedurende twee of meer nachten aaneengesloten in de bijdrageperiode in een instelling voor opvang verblijft,;

    • c.

      indien het college, na advies van een instelling voor algemeen maatschappelijk werk, de Raad voor de Kinderbescherming of het AMHK, van oordeel is dat de verschuldigdheid van de bijdrage kan leiden tot mishandeling, verwaarlozing of ernstige schade voor de opvoeding en ontwikkeling van een minderjarige door de ouder, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet;

    • d.

      voor een rolstoel;

    • e.

      voor een cliënt die de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, met uitzondering van woningaanpassingen.

  • 1.

    In aanvulling op het bepaalde in het tweede lid van dit artikel is de bijdrage niet verschuldigd voor:

    • a.

      spoedopvang verpleging en Verzorging & Gehandicaptenzorg;

    • b.

      crisisopvang geestelijke gezondheidszorg;

    • c.

      collectief vraagafhankelijk vervoer;

    • d.

      kilometerbudget ten behoeve van een (rolstoel)taxi.

Artikel 3.2. Omvang van de bijdrage

  • 1.

    De bedragen per vier weken, de inkomensbedragen en de percentages die gelden voor de berekening van de bijdrage zijn voor zorg in natura gelijk aan die als bedoeld in artikel 3.1 van het Uitvoeringsbesluit, uitgezonderd de voorzieningen genoemd in het derde en vierde lid van dit artikel.

  • 2.

    De kostprijs van de maatwerkvoorziening wordt als volgt bepaald:

    • a.

      voor maatwerkvoorzieningen die tot en met 31 december 2014 onder de Wet maatschappelijke ondersteuning vielen geldt de (meer)kostprijs van de voorziening;

    • b.

      voor maatwerkvoorzieningen die met ingang van 1 januari 2015 onder de Wet maatschappelijke ondersteuning vallen wordt gerekend met een normbedrag van:

      • i. € 14,20 per uur voor individuele begeleiding en persoonlijke verzorging met uitzondering van regie op gestructureerd huishouden (HH2 nieuw);

      • ii. € 4,06 per uur voor dagbesteding;

      • iii. € 14,20 per 24 uur voor kortdurend verblijf in de vorm van deeltijd verblijf, logeeropvang en respijtopvang;

      • iiii. € 14,20 per week voor verpleging;

      • v. € 14,20 per week voor groepswonen;

      • vi. voor de bijdrage pgb wordt gerekend met een percentage van 33% van het totale pgb van de cliënt.

  • 1.

    De berekening voor het bedrag aan bijdragen voor beschermd wonen GGZ, component wonen is gelijk aan die als bedoeld in artikel 3.13 in het Uitvoeringsbesluit.

Artikel 3.3. Looptijd van de bijdrage

  • 1.

    Indien de voorziening bestaat uit het verschaffen in eigendom van een roerende zaak dan wel een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning die in eigendom is van de cliënt, kan gedurende maximaal 195 perioden van vier weken een bijdrage in rekening worden gebracht.

  • 2.

    Indien een voorziening wordt verstrekt voor een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning die in eigendom is van de cliënt, kan gedurende maximaal 195 perioden een met toepassing van de daarvoor geldende regels berekend bedrag in mindering worden gebracht.

  • 3.

    Indien de voorziening bestaat uit een hulpmiddel en / of hulpverlening in natura of in de vorm van een pgb wordt een bijdrage opgelegd over de looptijd van de voorziening.

Artikel 3.4. Beëindiging bijdrage

  • 1.

    In het geval de cliënt overlijdt, stopt de inning van de bijdrage van rechtswege per eerstvolgende periode tenzij deze periode eindigt na de overlijdensdatum. In dat geval stopt de inning per periode waarvan de einddatum ligt voor de overlijdensdatum.

  • 2.

    In het geval de cliënt verhuist naar een andere woning, maakt het college hiervan melding bij het CAK en stopt de inning van de bijdrage voor bouwkundige of woontechnische woningaanpassingen per eerstvolgende periode.

  • 3.

    In het geval het college de maatwerkvoorziening inneemt of beëindigt, maakt zij hiervan melding bij het CAK en stopt de inning van de bijdrage per eerstvolgende periode.

HOOFDSTUK 4. WONEN

Bepalingen betreffende de maatwerkvoorziening woningaanpassing of pgb

Artikel 4.1. Bepalen van de kostprijs

Voor het bepalen van de kostprijs voor

  • a.

    bouwkundige of woontechnische aanpassingen aan een woning wordt gebruik gemaakt van calculatieprogramma Scio Calpro+;

  • b.

    een herplaatsbare losse woonunit bij een woning wordt 3/25 deel van de waarde van deze voorziening inclusief omzetbelasting (btw) aangehouden, plus de volledige kosten van plaatsing;

  • c.

    voor het bepalen van de kostprijs van trapliften, plafondliften en toiletliften wordt gebruik gemaakt van de offerte van een leverancier.

Artikel 4.2. Kostenposten bouwkundige of woontechnische woningaanpassing

De volgende kostenposten bouwkundige of woontechnische woningaanpassingen kunnen in de berekening van de kostprijs worden meegenomen:

  • 1.

    De aanneemsom (hierin begrepen de loon- en materiaalkosten) voor het treffen van de voorziening.

  • 2.

    De risicoverrekening van loon- en materiaalkosten, met inachtneming van de Risicoregeling woning- en utiliteitsbouw 1991.

  • 3.

    Het architectenhonorarium tot ten hoogste 2% van de aanneemsom met dien verstande dat dit niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald in Standaard voorwaarden (SR) 1997 van de Bond van Nederlandse Architecten. Alleen in die gevallen dat het noodzakelijk is dat een architect voor de woningaanpassing moet worden ingeschakeld komen deze kosten voor compensatie in aanmerking.

  • 4.

    De kosten voor het toezicht op de uitvoering, indien dit noodzakelijk is, tot een maximum van 2% van de aanneemsom.

  • 5.

    De leges voor zover deze betrekking hebben op het treffen van de voorziening.

  • 6.

    De verschuldigde en niet verrekenbare of terugvorderbare omzetbelasting.

  • 7.

    De prijs van bouwrijpe grond, indien noodzakelijk als niet binnen de oorspronkelijke kavel kan worden gebouwd.

  • 8.

    De door het college (schriftelijk) goedgekeurde kostenverhogingen, die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet voorzien konden worden.

  • 9.

    De kosten in verband met noodzakelijk technisch onderzoek en adviezen met betrekking tot het verrichten van de aanpassing.

  • 10.

    De kosten van (her)aansluiting op de openbare nutsvoorziening.

  • 11.

    Bouwplaatskosten.

  • 12.

    Werkvoorbereidings- en uitvoerderskosten.

  • 13.

    Eventuele constructeurskosten.

  • 14.

    De administratie- en begeleidingskosten die verhuurder maakt ten behoeve van het treffen van een woonvoorziening, voor zover de kosten onder 1 t/m 13 minder dan € 1.000,- bedragen, een vaste vergoeding van € 56,82, voor zover de kosten onder 1 t/m 13 gelijk zijn aan of meer dan € 1.000,- bedragen, een vaste vergoeding van € 113,64.

Artikel 4.3. Aanpassing van gemeenschappelijke ruimten

  • 1.

    Het college kan onderstaande woningaanpassingen in een gemeenschappelijke ruimte in een wooncomplex verstrekken, als zonder deze aanpassing de woning voor de cliënt ontoegankelijk blijft:

  • a.

    Het verbreden van toegangsdeuren;

  • b.

    Het aanbrengen van elektrische toegangsdeuren;

  • c.

    De aanleg van een hellingbaan van de openbare weg naar de toegang van het gebouw.

  • 1.

    Een woningaanpassing als bedoeld in het eerste lid van dit artikel is niet mogelijk ten behoeve van wooncomplexen die specifiek bestemd zijn voor ouderen of personen met een beperking.

Artikel 4.4. Begrenzing woningaanpassing bij voorzienbare sloop of onbewoonbaarverklaring

Indien de aan te passen woonruimte binnen vijf jaar niet meer bewoond mag worden of gesloopt gaat worden mag de te verstrekken bouwkundige of woontechnische aanpassing niet meer kosten dan €1.000,00.

Artikel 4.5. Aanvang werkzaamheden en inzicht in de woning

Het college verleent slechts een voorziening tot woningaanpassing indien:

  • a.

    niet reeds een begin met de werkzaamheden waarop het pgb of de tegemoetkoming in de kosten betrekking heeft, is gemaakt zonder schriftelijke toestemming van het college en indien van toepassing, voor deze bouwkundige of woontechnische aanpassing een omgevingsvergunning is verleend;

  • b.

    de door het college aangewezen personen toegang is verstrekt tot de woning waar de bouwkundige of woontechnische aanpassing wordt verricht;

  • c.

    aan de onder b. genoemde personen inzicht wordt geboden in bescheiden en tekeningen, welke betrekking hebben op de bouwkundige of woontechnische aanpassing.

  • d.

    de onder b genoemde personen de gelegenheid wordt geboden tot het controleren van de bouwkundige of woontechnische aanpassing.

Artikel 4.6. Opstalverzekering

Bij het vergroten van de woning wordt verlangd dat de eigenaar van de woning zijn opstalverzekering aan de hogere herbouwwaarde van de woning aanpast.

Artikel 4.7. Gereedmelding van de woningaanpassing

  • 1.

    Terstond na de voltooiing van de werkzaamheden doch uiterlijk binnen 12 maanden na het verlenen van de voorziening tot woningaanpassing verklaart de eigenaar of de cliënt door middel van een gereedmeldingsformulier dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid.

  • 2.

    De gereedmelding is tevens een verzoek om vaststelling en uitbetaling van de voorziening of het pgb.

  • 3.

    De gereedmelding bedoeld in het eerste lid van dit artikel, gaat vergezeld van een gereedmeldingsformulier dat bij het treffen van de voorzieningen is voldaan aan de voorwaarden waaronder de aanpassing is verleend alsmede afschriften van alle rekeningen en, indien van toepassing, een afschrift van de aangepaste opstalverzekering.

Artikel 4.8. Terugbetaling kosten woningaanpassing

  • 1.

    De eigenaar-bewoner die krachtens de wet een woningaanpassing heeft ontvangen welke meer bedraagt dan € 20.000, -, dient bij verkoop van deze woning binnen de periode van 15 jaar na gereedmelding van de aanpassing, deze verkoop van de woning aan het college te melden.

  • 2.

    De eigenaar-bewoner, als genoemd in het eerste lid van dit artikel, dient de kosten van deze aanpassing bij verkoop van deze woning aan de gemeente terug te betalen minus de afschrijving.

  • 3.

    De terugbetaling wordt bepaald door de formule: (jaarlijks 6,66 % afschrijving erbij).

  • 93,34 % van de kosten bij verkoop na 1 jaar;

  • 86,86 % van de kosten bij verkoop na 2 jaar;

  • 80,02 % van de kosten bij verkoop na 3 jaar;

  • 73,36 % van de kosten bij verkoop na 4 jaar;

  • 66,7 % van de kosten bij verkoop na 5 jaar;

  • 60,04 % van de kosten bij verkoop na 6 jaar;

  • 53,38 % van de kosten bij verkoop na 7 jaar;

  • 46,72 % van de kosten bij verkoop na 8 jaar;

  • 40,06 % van de kosten bij verkoop na 9 jaar;

  • 33,4 % van de kosten bij verkoop na 10 jaar;

  • 26,74 % van de kosten bij verkoop na 11 jaar;

  • 20,08 % van de kosten bij verkoop na 12 jaar;

  • 13,42 % van de kosten bij verkoop na 13 jaar;

  • 6,67 % van de kosten bij verkoop na 14 jaar;

  • 0 % van de kosten bij verkoop na 15 jaar.

Artikel 4.9. Bezoekbare woning

De voorziening tot woningaanpassing of het pgb voor het bezoekbaar maken van één woning wordt bepaald door het programma van eisen en de goedkoopst compenserende beschikbare aanpassing hiervoor.

Artikel 4.10. Roerende voorzieningen voor wonen

  • 1.

    Voor het bepalen van de kostprijs per periode voor roerende voorzieningen voor wonen wordt de aanschafprijs vermeerderd met instandhoudingskosten, eventuele verzekering en kosten voor depotbeheer en wordt dit totaalbedrag gedeeld door de afschrijvingstermijn;

  • 2.

    Roerende voorzieningen worden in 104 perioden afgeschreven (hulpmiddelen geleverd door een gecontracteerde leverancier en trapliften).

Bepalingen betreffende een tegemoetkoming in de kosten wonen

Artikel 4.11. Vergoeding meerkosten

Een tegemoetkoming in de kosten als bedoeld in artikel 2.1. wordt in ieder geval gehanteerd bij de verstrekking van:

  • a.

    vloerbedekking en gordijnen en bankstel voor het nog niet afgeschreven deel van de te vervangen voorziening;

  • b.

    een eenhendel mengkraan in bijzondere uitvoering naar de richtprijs van een algemeen gebruikelijke eenhendel mengkraan;

  • c.

    aanpassingen aan keukens en badkamers voor het nog niet afgeschreven deel van de te vervangen voorziening;

  • d.

    onderhoud, keuring en reparatie van woonvoorzieningen tijdelijke huisvesting;

  • e.

    het beschikbaar houden van een aangepaste woning;

  • f.

    het verwijderen van woonvoorzieningen;

  • g.

    verhuis- en inrichtingskosten.

Artikel 4.12. Onderhoud, keuring en reparatie

  • 1.

    Het college verleent slechts een tegemoetkoming in de kosten als bedoeld in artikel 2.1. voor onderhoud, keuring en reparatie van woonvoorzieningen indien:

    • a.

      een woonvoorziening in het kader van de wet, Wet maatschappelijke ondersteuning, de Wet voorzieningen gehandicapten dan wel de Regeling Geldelijke Steun Huisvesting Gehandicapten of de Beschikking Geldelijke Steun Gehandicapten is verleend;

    • b.

      de cliënt ten tijde van het onderhoud, de keuring of de reparatie de woning als hoofdverblijf bewoont.

  • 2.

    Het bedrag voor onderhoud, keuring en reparatie wordt vastgesteld op het niveau van de door het college geaccepteerde kosten.

Artikel 4.13. Tijdelijke huisvesting

  • 1.

    Een tegemoetkoming in de kosten als bedoeld in artikel 2.1. voor tijdelijke huisvesting kan worden verleend voor de periode dat de aan te passen woonruimte ten gevolge van het realiseren van de woningaanpassing niet bewoond kan worden en de cliënt als gevolg daarvan voor noodzakelijke dubbele woonlasten komt te staan.

  • 2.

    De kosten van deze tijdelijke huisvesting gemaakt worden in verband met het tijdelijk betrekken van een zelfstandige of niet-zelfstandige woning of het langer moeten aanhouden van de te verlaten woning.

  • 3.

    Het college kan voor de duur van maximaal zes maanden een voorziening voor tijdelijke huisvesting treffen.

  • 4.

    Het college verleent slechts een tegemoetkoming in de kosten als bedoeld in artikel 2.1. van tijdelijke huisvesting als door de betreffende cliënt redelijkerwijs niet kan worden voorkomen dat dubbele woonlasten ontstaan.

  • 5.

    De cliënt redelijkerwijs niet heeft kunnen voorzien dat hij deze dubbele woonlasten heeft.

  • 6.

    Een tegemoetkoming in de kosten als bedoeld in artikel 2.1. omvat de werkelijke kosten gedurende maximaal 6 maanden en bedraagt voor de genoemde huisvesting, maximaal € 454,- per maand als het een zelfstandige woning betreft en maximaal € 226,- als het een niet-zelfstandige woning betreft.

Artikel 4.14. Huurderving

  • 1.

    In geval van huurbeëindiging van een aangepaste woning, die voor € 6.807,00 of meer is aangepast, kan het college een tegemoetkoming in de kosten als bedoeld in artikel 2.1. verlenen aan de eigenaar/verhuurder van de woning in verband met derving van huurinkomsten.

  • 2.

    De hoogte van een tegemoetkoming in de kosten als bedoeld in artikel 2.1. voor huurderving is gelijk aan de bruto huur van de woonruimte en bedraagt maximaal € 454,00 per maand en wordt voor maximaal zes maanden verleend, echter niet voor de eerste maand.

  • 3.

    Een tegemoetkoming in de kosten als bedoeld in artikel 2.1. wordt in het geval van het eerste lid van dit artikel uitsluitend verleend indien de woning opnieuw verhuurd zal worden aan een belanghebbende met een beperking en wordt voor maximaal zes maanden verleend. De eerste maand is voor rekening van de verhuurder.

Artikel 4.15. Verwijderen woonvoorzieningen

Het college verleent slechts een voorziening voor het verwijderen van woonvoorzieningen indien:

  • a.

    de woning langer dan zes maanden leeg staat en wanneer de woning voor € 6.807,00 of meer in het kader van de wet is aangepast, tenzij bekend is dat binnen een periode van drie maanden na het verstrijken van de termijn van zes maanden een cliënt in aanmerking voor de woning zal komen.

  • b.

    de woningaanpassingen zo specifiek zijn dat het door de aanwezigheid van de voorzieningen niet mogelijk is om de woning een niet-cliënt te verhuren.

  • c.

    de voorziening een traplift of plafondlift betreft welke in eigendom is verstrekt aan de woningeigenaar en deze verzoekt de voorziening te verwijderen.

Artikel 4.16. Verhuis- en inrichtingskosten

Een tegemoetkoming in de kosten als bedoeld in artikel 2.1. voor verhuis- en inrichtingskosten bedraagt de werkelijk te maken kosten met een maximum van € 2.500,00.

Artikel 4.17. Tegemoetkoming in de kosten vervanging vloerbedekking en raambedekking

  • 1.

    De hoogte van een tegemoetkoming in de kosten als bedoeld in artikel 2.1. ter vervanging van vloer- en raambedekking wordt berekend aan de hand van de benodigde oppervlakte, de richtprijs voor vinyl van het Nibud en wat reeds is afgeschreven. De hoogte van een tegemoetkoming in de kosten als bedoeld in artikel 2.1. ter vervanging van een bankstel wordt berekend aan de hand van de richtprijs van het Nibud.

  • 2.

    Vloer- en raambedekking en een bankstel worden beschouwd als algemeen gebruikelijke voorzieningen die over een periode van acht jaar worden afgeschreven. De tegemoetkoming in de kosten wordt berekend over dat deel van de voorziening dat op moment van vervanging nog niet is afgeschreven:

  • · minder dan twee jaar 100% van het normbedrag

  • · twee tot vier jaar 75% van het normbedrag

  • · vier tot zes jaar 50% van het normbedrag

  • · zes tot acht jaar 25% van het normbedrag

Voor vloer- en raambedekking en een bankstel ouder dan acht jaar wordt geen tegemoetkoming in de kosten als bedoeld in artikel 2.1. verstrekt.

1.Er wordt geen tegemoetkoming in de kosten als bedoeld in artikel 2.1. verstrekt voor woningsanering vanwege verhuizing.

Artikel 4.18. Tegemoetkoming in de kosten van vervangen keuken of badkamer

Keukens en badkamers worden over een periode van 20 jaar afgeschreven. Een tegemoetkoming in de kosten als bedoeld in artikel 2.1. wordt berekend over dat deel van de voorziening dat op moment van vervanging nog niet is afgeschreven. Voor keukens en badkamers ouder dan 20 jaar wordt geen tegemoetkoming in de kosten als bedoeld in artikel 2.1. verstrekt.

HOOFDSTUK 5. HULPVERLENING

Bepaling betreffende de maatwerkvoorziening hulpverlening of pgb

Artikel 5.1. Bepalen van de kostprijs

Voor het bepalen van de kostprijs voor de maatwerkvoorziening hulpverlening wordt verwezen naar de tarieven van de raamovereenkomst.

HOOFDSTUK 6. VERVOER

Bepalingen betreffende de maatwerkvoorziening vervoer of pgb

Artikel 6.1. Ritbijdrage en voorwaarden collectief vraagafhankelijk vervoer (CVV)

  • 1.

    Ten behoeve van het CVV worden de volgende ritbijdragen gerekend:

    • a.

      de ritbijdrage, die gekoppeld is aan de Wmo-pas voor het CVV voor de cliënt, bedraagt € 0,60 per OV-zone binnen de gemeentegrenzen plus € 0,60 voor één opstapzone per rit.

    • b.

      buiten de gemeentegrenzen tot en met maximaal vijf OV-zones bedraagt de ritbijdrage een commercieel tarief van € 3,90 per zone, zijnde de kostprijs.

  • 2.

    Op grond van een medische of sociale indicatie reist de tijdens de reis benodigde begeleider gratis mee.

  • 3.

    Voor het verstrekken van een Wmo-pas voor het CVV wordt een bedrag van € 8,00 in rekening gebracht, ook bij vervanging vanwege verlies of diefstal.

Artikel 6.2. Vervoer van en naar dagbesteding

  • 1.

    Vervoer van en naar de dagbesteding georganiseerd door een aanbieder wordt ingezet indien dit de goedkoopst compenserende oplossing is.

  • 2.

    Indien noodzakelijk is dat de aanbieder ook het vervoer van en naar de dagbesteding organiseert, wordt voor het bepalen van de kostprijs verwezen naar de tarieven in de raamovereenkomst.

Artikel 6.3. Kilometerbudget ten behoeve van de (rolstoel) taxi

  • 1.

    De cliënt die is aangewezen op individueel rolstoeltaxivervoer voor vervoer anders dan naar dagbesteding kan in aanmerking komen voor een (rolstoel)taxikilometerbudget.

  • 2.

    Het taxikilometerbudget als genoemd in het eerste lid van dit artikel is gebaseerd op 1.500 tot maximaal 2.000 taxikilometers per jaar.

  • 3.

    Voor de gebruikers geldt hiervoor een ritbijdrage van € 0,22 per kilometer plus een opstaptarief van € 0,60 per rit.

  • 4.

    De ritbijdrage als genoemd in het derde lid van dit artikel wordt achteraf en maandelijks via automatische incasso geïnd.

  • 5.

    Het budget voor samenwonende partners, die een ten dele samenvallende vervoersbehoefte hebben, bestaat uit maximaal anderhalf maal het taxikilometerbudget dat individueel geldt.

  • 6.

    Het budget als genoemd in het vijfde lid van dit artikel wordt door twee gedeeld en individueel toegekend.

Artikel 6.4. Vervoersvoorzieningen (hulpmiddelen)

  • 1.

    Voor het bepalen van de kostprijs per periode voor vervoersvoorzieningen wordt de aanschafprijs vermeerderd met instandhoudingskosten, eventuele verzekering en kosten voor depotbeheer en wordt dit totaalbedrag gedeeld door de afschrijvingstermijn

  • 2.

    Vervoersvoorzieningen worden in 104 perioden afgeschreven

Bepalingen betreffende een tegemoetkoming in de kosten in geval van vervoer

Artikel 6.5. Algemeen gebruikelijke vervoersvoorzieningen

  • 1.

    Een tegemoetkoming in de kosten als bedoeld in artikel 2.1. wordt in ieder geval gehanteerd bij de verstrekking van:

    • a.

      een auto in bijzondere uitvoering;

    • b.

      voorzieningen in bijzondere uitvoering, zoals een fiets, elektrische fiets, brommer, fietszitje en autozitje.

  • 2.

    Het bezit van een fiets, elektrische fiets, brommer, een fiets- en autozitje wordt bij alle inkomensgroepen algemeen gebruikelijk geacht, zodat uitsluitend meerkosten van een dergelijke voorziening in bijzondere uitvoering in aanmerking komen voor verstrekking.

  • 3.

    Voor het bepalen van de hoogte van de aanschafprijs van een auto welke algemeen gebruikelijk wordt geacht wordt de aanschafprijs referentieauto uit de normenlijst van het UWV aangehouden, zodat uitsluitend meerkosten van een auto in bijzondere uitvoering in aanmerking komen voor verstrekking.

  • 4.

    Voor het bepalen van de hoogte van het algemeen gebruikelijke deel van voorzieningen in bijzondere uitvoering, worden de richtlijnen van het Nibud aangehouden. Waar het Nibud geen richtprijs heeft opgenomen, wordt een tegemoetkoming in de kosten als bedoeld in artikel 2.1. vastgesteld naar de prijs van de goedkoopst compenserende algemeen gebruikelijke voorziening.

Artikel 6.6. Gebruik van eigen auto of vervoer door derden voor lokale verplaatsingen

  • 1.

    Een tegemoetkoming in de kosten als bedoeld in artikel 2.1. voor het gebruik van eigen auto of vervoer door derden, is afgeleid van het bedrag dat het UWV hanteert voor de kilometervergoeding eigen auto. Dit is een vergoeding van € 0,38 per kilometer (€ 0,48 per kilometer minus € 0,10 per kilometer voor algemeen gebruikelijke vervoerskosten).

  • 2.

    De tegemoetkoming wordt voor maximaal 1.500 tot 2.000 kilometer per jaar toegekend.

  • 3.

    De tegemoetkoming als genoemd in het eerste lid van dit artikel wordt in maandelijkse termijnen en bij vooruitbetaling uitgekeerd (bij 1.500 kilometer is dit € 47,50).

  • 4.

    De maandelijkse financiële tegemoetkoming voor samenwonende partners, die een ten dele samenvallende vervoersbehoefte hebben, bestaat uit maximaal anderhalf maal het normbedrag dat individueel geldt.

  • 5.

    De tegemoetkoming als genoemd in het vierde lid van dit artikel wordt door twee gedeeld en maandelijks individueel uitgekeerd.

Artikel 6.7. Gebruik van eigen auto of vervoer door derden voor bovenlokale verplaatsingen

  • 1.

    Een tegemoetkoming in de kosten als bedoeld in artikel 2.1. voor gebruik van eigen auto of vervoer door derden voor bovenlokale verplaatsingen is afgeleid van het bedrag dat het UWV hanteert voor de kilometervergoeding eigen auto. Dit is een vergoeding van € 0,38 per kilometer (€ 0,48 per kilometer minus € 0,10 per kilometer voor algemeen gebruikelijke vervoerskosten).

  • 2.

    De tegemoetkoming als genoemd in het eerste lid van dit artikel wordt in maandelijkse termijnen en bij vooruitbetaling uitgekeerd.

  • 3.

    De maandelijkse tegemoetkoming voor samenwonende partners, die een ten dele samenvallende vervoersbehoefte hebben, bestaat uit maximaal anderhalf maal het normbedrag dat individueel geldt.

  • 4.

    De tegemoetkoming als genoemd in het derde lid van dit artikel wordt door twee gedeeld en maandelijks individueel uitgekeerd.

Artikel 6.8. Autoaanpassing

Een tegemoetkoming in de kosten als bedoeld in artikel 2.1. voor een autoaanpassing, wanneer gebruik van het collectief vraagafhankelijk vervoer wel mogelijk is, bedraagt de werkelijk te maken kosten met een maximum van € 2.200,-.

HOOFDSTUK 7. ROLSTOEL

Bepaling betreffende de maatwerkvoorziening rolstoel of pgb

Artikel 7.1. Rolstoel (hulpmiddelen)

  • 1.

    Voor het bepalen van de kostprijs voor rolstoelen wordt de aanschafprijs vermeerderd met instandhoudingskosten, eventuele verzekering en kosten voor depotbeheer en wordt dit totaalbedrag gedeeld door de afschrijvingstermijn

  • 2.

    Rolstoelen worden in 104 perioden afgeschreven.

Bepaling betreffende een tegemoetkoming in de kosten in geval van een sportrolstoel

Artikel 7.2. Sportrolstoel

  • 1.

    Voor de verstrekking van een door spierkracht voortbewogen sportrolstoel geldt een tegemoetkoming in de kosten als bedoeld in artikel 2.1. van maximaal € 2.750,00, die bedoeld is voor de aanschaf en het onderhoud van een sportrolstoel voor een periode van minimaal drie jaar.

  • 2.

    Voor de verstrekking van een elektrisch voortgedreven sportrolstoel geldt een tegemoetkoming in de kosten als bedoeld in artikel 2.1. van maximaal € 10.000,00, die bedoeld is voor de aanschaf en het onderhoud van een sportrolstoel voor een periode van minimaal drie jaar.

  • 3.

    Na de periode van drie jaar worden onderhoudskosten vergoed, indien de voorziening technisch is gekeurd en is goedgekeurd.

HOOFDSTUK 8. coördinatie

Bepaling betreffende de maatwerkvoorziening coördinatie

Artikel 8.1. Bepalen van de kostprijs

Voor het bepalen van de kostprijs voor de maatwerkvoorziening coördinatie wordt verwezen naar de tarieven van de raamovereenkomst.

HOOFDSTUK 9. OVERGANGSBEPALING

Artikel 9.1. Overgangsbepaling

In wettelijke procedures en rechtsgedingen tegen besluiten die op grond van het Besluit maatschappelijke ondersteuning 2014 en de daarbij behorende beleidsregels zijn opgenomen, dan wel op tegen deze besluiten in de stellen of ingestelde beroepen, blijven, zowel in eerste aanleg als in verdere instantie de regels van toepassing die golden voor de intrekking van dit Besluit en de daarbij behorende beleidsregels.

HOOFDSTUK 10. OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 10.1. Normbedragen

In dit Besluit zijn normbedragen opgenomen. Hiervan kan beargumenteerd worden afgeweken door het college.

Artikel 10.2. Hardheidsclausule

In bijzondere omstandigheden kan het college ten gunste van de cliënt afwijken van de bepalingen in dit Besluit, indien toepassing van het Besluit leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 10.3. Inwerkingtreding

Dit Besluit treedt in werking op 1 januari 2015 onder gelijktijdige intrekking van het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Apeldoorn 2014, vastgesteld d.d. 20 december 2013.

Artikel 10.4. Citeertitel

Dit Besluit wordt aangehaald als: Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Apeldoorn 2015.

Aldus besloten door het college van burgemeester en wethouders d.d. 25 januari 2016.

Burgemeester en wethouders voornoemd,

de secretaris, de burgemeester,

TOELICHTING OP HET BESLUIT MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING GEMEENTE APELDOORN 2015

Inleiding

Het Besluit is bedoeld om bedragen in op te nemen. Dit is van belang omdat bedragen tenminste één maal per jaar gewijzigd worden doordat zij trendmatig worden aangepast. Het Besluit wordt vastgesteld door burgemeester en wethouders.

Artikelgewijze toelichting

HOOFDSTUK 1. BEGRIPSBEPALINGEN

In dit hoofdstuk zijn de begripsbepalingen opgenomen die aanvullend zijn op de begripsbepalingen van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Apeldoorn 2015.

HOOFDSTUK 2. TEGEMOETKOMING MEERKOSTEN

Artikel 2.1. Tegemoetkoming

Wanneer een voorziening wordt verstrekt waarmee een algemeen gebruikelijke voorziening wordt vervangen of kan worden vervangen zal bij een tegemoetkoming in de kosten alleen vergoeding van aannemelijke meerkosten aan de orde zijn. Dit betekent dat het algemeen gebruikelijke deel niet vergoed zal worden. Het algemeen gebruikelijke deel zal door de cliënt zelf moeten worden bijgelegd.

HOOFDSTUK 3. BIJDRAGE VOOR MAATWERKVOORZIENING OF PGB

Artikel 3.1. Bijdrage voor maatwerkvoorziening of pgb

Voor maatwerkvoorzieningen Wmo is het uitgangspunt dat een bijdrage wordt geheven. Stapeling van bijdragen wordt voorkomen door cliënten die een bijdrage betalen in het kader van de Wet langdurige zorg of cliënten die Zorg met Verblijf hebben uit te sluiten van bijdrage. Opvang is uitgesloten van bijdrage, met uitzondering van kortdurend verblijf in de vorm van deeltijd verblijf, logeeropvang en respijtopvang. Voor deze vormen van kortdurend verblijf wordt wel een eigen bijdrage geheven. Jeugdigen zijn vrijgesteld van bijdrage, met uitzondering van woningaanpassingen. Spoedopvang en crisisopvang zijn van tijdelijke aard en zijn uitgesloten van bijdrage.

Artikel 3.2. Omvang van de bijdrage

Apeldoorn hanteert de maximaal mogelijke bijdrage op grond van het Uitvoeringsbesluit.

Voor begeleiding, persoonlijke verzorging (uitgezonderd HH2), dagbesteding en kortdurend verblijf in de vorm van deeltijd verblijf, logeeropvang en respijtopvang worden normtarieven (14,20 euro) in plaats van daadwerkelijke kostprijzen als uitgangspunt voor berekening van bijdrage gehanteerd. Berekening van bijdrage voor budgethouders geschiedt op basis van het genoemde percentage (33%). De bijdrage mag op grond van het Uitvoeringsbesluit de (meer)kostprijs nimmer te boven gaan. Ook als de bijdrage de kostprijs naar verwachting benadert kan het in het belang van de cliënt zijn om de aanvraag door te zetten omdat de bijdrage meetelt voor cumulatie van bijdragen die door het CAK wordt bewaakt.

Artikel 3.3. Looptijd van de bijdrage

De hoogte van de eigen bijdrage voor woningaanpassingen wordt als volgt opgelegd:

Bedrag

Afbetalingsperiode

< €5000,-

5 jaar (65 perioden)

€5000,- tot €10.000,-

10 jaar (130 perioden)

> €10.000,-

15 jaar (195 perioden)

Artikel 3.4. Beëindiging bijdrage

Bij beëindiging van een voorziening waarvoor een bijdrage wordt geïnd, wordt de inning hiervan beëindigd per eerstvolgende periode. In veel gevallen betekent dit dat er nog een bijdrage wordt betaald terwijl er geen voorziening meer is. Dit is een ongewenst, nadelig gevolg voor de cliënt. Om dit te voorkomen stopt de inning niet per eerstvolgende periode volgend op de beëindiging maar wordt de inning een periode eerder gestopt. We handelen hierdoor ten gunste van de cliënt; hij betaalt een aantal dagen tot maximaal vier weken geen bijdrage terwijl de voorziening nog niet is beëindigd.

HOOFDSTUK 4. WONEN

Artikel 4.4. Begrenzing woningaanpassing bij voorzienbare sloop of onbewoonbaarverklaring

Dit artikel is opgenomen om kapitaalvernietiging te voorkomen.

Artikel 4.8. Terugbetaling kosten woningaanpassing

Deze artikelen geven het afschrijvingsschema aan volgens welk schema de kosten van aanpassingen bij verkoop van de woning binnen 20 jaar aan het college moet worden terugbetaald. Dit geldt alleen voor eigenaar-bewoners.

Artikel 4.15. Huurderving

In de exploitatie van een woning wordt rekening gehouden met een bepaald percentage huurderving. Om deze reden is het te verantwoorden dat de eigenaar/verhuurder het normale risico van leegstand loopt. De eerste maand dat de woning leegstaat mag dit als normaal beschouwd worden. Het is daarentegen niet onredelijk dat de gemeente enigszins tegemoet komt in de extra risico's die een verhuurder loopt als gevolg van het feit dat er sprake van een aangepaste woning is.

Het vinden van een geschikte huurder voor een aangepaste woning zal in veel gevallen langer duren dan het vinden van een huurder van een niet aangepaste woning. Er wordt slechts huurderving toegekend indien de gemeente verwacht dat de woning binnen een termijn van zes maanden voor een belanghebbende herinzetbaar is.

Door de eigenaar van de woning een tegemoetkoming in de kosten van gederfde huurinkomsten te verlenen kan bevorderd worden dat de aangepaste woonruimte beschikbaar blijft voor personen met beperkingen. De duur van de tegemoetkoming kan afhankelijk gesteld worden van de situatie ter plaatse. Een algemene termijn die redelijk geacht kan worden is zes maanden. In bepaalde gevallen kan echter ook geconcludeerd worden dat een kortere periode ook redelijk is. Dit is afhankelijk van de situatie op de woningmarkt.

Reeds aangepaste woningen worden op deze manier voor de doelgroep langer beschikbaar gehouden.

Artikel 4.17. Tegemoetkoming in de kosten vervanging vloerbedekking en raambedekking

Bij deels afgeschreven materialen worden uitsluitend de meerkosten vergoed. Het wordt algemeen gebruikelijk geacht vloer- en raambedekking eens in de acht jaar te vervangen. De tegemoetkoming in de kosten is een meerkostenvergoeding voor het eerder dan voorzien te vervangen van vloerbedekking en gordijnen vanwege een medische dringende noodzakelijkheid. Dit kan zich voordoen bij dringend noodzakelijk geworden woningsanering en bij vervanging van vloerbedekking bij een eerste rolstoelgebruik c.q. als de cliënt voor het eerst structureel gebruik moet maken van een rolstoel binnenshuis en de aanwezige vloerbedekking niet rolstoelbestendig is.

De levensduur van een voorziening wordt vastgesteld aan de hand van de nota. Indien deze er niet is, wordt een inschatting gemaakt op grond van de verkregen gegevens van de cliënt en/of de woonduur op het adres op basis van de Gemeentelijke Basis Administratie. Bij verhuizing wordt geen voorziening toegekend omdat bij verhuizing de woning opnieuw moet worden ingericht en bij de aanschaf van materialen dan rekening gehouden kan worden met de ondervonden klachten. Bij een aanbouw kan wel een tegemoetkoming in de kosten voor woningsanering worden verstrekt.

Artikel 4.18. Tegemoetkoming in de kosten van vervangen keuken of badkamer

Keukens en badkamer worden in 20 jaar afgeschreven. Naar rato wordt voor het niet-afgeschreven deel een tegemoetkoming in de kosten verstrekt.

HOOFDSTUK 6. VERVOER

Artikel 6.1. Ritbijdrage en voorwaarden collectief vraagafhankelijk vervoer (CVV)

De ritbijdrage is niet te beschouwen als een bijdrage in de zin van de Wmo 2015.

Lid 1.

De prijs van € 0,60 is afgeleid van het OV-chipkaart tarief.

Lid 2.

sociale indicatie: de rolstoelgebonden cliënt is niet in staat zich zelfstandig voort te bewegen (hoepelen/trippelen) op de plaats van bestemming De cliënt is afhankelijk van een begeleider die hem/haar duwt. Een sociale indicatie kan eveneens worden gegeven aan een blinde cliënt die gedesoriënteerd is in ruimte en dit niet kan compenseren, al dan niet met gebruik van voorliggende voorzieningen en/of hulpmiddelen (hulphond, blindenstok etc.).

medische indicatie: op medische gronden is tijdens het reizen hulp of begeleiding nodig.

Artikel 6.3. Kilometerbudget ten behoeve van de (rolstoel)taxi

De hoogte van het km-budget is gebaseerd op maximaal 1.500 kilometer, met een bandbreedte tot 2.000 km. Opplussen naar 2.000 kilometer, het maximum van de door de Centrale Raad van Beroep uitgesproken bandbreedte, is afhankelijk van de effectieve sociale vervoersbehoefte en de mate waarin men de beschikking heeft over andere Wmo-vervoersvoorzieningen zoals een scootmobiel of een aangepaste fiets.

Artikel 6.6. Gebruik van eigen auto of vervoer door derden voor lokale verplaatsingen

Artikel 6.6. legt een aantal normbedragen vast voor een tegemoetkoming in de kosten voor gebruik van (eigen) auto of vervoer door derden. Deze bedragen zijn afgeleid van de gehanteerde vergoedingen door het UWV. De hoogte van de tegemoetkoming en het km-budget is gebaseerd op maximaal 1.500 kilometer, met een bandbreedte tot 2.000 km. Opplussen naar 2.000 kilometer, het maximum van de door de Centrale Raad van Beroep uitgesproken bandbreedte, is afhankelijk van de effectieve sociale vervoersbehoefte en de mate waarin men het in de beschikking heeft over andere Wmo-vervoersvoorzieningen zoals een scootmobiel of een aangepaste fiets.

Artikel 6.7. Gebruik van eigen auto of vervoer door derden voor bovenlokale verplaatsingen

In eerste instantie wordt er van uitgegaan dat het sociale verkeer plaatsvindt in de directe woon- en leefomgeving. Een tegemoetkoming in de kosten voor vervoer wordt verstrekt omdat de cliënt geen gebruik kan maken van het collectief vraagafhankelijk vervoer. Valys wordt beschouwd als een voorliggende vervoersvoorziening die verstrekt wordt vanuit het Rijk. Valys voorziet in het algemeen in de bovenlokale vervoersbehoefte. Uitsluitend bij dreigende vereenzaming en wanneer Valys of het CVV buiten de gemeentegrenzen geen oplossing biedt, kan tegemoet worden gekomen aan een bovenlokale vervoersbehoefte van een klant. Bijvoorbeeld in geval van weekendvervoer naar de ouders van een in een instelling verblijvend gehandicapt kind. Ook dan kan het km-budget of een financiële tegemoetkoming per kilometer worden verstrekt.

Een andere uitzondering die gemaakt zou kunnen worden is het vergoeden van noodzakelijk bovenlokaal medisch vervoer, indien hiervoor geen voorliggende regelingen zijn en de behandeling niet lokaal kan plaatsvinden.

Artikel 6.8. Autoaanpassing

Wanneer gebruik van CVV mogelijk is, maar cliënt geeft de voorkeur aan het gebruik van de eigen aan te passen auto, kan eventueel een tegemoetkoming in de kosten worden verstrekt voor het aanpassen van de eigen auto. Gebruik van het CVV wordt dan afgekocht (voor maximaal vijf jaar). De maximale vergoeding hiervoor is gebaseerd op het gemiddeld gebruik van een actieve CVV-reiziger en bedraagt € 2.200,00 voor vijf jaar (€ 36,66 per maand). Zijn de kosten van de autoaanpassing lager, dan wordt de tegemoetkoming naar rato aangepast. De tegemoetkoming kan uitsluitend besteed worden aan noodzakelijke aanpassingen en niet voor de aanschaf van een reeds aangepaste auto.

Hoofdstuk 7. ROLSTOEL

Artikel 7.2. Sportrolstoel

De sportrolstoel is een voorziening die meegenomen is vanuit de Wvg. De sportrolstoel is een bovenwettelijke voorziening, destijds in de Wvg opgenomen naar aanleiding van een verzoek van de Tweede Kamer. De sportrolstoel wordt verstrekt als een tegemoetkoming in de kosten voor de duur van drie jaar. Deze tegemoetkoming voor een sportrolstoel hoeft niet kostendekkend te zijn.

De sportvoorziening kan niet eerder dan na drie jaar van de voorgaande verstrekking worden toegekend. Bij een vervolgaanvraag na drie jaar wordt de technische staat van het middel herbeoordeeld. Komt de voorziening door de keuring, dan worden de onderhoudskosten voor een nieuwe periode, gecontinueerd.

Lid 2.

Het college heeft besloten naast een tegemoetkoming in de kosten voor een door spierkracht voortgedreven sportrolstoel tevens een tegemoetkoming in de kosten voor een elektrisch voortgedreven sportrolstoel op te nemen. Ingeval een cliënt een sport als rolstoelhockey wenst te beoefenen is het bedrag als genoemd in dit artikel meer toereikend.

Naar boven