Gemeenteblad van Rotterdam
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Rotterdam | Gemeenteblad 2016, 100431 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Rotterdam | Gemeenteblad 2016, 100431 | Verordeningen |
Gedragscode gemeenteraad Rotterdam 2016
De raad van de gemeente Rotterdam,
gelezen het voorstel van het Presidium van 22 juni 2016; raadsstuk 16bb5601;
gelezen de Gedragscode voor de gemeenteraad en de aanpassing hierop uit 2006;
overwegende, dat de raad belang hecht aan de zuiverheid van de gemeentelijke besluitvorming en, gelet op de dualistische verhoudingen, op de integriteit van de besluitvorming in de gemeenteraad in het bijzonder;
gelet op artikel 15, derde lid, van de Gemeentewet;
Hoofdstuk I Algemene bepalingen
Artikel 1 Doelstelling en definitie
De gedragscode beoogt een algemene leidraad te bieden voor het raadslid op het gebied van integer handelen. Er wordt op gewezen dat in de Gemeentewet reeds een groot aantal bepalingen over specifieke verplichtingen rondom het onderwerp integriteit is opgenomen. Te noemen vallen de verplichtingen omtrent nevenfuncties en incompatibiliteiten alsook verplichtingen omtrent geheimhouding. Waar dat aangewezen is, wordt in deze gedragscode naar deze specifieke bepalingen verwezen.
Met deze bepalingen wordt tevens bevorderd dat de raad als zodanig zich meer verzekert dat de besluitvorming zuiver verloopt.
Het handelen zoals een goed raadslid betaamt wordt in elk geval gekenmerkt door dienstbaarheid, functionaliteit, onafhankelijkheid, openheid, betrouwbaarheid, zorgvuldigheid en verantwoordelijkheid. Met deze reeks kwalificaties wordt in wezen de essentie van wat integriteit voor het raadslid omhelst, samengebald.
Het handelen van een raadslid is altijd en volledig gericht op het belang van de gemeente, de provincie of het waterschap en op de organisaties en burgers die daar onderdeel van uit maken.
Het handelen van een raadslid heeft een herkenbaar verband met de functie die hij vervult in het bestuur.
Het handelen van een raadslid wordt gekenmerkt door onafhankelijkheid, dat wil zeggen dat geen vermenging optreedt met oneigenlijke belangen en dat ook iedere schijn van een dergelijke vermenging wordt vermeden.
Het handelen van een raadslid is transparant, opdat optimale verantwoording mogelijk is en de controlerende organen volledig inzicht hebben in het handelen van de raadslid en zijn beweegredenen daarbij.
Op een raadslid moet men kunnen rekenen. Die houdt zich aan zijn afspraken. Kennis en informatie waarover hij uit hoofde van zijn functie beschikt, wendt hij aan voor het doel waarvoor die zijn gegeven.
Het handelen van een raadslid is zodanig dat alle organisaties en burgers op gelijke wijze en met respect worden bejegend en dat belangen van partijen op correcte wijze worden afgewogen. Deze kernbegrippen zijn de toetssteen voor de nu volgende gedragsafspraken.
Gewezen wordt op het feit, dat los van bovenstaande normen, de Kieswet in bepaalde gevallen consequenties verbindt aan bepaalde overtredingen (zoals bijvoorbeeld schorsing en ont slag van een raadslid).
Met deze bepaling wordt ernaar gestreefd eventuele onduidelijkheden die het gevolg zijn van het zogenaamde grijze gebied tussen wat oorbaar is en wat niet, tijdig weg te nemen, voor nu of in de toekomst. Omdat de code naar haar aard nu eenmaal niet altijd een scherp antwoord kan meebrengen bij rijzende vragen op het terrein van integriteit, is de raad in de gelegenheid om voor een bepaald geval of een reeks van gevallen, vast te stellen wat de verplichting dient in te houden of een richtsnoer aan te reiken voor toekomstige gevallen. Eventueel kan dit leiden tot een herziening van de gedragscode. Tot slot wordt verwezen naar Hoofdstuk 3 waarin bepalingen van procedurele aard zijn opgenomen.
In een tijd waarin steeds kritischer wordt gelet op het doen en nalaten van publieke ambtsdragers, is het een goede zaak dat raadsleden zich vanaf het eerste moment van hun aantreden terdege bewust zijn van wat dit raadslidmaatschap voor hen en de gemeente betekent. Het afleggen van de eed of belofte kan daarbij worden versterkt door de raadsleden bij die gelegenheid ook concreet van de regels die gelden voor hun handelwijze, in kennis te stellen.
Integer handelen begint immers bij bewustwording van wat integer handelen inhoudt. Het is goed erop te wijzen dat in bepaalde gevallen handelen van het raadslid in strijd met zijn verplichtingen, naast gevolgen voor het aanzien van de politiek, ook zeer concrete (juridische) gevolgen voor hemzelf, de gemeente of derden kan hebben. Juridische gevolgen zijn:
Politiek: Bij overtreding van de voorschriften van het eerste lid van artikel 15 Gemeentewet (het verrichten van aldaar verboden handelingen) kan de burgemeester als voorzitter van de raad het raadslid op grond van artikel X 8 van de Kieswet schorsen. De raad kan het raadslid in de eerst volgende vergadering na inachtneming van de in artikel X 8 neergelegde procedure vervolgens zijn lidmaatschap vervallen verklaren (met de mogelijkheid van beroep). Bij het goed doorlopen van deze zware procedure zullen uiteraard de burgemeester en de griffier een belangrijke rol vervullen.
Bestuursrechtelijk: Als een raadslid meedoet aan een stemming over een aangelegenheid van een instelling waar hij zich op grond van persoonlijke belangen had moeten onthouden van stemmen, kan dat onder sommige omstandigheden leiden tot vernietiging van een raadsbesluit door de bestuursrechter op grond van vooringenomenheid (artikel 2:4 Algemene wet bestuursrecht).
Het lijkt een overbodige bepaling maar dat is zij toch niet. Op deze wijze worden nieuw aantredende raadsleden immers scherp doordrongen van de consequenties van hun publieke taakuitoefening. In feite gaat het hierbij om het borgen van de naleving/de handhaving van belangrijke verplichtingen. De burgemeester zorgt er voor dat de gedragscode periodiek besproken wordt.
Hoofdstuk II Bijzondere bepalingen
Artikel 3 Belangenverstrengeling en nevenfuncties
Het raadslid kan relevante belangen hebben in bepaalde sectoren van de lokale samenleving, niet alleen financiële, welke aanleiding kunnen zijn tot (schijn van) belangenverstrengeling. Het kan gaan om het bezit van effecten, aandelen, opties, derivaten, vorderingsrechten, onroerend goed, bouwgrond alsook om financiële deelnemingen in ondernemingen en dergelijke. Dergelijke financiële belangen kunnen een rol gaan spelen bij besluiten over bijvoorbeeld bestemmingsplannen, grondverkopen, maatschappelijke, culturele of welzijnsorganisaties, of andere organisaties met een ideële doelstelling.
Indien een raadslid uit hoofde van één van zijn functies of directe belangen een rol van betekenis heeft vervuld bij een dergelijk onderwerp, hoort hij daarvan tijdig in de openbare besluitvorming gewag te maken zodat tijdig en transparant kan worden overwogen of hij aan de verdere besluitvorming en aan stemming hierover deel neemt.
Deze regel is een uitwerking van artikel 28, eerste lid onder a van de Gemeentewet, waarin regels zijn opgenomen over het deelnemen aan stemming in de raad.
Het raadslid geeft bij aanvang van het raadslidmaatschap ten behoeve van de openbaarmaking van zijn nevenfuncties en bestuurlijke lidmaatschappen aan de griffier van de raad aan voor welke organisatie de functies en bestuurlijke lidmaatschappen worden verricht, wat het tijdsbeslag is en of de functies en bestuurlijke lidmaatschappen bezoldigd of onbezoldigd zijn.
Vast zal moeten staan dat de functie door een raadslid moet worden vervuld en ook dat hij bij beëindiging van het raadslidmaatschap die functie zal neerleggen.
Overeenkomstig artikel 99 Gemeentewet ontvangen raadsleden buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend, geen andere vergoedingen en tegemoetkomingen ten laste van de gemeente.
De wetgever verbiedt raadsleden gedurende een bepaalde periode na hun zittingstermijn buiten een dienstverband om betaalde werkzaamheden voor de gemeente te doen. Om elke schijn van belangenverstrengeling tegen te gaan worden oud-raadsleden gedurende een jaar na het eind van de zittingstermijn uitgesloten van het buiten dienstverband tegen beloning verrichten van werkzaamheden.
Werkzaamheden op grond van een dienstverband worden niet ontoelaatbaar geacht, omdat aangenomen wordt dat een dienstverband mede vanwege de geldende rechtspositievoorschriften, voldoende transparantie in de verhouding tot het bestuur is verzekerd.
Een raadslid gaat zorgvuldig en correct om met informatie waarover hij uit hoofde van zijn raadslidmaatschap beschikt. Hij zorgt ervoor dat stukken met vertrouwelijke en geheime gegevens veilig worden opgeborgen en dat computers, tablets en andere data- en communicatieapparatuur dan wel computerbestanden beveiligd zijn.
Met de tegenwoordige stand van zaken op het terrein van digitale gegevensopslag en communicatiemogelijkheden, wordt extra zorgvuldigheid betracht bij het omgaan met en transporteren van dergelijke informatie. Het raadslid is hiervoor verantwoordelijk en kan hierop worden aangesproken. Het raadslid houdt zich aan de regels zoals die ten behoeve van een zorgvuldige omgang met de digitale faciliteiten door de raad zijn vastgesteld omtrent het gebruik van computer, telefonie, e-mail en internet.
De USB-stick die in de taxi achterblijft, de niet meer gebruikte computer welke aan de straat wordt gezet, de harde schijf die wordt achtergelaten in de computerwinkel etc., het zijn alle voorbeelden van het raadslid te verwijten handelen. In veel gevallen zal het verstandig zijn, als het raadslid zo veel mogelijk de opslag en het hanteren van en het omgaan met de (vooral digitale) informatie, beperkt tot de fractieruimten welke de fracties speciaal door de gemeente ter beschikking worden gesteld.
Een raadslid heeft anders dan een burger de mogelijkheid tot het verkrijgen van geheime of vertrouwelijke informatie. Dit is nodig om hem in staat te stellen goede afwegingen te maken tijdens besluitvorming. Hij mag evenwel geen informatie welke hem op grond van de Gemeentewet (de artikelen 25 en 55 Gemeentewet) onder geheimhouding is verstrekt of op grond van het beleidskader over geheimhouding en vertrouwelijkheid vertrouwelijk is meegedeeld, aan anderen verstrekken zolang geheimhouding of vertrouwelijkheid rust op de betreffende stukken. Een en ander is geregeld in artikel 2:5 Algemene wet bestuursrecht.
Overtreding van deze verplichting is zelfs strafbaar op grond van artikel 272 Wetboek van Strafrecht. In geval van een dergelijke schending kan het bestuursorgaan dat de geheimhouding of de vertrouwelijkheid heeft opgelegd, aangifte doen bij de politie. Ook kunnen er politieke consequenties zijn voor het betreffende raadslid.
Artikel 5 Geschenken, diensten en uitnodigingen
Dit is het algemene uitgangspunt. Het gaat om een essentiële verplichting welke ook een belangrijk onderdeel uitmaakt van de eed dan wel belofte die het raadslid aflegt overeenkomstig artikel 14 van de Gemeentewet. In de bijlage behorende bij deze gedragscode is artikel 14 Gemeentewet opgenomen.De nieuwe code is in dit opzicht strikter dan de oude van 2003, waar een geschenk van hoogstens € 50,– altijd kon worden geaccepteerd. De algemene regel hoort echter te zijn dat geen enkel geschenk of dienst acceptabel is, indien zijn onafhankelijkheid daardoor in gevaar kan komen.
Immers, vele kleinere geschenken kunnen tezamen wel degelijk de onafhankelijkheid van het raadslid doorkruisen, of de schijn wekken. In die situatie begeeft het raadslid zich niet.
Ongeacht de aard van het geschenk of de dienst, weigert een raadslid zulks, zodra hij behoort te begrijpen (dus geobjectiveerd) dat zijn onafhankelijkheid hierdoor kan worden aangetast. Bijvoorbeeld wanneer het gaat om een zakelijke relatie direct of indirect, van de gemeente.
In de navolgende leden worden enkele wat specifiekere regels gesteld voor de situatie dat een geschenk of faciliteit hem uit hoofde van zijn raadslidmaatschap wordt aangeboden. Overigens kan daarbij in geval van vragen of twijfel aansluiting worden gezocht met vergelijkbare regels voor ambtenaren.
Het beste uitgangspunt is het niet aanvaarden van kostbare geschenken of aanbiedingen. Er zijn gevallen denkbaar dat een dergelijk geschenk of een dergelijke faciliteit voor de gemeente als zodanig een publiek goed te verdedigen, nuttig en oorbaar te achten oogmerk heeft. Voor dat doel is het denkbaar dat het raadslid weliswaar aanvaardt, maar hij dit dan zo snel mogelijk meldt en de gift dan wel de aangeboden faciliteit zo snel mogelijk aan de gemeente ten goede doet komen. Hierbij wordt volstrekte openheid betracht. Het is van belang ter voorkoming van elke verkeerde schijn dat het raadslid dit direct meldt aan de gever of de aanbieder. Er wordt bij overdracht aan de gemeente, een passende bestemming voor gezocht.
De raad kan binnen een redelijke termijn, alsnog besluiten een hem door het raadslid overgedragen geschenk – gelet op de aard hiervan of op de hiermee beoogde bedoeling – niet te aanvaarden en aan de gever terug te geven. Betreft het een aangeboden dienst, kan de raad alsnog aan de aanbieder meedelen dat van het aangebodene geen gebruik wordt gemaakt.
De raad kan menen dat de gift of de aangeboden faciliteit meer last dan gemak oplevert en niet goed is te verantwoorden. In dat geval kan de raad besluiten de gift met dankzegging te retourneren dan wel van een aangeboden dienst alsnog af te zien.
NB 1. Doordat deze regel publiek wordt gemaakt, zal ook een gever zich realiseren dat giften of diensten niet vanzelfsprekend zijn in contacten met raadsleden. Zoals dat ook geldt voor contacten met andere gemeentelijke functionarissen. Bij integriteitsvragen van deze orde, ligt er ook een verantwoordelijkheid bij de private personen of instanties die menen overheidsfunctionarissen een gift of een dienst aan te bieden.
NB 2. Het kan soms verstandig zijn dat een raadslid het niet laat aankomen op een raadsbesluit maar al eerder in zijn fractie e.e.a. aan de orde stelt of met de griffier dan wel de burgemeester afstemt.
Er wordt op gewezen dat een raadslid er goed aan doet bij twijfel omtrent de juiste toepassing van deze regels, intervisie te plegen binnen zijn eigen fractie en ook de griffier of de voorzitter van de raad om advies te vragen. Dit past binnen een redelijk te hanteren escalatiemodel.
Artikel 6 Bestuurlijke uitgaven
De gemeente Rotterdam richt de financiële en administratieve organisatie zodanig in dat er een getrouw beeld mogelijk is van de juistheid en rechtmatigheid van de uitgaven en hanteren heldere procedures over de wijze waarop functionele uitgaven rechtstreeks in rekening worden gebracht of kunnen worden gedeclareerd bij de gemeente.
Hoofdstuk III Procedurelebepalingen
De raad stelt een regeling op voor het melden van (vermoedens van) handelen in strijd met deze gedragscode en andere vormen van niet integer handelen.
Voor de relevante artikelen 12, 13, 14 en 15 Gemeentewet wordt verwezen naar de website Overheid.nl.
Dit gemeenteblad 2016, nummer 132, is uitgegeven op 14 juli 2016 en ligt op werkdagen van 8.30 tot 16.00 uur ter inzage bij het Bestuurlijk Informatiecentrum Rotterdam (BIR), locatie Stadswinkel Centrum, Coolsingel 40 (zijde Doelwater, tegenover hoofdbureau politie)
(Zie ook: www.bis.rotterdam.nl – Regelgeving of Gemeentebladen chronologisch).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2016-100431.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.