Ten aanzien van elke hulpvraag geldt hetzelfde afwegingskader. Het college beoordeelt in iedere situatie in hoeverre de cliënt in staat is om zijn beperkingen op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk te verminderen of weg te nemen. Daarnaast beoordeelt het college of gebruikmaking van algemeen gebruikelijke- of algemene voorzieningen hiertoe kan leiden. Indien bovengenoemde oplossingen niet aanwezig zijn, kan het college een maatwerkvoorziening verstrekken.
Per hulpvraag geldt een algemeen afwegingskader. Uit dit afwegingskader blijkt dat het college eerst beoordeelt in hoeverre andere wetgeving, eigen kracht, gebruikelijke hulp, mantelzorg, het sociale netwerk, algemeen gebruikelijke voorzieningen, algemene voorzieningen of het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten kunnen leiden tot het verminderen of het wegnemen van de beperkingen. Dit betekent dat elke hulpvraag vanuit dezelfde invalshoek wordt benaderd en meldingen op identieke wijze worden onderzocht. Van belang is echter dat persoonskenmerken, behoeften en voorkeuren van de cliënt altijd een nadrukkelijke rol spelen binnen dit onderzoek. Ogenschijnlijk dezelfde situaties, kunnen bij nader onderzoek naar de omstandigheden waarin de cliënt verkeert leiden tot verschillende oplossingen. Hieronder volgt verdere uitwerking van dit algemene afwegingskader.
Kunnen de beperkingen worden verminderd of weggenomen door een beroep te doen op andere wetgeving?
Het college beoordeelt allereerst in hoeverre andere wetgeving voorziet in een oplossing voor de hulpvraag.
Indien andere wetgeving, zoals de Zorgverzekeringswet (Zvw), de Wet langdurige zorg (Wlz), de Jeugdwet, de Participatiewet of de Wet op de kinderopvang, voorziet in een oplossing ten aanzien van de ondervonden beperkingen, zal het college van de cliënt verlangen om zich tot de met uitvoering van die wet belaste instelling/organisatie te wenden. Elke wet beoogt een ander doel en het is logischerwijs niet de bedoeling dat de met uitvoering van wetgeving belaste organisaties dit door elkaar laten lopen.
Indien er in uitzonderlijke gevallen onduidelijkheid bestaat over de vraag of een andere wettelijke regeling voorziet in het bieden van een oplossing voor de hulpvraag én het betreft een spoedeisende situatie, kan de gemeente besluiten om op grond van de Wmo maatschappelijke ondersteuning voor tijdelijke duur in te zetten.
Kunnen de beperkingen worden verminderd of weggenomen op eigen kracht, waaronder eigen oplossingen.
Het college beoordeelt in hoeverre de cliënt op eigen kracht in staat is om zijn beperkingen te verminderen of weg te nemen. Hiermee wordt bedoeld het organiseren en realiseren van eigen oplossingen.
De cliënt is wegens zijn of haar beperkingen niet langer in staat om staand af te wassen. Indien het zittend afwassen het uitvoeren hiervan echter wel mogelijk is, mag van de cliënt worden verwacht om zijn of haar werkzaamheden hierop aan te passen.
Indien gevraagd wordt om in aanmerking te komen voor een woningaanpassing, maar een herindeling van het meubilair maakt het kunnen wonen in een geschikt huis nog mogelijk, dan geldt ook dat dit prevaleert boven maatschappelijke ondersteuning op grond van de Wmo.
Een cliënt die een beroep doet op begeleiding omdat er beperkingen zijn ten aanzien van het bijhouden en het nakomen van zijn of haar gemaakte afspraken, wordt allereerst verwezen naar een agenda beheersysteem op de eventueel aanwezige computer/laptop of naar een agenda app zoals te downloaden via de eventueel in het bezit zijnde smartphone.
Kunnen de beperkingen worden verminderd of weggenomen met gebruikelijke hulp?
Het college beoordeelt bij elke hulpvraag of er sprake is van gebruikelijke hulp.
Onder gebruikelijke hulp wordt verstaan hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten. Voor gebruikelijke hulp wordt als regel geen maatschappelijke ondersteuning verleend.
In onze samenleving wordt het normaal geacht dat de inwonende partner, ouders, kinderen of andere huisgenoten waar nodig en mogelijk hun rol nemen in het huishouden, zeker daar waar er sprake is van een huisgenoot met een beperkte zelfredzaamheid. Of er sprake is van inwonendheid wordt naar de concrete feitelijke situatie beoordeeld.
Bij het beoordelen of er sprake is van gebruikelijke hulp is het van belang om toeval en willekeur te voorkomen. Het hangt af van de sociale relatie welke zorg mensen elkaar moeten bieden, Hoe intiemer de relatie, des te meer zorg mensen elkaar horen te geven. Als het gebruikelijk is dat mensen elkaar in een bepaalde situatie zorg bieden, bijvoorbeeld ouders aan hun kinderen, is dat niet vrijblijvend met betrekking tot maatschappelijke ondersteuning.
Per situatie zal dan ook beoordeeld moeten worden in hoeverre de persoon met wie de persoon met beperking een huishouden voert, daadwerkelijk in staat is tot het verlenen van gebruikelijke hulp. Als er sprake is van een zeer korte levensverwachting, zal dit een reden kunnen zijn om geen gebruikelijke hulp van toepassing te achten.
Echtgenoten/ouders/huisgenoten
Van echtgenoten, ouders en huisgenoten (18 ) mag in beginsel worden verwacht dat zij naast bezigheden zoals een fulltime baan of fulltime studie, in staat worden geacht tot het verrichten van gebruikelijke hulp. Dit kan bijvoorbeeld gaan om het verrichten van huishoudelijke werkzaamheden, maar ook om het bieden van begeleidingshandelingen die meelopen in het normale patroon van dagelijkse begeleiding van ouders aan een kind.
Als er sprake is van fysieke afwezigheid van de huisgenoot gedurende een aantal dagen of nachten per week en de huisgenoot is op die momenten dus niet in staat om gebruikelijke hulp te verlenen, kan het college ondersteuning inzetten voor de niet uitstelbare taken. Bij het overnemen van huishoudelijke taken betekent dit dat schoonmaakwerkzaamheden die niet kunnen blijven liggen overgenomen kunnen worden. Van de huisgenoot wordt vervolgens verwacht om de uitstelbare taken te verrichten zodra hij niet langer afwezig is.
Wanneer het gebruikelijke hulp door een inwonend kind betreft, is het van belang dat acht wordt geslagen op het vermogen van het desbetreffende kind wat betreft het verrichten van licht huishoudelijk werk. Er is een zorgvuldige afweging vereist, waarbij rekening wordt gehouden met wat op een bepaalde leeftijd als bijdrage van een kind verwacht mag worden, de ontwikkelingsfase van het specifieke kind en het feitelijke vermogen van het desbetreffende kind om een bijdrage te leveren. De inzet van kinderen mag niet ten koste gaan van hun welbevinden en ontwikkeling, waaronder schoolprestaties.
Tot 18 jaar mag in algemene zin echter van kinderen worden verwacht dat zij hun bijdrage leveren door bijvoorbeeld hun eigen kamer schoon te houden en/of door hand- en spandiensten te verrichten, zoals het doen van (kleine) boodschappen, het helpen bij de afwas.
Bij begeleiding is het noodzakelijk onderscheid te maken tussen kortdurende en langdurige situaties.
- 1.
Als er sprake is van een kortdurende situatie, wordt van de echtgenoot, ouder of inwonende huisgenoot verwacht gebruikelijke hulp te verlenen voor die periode. Het gaat hierbij om een periode van maximaal 3 maanden.
- 2.
Als er sprake is van een chronische situatie, wordt van de echtgenoot, ouder of inwonende huisgenoot verwacht gebruikelijke hulp te verlenen voor zover dit geschiedt op basis van algemeen aanvaarde maatstaven.
- –
het bieden van begeleiding op het gebied van de maatschappelijke participatie;
- –
het begeleiden van de cliënt bij het normaal maatschappelijk verkeer binnen de persoonlijke levenssfeer zoals het bezoeken van familie/vrienden, huisarts enzovoort;
- –
het bieden van hulp bij of het overnemen van taken die bij een gezamenlijk huishouden horen, zoals het doen van de administratie. Van de persoon zonder beperkingen mag worden verwacht deze taken over te nemen indien de cliënt hiertoe wegens zijn beperkingen niet langer in staat is.
Ook het leren omgaan door derden, zoals familie en vrienden, met de persoon met beperkingen (waarmee ook wordt bedoeld kinderen met beperkingen) valt onder gebruikelijke hulp.
Betreft het gebruikelijke hulp van ouders aan kinderen, dient het college te beoordelen in hoeverre de hulp in vergelijking tot gezonde kinderen van dezelfde leeftijdscategorie substantieel wordt overschreden. De gebruikelijke hulp van een ouder aan de begeleiding van een kind wordt gesteld op de omvang van de begeleiding die voor een kind van die leeftijd noodzakelijk is binnen de bandbreedte van het normale ontwikkelingsprofiel.
Ouderlijk toezicht ten aanzien van kinderen is gebruikelijke hulp. Kinderen (met of zonder ziekte of handicap) hebben ouderlijk toezicht nodig. Dit toezicht wordt anders naarmate een kind zich ontwikkelt. Bovengebruikelijke begeleiding komt bij kinderen tot 3 jaar zelden voor. Kinderen in deze leeftijd hebben volledige verzorging en begeleiding van een ouder nodig. Toch kan er sprake zijn van bovengebruikelijk toezicht. Bovengebruikelijk toezicht is toezicht dat nodig is wegens de aandoeningen, stoornissen, of beperkingen van het kind en is aanvullend op gebruikelijk ouderlijk toezicht. Het ziet bijvoorbeeld op toezicht en aansturen op gedrag vanwege een aandoening, stoornis of beperking of op het bieden van fysieke zorg zodat tijdig kan worden ingegrepen bij bijvoorbeeld complicaties bij een ziekte.
Er dient altijd gekeken te worden naar wat aan tijdsbesteding bij die activiteit bij een gezond persoon gebruikelijk is. Daarbij omvat gebruikelijke hulp de hulp die iedereen nodig heeft (hulp bij het wassen, eten en dergelijke). Het kan soms ook gaan om hulp die niet standaard aan kinderen wordt geboden, zoals het geven van medicijnen of het injecteren. Van bovengebruikelijke hulp is sprake indien personen elkaar bij ziekte of handicap langdurig meer hulp bieden dan binnen de sociale relatie gewoon is.
Indien een cliënt als gevolg van zijn of haar beperkingen niet langer in staat is tot het uitvoeren van de huishoudelijke werkzaamheden, wordt van de leefeenheid - de persoon met wie de persoon met beperkingen een huishouden deelt - verwacht om de huishoudelijke werkzaamheden voor haar rekening te nemen. Het niet gewend zijn om bepaalde taken uit te voeren, doet hier niet aan af.
Als de cliënt begeleiding vraagt bij het beheren van de administratie, of het wassen van kleding, wordt eerst beoordeeld in hoeverre de huisgenoten hiertoe in staat zijn.
Kunnen de beperkingen worden verminderd of weggenomen met mantelzorg?
Het college beoordeelt bij elke hulpvraag of er sprake is van mantelzorg.
Bij het verlenen van mantelzorg gaat het om iets extra’s dat qua duur en qua intensiteit de normale gang van zaken overstijgt. Het dient te gaan om hulp die verder gaat dan de hulp die mensen elkaar geacht worden te geven op basis van algemeen aanvaarde opvattingen over wat gebruikelijke hulp is. Het gaat hierbij nadrukkelijk niet om hulp die wordt verleend in de uitoefening van een hulpverlenend beroep. Mantelzorg is niet het bieden van gebruikelijke hulp. Mantelzorg overstijgt de gebruikelijke hulp. Van belang is de balans tussen draagkracht en draaglast van de mantelzorger, waar nodig en mogelijk ontvangt de mantelzorger ondersteuning.
Het is van belang om mantelzorg te onderscheiden van vrijwilligerswerk. Vrijwilligerswerk wordt doorgaans gedefinieerd als werk dat in enig georganiseerd verband, onverplicht en onbetaald wordt verricht ten behoeve van anderen of de samenleving.
Er is sprake van mantelzorg indien de cliënt niet langer in staat is huishoudelijke taken uit te voeren en dit door de buurvrouw/buurman structureel wordt overgenomen. Mantelzorg betreft ook de situatie waarbij een familielid begeleiding biedt aan de cliënt ten aanzien van bijvoorbeeld het zich verplaatsen per vervoermiddel of het kunnen opvoeden van de kinderen.
Kunnen de beperkingen worden verminderd of weggenomen met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk?
Het college beoordeelt bij elke hulpvraag in hoeverre er hulp geboden wordt of kan worden vanuit het sociale netwerk.
De wet omschrijft het sociale netwerk als personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de cliënt een sociale relatie onderhoudt. Onder huiselijke kring dient volgens de wet te worden verstaan een familielid, een huisgenoot of een mantelzorger. Andere personen met wie de cliënt een sociale relatie onderhoudt betreft personen met wie de cliënt regelmatig contacten onderhoudt, zoals buren of medeleden van een vereniging. De vraag of er personen in het sociale netwerk zijn aan wie de cliënt hulp zou kunnen en mogen vragen wordt volgens de wetgever als redelijk beschouwd.
Van belang is dat vraagverlegenheid van de cliënt en handelingsverlegenheid bij personen uit het sociale netwerk dienen te worden doorbroken. Daarom is het goed om hier nadrukkelijk bij stil te staan tijdens het onderzoek zoals verricht wordt na de melding.
Er dient bij de afweging ook altijd gekeken te worden naar eventuele zorg die ingezet wordt door vrijwilligers, maatjes, buurthuis, telefooncirkel, etc.
Indien de cliënt wegens zijn beperkingen niet in staat is tot het doen van de boodschappen, of niet in staat is tot het zelfstandig bezoeken van instanties, zal het college onderzoeken of een beroep op de buren of vrienden tot de opties behoort.
Ook als de cliënt tijdelijk niet in staat is zich per vervoermiddel te verplaatsen binnen de eigen leefomgeving, mag van de cliënt verwacht worden om binnen het sociale netwerk om hulp te vragen.
1.6 Algemeen gebruikelijke voorzieningen
Kunnen de beperkingen worden verminderd of weggenomen met algemeen gebruikelijke voorzieningen?
Het college beoordeelt bij elke hulpvraag of de cliënt gebruik kan maken van algemeen gebruikelijke voorzieningen.
Een algemeen gebruikelijke voorziening is een voorziening die niet speciaal bedoeld is voor mensen met een beperking en die algemeen verkrijgbaar is en die niet of niet veel duurder is dan vergelijkbare producten. Het college dient ten aanzien van algemeen gebruikelijke voorzieningen wel te onderzoeken in hoeverre de cliënt hier gebruik van kan maken. Indien de cliënt wegens een gebrek aan financiële middelen geen gebruik kan maken van een algemeen gebruikelijke voorziening, kan het onredelijk zijn om gebruikmaking hiervan van de cliënt te verwachten.
Als iemand beschikt over algemeen gebruikelijke zaken, maar deze in verband met zijn beperkingen of problemen niet meer afdoende zijn, kan er mogelijk wel aanleiding zijn om een voorziening te treffen.
De cliënt meldt zich met een verzoek om in aanmerking te komen voor een woonvoorziening in de vorm van centrale verwarming. Centrale verwarming in een woning wordt echter beschouwd als een algemeen gebruikelijke voorziening. Dit geldt in beginsel ook voor de fiets met trapondersteuning en de kinderopvang op basis van de Wet op de kinderopvang.
1.7 Algemene voorzieningen en maatschappelijk nuttige activiteiten
Kunnen de beperkingen worden verminderd of weggenomen met algemene voorzieningen die de gemeente zelf heeft georganiseerd, of commerciële initiatieven die als algemene voorziening kunnen dienen, of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten?
Het college beoordeelt of er algemene voorzieningen zijn waarvan de cliënt gebruik kan maken.
Algemene voorzieningen worden door de wet gedefinieerd als een aanbod van diensten, of activiteiten dat zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers toegankelijk is, en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning.
Maatschappelijk nuttige activiteiten zijn activiteiten die bijdragen aan de zelfredzaamheid of participatie van de cliënt en daarnaast iets bijdragen aan de samenleving.
Er zijn wettelijk drie algemene voorzieningen voorgeschreven:
- •
Advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling (AMHK)
- •
Luisterend oor (anonieme 7 x 24 -uurs hulp op afstand)
- •
Onafhankelijke cliëntondersteuning
In de kadernota wordt verder de algemene voorziening schoonmaken beschreven:
Voor een schoon en leefbaar huis kan er gebruik worden gemaakt van de algemene voorziening schoonmaken. De algemene voorziening is toegankelijk voor iedereen. De kosten komen voor rekening van de inwoner. Er is compensatie mogelijk als de inwoner deze kosten niet zelf kan betalen. Zie hoofdstuk 6.
Het kan ook gaan om een algemene wasvoorziening, een rolstoelpool of een algemene voorziening in de vorm van een vrijwilligersdienst bij welke de cliënt om ondersteuning kan verzoeken.
Het verrichten van een maatschappelijk nuttige activiteit is bijvoorbeeld het vervullen van een rol in een buurthuis, of in de kantine van een sportvereniging. Indien uit het onderzoek blijkt dat iemand eenzaam is en uit zijn sociaal isolement zou kunnen komen door een actieve rol te vervullen in een buurthuis, zou het verrichten van die activiteit in zijn behoefte, het verminderen van de eenzaamheid, kunnen voorzien.
Als de onder 1 t/m 7 aangedragen oplossingen niet leiden tot het verminderen of wegnemen van de beperkingen, zal het college beoordelen of de cliënt in aanmerking dient te komen voor een maatwerkvoorziening. In hoofdstuk 3 staat de nadere toelichting op de maatwerkvoorziening.